Via het
Dienstencentrum t Bruggeske vernemen we dat het: Agentschap voor Natuur en
Bos (ANB) enkele jaren geleden een bijkomend stukje bos aankocht in Kapellen. Het
situeert zich tussen de Kalmthoutsesteenweg en spoorlijn 12. Dat stuk, dat
aansluit bij het Mastenbos, is niet alleen natuur van de bovenste plank, maar de
groene pracht herbergt ook een onvermoede erfgoedschat: een volledige Duitse
loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers. In het hele Mastenbos gaat het
om maar liefst 4,8 km loopgraven.In januari 1918 kreeg de Duitse piloot
Leutnant Josef Zimmermann de opdracht om de volledige grensverdediging in de
provincie Antwerpen te fotograferen. De fotos verdwenen na de oorlog in
dossiermappen en raakten vergeten. Bijna 100 jaar later, tijdens onderzoek van
de Gentse Universiteit en het Koninklijk Legermuseum, doken 53 fotos uit de
reeks op.Een grondige
inventarisatie op dit terrein leverde 476 bewaarde militaire relicten op,
vooral bunkers en loopgraven. Hun aantal, diversiteit en goede
bewaringstoestand zijn uniek voor België en maken van het ensemble een
uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Na de oorlog bleven de Belgische en Duitse
bunkers enigszins verweesd achter. Maar tot vandaag is deze linie volledig
bewaard gebleven.
In de
context van de herdenking van WOI nam ANB het initiatief om samen met de
provincie Antwerpen en de gemeente Kapellen dit bos uit te bouwen tot een
toegankelijkheid voor het publiek. Dit bezoek is onder begeleiding van een
gids, de wandeling duurt anderhalf tot twee uur. De gids vertelt over de
loopgraven, de bunkers en WOI, maar ook over de natuur in het Mastenbos. Geïnteresseerd
schrijven wij in, samen met Paula en Hubert. Dinsdag 25 november 2014.
De bunkers
in de onmiddellijke omgeving ogen op het eerste zicht nieuw. Alleen de nieuwe
picknicktafels plaatsen ons terug in het heden. De bomen hebben al talloze
bladeren laten vallen, maar er hangen er nog veel aan. De kleuren bruin en geel
domineren het weinige groen op de grond. Nieuwe infoborden vertellen in het
kort wat er te zien is: Het 175 hectare grote Mastenbos is een zeer
aantrekkelijk domein omdat het bestaat uit een mooie afwisseling van bos,
heide, hooilandjes en jonge bosaanplantingen met elementen van een oud
landschapspark. Sommige bunkers zijn uitgerust met een speciaal invlieg gat
boven de ijzeren deur. Het is een geliefde overwinteringsplaats voor
vleermuizen tussen oktober en maart. Bestrijding van exoten als rododendron,
Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik zorgen voor een mooi inheems bos.
Om 14:00u
stipt begint onze gids (Louis) te vertellen: De Duitse bezettingsmacht in
België wantrouwde de Nederlandse neutraliteit. Ze vreesden voor een geallieerde
invasie vanuit het noorden. Daarom begonnen ze in 1916 te bouwen aan een grote
verdedigingslinie in het grensgebied met Nederland. Met 17 staan we in een halve cirkel bij de verteller.
Iedereen is muisstil. Kaarten en fotos in beschermplastiek worden in de hoogte
gehouden. Zijn stem is duidelijk te horen en te verstaan. Niemand wil iets
missen, want deze site is uniek. Ook
onze gids is daarvan bewust en hij begint zijn relaas over de forten rond
Antwerpen. Een half uur later
onderbreekt hij zichzelf en excuseert zich, dat hij zo uitgebreid verteld.
Achter onze
gids stappen we naar de dichts bijgelegen Commandobunker. Deze bunker is
toegankelijk gemaakt en bevindt zich achter de linies en was oorspronkelijk via
loopgraven verbonden met de andere bunkers. Eens afgedaald in de bunker staan
we in een centrale ruimte. Drie trapjes leiden ons individueel naar een
observatiekoepel. Daarin zit een gat voor een periscoop en een kleine
kijkgleuf. Beide kon je vroeger afsluiten met gepantserde schuifluiken. Louis
vertelt: De reden van deze bunkers was om een verdediging tegen een
eventuele geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland te stoppen. Een
inval vanuit Nederland is er nooit gekomen, wellicht ook door de afschrikkende
werking van deze aangelegde Duitse stelling. Een vijftiental Duitse bunkers werden
gegoten in gewapend beton. Hun voorzijde was gemiddeld één meter dik, de
achterzijde veertig tot vijftig centimeter. Vaak was het dak extra bewapend met
spoorweg- of tramrails. De kleine toegang was afgesloten met een tweeledige
deur zodat het bovenste deel open kon wanneer puin het onderste deel zou
blokkeren. Deze deurenverdwenen en in
1943-1944 werden de ingangen op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld.
Verder
werden er zorgvuldig betonspatten aangebracht. Die afwerking had een
camouflerende bedoeling. Het bobbelige patroon moest de bunker onttrekken aan
de zoeker van vijandelijke vliegtuigen. Vier bunkers werden toegankelijk gemaakt
voor het publiek. Ze belichten vier verschillende aspecten van de verdediging. De
niet opengestelde bunkers werden waar mogelijk vrijgemaakt en ingericht als
overwinteringsplaats voor vleermuizen. Louis vraagt uitdrukkelijk om zo stil
mogelijk voorbij de bunkers te gaan. We bezoeken achtereenvolgens een
machinegeweerbunker die het hele gebied tot fort Ertbrand overschouwde. De
volgende is een kanonbunker die samen met een tweede, gelijkaardig exemplaar de
hele zone tussen de forten van Ertbrand en Brasschaat verdedigde. Maar,
vertelt Louis: Er werd hier geen schot gelost. De derde bunker is een
rechthoekige manschappenbunker, de grootste in zijn soort. Hij bestaat uit een
ruimte om te schuilen en heeft alleen aan de achterkant twee ingangen. De
binnenruimte was louter praktisch ingericht, met een nis voor een kacheltje bij
elke ingang. Aan elke bunker kan Louis iets unieks vertellen. De loopgraven
werden bovenop de grond gebouwd. Daarvoor eisten men burgers op in Kapellen.
Zij bouwden de eerste linie, onder dwang. De binnenzijde werd ondersteunt met
balken, planken en golfplaten. De loopgraven lopen zigzag tussen de bomen. Langs
houten vlotten en bruggetjes belanden we na zon 180 meter achter de eerste
loopgraven bij de tweede linie. De gebogen wal met drie bunkers zou in het
geval van dreiging snel verbonden worden met andere versterkte punten uit de
tweede linie. Hier konden de
soldaten tot rust komen als ze van het front (eerste linie) kwamen. Een oude zandwinningput en een ven kregen een
amfibievriendelijke inrichting. De vijver, hier in het zuidelijke deel van het
bos, gonst van het insectenleven en is daardoor zeer aantrekkelijk voor
vleermuizen.
Het was een
heel educatieve namiddag. Twee uur heeft de gids ons in de ban van WOI
gehouden. Bedankt voor het initiatief. Deze site is eveneens individueel te
bezoeken. We komen zeker nog eens terug met familie en/of kleinkinderen.
Dinsdag 28
oktober 2014. De voormiddag is mistig en fris. Na de middag klaart het op en komt
de zon tevoorschijn. Bij een zachte temperatuur van 14°C rijden we naar het
noorden. We gaan onze eerste boswandeling van het seizoen maken om te genieten
van de eerste herfstkleuren. Over de grens, voorbij Zandvliet, bevinden we ons in
de Brabantse Wal. Een waardevol natuurgebiedmet een oppervlakte vanverschillende hectaren.Lucy (GPS) loodstons naar de parking Natuurpoort de Volksabdij, in de Onze
Lieve Vrouw Ter Duinenlaan te Ossendrecht. Als blikvanger heeft Natuurpoort
een metalen sleutel naast de weg geplant. Een reusachtige sleutel van de poort.
Deze site maakt deel uit van het netwerk van Brabantse Natuurpoorten, waarvan
het netwerk nog wordt uitgebreid in 2016 met 30 locaties. Bij de parking bevind
zich Restaurant de Blauwe Pauw met een groot terras en kinderspeeltuin. Nieuw
zijn een vlinder idylle en bijenkast. Idylles, percelen in het buitengebied
variërend tussen een halve en twee hectare, worden ingezaaid met inheemse
bloemenmengsels. Stroken met wilde planten waarlangs vlinders zich kunnen
verplaatsen. Zo ontstaat in wegbermen en langs fietspaden een leefgebied voor
vlinders en tevens voedselrijke plekken voor bijen. Deze idylles zijn een
prachtig leefgebied voor vlinders en bijen.
Aan de
overzijde van de parking staat de voormalige Volksabdij te schitteren in de
zon. Ze werd ingezegend op 14
september 1936. Aanleiding voor dit alles was de economische crisis eind jaren twintig
van vorige eeuw, die in de Zuidwesthoek van Brabant veel armoede en
werkeloosheid bracht. Kapelaan Flor van Putte trok zich het lot aan van het
steeds maar groeiende aantal werklozen, en begon in 1928 vanuit het
parochiewerk in Ossendrecht activiteiten voor de werkloze jongeren op te
zetten. Men begon aan de bouw van een jeugdhuis. Onder deskundige leiding
leerden de jongens een stiel in de bouw. Anderen werden dan ingezet bij het
graven van vijvers, het ontginnen en bebossen van het terrein en het aanleggen
van parken en wegen. De abdij groeit met de jaren. De Tweede Wereldoorlog stak
echter stokken in de wielen. De abdij werd een noodziekenhuis voor zieken en
bejaarden.
In december
1945 kwamen in de gebouwen en barakken de jongens van 12 tot 14 jaar wiens
ouders politiek delinquent waren. Maar eveneens door de rechter geplaatste
kinderen kregen hier onderdak en werd de abdij een internaat. In 1982 sluit het
internaat en functioneert de abdij als bezinningscentrum tot 2002. Vanaf dan is
de Volksabdij bezig te moderniseren en wordt er gewerkt om service en
gastvrijheid te geven. De kamers worden gerenoveerd zodat het hotel nu 35
abdijkamers bevat waarin de authentieke atmosfeer bewaard is gebleven. Sinds
2012 staat hier een nieuwbouw van een school. In een tentoonstellingsruimte
wordt, via fotos en tekst, het verleden en heden verteld van de Volksabdij. De
receptie is ondergebracht in restaurant De Blauwe Pauw.
