Ik
zal nooit een beroemd schrijver worden. Nooit wordt ik zo bekend als, Pieter
Aspe, Cyriel Buysse, Luis-Paul Boon of Herman Brusselmans. Na een uitzending
van De slimste mens ter wereld (2016) wist ik het zeker. Brusselmans zat daar
toevallig in de jury en gewoonlijk kraamt hij daar wat onzin uit, maakt
seksistische opmerkingen of hij maakt provocerende uitspraken. Meestal over
vrouwen. Tijdens een korte discussie met een panellid laat hij horen ook
moeilijke woorden te kennen. Woorden die nuttig zijn om een goed boek te
schrijven. Ik ben de woorden onmiddellijk vergeten, laat staan dat ik weet hoe
ze te schrijven. Ik zou Herman nooit geassocieerd hebben met die moeilijke woorden.
Tot ik las, op Wikipedia, dat hij een opleiding Germaanse filologie gevolgd
heeft op de Universiteit van Gent. Taal en letterkunde dus. Daar begin ik echt
niet meer aan.
Ik
heb ook nagedacht en getwijfeld om columnist te worden. Maar zelfs het woord
vindt ik al te moeilijk om te schrijven zonder eerst de 'Van Dale' te
raadplegen. En dan woorden die eindigen op een d of een t? Dat is werken met
het ezelsbruggetje 't kofschip. Maar er zijn uitzonderingen in de regel. En dan
is het niet leuk meer. Al die regeltjes zijn aan mij niet besteed. Is dit
laatste woord met d of t? Of dt? En dan nog de 'verleden tijd', 'de verleden
toekomende tijd' of 'de onvoltooid verleden toekomende tijd'? Mijn hoofd begint
ervan te tollen. Ik wil schrijver worden. Maar wie zit daarop te wachten? Mijn
nageslacht misschien?
En
toch heb ik het gewaagd om kinderverhaaltjes te schrijven. Met de nodige of
onnodige fouten weliswaar. Ik heb geen taal en letterkunde gevolgd, maar bij
mijn weten heeft Louis-Paul Boon dat ook nooit gedaan. Mijn verhaaltjes, met
levenswaarheden, zijn geïnspireerd door mijn kinderen, klein- en
achterkleinkinderen. We bundelen telkens enkele verhaaltjes online in een
fotoalbum. Bijna elke pagina wordt mooi geïllustreerd door, oma of bomma, mijn
echtgenote Rina. Na de goedkeuring van onszelf werpen we het boekje in het
winkelkarretje en dan wordt het telkens spannend afwachten. Ongeveer een week
later wordt het boekje geleverd via de post of we kunnen het af halen in de dichtst
bijgelegen winkel van Kruidvat of Hema. We bestellen ze gewoonlijk in drievoud.
Een houden we voor onszelf. De andere twee worden feestelijk ingepakt en worden
aan de zonen overhandigd. In de hoop dat bomma en bompas werk ook door het
nageslacht wordt gelezen.
Mijn
beste criticus is mijn echtgenote. Ze legt me ook gedurig uit waarom sommige
woorden met een d of een t worden geschreven. Steeds vergeet ik het en soms
praat ze ook tegen muren, maar toch kan ik niet stoppen met schrijven. Sinds
2014 heb ik een blog dat: Wij reizen om te leren noemt, maar zou misschien
beter: Wij schrijven om te leren genoemd worden. Bon! Lees en oordeel zelf.
Ka de Kabouter
Een nieuwe dag breekt aan. De zon werpt lange
schaduwen in het voortuintje van een groot appartementsblok. De tuin is
prachtig onderhouden. Geen grassprietje of onkruid is te zien. De rozen in het
ronde perkje staan fier rechtop. De azalea's zijn te bewonderen in alle geuren
en kleuren terwijl ze bloeien als nooit tevoren. De borders zijn aangeplant met
een passie voor wilde planten. Hier en daar werden éénjarige bloemen geplant
die voor een speels effect zorgen. Kortom het is een tuintje om 'U' tegen te
zeggen. Dit alles is het werk van slechts één 'persoon': Ka de tuinkabouter.
Hij staat fier rechtop met een schep en hark over zijn schouder. Hij staat in
de schaduw van een ronde buxus die hij nog maar pas gesnoeid heeft. Op deze
plek blijft de kabouter staan gedurende de hele dag. Je ziet hem echt niet
bewegen. Alleen zijn ogen gaan van de ene naar de andere kant en houden alles
scherp in de gaten. Langs het tuintje wandelen enkele mensen van en naar hun
werk of ze brengen en halen hun kindjes van school. Ze blijven dan enkele
ogenblikken vol bewondering staan kijken naar het mooie tuintje. Daar heb je
het gezin Peeters. Het jonge koppel brengt hun kleuter naar school en ze
blijven dan ook een poos voor het tuintje staan. Ze glimlachen en knikken
goedkeurend.
-'Kijk mama!' roept hun jonge spruit: 'daar staat
een ...ka ka ' Hij kijkt hulpeloos naar mama.
-'Kabouter lieverd. Maar je mag hem
gerust Ka noemen, hoor'.
-'Heeft Ka het tuintje zo mooi gemaakt?' vraagt hij
verder. Vader en moeder glimlachen naar elkaar en knikken.
-'Ja zeker Willem. 's Nachts als alle mensen slapen
wordt Ka wakker en werkt hij in het tuintje zodat het er 's morgen mooi en
verzorgt uitziet'.
-'Helemaal alleen mama?' vraagt Willem nog. Vader
en moeder knikken allebei. Dan sporen ze Willem aan om verder te stappen. De
school wacht.
Ka denkt aan de woorden van kleine Willem:
-'Eigenlijk heeft de jongen gelijk. Al decennia lang onderhoud ik de tuin hier
helemaal op mijn eentje. Het is tiptop in orde maar alleen is maar alleen. Het
wordt tijd dat ik mij een kaboutervrouwtje zoek en daarna een grote tuin om ze
samen te onderhouden. Misschien komen er wel kleine kaboutertjes!' denk de tuinkabouter
nog verder.
Ka neemt een besluit. Met zijn schop en hark op de
schouder trekt hij erop uit. Hij wacht niet tot het donker is. Het is een
rustig dorp en langs de verschillende voortuintjes stapt hij zoekend rond of
hij een kaboutervrouwtje vindt. Hij ontmoet veel tuinkabouters op zijn
zoektocht. Maar het zijn geen echte. Ze zijn van plastiek. Plastieken kabouters
hebben geen hart en ziel en werken niet. Sommigen zijn omgewaaid door de wind
en worden overwoekerd door klimop en mos. Alleen al aan de tuintjes kan Ka zien
of er echte kabouters aan het werk zijn geweest. De volgende tuin ziet er ook
al niet te best uit. Het onkruid staat twee kontjes hoog. Sommige lentebloemen
zijn uitgebloeid en moeten verwijderd worden. Het siergazon moet hoognodig afgereden
worden. Hier is werk aan de winkel. Ka's kabouterhanden beginnen te kribbelen.
Maar hij moet verder.
Plots komt er een kopje uit de grond tussen al het
onkruid.
-'Dag Pier' groet Ka zijn vriend de regenworm.
-'Is er een vogel of een mol in de buurt?' vraagt
de worm een beetje angstig.
-'Nee nee' lacht Ka want hij begrijpt wel waarom
Pier de regenworm angstig om zich heen kijkt. Vogeltjes lusten af en toe wel
een sappige dikke regenworm en ook de mol is een vijand van Pier.
-'Ik moet eens een luchtje scheppen' zegt Pier 'met
al die onkruidwortels moet ik tweemaal zo hard werken om een gangetje te
graven. Maar ik ben zo bang om boven de grond te komen om even uit te blazen'.
-'Dat begrijp ik wel Pier. Wees gerust er is geen
merel, roodborstje of mol in de buurt'.
-'Dank je wel Ka, maar ik moet nu weer verder. Ik
mag niet te lang boven de grond rond kruipen anders droog ik uit en sterf ik.