Hier is het
startpunt van 2 wandelroutes door de natuur. Wandelpad Abdij van 2,5km en Wandelpad
Pauw van 5km. Wij kiezen voor het tweede traject en moeten slechts houten
paaltjes volgen met de afbeelding van een witte pauw op een blauwe achtergrond.Groene
bladeren domineren nog steeds de bomen. Hogerop worden ze dan geel om bij de
kruin van de boom volledig bruin te worden. Er liggen al een massa dorre
bladeren op het pad. Tijdens de gure wintermaanden beschermt deze bladlaag de
bodem tegen koude en slagregens. Na de winter remt deze laag de uitdroging van
de bodem en de ontwikkeling van onkruid af. Uiteindelijk zorgen de volledig
verteerde resten voor extra voeding die door de planten wordt opgenomen. De
kleine blaadjes van de populier dwarrelen elegant naar beneden. Naast wandelen
kan men hier mountainbiken en als ruiter het gebied verkennen. Wortels van bomen groeien bijna bovenop
de wandelpaden. Als we niet uitkijken struikelen we. De rododendron groeit hier overtollig en zal
tijdens de lange wintermaanden al het groen overheersen. Er moeten nog veel
bladeren vallen. Eens het begint te vriezen gaat het sneller. Vannacht worden
nog temperaturen voorspelt van 11°C. Het is even wennen aan de wandelpaaltjes
met logo. Er wordt nooit vooraf bekend gemaakt als je moet afslagen. De paaltjes staan steeds achter de
hoek. Al dan niet duidelijk zichtbaar. Het is dus bij elk kruispunt aangeraden
scherp links- en rechtsaf te kijken. Voor je het weet loop je verloren. Sommige
paden zijn heel modderachtig. Zelfs met stevig schoeisel is het uitkijken dat
je niet tot je kousen wegzakt. Het is nochtans al enkele dagen droog gebleven. Ons
Rina houdt van het groene mos. De grond ruikt naar rotte bladeren en natte
aarde. De zonnestralen tussen de bomen zorgen voor unieke fotos. In de
zijbermen vinden we af en toe mooie paddenstoelen. We zoeken telkens de
vliegenzwam. Hij laat zich echter niet spotten. De grond is er misschien niet
geschikt voor. De varens tussen de bomen zijn nog groen.Het
bos heeft een mengeling van loof- en dennenbomen. We zijn ondertussen ver weg
van drukke banen. Hoog boven ons horen we de standvogels zingen. Na het
bladerdek op het wandelpad is het de beurt aan dennennaalden en appels. In
verschillende soorten en maten. We blijven stokstijf staan als we voor ons, een
meter of tien, drie of vier vinken op het pad zien zoeken naar zaadjes of
kleine insecten. Als we proberen te naderen vliegen ze tussen de bomen weg.
De Brabantse
Wal is heuvelachtig en dat ondervinden we al snel. Het wordt klimmen en dalen.
We krijgen het er warm van. Als we verder het bos binnendringen wordt het
muisstil. We wanen ons tijdelijk alleen op de wereld. Hier vinden we nog
modderpoelen. Het water dringt de grond niet meer in. Een van de bosvijvers die
we langs wandelen is groen geworden van de algen. Jeugdvisvijver H.S.V. Het
Spanjooltje Woesdrecht. De visvijver werd officieel geopend op 28 september
2005. Aan de overzijde horen we tientallen kinderen roepen en krijsen. Hoewel
het herfstvakantie is worden kinderen opgevangen, zodat de ouders kunnen
blijven werken. Na de vijver volgt een open plek. Aan de wortels te zien werden
hier een klein honderdtal bomen gerooid. Twee of drie dennen is men vergeten.
Hopelijk worden er nieuwe geplant. We zien geen wandelpaaltje, dus stappen we
rechtdoor. Een breed omgewoeld modderig pad ligt voor ons. Een tractor met
oplegger heeft hier af en aangereden om de bomen op te laden. Moeten wij hier
echt door? Ik zie nergens anders een paaltje en we beginnen aan onze tocht door
het modderig pad. We lopen zoveel mogelijk in het spoor van de banden. Alleen
als er water in staat zoeken we een weg tussen de bomen. De onzekerheid weegt
het zwaarst. Lopen we juist of niet? In de verte rijdt een tractor voorbij ons
pad. De boosdoener. Aan de T-splitsing zien we geen bordje staan. Linksaf kunnen we niet. Een grote
bulldozer laadt zwarte bosgrond op de oplegger van een zware tractor. Rechtsaf
dan maar. Bij een houten bareel, die een zijpad afsluit kunnen we zitten en een
kopje koffie drinken. Rechts van ons modderig pad staat een wandelpaaltje, maar
zonder logo. Het is toch al iets. Welke wandeling we nu doen is ons compleet een
raadsel. Een alternatief hebben we niet. Ons pad blijft modderig. Alles is stuk
gereden door de zwaar beladen tractor.
Na enkele
minuten blijkt dat we nog steeds op onze Pauw wandeling stappen. We hebben
eveneens een moddervrij pad. Meer moet dat niet zijn. Nu eerst valt op dat dit
bos door de natuur is gevormd. Momenteel stappen we door een dennenbos. Een
tapijt van naalden dempen onze stappen. Dan vinden we toch onze rode
paddenstoel. Met enkele witte stippen. Het blijft klimmen en dalen. De paden
worden smaller. Achter elkaar moeten we verder. Tussen de dennen groeien de
sierlijke berkenbomen. De berken domineren een stuk bos. Hun wit grijze ranke
stam kaarsrecht de hoogte in. Naar mijn gevoel is het niet ver meer. We horen
opnieuw wagens rijden. Op het volgende T-stuk weer geen wandelpaaltje. We
veronderstellen dat we linksaf moeten. Zeker zijn we niet. Gelukkig komt een
ouder koppel ons tegemoet. We vragen naar restaurant De Blauwe Pauw. Ons
zesde zintuig werkt optimaal. Enkele minuten later zitten we aan een tafeltje
van het restaurant met een streekbiertje. Een Stout bier dat voor het eerst
gebrouwen werd in Londen heeft een diep donkerbruine, tot zwarte kleur. Door
zijn branderige bittere smaak heb ik er na enkele slokken al genoeg van. We
hebben er zelfs honger van gekregen. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Zondag 24
augustus 2014. Het is net half acht geweest. De zon schijnt zoals de weerman
gisteren beloofd heeft. Voor het moment is er geen wind. Maar of het de hele
dag zo gaat blijven? Daar heb ik mijn twijfels over. Alles is nat van de ochtenddauw.
De temperatuur wijst buiten 13° Celsius aan. Volgens Frank wordt het beslist
20° Celsius met een wolkenloze hemel. De lucht is momenteel helder blauw. Meer
moet dat niet zijn.
We parkeren
de auto, op de parking, naast de sporen van Heide-Kalmthout. Essen en Nieuwmoer
verkeerden tijdens WOI in een bijzondere situatie. In april 1915 besloot de
Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door
middel van een elektrische draadversperring. Omwille van de grillige loop van
de noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden en liep de
versperring volledig over Kalmthouts grondgebied. We fietsen vandaag langs
enkele vergrote fotos uit WOI. De authentieke opnames schetsen een beeld van
het dagelijks leven ten tijde van deze gruwelijke periode. Hier op de parking
vinden we fotodoek 17. We lezen: Dennenbossen. In het najaar van 1917 werden
in opdracht van het Duitse leger de meeste dennenbossen in Heide en Kapellenbos
gerooid. De boomstammen werden op de los- en laadkade aan het station van Heide
verzameld, op maat gezaagd en op de trein geladen. De geladen wagons werden
eerst richting Essen getrokken en vervolgens gekoppeld aan de trein richting
Antwerpen. Begin 1918 was veel
van het bruikbaar hout uit onze dennenbossen verdwenen en stelden veel
eigenaars vast dat hun bos verdwenen was.
Vervolgens
gaan we tot bij het stationsgebouw, waar fotodoek 16 hangt: De Duitsers hadden
de spoorweg volledig in handen. Een aantal soldaten was belast met de bewaking
van het station in Heide. Deze oudere Landsturmers waren gezien hun leeftijd
niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden onder andere ook in voor het
politietoezicht in de gemeente, het postverkeer en voor het onderhoud van de
elektrische draad. Ze verbleven in de omliggende hotels. De gemeente Kalmthout
betaalde 1,25 frank per soldaat voor hun kost en inwoon.
Het
stationsgebouw van Heide werd in gebruik genomen in 1897. Een gedeelte werd na
renovatie een Brasserie-restaurant. Op het terras vooraan zitten enkele
wandelaars en fietsers te genieten van het zonnetje. Er is nog een loket
aanwezig in het station. Er hangen enkele oude vergrote fotos van het station
aan de muren. Spijtig, er staan geen jaartallen bij. Terug buiten worden we geconfronteerd
met het monument van de Erkentelijkheid dat voor het station werd geplaatst
voor de bevrijders van Kalmthout in 1944. Het kleine monument, aan de
overzijde, op het groene plein met bomen is van Moeder Kee (Anna Cornelia
Teysen). Ze werd geboren in 1859 en runde de herberg Cambuus aan het eind van
de 19de eeuw. Het was toen niet meer dan een houten barak, doch menig
kunstenaar heeft er overnacht. De houten keet voldeed tot in 1920. Moeder Kee
stierf in 1937. Het hoge standbeeld werd ingehuldigd in juni 2012.
Gazet van
Antwerpen geeft dit jaar verschillende oorlogskranten uit van WOI. Regelmatig
lezen we kleine artikelen over Den dodendraad. Ze zijn gelukkig niet van deze
regio, maar wil er toch de gruwel niet van onthouden. Ik lees: De Belgische Standaard van Zondag 24 en Maandag
25 Oktober 1915. Aan
de grens: De belg Siméon uit Vlijtingen, die in den nacht van 12 op 13 Oktober
door de Hollandsche grenswacht bij Oud-Vroenhoven aangeschoten, en zwaar gewond
naar het gasthuis van Maestricht werd overgebracht, bevindt zich nog steeds in
zorgwekkenden toestand, hoewel herstel niet uitgesloten is. De man trachtte een
partijte bloem en wat zeep uit te voeren. Den Dodendraad spaarde niemand. Ik lees het volgende in dezelfde
krant: In
den electrischen draad bij Oud-Vroenhoven werd het lijk gevonden van een man.
Aanstonds bedekten de Duitschers het met een zak, een sterke wacht werd bij het
lijk geplaatst, in afwachting van militaire overheden. Men vermoedt dat de
ongelukkige een Duitsch deserteur is. Zekerheid omtrent den persoon kon niet
worden verkregen. Ook
in Klinge gebeuren ongelukken met Den Draad: Dinsdagnacht
vond een Nederlandschen soldaat, die op wacht stond nabij het Belgische station
Klinge, den dood door aanraking met den electrischen draad. Het slachtoffer is
een Fries, genaamd Oberman, vader van twee kinderen.
We rijden
voorbij de St-Jozefschool in de Guido Gezellelaan. De vrije Gesubsidieerde
Basisschool van Heide dateert uit 1930. Links en rechts van ons groeien nog
loofbomen. Onder het bladerdek is het nog fris. Het fietspad is nog kletsnat.
Af en toe vallen er nog dauwdruppels naar beneden. De zon krijgt geen kans om
met zijn warme zonnestralen door het bladerdek heen te dringen. We fietsen de
Withoefse Heide in. Het gebied kreeg die naam van de laatste hoeve die hier
stond in 1780. Toen eigendom van de abdij van Tongerlo. Dit natuurgebied vormt
de bufferzone voor de Kalmthoutse Heide en is onder begeleiding van een gids te
bezoeken. Het is voornamelijk een bosrijk gebied, maar men vindt er toch ook de
plaatselijke heide. Langs een smal grindpad gaat het rechtdoor. De steentjes
springen onder onze banden alle kanten op. Naast het pad is het modderig en is
zeker geen alternatief om te fietsen. Je schuift er gemakkelijk op uit. Een
infobord heet ons welkom in het natuurreservaat Kalmthoutse Heide. Het gebied
strekt zich uit tot over de Nederlandse grens. Het uitgestrekte Kempische
heidelandschap is samengesteld uit, duinen, heidevelden, bossen, vennen en
weilanden. Op dit stuk van Kalmthout hebben we nog nooit gefietst. Kraaien en
roeken zijn de enige vogels die we horen. We houden halt bij De Vroente,gelegen aan de rand van het
Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier bevindt zich het centrum voor natuur
en milieu, Dienst Toerisme en in het bijenmuseum kan je de evolutie van ei tot
insect beleven. Vooral de doorzichtige bijenkassen trekken enorm de aandacht. Vanaf
hier begint ook de striproute. Suske en Wiske staan rug aan rug op een
boomstronk. Ze wachten op de goede fee die hen, net als Pinokkio, levend zal
maken. Het is geen toeval dat onze striphelden hier staan. Willy Vandersteen
woonde en leefde in Kalmthout van 1966 tot aan zijn dood in 1990.