Nou tot ziens Ka'. En Pier de regenworm verdwijnt onder de grond.
Een paar tuintjes verder blijft onze kabouter vol
bewondering staan.
-'Wat een mooie tuin. Deze wordt zeker door een tuinkabouter
onderhouden'. Ka kijkt aandachtig rond en ontdekt een nog jonge kabouter die in
de schaduw staat van een Chinese pioen. De struik is 80 cm hoog en heeft
prachtige grote rode bloemen. Ka stapt tot bij de kabouter en maakt een
praatje:
-'Dag tuinkabouter, mijn naam is Ka, hoe maakt u
het?'
-'Heel goed Ka. Mijn naam is Hak. Ze noemen mij zo
omdat ik steeds met een hak bezig ben. Vindt je mijn tuintje mooi Ka?'
-'Zeker weten Hak! Het is één van de mooiste
tuintjes in de buurt. Volhouden zou ik zeggen, maar nu moet ik verder'
-'Waar ga je naartoe?' vraagt Hak nieuwsgierig. Ka
vertelt wat hij van plan is en Hak knikt goedkeurend:
-'Nu heb ik misschien wel
goed nieuws voor je Ka. Gisteren stonden hier een paar kinderen bewonderend
naar mijn tuintje te kijken en ze praten over een andere tuin waar een
kaboutervrouwtje stond. Helemaal alleen'. Het kaboutergezicht van Ka klaart
volledig op.
-'Waar zou dat dan zijn Hak?' wil onze tuinkabouter
weten.
-'Precies weet ik het ook niet maar ze kwamen van
ginder achter de hoek'.
Dat is de richting die ik wil gaan, denkt Ka.
-'Bedankt Hak. Tot ziens!'.
Ka verhoogt het staptempo maar in de volgende tuin
wordt zijn aandacht opgeëist door het getjilp van een groep heggenmussen die
een nest hebben in een bijna volledig dicht begroeide haag. Ka hoort de
zangvogels met een hoge piep roepen. Een teken van gevaar. Een heggenmus zit op
de grond naar insecten te zoeken voor haar kroost.
-'Wat gebeurt er allemaal mus?' vraagt Ka bezorgt.
Mus begroet Ka en vertelt:
-'Aan de andere zijde van de haag loopt er een
kater steeds maar heen en weer. Soms ligt ze zelfs uren op de loer. Ze wacht
tot onze kleintjes uitvliegen om ze dan te vangen en te verorberen'.
Ka schudt zijn kabouterhoofd:
-'Daar zullen wij
eens een stokje voor steken. Wacht maar af mus'. Ka klimt langs de takken van
de haag naar boven. Eens op het hoogste punt kijkt hij over de rand en ziet
inderdaad een rosse kater ijsberend langs de haag stappen. Hij ruikt de jonge
vogeltjes en miauwt meelijwekkend. Ka springt als een echte para naar beneden
en belandt op de rug van de rosse kat. Deze schrikt en gaat er als een haas
vandoor. Ka grijpt zich vast aan de vlooienband en vindt het leuk om op de rug
van een kat paardje te rijden. Aan het eind van de straat springt Ka van de kat
en rent terug naar de haag. De heggenmussen tjilpen terug blijgezind. Ze danken
Ka en wensen hem het beste in zijn zoektocht naar geluk.
In het volgende tuintje blijft Ka stomverbaasd
staan. Er staan mooie lentebloemen te bloeien rondom een perk met een groen
gazon. Maar van het gras is echter weinig te zien. Het is de ene molshoop naast
de andere. Tientallen hopen bruine aarde steken bijna een halve meter boven de
grond. Langs deze weg verlaat de mol even zijn onderaardse gangen om
nestmateriaal te verzamelen. Ka schudt zijn hoofd. Dit kan zo niet langer. Hij
gaat naar een molshoop en roept in de gang op de mol. Heel snel steekt de
zwarte mol boven de molshoop uit.