Bij het
kanon lezen we de info: Dit uniek en zeldzaam oorlogsmonument is een origineel
90mm luchtafweerkanon. Eén van de kanonnen die op het einde van de Tweede
Wereldoorlog stonden opgesteld aan de Kalmthoutse Heide. Kalmthout herdenkt
hiermee de geallieerde soldaten die tijdens de winter van 1944-45 dit
afweergeschut bemanden. Het kanon
maakte deel uit van het anti flying Bomb command Antwerp X onder bevel van de
Amerikaanse brigadegeneraal Clare Armstrong. De kanonnen stonden opgesteld in
een gordel ten noorden van Antwerpen, met als doel het neerhalen van de Duitse
V-bommen die afgevuurd werden op de Antwerpse haven en op de stad zelf. Dit luchtafweerkanon
is een bruikleen van het Koninklijk Museum van het leger en de
Krijgsgeschiedenis. Opgericht als monument in 2008.
We dwarsen
de drukke Putsesteenweg en rijden opnieuw de Kalmthoutse Heide in. Hier staat fotodoek 18: Mont Noir. De
Joodse diamantair Bernsohn had vlak voor de oorlog grootse plannen om in de
Kalmthoutse Heide op de Mont Noir een pretpark in te richten.In 1912 begon hij met de aanleg van een
spoorlijntje om de toeristen gemakkelijk ter plaatse te krijgen. In 1914 was
het lijntje voltooid maar WOI maakte een einde aan al zijn plannen. Zelf
vluchtte Bernsohn naar het buitenland.
We slaan
rechtsaf om route 25 te blijven volgen. Vanaf hier zien we de heide bloeien.
Andere kleuren zijn er niet meer te zien langs de kant van de weg. Het onkruid
staat heel hoog of wordt overwoekerd door de zwarte- of rode braambessen. De
Kalmthoutse Heide is een Vlaams natuurreservaat en één van de oudste beschermde
landschappen. Bij knppnt 80 stoppen we aan fotodoek 19: De wijk Kalmthoutse
Hoek, nu Essen Hoek, was door den Doodendraad afgesneden van Kalmthout en werd
bevoorraad vanuit het station in Kalmthout. Een vracht met meel, zout of andere
waren werd met paard en kar langs de Verbindingsstraat naar Kalmthoutse Hoek
gebracht. Duitse soldaten controleerden de goederen en staken hun bajonetten in
de zakken om de inhoud te controleren en haalden er waren uit voor henzelf.
De kleuren
die boven het gras uitsteken zijn blauwe en oranje nutsbuizen. Ze dienen voor
aardolie- en aardgasleiding onder hoge druk. We fietsen vervolgens tussen de
grote villas. Het zijn statige gebouwen met hectaren grond omheen. De maïs
heeft zijn hoogste stand bereikt. Zelfs vanop de fiets zijn de velden niet meer
te overzien. Op de weiden liggen de ingepakte rollen hooi te wachten om
opgeladen te worden. Nu fietsen we in het zonnetje. Het is eens zo aangenaam.
Ik lees in
de oorlogskrant een artikel uit Oost-Vlaanderen, een klein dorpje bij de
Nederlandse grens: Vrij België van Vrijdag 3 December 1915. Watervliet. Aan den
elektrischen draad. Een haas was tegen de elektrische draadversperring
aangelopen en door den stroom gedood. Een Duitsche schildwacht, die het beest
wilde wegnemen, is eveneens door de elektrische strooming neergebliksemd. Tot zover het bericht.
We rijden
verder op asfalt. Heel wat aangenamer dan grind. Terug tussen bomen die
nauwelijks zonlicht doorlaten. Het is druk geworden. Fietsers, wandelaars,
joggers, honden die hun baasje uitlaten. En last but not least zijn er de
wielerterroristen. Met tientallen zoeven ze voorbij. Roepend en fluitend om
plaats te maken. Natuurpunt heet ons: Welkom
in het Stappersven. Een deelgebied van het grenspark De Zoom-Kalmthoutse
Heide. Vanaf hier maken we kennis met een mozaïek van bos, ontveende moerassen,
paarse droge en natte heide. Fotodoek 20 staat bij Parking Zuid: Keetheuvel. Den
Doodendraad liep dwars door de Kalmthoutse Heide. Duitse soldaten bewaakten de
versperring vanuit de houten barak op de Keetheuvel. Op het kruispunt van de
Verbindingsweg en de elektrische draad was er een bewaakte doorgang. Deze
verlaten, bosrijke streek bood aan een aantal durvers de mogelijkheid om door
de draad te kruipen door middel van een houten geïsoleerd raampje. Zo werden
vluchtelingen en brieven naar Nederland gesmokkeld. Daarbij werden regelmatig
Duitse soldaten omgekocht.
Daarna
houden we halt bij de Pluisvenvijver links van ons. Enkele zitbanken nodigen
uit om een meegebracht kopje koffie te drinken. Het is hier stil en vredig. We
bevinden ons echt in een oase van rust. Zelfs geen eend of gans zwemt in het
water. Zelfs het waterkieken laat zich niet zien. Aan de overkant van de
vijver groeien talrijke berkenbomen. De wit grijze stammen veroverden de heuvel
en domineren de volledige oever. We fietsen weer verder op ons asfalt pad in
het zonnetje, terwijl we nog steeds knppnt 89 volgen. Rechts in de verte weer
talrijke berkenbomen. Een zee van wit grijze stammen. Links en rechts is het
domein afgebakend met schrikdraad of prikkeldraad. Verderop, meer naar het
zuidwesten fietsen we langs de Drielingvennen.In de middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rechts,
tussen de stammen van de bomen zien we het zonlicht in het water van de
Stappersvenvijver schitteren. Bij de ingang van het pad naar de vijver staat
een infobord. Vanaf hier kan men wandelen tot bij de vijver. Deze waterplas
maakt deel uit van het gebied Stappersven-Kalmthoutse Heide en het
grensoverschrijdende natuurgebied Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier
staan talrijke stammen van bomen zonder kruin en takken. Een goeie drie à vier
meter hoog. Het gebied ontsnapte niet aan de brand van 25 mei 2011. In totaal werd 600 ha natuurgebied
in de as gelegd.
Nog een
artikel vanaf de grens. De reporter zag er de grap van in: De
Belgische Standaard van Zaterdag 16 Oktober 1915. Smokkelbaby. Dezer dagen
arriveerde aan de grens een vrouw met een kinderwagen, waarin een slapend
kindje lag. Bij onderzoek door de grenswacht bleek echter, dat de <lieve
kleine> bestond uit meel, rijst enz. Voor het hoofdje zat een masker.
Natuurlijk werd de slaap van het teeder wichtje wreed gestoord!
De Nolse
Duinen, waar we nu door fietsen, is een laagveengebied waar ooit veel turf
gestoken werd. Vlakbij ligt de Zwarte Duin, nu de Nolse Duinen genoemd. Links
de Biezenkuilen. De naam werd gegeven naar de plantengroei die men in het ven
vindt.Tussen de verschillende
loofbomen bloeit weelderig de rode lijsterbes. Weer houden we halt om fotos te
nemen van een heidevlakte die baadt in het zonlicht. Bovenop een heuvel staan
zes fel gekleurde korven voor bijen. In de verte staan enkele runderen te grazen.
Ik gok op Galloways. Ons Rina trekt er alleen op uit om de beestjes voor het
nageslacht vast te leggen. Soms moet men offers brengen. Iemand moet de zware
taak op zich nemen om bij de fietsen te wachten. Na enige tijd komt ze licht hijgend
terug: Het was verder dan ik dacht vertelt ze. Ook schapen staan daar met
tientallen te grazen weet ze nog te vertellen voor we verder rijden.
Verderop
zijn we in het centrum van Hoek. Een klein dorpje van Terneuzen. Onze eerste
kapel is op de hoek van de Achterste Hoevestraat en de Verbindingsstraat. Gebouwd
in rode baksteen met puntdak. In de nok werd eveneens een beeldje geplaatst. Twee
kleine zijraampjes en een houten deur met glas zorgen voor voldoende lichtinval.
De kapel is mooi onderhouden maar heeft een sober interieur. Er komt meer
bewolking opzetten. Ook de wind laat zich voelen. We rijden de grens van Nederland
over en worden onmiddellijk omgeven door weilanden met koeien en paarden. Hier
wacht fotodoek 21: Smokkelen. Om de
grensposten te bemannen, werden oudere Duitse soldaten ingezet, of mensen die
niet geschikt waren om naar het front te worden gestuurd. Samen met de
Nederlandse militairen en douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van
België naar Nederland. Dit om het smokkelen en het vluchten van kandidaat
soldaten tegen te gaan. In grenspaal 247 zie je nog kogelgaten op de plaats
waar een smokkelaar van bukvet werd neergeschoten. Bukvet was erg gegeerd
tijdens WOI.
Het huis op
het infodoek, dat als achtergrond dient voor de twee Duitse soldaten, gelijkt
sterk op de woning achter de fotodoek. De gelijkenis is treffend. Mits enige
aanpassingen is het natuurlijk mogelijk. Vlakbij, aan de overkant, staat
grenspaal 247. Geplaatst in 1843.
Uit de
oorlogskrant De Vlaamsche Stem van 24 Juli 1915 Aan de
Nederlandsch-Belgische grens. Men meldt uit Ossendrecht aan de N. Ct.: De
Maandag aangeschoten smokkelaar D. is gisternacht aan de gevolgen overleden. De samenkomst aan de grens aan de
Duitsche draadversperring is door den Duitschen commandant verboden, men moet
dertig meter van de draadversperring verwijderd blijven. De oorzaak hiervan is,
dat in de laatste dagen eenige vrouwen trachtten door te dringen, een harer
werd j.l. Maandag gearresteerd. Gisternacht is andermaal, tussen Ossendrecht en
Santvliet, een man aan den electrischen draad blijven hangen; het lichaam was
geheel blauw. Tot zover
het bericht.
We bevinden
ons in Noord-Brabant. We rijden het centrum van Huijbergen in. Het dorp behoort
tot de gemeente Woensdrecht. Een groot gedeelte van het dorp, waaronder het
klooster en de kerk, werd in 1944 verwoest door terugtrekkende Duitsers. Het is
braderie en kermis vandaag. Ons Rina is niet te houden. We gaan over de markt
nadat we de fietsen bij het klooster hebben vastgemaakt. Grijze wolken pakken
zich samen. We gaan nog nat worden. Bij de bibliotheek staan twee
legervoertuigen tentoongesteld. Netjes opgeschilderd en gewassen. Er staat
zelfs een legerjeep te koop. De luchtmacht viert dit jaar zijn 100 jaar
Militaire Luchtvaart. Een vrachtwagen met lange oplegger wordt open gesteld
voor het publiek. Vanaf 12 jaar mag je hier met een straaljager Flight
Simulatordoor de lucht
zoeven. De jeugd staat massaal te drummen om als volgende aan de beurt te zijn.
We wandelen tot bij het voormalige Wilhelmieten klooster waarvan slechts het
poortgebouw uit 1610 overblijft. Na WOII werd het klooster heropgebouwd. Het
internaat werd gemoderniseerd en omgebouwd tot appartementen. Het klooster werd
een museum. Ernaast bevindt zich nog steeds de begraafplaats. Een zerk vermeld
de naam: Toon van Eekeren. Geboren in 1916 en overleden in 1992. Links de
grote kapel. Alles is afgesloten. We wandelen naar de tuin aan de achterzijde.
Twee grafzerken liggen hier op de keien. De tekst is helemaal verweert en onleesbaar.
Het jaartal 1757 is met ijzers uitgebeeld op de gevel. Rechts in de hoek is een
school ondergebracht. Een oude waterpomp siert de tuin. Vervaardigd in arduin
met bronzen kraan en een zwart geschilderde hendel.
Om 12:10u
verlaten we het centrum van Huijbergen. Voor even toch. We rijden door een
bebost gebied. Er vallen enkele druppels regen. Als we onze regenjassen aantrekken,
is het alweer over. De zon schijnt terug maar de bewolking lost niet op. We
volgen nog steeds knppnt 37. Bij een grote manege met aangebouwd restaurant
begint de Brabantse Wal. Vroeger was een deel van de Brabantse Wal bedekt met
veen. De veenlaag werd weggestoken en gedroogd tot turf. Nu heeft de regio een
afwisselend landschap met bossen, kreken, landgoederen en plotselinge
hoogteverschillen. We genieten van de vele vergezichten. We slaan rechtsaf en
rijden terug het centrum van Huijbergen in. Bij knppnt 37 moeten we knppnt 30
volgen, maar daar is niets van te zien. Knppnt 60 is linksaf en knppnt 31 is
rechtdoor. Op het knooppuntenbord hebben vandalen de cijfers weggekrabd.We oriënteren ons door middel van ons
plannetje. Rechtdoor richting de molen is de enige optie. Nu begint het pas
echt te regenen. We gaan te voet langs de markt tot de kerk. In het voorportaal
van de O.L.V. Hemelvaartkerk van 1952 schuilen we voor de pletsende regen. Na een tijdje regent het iets minder hard en
besluiten we verder te rijden tot bij de stenen bergmolen Johanna. Aan het
volgende kruispunt hangt een bordje met knppnt 30. Begrijpen wie begrijpen kan. De molenaar is
bezig de houten kop van de molen in de juiste windrichting te draaien. We mogen
de molen bezoeken. We zijn de enige belangstellende: De bergkorenmolen
Johanna (1862) houdt de herinnering levend dat de zoektocht naar
energiebronnen al meer dan eeuwenoud is. De molen werd in 1966 door de
toenmalige gemeente Huijbergen gekocht, opgeknapt en gerestaureerd. Op 10 mei
1975, nationale Molendag, werd de molen weer in werking gesteld. De molen die
nog regelmatig draait, geniet het predikaat rijksmonument. In 1999 werd de
molen voor het laatst hersteld.
De brochure
toont ons dat we op Nederlands grondgebied rijden langs een stuk Belgische
grens. Vroeger, tot 1996, was dat duidelijk te zien aan een douanehuisje, een
rood wit bareel, prikkeldraad en uiteraard aan een douanier. Vandaag de dag is
daar echter niets van te zien. Alleen de grijze grenspaal 246 is de enige stille
getuige van het leed dat hier gebeurde. Een infobordje leert ons: Ieder
monument of monumentaal object vertelt zijn eigen verhaal. Deze grenspaal (246)
is na de onafhankelijkheidsstrijd tussen België en Nederland in 1843 geplaatst.
Op 29 februari 1904 is de originele grenspaal voor de verkeersveiligheid en ter
voorkoming van diefstal bij een wegreconstructie neergelaten tot diep onder het
wegdek. Precies 100 jaar later, op 29 februari 2004 is de grenspaal weer
zichtbaar gemaakt en op korte afstand herplaatst van de plek waar hij eerder
werd ingegraven. Het daarbij behorende proces-verbaal is getekend door de
burgemeesters van Essen, Kalmthout en Woensdrecht. Op dat werkelijke
grenspunt- is nu nog een roestvrijstalen bus in het asfalt te zien. Aan de overzijde van de Weg naar Wouw staat
de calvarieberg met jezus aan het kruis. Een infobordje van Monumenten en
kunst legt uit: Tijdens zijn werk in het landelijke Huijbergen ervoer pastoor
Machielse het landschap hier als te wijds en open. Op zijn initiatief is daarom
een kruisbeeld gebouwd. De wijding vond plaats in 1934. In 1967 werd een nieuw
kruisbeeld gemaakt dat in 1980 zijn huidige plaats kreeg met toevoeging van
coniferen en een muurtje. Het kruisbeeld is een herkenningspunt gebleven in het
hedendaagse landschap.
Rechts van
ons begint de Wouwse plantage. Het landgoed is eigendom van de Stichting
Behoud Natuur en Leefmilieu van 900 ha groot. Er werden wandelpaden aangelegd
en opengesteld, sinds 1987, voor het publiek.
We rijden verder
tot knppnt 81, nog steeds omgeven door Brabantse Wal. We verlaten de fietsroute
en nemen de verkorting. Het is allemaal loofhout wat we zien. Het is frisjes.Het heeft opgehouden met regenen. Alleen de
wind voelen we nog. De zon doet haar best om door de wolkenmassa te breken.
Waar we nu rijden heeft het bijna niet geregend. Onder het bladerdek is het fietspad nog droog.
Op de Moerkantsebaan steken we de grens over naar België, langs grenspaal 244,
met weidse panoramazichten. Daarna volgt een smal asfalt pad tussen de
maïsvelden. We zien nog net de torenspits boven het gewas uitsteken. Langs de
Bergsebaan rijden we tot Essenhoek. In de verte kleurt de lucht weer donker.
Hopelijk moeten we daar niet door. Voor de St-Pieterkerk van Hoek slaan we
linksaf. Op de westertoren wijst de klok bijna twee uur aan. Boven de poort van
de kerk is een bas-reliëf aangebracht van St-Pieter met twee sleutels in de
hand. Ik zal U de sleutels van het rijk der hemelen geven, staat te lezen in
een waaier rondom het beeld. Voorbij de begraafplaats rechtsaf. Bij boerderij
De Schans staan enkele levensgrote kunstwerken tentoongesteld in arduin. Alle
info ontbreekt. De boer stelt zijn stallen ter beschikking van de hedendaagse
kunst. Hij stelt zijn creaties tentoon in de voortuin om de voorbijganger mee
te laten genieten. De Verbindingsstraat brengt ons bij knppnt 14. Aan de mooie kapel
van de Maagd der armen moeten we naar rechts. In de Rouwmoer voor knppnt 23. We
fietsen voorbij de Wildertse Duintjes. Een boscomplex van bijna 60 ha en een
geliefde bestemming voor wandelaars, fietsers, Nordic Walkers en
mountainbikers. Dan zijn we bij knppnt 82.
We belanden
bij het St-Gerardusklooster van de Redemptoristen te Essen-Wildert. De mooie
majestueuze kerk en de school dateren van 1908. Gebouwd op de fundatie van een
vroegere abdijhoeve. Op de nok van de toren staat het bronzen beeld van het
Heilig Hart. We kunnen zelfs de kerk binnen. Een heel donker geval. Alle ramen
zijn in loodglas dat het licht tegenhoud. Een mooie grote tekening op de muur achter
het altaar met de woorden Ik ben de verrijzenis en het leven behoeven geen
verdere uitleg. De drie beukige kerk mist een groot orgel boven de inkom. Een
kleiner staat naast het altaar.
We rijden
door het centrum van het kleine dorp Wildert dat behoort bij Essen. Langs de spoorweg en de St-Jan de Doperkerk van
1943 tot knppnt 58. We slaan rechtsaf en zien de bakkersmolen reeds van ver. De
wieken draaien. De stoomlocomotief laat fluitend van zich horen. Het is een
drukte hier. De molen is gebouwd in 1981 en dus vrij jong. Langs het
stoommuseum stappen we de bakkerij met winkel binnen. Daarna is de molen aan de
beurt. Op het terras van de taverne drinken we een trappist. De kinderen maken
een ritje met het stoomtreintje rond de molen. Daarna is de speeltuin aan de
beurt.
Het is net
16:00u voorbij als we voldaan de bakkersmolen verlaten. De zon schijnt maar ze
kan ons niet verwarmen. 500 meter verder staan onze twee volgende infodoeken.
Doek 11 legt uit: Het lange zwarte
gebouw was een verblijf voor de soldaten. De bezetters namen eten, dieren en
gebouwen in beslag om er zelf gebruik van te maken. Daar was weinig gevaar mee
gemoeid, ver van het front. De bevolking probeerde op goede voet te staan met
de soldaten en de magere oorlogsjaren zo goed mogelijk door te komen. Naast de
gebruikelijke landbouw werden er massaal tuintjes aangelegd om aan voedsel te
komen. Op fotodoek 12 lezen we: Toelatingspas. De doorgang tussen Kalmthout
en Essen werd 100 jaar geleden verhinderd door den Doodendraad. De Kalmthoutse
wijken Nieuwmoer en Hoek waren afgesneden van het gemeentehuis van Kalmthout.
Dit bracht heel wat problemen mee voor het verkrijgen van officiële documenten
zoals geboorteaangiften en overlijdens. Boeren met grond aan de andere kant van
de draad konden enkel met een toelatingspas en na grondige controle van de
vracht hun oogst binnenhalen. Elke 100m stond er een Duitse wachter en op den
draad stond 2000 Volt. Het was dus onmogelijk om door de afspanning te komen.
Door de strenge censuur op de brieven en de permanente bewaking was er
nauwelijks contact met de mensen achter den draad.
Drie
kilometer verder is knppnt 70. We fietsen weer tussen de hoge maïs en weilanden
met af en toe een boerderij. De boer rijdt met de tractor op het veld en keert
het hooi. Een vlucht meeuwen
cirkelen boven het gedraaide hooi. Na wat gekrijs strijken ze neer om het graan
te pikken. Bij knppnt 71 wijken we af om knppnt 75 te volgen. In de Kerkendijk
staan we stil voor infodoek 13: Draadloze zendmast. In de winter van 1917-18 legden
de Duitsers beslag op dit weideland behorend tot de hoeve van Jaak Van Den
Bergh aan de Kerkendijk. Duitse mariniers werden belast met het oprichten van
een vijftig meter hoge, draadloze zend- en ontvangstmast. Een groot aantal
epiceas (fijnsparren) werden afgezaagd. Materiaal en mankracht werd opgeëist
om de boomstammen te vervoeren. Aan
de voet van de centrale mast werd een loods gebouwd voor de zend- en
ontvangstapparatuur en het verblijf van de marconisten.
Even verder
vinden we doek 14: In den zoeten inval. Heel wat gebouwen werden tijdens WOI
ingepalmd door de Duitse bezetter, zo ook de herberg In den zoeten inval op
het Kerkeneind. De biljartzaal werd ingericht als Passbüro. Hier werden de
reispassen verkregen waarmee men zich naar grensgemeenten of naar plaatsen
buiten het etappegebied kon begeven.