-'Waarom maak jij in deze mooie tuin molshopen
Mol?' vraagt Ka. Mol kijkt rond maar veel ziet hij niet. Een mol is niet blind
maar heeft heel kleine oogjes en daar hangt zijn vacht ook nog eens voor. Dus
ziet de mol haast niets.
-'O! Euh! Sorry hoor. Ik wist het niet. Waar moet
ik dan naar toe?' vraagt de mol aan Ka.
De tuinkabouter tuurt scherp om zich heen.
-'Aan de
overzijde van de straat is een koeienweide.' legt Ka uit aan de mol: -'Ik denk
dat je beter die kant uit gaat mol. Daar stoor je niemand'.
-'Welke kant is dat Ka?' vraagt mol. Hij ziet
totaal niet de weide aan de overzijde van de straat.
-'Naar het noorden mol.
Aan de overzijde is de weide. Altijd maar noordwaarts'.
De mol dankt Ka en kruipt meteen onder de grond om
een gangetje te graven onder de straat door tot in de weide. Onze tuinkabouter
blijft in de tuin tot het donker wordt. -'Tijd voor actie!' denkt Ka dan en
begint meteen de tuin onder handen te nemen. Struiken worden gesnoeid, onkruid
wordt gewied, de molshopen worden terug de grond ingestampt en met graszaad
ingezaaid. Tegen de morgen ziet de tuin er helemaal anders uit. De magnolia of
tulpenboom geurt als nooit tevoren. De iris met haar mysterieuze trio van
bloembladeren schitteren in bijzondere kleuren. Ook de kleine bloemetjes van de
hyacint verspreiden weer hun heerlijke geur. Menig passant blijft verwondert
bij het tuintje staan. Gisteren was dit nog een wildernis en vandaag lijkt het
tuintje op een mooie prentbriefkaart. Ka is trots op zichzelf.
-'Daar doen wij
kabouters het toch voor? Voor de erkenning en de mooie lovende woorden van de
mensen' denk hij. Dan schiet het hem ineens te binnen dat hij verder moet. Op
zoek naar een kaboutervrouwtje. Hij legt het tuingerei op zijn schouder en
springt over het lage muurtje naar de volgende tuin.
Daar aangekomen maakt Ka kennis met een kleine
cavia:
-'Wat doe jij hier cavia?' vraagt Ka.
-'Mijn adoptieouders hebben mij hier enkele dagen
geleden achtergelaten' vertelt het knaagdier treurig: Iemand neemt je wel mee
naar huis vertelden ze nog voor ze op vakantie vertrokken'.
Ka schudt zijn kabouterhoofd:
-'Het is alle jaren
hetzelfde liedje' gromt de tuinkabouter:
-'Eerst willen ze een dier in huis,
maar als ze op vakantie vertrekken moet het dier weer weg. Treurig is dat'. De
cavia knikt begrijpend:
-'Ik loop hier al twee dagen rond maar niemand neemt me
mee' snikt de cavia. Ka krijgt zowaar medelijden met het arme dier.
-'Ik breng je naar een tuintje waar kinderen wonen.
Zij zullen je wel adopteren' weet Ka en neemt het knaagdiertje onder een arm.
Cavia's wegen amper 500 tot 700 gram. Ze wegen dus bijna niets. Een paar
tuintjes verder groeit alleen maar gras. Een uitstekende plek voor een
hongerige cavia. In het huisje hoort Ka verschillende kinderstemmen en dit is dus
een uitstekende plaats voor het diertje.
-'Hier moet je blijven cavia. Eet je
buikje maar goed rond. Als de kinderen jou zien nemen ze je zeker mee naar
binnen'.
-'Bedankt Ka' zegt de cavia nog en begint
onmiddellijk van het malse gras te eten.
Even verder ontmoet onze tuinkabouter een oude
bekende. Tante eend. Ze heeft net de straat overgestoken en houd halt bij onze
vriend. Achter haar lopen acht kleine kuikentjes. -'Dat is de kroost van mijn
zus' legt tante eend uit: -'Ze heeft een zware depressie van haar jongens
gekregen. Tja, dan zorg ik er maar voor zeker?' vertelt de tante alsof het
tegen haar zin is voor de kleintjes te zorgen. Ka weet wel beter. Tante eend
heeft zelf geen kuikensen zorgt als
geen ander voor de kroost van haar zus.