Terug naar
knppnt 71. Rechtsaf voor knppnt 72. Langs de grote baan rijden we terug naar
Heide-station voor onze laatste WOI-doek voor de spoorwegovergang nr 15:
Leegstaande villas kwamen in aanmerking voor inkwartiering. Vanaf 1915 werd
het Eikenhof, nu Seniorenresidentie Beukenhof, door de Duitsers opgeëist voor
logement van de officieren. De soldaten verbleven in de hotels in de buurt en
hadden er kost en inwoon voor 1,25 frank per dag. De hoteleigenaars moesten wel
lang op hun geld wachten. Om 17:00u laden we de fietsen terug op de auto. We
hebben 45 km gefietst.
Met de auto
rijden we 10 km naar knppnt 07 in Riethoek te Kalmthout. Infodoek 10 verteld:
Het redelijk ontoegankelijk moerasgebied De Maatjes was voor smokkelaars een
uitgelezen gebied om hun goederen over de grens te brengen. Enkel een
prikkeldraad en natuurlijk de Duitse en Nederlandse grensbewaking waren voor
hen een hindernis. Hier was geen prikkeldraad met elektrische stroom!.
Het is maar
anderhalve minuut verder rijden naar knppnt 08, vlakbij de Nederlandse grens
voor infodoek 9: De Kalmthoutse wijk Nieuwmoer lag samen met Essen in het
Niemandsland tussen den Doodendraad en de grens met Nederland. De Lepelstraat is
een oude gedempte turfvaart. Aan grenspaal 234 patrouilleerden aan de overzijde
de Nederlandse en aan deze zijde de Duitse grenswacht.
We moeten
nogmaals de grens over voor doek 8 die zich op de Hoeksestraat-Aachtmaalsebaan
te Schijf bevind: Reeds in 1882 was Jagersrust een herberg aan het kruispunt
met Schijf, Achtmaal, Roosendaal en Essen. Ze is gelegen op Nederlands
grondgebied nabij grenspaal 236. Tijdens WOI werd de grens op deze plaats
bewaakt door de Nederlandse militairen. Ze groeven er een loopgraaf om zich, in
geval van een Duitse aanval, te kunnen verdedigen.
Als laatste
rijden we naar knppnt 55, bij het kruispunt Heiblok-Steenpaal in Horendonk voordoek 7: Horendonkse sas. Turfwinning
hertekende het landschap van Essen en zorgde voor werk. De turfblokken of
klotten werden op platte boten vervoerd in Noordelijke richting, naar
Roosendaal, Breda en Bergen op Zoom. Om de hoogteverschillen van de waterlopen
te overbruggen, werd er gebruik gemaakt van een sas. In de 18de eeuw viel de
turfhandel stil, maar de vaarten bleven wel bestaan. Tijdens WOI hielden de
Duitse soldaten de wacht bij de vaarten om te voorkomen dat er via het water
werd gesmokkeld. Voor iedereen was er voedseltekort. Er werd eten gedeeld,
geruild, gekocht of opgeëist.
Om af te
sluiten nog een bericht uit de oorlogskrant: De Belgische
Standaard van Vrijdag 28 April 1916. Langsheen de grens. Eigen bericht. In
den nacht van 4 April werden alle hollandsche soldaten van de Belgische grens
vervangen door tolbeambten van allen ouderdom. Naar t schijnt wemelt het op de
grens van zulke hollandsche grenswachten. Moet dit in verband gebracht worden
met den gespannen toestand die dreigde te dien tijde? Maar waarom van de
Belgische grens de werkdadige soldaten weggetrokken?
Tot schrijfs.
Tekst: Luc
Verschooten Fotos: Rina
MeursBron:
Gazet van Antwerpen en Dienst Toerisme Kalmthout.
Knooppunten:
71-25-71-72-26-27-28-32-95-38-74-38-93-31-35-30-72-71. Afstand: 51,6 km.
Woensdag 1
oktober 2014. De herfst is sinds enkele dagen in het land. Het is door het
vallen van het blad, dat het echt opvalt. De temperaturen zijn echter nog s
zomers. Het is nog vroeg maar de zon is al van de partij. In de verte hangt nog
wat mist. Op de ring rond Antwerpen is het sterk vertraagt verkeer. Zoals
iedere werkende dag trouwens. Het is stapvoets rijden, maar staan geen enkele
keer stil. Een infobord boven de rijstroken vermeld een ongeval bij afrit
Mechelen-Noord met een file vanaf Duffel. Bij de splitsing naar E19 richting Brussel
kunnen we terug vlot rijden. Tot we bij afrit Duffel komen. Hier is het terug
aanschuiven. Bij Mechelen-Noord is niets te zien van een ongeval.
In Werchter
parkeren we de wagen op een kleine parking voor het voormalige gemeentehuis. Nu
is de administratie van het OCMW in ondergebracht. Werchter is een deelgemeente
van Rotselaar en behoort tot de Kempen. Vooral bekend vanwege het rockfestival
Rock Werchter dat hier jaarlijks georganiseerd wordt. Met de fietsen aan de
hand wandelen we tot bij de Sint-Jan-Baptistkerk op het Werchterplein. Een
gotische kerk, gebouwd in witte natuursteen bovenop de ijzerzandstenen
fundatie. Heel de kerk rond zijn lagen gemetst van ijzerzandsteen. De
kogelgaten in de kerk zijn nog een stille getuige en duidelijk zichtbaar. Oude
grafzerken werden in de gevel ingemetst. Het kerkhof situeerde zich vroeger op
het graspleintje, tussen de kerk en het voormalige gemeentehuis. De kerk is
niet toegankelijk. Opzij van de ingang staat een monument voor de gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen. Op infopaneel nr 29 lezen we: Tussen
Dijle en Marne. De Sint-Jan-Baptistkerk is al sinds de zestiende eeuw het
herkenningsteken van het welvarende boeren- en brouwersdorp Werchter. Wie het
niet weet zou nooit vermoeden dat de kerk in 1914 vrijwel volledig vernield
werd. Begin september 1914 leverden Duitsers en Fransen een beslissende
veldslag aan de Marne. Om het Franse
leger te steunen, ondernamen de Belgen een afleidings-manoeuvre: vanuit
Antwerpen deden ze een uitval in de richting van Leuven. Het plan slaagde: in
plaats van aan de Marne streden 130.000 Duitse soldaten noodgedwongen aan de
Dijle. De uitval uit Antwerpen was dus een succes voor de geallieerden, maar
voor Werchter was het een catastrofe. In augustus was het dorp in Duitse handen
gekomen. Tussen 9 en 13 september werd het eerst beschoten door de Belgische
artillerie en vervolgens heroverd door twee bataljons van het 25ste
Linieregiment. Die troffen er een ravage aan. Muren waren doorzeefd met kogels en
splinters, deuren waren ingebeukt, daken waren afgerukt door granaatinslagen,
huizen waren platgebrand en ingestort. De Sint-Jan-Baptistkerk had gediend als
slaapplaats voor soldaten en paarden en lag vol stro. Voor de kerk moest het
ergste toen nog komen. Toen de Belgen
zich opnieuw terugtrokken, gooiden de oprukkende Duitse troepen op 15 september
brandbommen in de kerk. Die ging grotendeels in vlammen op. Alleen de
buitenmuren en enkele pilaren bleven overeind. Binnen was het een chaos van verkoolde balken
en puin. Pas na de oorlog werd de kerk heropgebouwd. Uit het velddagboek van luitenant
Clemant. 5de Linieregiment lezen we: Donderdag 10
september. We gaan van Haacht naar Werchter. Krijgen het bevel een
bruggenhoofdte veroveren. Eerste geur
van de dood. Tram, bruggen en dorp verwoest. De vlag wappert op de toren van
Werchter. Bravo! We installeren ons en kunnen eindelijk iets eten. Bier van
Werchter erbij.
Het café
over de kerk Oud Werchter is van 1686 en al of nog open. Op het terras zitten
enkele klanten te genieten van een kopje thee of koffie. Een hoog bakstenen
gebouw trekt onze aandacht. De boogramen met kleine vierkante vensters staan
open of werden stuk gegooid. Duiven vliegen binnen en buiten. Geen enkel
opschrift verteld de legende van het complex. Hekwerken verhinderen
nieuwsgierige bezoekers. Het onkruid tiert welig op de braakliggende grond.
Netten moeten de vallende stenen opvangen. Duidelijk dat dit gebouw reeds lang
verlaten, en aan zijn lot overgelaten is. Aan de overzijde poetst een oudere
dame de stoep. Ik vraag haar naar de herkomst van de ruïne: - Het gebouw is
van brouwerij Jack-Op. Het wordt volledig gerestaureerd. Dat is jaren geleden
al beslist. Maar je ziet het, meneer. Alles verloedert. De woning ernaast is
van Cultuur De Jack-Op. Aan de overzijde werden dan wel de hangars omgebouwd
tot bedrijfspanden. Daarover straks meer.
We fietsen eerst
naar de O.L.Vrouwestraat, richting knpp 25. Hier staat een kapel in wit geschilderde
baksteen. Achter glas kunnen we het interieur bekijken. Een orchidee siert het
altaar met Maria met kind. Mooi gedecoreerd met geschilderde engeltjes op een
blauwe achtergrond. We rijden over de nieuwe Hanewijkbrug de Dijle over. De
fiets- en voetgangersbrug werd ingehuldigd op 30 juni 2012. Rechtsaf volgen we het
Dijlekanaal stroomafwaarts in de Hanewijk tot huisnummer 31. De Schipperskapel
Ave Maria is hoogdringend aan renovatie toe. Ze is overwoekerd door rode
bessenstruiken en klimop. Gebouwd in barok stijl uit 1681 in rode baksteen en zandsteen.
Deze steensoort is heel onderhevig aan weersomstandigheden. Het interieur is
netjes onderhouden. De Heiligenbeelden en
bloemen staan stofvrij onder glazen stolpen. Vooraan enkele sfeerkaarsen.
We rijden
terug naar het centrum van Werchter. We stoppen bij de grote hangars van de
voormalige brouwerij Jack-Op. Een infobord legt uit: Midden
in het dorp van Werchter verbouwde Felix Van Roost in 1869 zijn boerderij tot
brouwerij en begon er met het brouwen van bier van hoge gisting. Hij brouwde
ook Lambic, een spontaan gistingsbier. In 1911 gaf hij de fakkel door aan zijn
kinderen en kreeg de brouwerij een andere naam: De Palmboom. Na het
overlijden van Felix Van Roost in 1916, waren het zijn kinderen en nadien
kleinkinderen die de brouwerij verder runden. Het populairste bier dat er
gebrouwen werd, was Jack-Op. Een combinatie van Lambic en een hoog
gistingsbier. Het was in die tijd het meest verkochte versnijbier in België.
Versnijden is het mengen van verschillende bieren of brouwsels. Omwille van de
populariteit van dit bier werd de brouwerij in 1934 omgedoopt in Brouwerijen
Jack-Op. Men brouwde ook nog Speciale Van Roost, Dubbele Jack-Op, Lambic, Palma,
Tripel Blond, Triple Jack-Op, Réserve Jack-Op, Jack-Op V.O., Export Jack-Ale,
Aarschotse bruine, Bock en Export. In 1954 werd de brouwerij overgenomen door
de Brouwerijen van Ghlin N.V. Semi, die o.a. het pilsbier Perle Caulier 28
brouwde. De brouwerij kreeg weer een andere naam: Nieuwe Brouwerijen Jack-Op.
Eind jaren zestig van vorige eeuw stopten de brouwactiviteiten in Werchter. Een
aantal gebouwen werden afgebroken, anderen kwamen leeg te staan. Tot eind 1970
bleef er in een deel van de gebouwen een depot zodat het bier verder kon
verdeeld worden naar plaatselijke bierstekers en cafés. Eind december 1970 viel
het doek definitief over de brouwerij. De gebouwen en bijgebouwen werden
verkocht en kregen een nieuwe bestemming. De elektriciteitscentrale van de
brouwerij, in 1925 ingericht als smidse, magazijn en atelier, werd in 2003
gerenoveerd en door de gemeente ingericht als cultuurhuis met als passende naam
De Jack-Op.
Enkele
minuten later vertrekken we aan kp 71 op de Haachtsesteenweg. Tussen kpn 71 en
72 volgen we Dijlekant. Bij kp 72 naar rechts, richting Wakkerzeel. We
slalommen tussen het groene landschap met weide- en landbouwgronden. Enkele
bomen vertonen reeds hun herfstkleuren. Een enorme appelplantage wacht om
geoogst te worden. Tientallen vruchten liggen op de grond te rotten. Hopelijk
krijgen we de eerste dagen geen nachtvorst, zodat de boer nog wat tijd heeft om
te plukken. Het volgende veld is een perenboomgaard. Deze vruchten zijn reeds allemaal
geplukt. Ook de maïsvelden zijn klaar om afgereden te worden. De bladeren en de
stengels zijn verdort. De maïs zelf is goudgeel gekleurd.
In het
centrum van Wakkerzeel is de St-Hubertuskerk afgesloten. Gelovig of niet, je
komt er niet in. Waar is de tijd dat je op elk uur van de dag de kerk kon betreden?
Ook deze kerk is gebouwd in natuursteen, bovenop ijzerzandsteen. In 1914 ging
de kerk bijna in de vlammen op, toen de wegtrekkende Duitsers in het portaal,
dat als rustplaats voor de paarden werd gebruikt, in brand staken. De brand kon
echter op het nippertje geblust worden. Het is even stil hier in het dorpje tot
de speeltijd begint van het aanpalende schooltje. Het brengt even wat leven in
de brouwerij. Hier vinden we infopaneel nr 28. We lezen: De
herberg die hospitaal werd. In augustus en september 1914 lag Wakkerzeel twee
keer in de vuurlijn. Telkens deed café t Schuurke dienst als verbandplaats,
of geïmproviseerde medische hulppost. Legerarts Maurice Duwez (1881-1966) had
zich in 1914 vrijwillig gemeld als arts bij het 2de bataljon van het 4de
regiment karabiniers. Hij beleefde de Belgische terugtocht op de eerste rij: de
gevechten aan de Dijlelinie, de terugtrekking naar Antwerpen en de uitvallen
naar het zuiden, de val van Antwerpen en de definitieve terugtocht naar de
Westhoek. In 1917 werd hij daar het slachtoffer van gifgas, maar hij overleefde
het. Al die jaren hield hij een dagboek bij, dat hij nog tijdens de oorlog
onder het pseudoniem Max Deauville uitgaf als Jusquà lYser. We lezen in zijn dagboek: Amper
hebben twee brancardiers een gewonde binnengebracht ofer stappen alweer twee van hun collegas
binnen. Zonder ophouden draaien en keren hun wagens voor de kerk. Ze moeten
zich haasten om de gewonden in en uit de autos te helpen, anders komen er
opstoppingen van. In de klokkentoren van Wakkerzeel turen verkenners door
verrekijkers naar de horizon. Ze schreeuwen de inschietcijfers en de
doelwitten. Een artillerist onderaan de toren geeft ze door aan batterijen.
Munitiewagens rijden in volle vaart voorbij. Een krijgsgevangen Duitser
in grijsgroene kledij wordt weggeleid door twee mannen met de bajonet op het
geweer. Een soldaat komt de verbandplaats binnengestormd. Een grendel!, roept
hij. Geef mij een grendel, want die van mijn geweer klemt!. Een andere
soldaat krijgt een zenuwaanval. Hij huilt bij elk artilleriesalvo en gilt als
een dol geworden dier. Inmiddels heeft de eerste soldaat een grendel gevonden.
Hij glimlacht, zegt Zo zal t wel gaan en voegt zich weer bij zijn kameraden
die in de richting van de vijand marcheren.
Café t
Schuurke is al verschillende malen gerestaureerd maar nog steeds een café à la
carte met oplaadpunt voor elektrische fietsen. We rijden naar de begraafplaats
van Wakkerzeel. De kapel ernaast is van de Troosteres der Bedrukten, bid voor
ons. Het is een hoge kapel met puntdak. Achter de bruine dubbele deur staat het
Heiligenbeeld van Maria. De bezette muren binnenin zijn blauw geschilderd.
Plastieken bloemen fleuren het wat op. Op de begraafplaats liggen Oud-Strijders
van beide Wereldoorlogen. Een kleine dodenakker waar oude zerken schots en scheef staan.
Eeuwig durende grond en niemand kijkt er nog naar om. De oudste zerk dateert
van na de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd het kerkhof ontruimd en de
stoffelijke resten werden naar hier overgebracht.
We rijden
langs de 18de-eeuwse ommuurde pastorie die gebouwd werd door de abt van de
abdij van Park. Naast de pastorie is een kringlooptuin aangelegd. De poort is
op slot. Ons Rina rijdt bijna rond
het domein om een foto te kunnen nemen van het pand. Tussen kp 26 en 27 rijden
we op een onverhard stuk weg met kuilen en grind. 1,4km afzien. Links en rechts
puur natuur. Dat maakt het goed. We genieten nog van de laatste kleuren en
geuren van bloemen naast ons pad. Er staan nog enkele zonnebloemen in de
voortuin bij een hoeve. In de verte wordt de maïs afgereden. Een tractor met
oplegger rijdt ernaast en vangt de pulp op. De boeren hebben geen tijd voor een
fietstocht. In de buurt staan nog verschillende bunkers uit WOII. Een infobord
nodigt uit voor een fietstocht met de toepasselijke naam: Bunkers Binnenste
Buiten. Sommige zijn afgespannen met prikkeldraad. Een vliegtuig vliegt laag
over ons heen. We zien de verbrande gassen uit de turbines komen. Zaventem is
niet echt veraf. We rijden voorbij afgereden maïsvelden. Nog een maand en we
hebben terug vergezichten. Ernaast een veld met hectaren koolzaad. De gele
bloempjes zijn onmisbaar te herkennen.
Tussen kp 27
en 28 staat infopaneel 17 in de Kasteeldreef. Maar dat hebben we gezien tijdens
onze Dijlefietstocht 1. Bij kp 28 besluiten we nog even naar het centrum van
Tildonk te rijden. Bij onze eerste Dijleliniefietstocht hebben we twee
infopanelen gemist nabij het voormalige klooster. Het was er tevens heel druk
door de open deur dag. We vinden de borden nog niet terug. Ik stap het
infokantoor binnen en vraag ernaar. Door de werkzaam-heden kunnen de borden
niet geplaatst worden. Niets aan te doen. Terug naar kp 28.We
rijden langs het kanaal Leuven-Dijle. Het plantsoenbos ligt rechts van ons. De oppervlakte bedraagt
ruim één hectare en is begroeid met els, berk en hazelaar. We houden halt bij het sas van Café
Maritime. Een infobord verklaart: De Leuvense vaart werd
gegraven in 1750. De oorspronkelijke drie sluizen (Kampenhout, Mechelen,
Zennegat) konden het hoogteverschil van 14 meter tussen Leuven en de uitmonding
van het kanaal in de Dijle niet aan. In 1760-1763 werden drie nieuwe sluizen
gebouwd te Battel, Boortmeerbeek en Tildonk. Het Tildonkse sas (1762) is van
het type dubbeleschutsluis met twee buikvormige kolken. Het sashuis (1771-1772) is in zijn
authentieke vorm bewaard gebleven. Recente
restauraties dateren uit 1982 en 1996. De sassenierswoning was steeds eveneens
een herberg, ooit zelfs hotel-restaurant. In de gewelfde kelder onder de
gelagzaal bevond zich de stal voor de paarden van de trekdienst. Sas en sashuis
zijn wettelijk beschermd sedert 1936.
Ook hier, langs
het kanaal, zien we verschillende kleine bunkers. Bij kp 32 slaan we rechtsaf
en verlaten het kanaal. We worden omgeven door een weiland waarop een tractor
aardappelen rooit. Het brengt een hoop stof mee. Het waait gelukkig naar de
andere kant. Meeuwen vliegen chaotisch achter de tractor aan. Als ze plaats
genoeg hebben strijken ze op het veld neer om restjes te verorberen. Bij de
volgende bunker liggen de betonnen zandzakjes nog op het dak. De stalen krammen
zijn nog aanwezig. Hier werden de camou-flagenetten aan bevestigt. Takken en
struiken werden er in gevlochten zodat er vanuit de lucht geen spoor van bunker
te zien was. De toegang van het gevaarte is zorgvuldig dicht gemaakt met
ijzeren deur en tralies. Aan de gevel van een moderne boerderij hangt een
bordje dat geplaatst werd door de gemeente Haacht. Zwart op wit lezen we: Hier
woonden: Léon Neuhard (1910-1967). Verzetsleider van de Witte Brigade Fidelio.
Politiek gevangene, oorlogsinvalide 1940-1945 en Hermandine Verjauw
(1911-1990). Koerierster en gewapend verzetsstrijdster van de Witte Brigade
Fidelio 1940-1945.
Bij de
appelboomgaarden staan de grote houten bakken gevuld met sappig fruit. Klaar om
opgeladen te worden. Voor het centrum van Winksele-Delle staat ons volgende
infobord in de Ketelstraat, een zijstraat van de Mechelsesteenweg. We lezen: De
broedermoord. In 1914 was de
Mechelsesteenweg de snelste route van Leuven naar Mechelen, en zo verder naar
Antwerpen. In het Duitse leger bestond de regel dat de voorhoede alle huizen
langs grote verbindingswegen stukschoot en/of platbrandde: zo konden de
kilometerslange troepencolonnes er veilig langs. Van die regel werd ook
Winksele-Delle het slachtoffer. Eind augustus brandden Duitse troepen er 57
huizen plat. Voor de 1500 inwoners (in Delle woonden toen meer mensen dan in
Winksele zelf) was een ramp. Pieter Goeseels was achttien in 1914, maar zou
zich tot op hoge leeftijd blijven herinneren wat er gebeurde toen de Duitsers
kwamen: Ze sleurden de broer Staes uit hun pachthof, vier jonge boeren. Ze
spraken de jongste aan: Kent gij deze man? Ja mijnheer, dat is mijn tweede
broer. Toen schoten ze hem ook neer. Hetzelfde
met de derde broer. Op het eind zei de jongste tegen de Duitsers: Schiet mij
nu ook maar dood, mijnheer. En dat hebben ze niet gedaan Pastoor in het verzet. Pastoor Felix Moons
van Winksele-Delle was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in het verzet. Hij
was lid van een geheime organisatie die informatie over Duitse
troepenbewegingen doorgaf aan de geallieerden. Soms vermomde hij zich als
veekoopman, leurder of pachter.In
1917 werd hij aangehouden. Na maandenlange ondervragingen werd hij in maart
1918 geëxecuteerd in fort V in Edegem, bij Antwerpen.Zijn geboortestraat in
Diest werd na de oorlog naar hem genoemd.