-'Waar ga je naar toe tante?' vraagt Ka.
-'Het is etenstijd Ka, en wij trekken naar het
park. De mensen strooien broodkruimels en daar zijn wij eenden verzot op. Soms
is het wel spijtig want de meeste mensen gooien grote stukken brood in het
water. Als eenden daar te veel van eten zoeken ze zelf geen eten meer in de
natuur. Brood is niet echt goed voor eenden. Het zwelt in ons buikje door het
vele water en gaat opnieuw gisten. Dat is dan weer slecht voor onze darmen. Het
liefst en het gezondste voor ons eenden is zelf eten zoeken. Op deze manier
vervelen we ons niet'. Ka knikt begrijpend en wenst tante eend veel sterkte met
haar kroost.
Op de hoek van de straat komt Ka in een tuin die
prachtig aangelegd is. Hij herkent het onmiddellijk: 'dit is het werk van een
kaboutervrouwtje'. Tussen het kort geknipte gazon werden rechthoekige
bloemperken aangebracht die op hun beurt omzoomd zijn met een laag muurtje van
taxus. Elk bloemenperk heeft een andere kleur door de vele éénjarige bloemen.
Ka kent al de bloemen bij naam: witte margriet, het vingerhoedskruid, het
vlijtige liesje, de petunia's, de begonia's en de anjer. De bloemen verspreiden
een heerlijke zoete geur. Tientallen vlinders worden erdoor aangetrokken.
Kleine vogeltjes proberen in het gras nog een zaadje of insect mee te pikken.
Vooraan werd een sierfonteintje geplaatst in zwart grijze kleur wat deze tuin
een meer waarde geeft. Naast de fontein staat een kabouter. Een
vrouwtjeskabouter waar Ka direct verliefd op wordt. Liefde op het eerste
gezicht: het bestaat nog altijd.
Ze draagt
een hoge puntmuts en haar gele haar is gevlochten. Ka stapt recht op haar toe:
-'Dag mooi kaboutervrouwtje, mijn naam is Ka. Wie
ben jij?' vraagt Ka nieuwsgierig.
-'Mij noemen ze Lisa. Wat kan ik voor je betekenen
Ka?' vraagt Lisa. Onze tuinkabouter vertelt haar dat hij op zoek is naar een
kaboutervrouwtje om samen een grote tuin te onderhouden en daarna een
gezinnetje te stichten. Lisa's ogen schitteren. Hier heeft ze lang op moeten
wachten. Maar eindelijk komen haar dromen toch uit.
-'Oh Ka. Ja, ik wil graag een paar
kinderkaboutertjes. Maar waar vinden we een grote tuin om met ons gezinnetje te
onderhouden?' vraagt Lisa bezorgt.
-'Dat gaan we samen zoeken Lisa. Ik heb jou
gevonden en dan vinden we een reuzen tuin ook', zegt Ka. Hand in hand wandelen
Lisa en Ka langs de tuintjes in de richting van het station.
Hoog in een boom langs hun pad zit een roodborstje:
-'Weet jij soms waar we grote tuinen kunnen vinden roodborstje?' roept Ka naar
de vogel.
Het roodborstje komt naar beneden gevlogen tot vlak
bij de twee kabouters. -'Aan het station moeten jullie linksaf en daar begint
de villawijk. Rond de villa's vinden jullie super grote tuinen met vijvers en
al. Daar moeten jullie naar toe'. Lisa en Ka danken de vogel hartelijk en
zetten hun weg verder. Linksaf aan het station en langs de brede tuinhekken in
smeedijzer stappen onze vrienden langs de villa's die omringt worden door grote
tuinen. Sommige domeinen zijn met groene zeildoek afgespannen zodat niemand
iets van het domein kan zien. Dit is niet wat onze twee vrienden willen. Lisa
en Ka zoeken een grote tuin die iedereen mag bewonderen. Ze bereiken bijna het
einde van de straat als ze voor een groen hek met brede spijlen blijven staan.
Een brede asfaltweg kronkelt tussen verschillende soorten loofbomen. Het gras
moet hoognodig afgereden worden. De bloemenperken moeten gewied worden. De
bewoners hebben als decoratie kabouterhuisjes in de tuin gezet.
Als dat geen uitnodiging is. Langs het pad staan
arduinen tuinvazen en beelden op een sokkel. Ka en Lisaknikken goedkeurend. Ze glippen beiden door
de verticale tralies van de inkompoort en in de schaduw van de talrijke bomen
lopen ze tot bij een kabouterhuisje. Ze kunnen er binnen en ze willen hier voor
altijd blijven wonen. Ze voelen zich er volkomen thuis. Ze kunnen vanaf nu
schuilen in een huisje als het regent of sneeuwt. Ka wil onmiddellijk in de
tuin beginnen werken maar Lisa wil eerst de woning van de mensen zien. Ze wil
weten met wie ze gaat samenwerken. Ze wandelen door een brede dreef die
afgeboord is met oude eiken- en lindebomen die hen naar een groot kasteel
leiden. Ontelbare torentjes met kleine ramen steken hoog de lucht in. Het lijkt
echt op een middeleeuws sprookjeskasteel. Voor het bordes werd een grote
fontein aangelegd. Een grote waterstraal spuit de lucht in. Boven aan de trap
is een groot zonnig terras met een decoratieve balustrade. Lisa en Ka hebben
hun tuin gevonden.
Een paar jaar later ziet het tuinkasteel er
helemaal anders uit. Wandelaars blijven vaak staan voor de afsluiting om de
tuin te bewonderen. Het is een lust voor het oog om al die mooie bloemen te
zien bloeien. Verwelkte bloemen worden meteen verwijderd en vervangen door
nieuwe kleurrijke boeketten. De perken zijn netjes opgeharkt. Geen sprietje
onkruid krijgt een kans om te groeien. Maria de kasteelvrouw wandelt zoals
elke morgen in haar tuin en je merkt op dat ze ervan geniet. Een nieuwsgierige
voorbijganger spreekt haar vanaf het toegangshek aan:
-'Goede morgen mevrouw! Mag ik u wat vragen?'
-'Jazeker wel' antwoordt de eigenares van het
kasteel en komt dichtbij het toegangshek staan.
-'Onderhoud u deze grote tuin helemaal alleen, of
heeft u de hulp van een enkele tuinmannen?'
-'Nee hoor!' laat Maria weten en ze praat net zo
luid dat iedereen het kan horen:
-'Ik heb de hulp van een kabouterfamilie! Kijk daar
staan ze. Naast het grote kabouterhuisje. Ik heb een groter moeten kopen want
het gezinnetje is uitgebreid met twee kabouterjongens.
Wacht ik laat het u zien'. Ze draait zich om en
tussen de bladertakken van een bloeiende struik rododendrons neemt ze iets
groots en zwaars van de grond. Met een grote namaak paddenstoel stapt ze terug
naar het toegangshek om het publiek te woord te staan. Maar er staat niemand
meer aan het hek. Met opeen geklemde lippen schud ze haar hoofd:
-'Eerst vragen ze iets en dan gaan ze lopen'. Maria
zet het kabouterhuisje terug naast Lisa en Ka:
-'Niemand gelooft dat jullie al dit werk
doen, kabouters. Maar ik weet wel beter! Zal ik jullie in het zonnetje zetten?
Het is mooi weer vandaag'. Maria neemt Lisa, Ka en de twee kabouterjongens in
de arm en zet ze even verder in het zonnetje weer neer. Uit het zicht van de
wandelaars kan onze kabouterfamilie nog van elkaar genieten tot de avond valt.
Als het donker wordt beginnen Lisa en Ka in de tuin te werken. De
kabouterkinderen helpen een handje mee. Ze willen de stiel ook leren voor als
ze groot zijn en op eigen benen willen staan.