We stoppen
bij de Heilig-Hartkerk van Winksele-Delle. Deze neogotische kerk in
rode baksteen en witte zandsteen werd gebouwd van 1914 tot 1936 naar plannen
van architect Langerock, leerling van Helleputte en ontwerper van de
neo-romaanse abdij Keizersberg in Leuven. De oorspronkelijk voorziene toren van
ca. 35 m hoog werd om financiële redenen niet uitgevoerd. In plaats kwam er het
sterk gereduceerde torentje boven het portaal. Ook het koor en de sacristie
werden kleiner dan oorspronkelijk uitgevoerd. Info van Stuurgroep Erfgoed.
Het Heilig
Hartbeeld, naast de kerk, werd geschonken in 1951 door de familie Simonart. De Lourdesgrot werd in 2003 op deze plek
herbouwd met dezelfde stenen door Norbert Soetaert. De grot stond voorheen aan
de andere kant van de kerk en werd gebouwd door Pastoor August Van Eyck en
August Verhoeven. Ze werd plechtig ingezegend op 3 oktober 1937. Waarom ze
verplaatst werd, wordt niet vermeld. We verlaten het centrum en rijden weer tussen
de hoge maïs. De vele bunkers op het land is een doorn in het oog van menig
landbouwer. Ze verwijderen is echter geen optie. Links van ons bevindt zich het
Kastanjebos van Herent. Het natuurreservaat heeft aangeduide wandelpaden en
is het hele jaar toegankelijk. Bij kp 95 zijn we in Veltem, een buurgemeente
van Herent.
Voor het
dorp Herent slaan we rechtsaf. In de Bosstraat. Nog een stukje kp 95. Na kp 38
rijden we op een smal asfaltpad tussen de maïs. Hier is nog veel werk voor de
dorsmachine. Hier voel je niets van de wind. Op een ander veld wordt machinaal
de suikerbiet geoogst. Het loof wordt van de groente verwijderd en de bieten
worden langs de kant op een hoop achtergelaten tot het door een grote
vrachtwagen wordt opgeladen. Het wordt warm en we willen een terrasje doen. We
naderen Winksele, misschien daar? Landbouwgronden met pas geplante groenten, winterui,
winterpostelein, spitskool... Bij de Maria Hemelvaartkerk van Winksele op het
Kerkplein vinden we infopaneel 12: Nooit teruggekeerd. Op het
monument voor de gesneuvelden, rechts van de kerk, staan negen namen: negen
jongemannen uit Winksele- een dorp van een paar duizend zielen- die vochten in
het Belgische leger en niet levend terugkeerden. Wanneer je de plaatsen en jaartallen
achter de namen op een rijtje zet, kan je het verloop van de oorlog goed
volgen.In
augustus 1914vielen
de Duitsers het land binnen. In de
streek van Leuven en Mechelen werd er hevig gevochten. Daarbij sneuvelde F. Empereur.
Na de val van Antwerpen trokken de Belgen zich halsoverkop terug achter de
IJzer. Daar leverden ze eind oktober nog één grote veldslag. Jan Hendrickx was
bij de slachtoffers. Begin november liep de oorlog vast in de IJzervlakte. In
de jaren daarna werden er geregeld offensieven gelanceerd die weinig
terreinwinst opleverden, maar talloze soldaten het leven kosten. Onder hen
verschillende jongens uit Winksele. Drie
van hen overleden in het veldhospitaal van Cabour, nabij Adinkerke. Dat was in 1915 opgericht om de vele gewonden
van het IJzerfront te verplegen. Er konden 500 soldaten tegelijk worden
verzorgd. Pas in 1918 lukte het om de Duitsers voorgoed te verdrijven. Op 2
oktober, amper een maand voor de wapenstilstand, sneuvelde daarbij ook Francis
(Frans) Rochette. De Rochettestraat in
Winksele is naar hem genoemd. In vier jaar tijd sneuvelden ongeveer 42.000
Belgische militairen: één derde tijdens de eerste oorlogsmaanden, één derde
achter de IJzer en één derde tijdens het slotoffensief. Dat patroon is ook te
herkennen op dit monument.
Ook deze
kerk blijkt gesloten, er hangt echter een vaandel te wapperen met de woorden
Open Kerken. Het portaal van de kerk wordt ondersteunt door een houten schot.
Het gebouw moet hoognodig
gerestaureerd worden. Een kerkhof behoort hier eveneens tot het verleden. Er
resten slechts enkele ijzeren kruisen tegen de zijgevel.
Kleine
vierkante bordjes met een klaproos leiden ons tot bij infopaneel 13 op de
Brusselsesteenweg. Slecht geplaatst. Per toeval kijk ik achterom en zie ik het
paneel staan. We lezen: De begraafplaats van Veltem-Beisem. Op de
begraafplaats van Veltem-Beisem rusten Belgische slachtoffers van de gevechten
aan de Dijlelinie, in augustus en september 1914. Die gevechten vonden plaats
tijdens de zogeheten uitvallen uit Antwerpen. Er waren tienduizenden soldaten
bij betrokken en er vielen honderden doden. Na en soms zelfs nog tijdens de
veldslag werden de gesneuvelden haastig begraven. Gewoonlijk werden ze in de
maanden daarna heropgegraven en op een meer geschikte plek ter aarde besteld.
Soms gebeurde dat door vrijwilligers; soms dwongen de Duitsers gewone burgers
om deze onaangename klus uit te voeren. Enkele begraafplaatsen werden nog
tijdens de oorlog door de Duitse bezetter aangelegd, maar de meeste dateren van
na de oorlog en werden aangelegd op initiatief van de Belgische staat. Dat
geldt ook voor de begraafplaats van Veltem-Beisem. Het gaat om een verzamelbegraafplaats:
de meeste slachtoffers zijn elders gesneuveld of overleden, en zijn achteraf
heropgegraven en hierheen overgebracht. Enkele gesneuvelden werden na de oorlog
dichter bij huis begraven, maar dan moesten de nabestaanden alle kosten dragen.
Een plaatsje op één van de officiële oorlogskerkhoven was gratis. De
begraafplaats werd geopend in 1925 en is 1,14 hectare groot. Er rusten 904
Belgische militairen, van wie er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden.
Allemaal vielen ze tijdens de twee uitvallen uit Antwerpen. De begraafplaats
ligt aan de steenweg van Leuven naar Brussel, in de jaren twintig de drukste
verkeersas van het land. Daardoor was ze snel en makkelijk bereikbaar voor
nabestaanden uit heel België. De foto, op het infopaneel, toont koningin Elisabeth
tijdenseen bezoek aan de begraafplaats
in 1955.
We rijden
verder tot de begraafplaats van Veltem-Beisem. Er staan geen wegwijzers
naartoe. Langs de drukke
Brusselsesteenweg vinden we de Belgische begraafplaats. Gelegen in de diepte.
Langs trappen te bereiken. Onder de trappen is een schuilplaats met grondplan
en register van de begraafplaats. Een infobord van 2014-18 heeft een gehaakte
poppy en verklaart: In 2014, dit jaar dus, is het 100 jaar
geleden dat Wereldoorlog één uitbrak: een strijd die aan miljoenen mensen het
leven gekost heeft. Ondanks het feit
dat de laatste menselijke getuigen overleden zijn, blijft deze periode
voortleven in het collectieve geheugen van ons land. België speelde een
belangrijke rol, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten.
Ter herdenking van de Groote Oorlog en de gevallen soldaten hebben talloze
vrijwilligers uit Scherpenheuvel-Zichem klaprozen (of poppies) gehaakt. De
klaproos is het internationaal symbool van de nagedachtenis aan WOI. Dit is
te danken aan het gedicht In Flanders Fields van de Canadese militaire arts
John McCrae, dat hij in 1915 aan het front in de Westhoek schreef. De klaproos is een bijzondere bloem
die bloeit op verwoeste grond waar andere bloemen geen kans krijgen. Ze
symboliseert de hoop op leven in de verwoesting aan het front. De bloedrode
kleur verwijst naar het bloed van honderdduizenden jongeren die aan het Vlaamse
front sneuvelden.Onderaan het bord werd het gedicht in
twee talen afgedrukt.In het midden van de dodenakker wappert de Belgische vlag. Op alle zerken
werd een driekleur aangebracht waarvan sommigen een zwart kruis hebben, de
onbekende soldaten kregen een leeuw en sommigen gewoon de driekleur. Achteraan
hebben enkele zerken de gehaakte poppy opgekleeft.
We rijden
naar het centrum van Veltem-Beisem voor de molen. We moeten het tweemaal vragen
voor we het geraamte vinden. Het is privé bezit geworden. Zonder wieken, maar
helemaal wit geschilderd en gerenoveerd. Onderaan is een garage, nieuwe ramen
en een TV-schotel maken het duidelijk dat de ex-molen niet te bezichtigen is.
Terug naar kp 38. Een heel eind terug
langs de drukke baan. Voor het centrum van Herent vinden we paneel nr 11 in de
Klein Dalenstraat. De titel is niet uit de lucht gegrepen: De
Martelaren van Herent. Als je de hogesnelheidslijn en de moderne woningen
even wegdenkt, krijg je hier een aardig idee van hoe Herent er in 1914 moet
hebben uitgezien: een boerendorp tussen grazige weiden en beboste heuvels. Net
zon uitzicht hadden honderden inwoners van Herent toen ze in de eerste oorlogsweken
vluchtten voor het Duitse leger en nog één keer omkeken naar hun dorp of,
voor de blijvers, toen ze door Duitse soldaten werden weggevoerd naar een
onbekende bestemming. Eén van de Herentenaars die dat overkwam, was pastoor Van
Bladel. Toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers in aantocht waren,
zochten zowat tweehonderd mensen hun toevlucht in de pastorie op het
O.L.Vrouwplein. Pastoor Van Bladel en onderpastoor Huypens gingen de Duitsers
vragen hun parochianen te sparen. Ze waren nauwelijks terug in de pastorie toen
ze werden opgepakt. Ze werden weggevoerd naar Tildonk en Rotselaar. Daar werden
ze een nacht lang opgesloten in de kerk. De volgende ochtend ging het
via Wezemaal, Putkapel en Wilsele naar Leuven. Daar werd pastoor Van Bladel, in
de ochtend van 28 augustus, samen met verschillende anderen geëxecuteerd in het
plantsoentje op het stationsplein, het huidige Martelarenplein. Een pastoor die samen met Van Bladel
gevangen werd gehouden in de kerk van Rotselaar schreef in zijn dagboek: Deze
voormiddag is pastoor Van Bladel van Herent bij ons in de kerk opgesloten. Hij
kreeg een plaats bij het zijaltaar aangewezen, maar men ziet hem gedurig
opstaan: hij wil tot het volk spreken. Hij loopt naar een Duitse bewaker en schijnt
het hoofd verloren te hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij vermoord zal
worden. Pastoor Van
Bladel en de andere gefusilleerde burgers werden op het Leuvense stationsplein
begraven. Pas in januari 1915 werden hun lichamen weer opgegraven. De pastoor
werd ter aarde besteld op het kerkhof van Herent, naast de sacristie. Een jaar
na de oorlog besliste de gemeenteraad om de vroegere Kerkweg in het centrum om
te dopen tot Van Bladelstraat.
Bij het
station van Herent staat infopaneel 10 op de Mechelsesteenweg. We lezen: Bloedbad
in Herent. Veel mensen weten dat Leuven in 1914 door de Duitsers in brand
gestoken en geplunderd werd. Daarbij kwamen meer dan tweehonderd burgers om het
leven. Veel minder bekend is dat ook Herent uiterst zwaar getroffen werd. Op 26
augustus 1914, een dag na het bloedbad in Leuven, marcheerden Duitse eenheden
Herent binnen. Ze staken er tientallen huizen in brand, vooral aan en rond de
Mechelsesteenweg. Vanaf het Windgat (bij de huidige snelwegoprit) tot aan het
kruispunt van de Winkselsesteenweg en de huidige Gebroeders Massantstraat
stonden na afloop nog maar enkele huizen en boerderijen recht. Bij die branden,
en bij de moordpartijen die ermee gepaard gingen, kwamen 72 inwoners om het
leven. In verhouding was dat veel meer dan in Leuven, want Herent had toen maar
5.000 inwoners.
Aan de
overkant staat het nieuwe complex dat het gemeentehuis, politiebureel en de
Bibliotheek huisvest. We lezen daarover: Enkele honderden meters hier
vandaan, aan de overkant van de spoorweg staat nog altijd het oude
gemeentehuis. Op 26 augustus 1914
vielen Duitse eenheden er binnen; ze vernielden de inboedel en staken het
gebouw in brand. Het volledige gemeentearchief vanaf 1830 ging verloren,
inclusief de registers van de burgerlijke stand. Op de foto, bovenaan de tekst, zien we
dat alleen de muren nog overeind staan de ergste ravage was toen al
opgeruimd. In 1920 werd het gemeentehuis vrijwel in zijn oorspronkelijke staat
heropgebouwd.
Café Floreal
is gesloten. Zo te zien zal het ook niet meer open gaan. Het staat al een
tijdje te koop of te huur. Om een terrasje te doen zullen we moeten wachten tot
in Wilsele. Op de begraafplaats van Herent, naast de spoorweg, ligt menig
Oud-Strijder en oorlogsvrijwilliger van de Tweede Wereldoorlog begraven. De
meeste zijn rond WOI geboren en waren amper 30 jaar oud. Na kp 93 rijden we op
het Jaagpad van Leuven-Dijle. Op de andere oever bevindt zich een
industriegebied. We fietsen voorbij de Koninklijke Marine Kadetten, een school
voor jongeren die de basisprincipes leren van het varen en het leven aan boord.
Het volgende complex is de Remytoren.
Het bedrijf werd opgestart in 1855, door Edward Remy, als producent van
rijstzetmelen. Nu biedt het hoogwaardige kantoorruimte aan. Te huren of te koop. We passeren enkele
bunkers langsheen het jaagpad. Bij kp 31 bevinden we ons bij Keierveld. Als we
kp 35 volgen komen we voorbij het centrum van Wijgmaal. We wijken af en rijden naar de kerk van
Wijgmaal. We willen nu iets vinden om te drinken. Op een schaduw terras drinken
we een Omer en een alcohol vrij biertje voor ons bomma.
We stoppen
nog even bij de kerk voor het monument van 1914-18. Opgericht aan zijnen
Helden. Voorbij het H. Hart naar het portaal van de kerk. We moeten zien of we
binnen kunnen. Een wonder geschiedt! De kerk is open. Het interieur is licht.
Nochtans is de zoldering in een donkere houtsoort. De muren zijn wit
geschilderd. De glasramen zijn indrukwekkend. De tekst onder de Heiligen, van
de glas-in-loodramen, zijn nog in het Latijn geschreven. De enige die we
erkennen zijn Adam en Eva. Het zonlicht schijnt door de ramen en nu komen de
kleuren beter tot hun recht. Bij het station van Wijgmaal staat het monument
van Eduard Remy. Hoog op zijn sokkel zit hij in op zijn troonzetel en kijkt
starend in de verte. Een bordje op de sokkel vermeldt: Edouard
Remy, 1813-1896. Stichter fabrieken Remy nv in 1855. Inhuldiging Campus Remy,
19 maart 2005. De fabriek werd helemaal omgebouwd
tot een moderne school. We verlaten de campus en rijden verder. Even later
krijgen we argwaan. Het is lang geleden dat we ons knooppuntenbordje gezien
hebben. We vragen aan een voorbijganger of we richting Rotselaar rijden. Het
antwoord is positief, maar hij wil ons een kortere weg tonen. Wij bedanken en rijden verder tot
het eind van de baan. Links Leuven, rechts Aarschot. Niet goed hé? Terug dan maar tot bij het
monument van Remy. Daar zien we onze fout. We moesten vroeger zijn afgeslagen. We
rijden naar Rotselaar. De zon duikt achter de wolken als we het natuurdomein
Wijgmaalbroek doorkruisen. Een infobord legt de bezoeker uit wat men hier in
het bos kan vinden. Bij kp 30 vinden we het Oorlogsmonument Molen-Rotselaer.
De tekst eronder luidt: Ze waren 300 der 5de- en 25ste linieregimenten en
mitrailleurs der 5de brigade die vielen op den morgen van 12 september 1914. De
tekst in het Frans staat ernaast. Op drie verticale stenen panelen staan de 114
namen gegraveerd van de slachtoffers. De oud-strijders van Rotselaar richtten
in 1935 dit monument op. De tekst
luidt: Op
12 september 1914 sneuvelden hier 263 militairen van de 5de Brigade waarvan 169
van het 5de Linieregiment. Wij herdenken naast de 149 niet Geïdentificeerde
kameraden van de 5de Brigade.
Infopaneel
nr 9 verklaart nader: In deze omgeving werd op 12 september 1914 de
Slag aan de Molen gestreden, een bloedige episode van wat militaire historici
de tweede uitval uit Antwerpen noemen. Over die slag verneem je meer op het
informatiepaneel aan de Molen, een paar honderd meter verderop in de richting
van Rotselaar. Hier sta je voor twee monumenten voor de slachtoffers. Het
monument achteraan gedenkt alle gesneuvelden van de 5de Gemengde Brigade (zo
genoemd omdat ze manschappen van het 5de Linieregiment, het 25ste Linieregiment
en een Compagnie Machinegeweren bundelde). Het opschrift heeft het over 300
doden, maar in werkelijkheid waren het er nog meer. Na de oorlog werd de straat
omgedoopt tot vijfde Liniestraat, en werd de gemeente Rotselaar peter van het
5de Linieregiment. Het kleinere monument vooraan gedenkt luitenant Werner
Bavay. Het werd opgericht door zijn weduwe het opschrift is in deftig Frans,
want de familie was van adel. We weten vrij precies wanneer de luitenant
sneuvelde: op 12 september 1914, tussen half elf en kwart voor elf s morgens.
Een naïef plan? De dagorder van 12 september 1914 de officiële proclamatie
van het strijdplan voor die dag was erg positief, op het naïeve af: Vandaag,
12 september, zet het Belgisch Veldleger krachtdadig de aanval tegen de Duitse
stellingen voort. De 2de Legerafdeling zal Wezemaal aangrijpen. De overige
strijdkrachten zullen naar het westen marcheren en het kanaal oversteken te
Tildonk, waar zij een brug zullen werpen. De mannen op het terrein waren
minder optimistisch. Het terrein was ideaal voor een Duitse hinderlaag: hoge
oevers en smalle bruggen, en overal groen dat de verdedigers dekking bood. De
steenweg vanuit Rotselaar loopt via twee smalle bruggen over twee armen van de
Dijle, waarschuwde kapitein de Grox van het 1ste regiment Grenadiers. Ten
zuiden van de bruggen vormt de rivier een brede, diepe plas met steile,
dichtbegroeide oevers. De molen en de huizen eromheen worden aan het oog
onttrokken door bomen, struiken en hagen. Het schootsveld is zeer beperkt.
De molen van
Rotselaar bestaat nog steeds, al werd er duchtig gemoderniseerd. Het rad is
echter niet meer te zien. De site is privé. In een bijna verborgen hoekje staat
de grafzerk van Joseph Boden, eenzaam naast een kunststuk van verroeste
obushulzen. Hij sneuvelde op 12 september 1914. Infobord 8 vermeld De
Slag bij de Molen. Je bent hier in het gehucht De Molen zo genoemd vanwege
de watermolen op het eilandje in de Dijle. Op 12 september 1914 vond hier een
kort maar bloedig gevecht plaats, dat de boeken is ingegaan als de Slag bij de
Molen. Die dag kregen Belgische eenheden d opdracht om vanuit Rotselaar door te
stoten naar de vaart in Wijgmaal, waar de Duitsers lagen. Daarvoor moesten zee
langs De Molen. De brug over de
Dijle was een stuk smaller dan nu en vormde een flessenhals. De Duitse
artillerie had de brug onder schot. Toen de eerste Belgen de brug over wilden,
werden ze onder vuur genomen. Er vielen tientallen doden; honderden gewonden
probeerden zich door de inslaande kogels en granaten heen in veiligheid te
brengen. Na enkele uren werd de toestand onhoudbaar en moesten de Belgen zich
terugtrekken in de grootste wanorde, want de meeste officieren waren
uitgeschakeld. Veel soldaten probeerden de Dijle over te steken en verdronken
in het snelstromende water; anderen werden neergeschoten terwijl ze door de
velden in de richting van Werchter renden. De Slag bij de Molen kostte meer dan 300
Belgen het leven, plus zowat 50 Duitsers. Achteraf bezweken nog heel wat
gewonden in het ziekenhuis. Meer
dan 200 slachtoffers rusten op de militaire begraafplaats in Veltem. Een paar meter verderop zie je een
gedenksteen voor één van hen: soldaat Joseph Boden uit Waremme. Onderaan een oude foto met Belgische
militairen lezen we de volgende korte tekst: In 1914 gebruikte het
Belgische leger nog honden om de zware machinegeweren te trekken. Op 12
september joeg een artillerist in paniek twee honden met machinegeweer de Dijle
in. De stroming was te sterk en de dieren werden meegesleurd.
In feite
moeten we linksaf naar Werchter, maar we rijden rechtdoor naar de kerk van
Rotselaar. Een paar honderd meter verder. Op de hoek van de volgende straat
staat het gebouw van de voormalige brouwerij Mena. Ze was actief van 1897 tot
1969 en opgericht door een leerling van Jack-Op. Het gebouw is nu omgebouwd tot
gemeentelijk cultureel vrijetijdscentrum. De Sint-Petruskerk van Rotselaar, op
het Dorpsplein, is gebouwd in de 16de eeuw. We kunnen ze eveneens bezoeken. Bij
onze binnenkomst krijgen we een zangboekje en een blad met notenbalken en
muzieknoten in de hand gedrukt. Om zeven uur begint een dienst. Wij bedanken
echter en zeggen dat we niet zoveel tijd hebben. Ik rust achteraan even uit
terwijl bomma een kort toertje door de kerk maakt. We zijn ervan onder de indruk.
Het is een mooie kerk. De schilderijen in het koor zijn van de 17de en 18de
eeuw. Terug buiten maken we een toertje rond de kerk. De grafzerken zijn ook
hier jaren geleden verwijderd. Nog enkele staan tegen de gevel ter herinnering
aan vervlogen tijden. De
achtergevel staat in de stelling. Het monument voor gesneuvelden van beide oorlogen
is in de muur ingewerkt. Het brengt hulde aan hun helden en martelaren. Aan de
overzijde bevindt zich het gemeentehuis. Eveneens een modern complex. Naast de
kerk nodigt een terras uit om een laatste drink. Nog drie kilometer tot onze
auto. We rijden niet terug tot bij de watermolen. Hier zien we een pijl staan
richting Werchter. Het is wel langs de grote baan. Maar tien minuten later
staan we naast de auto. Het is 19:10u als we terug naar huis rijden. Tot
schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron:
Wikipedia