Afgelopen
weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er
werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen
een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed.
Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er
werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.
Dicht in
mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het paardenvlees
liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet?
Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn
pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden
en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.
Enkele jaren
geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat
we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en
tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat
we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en
nieuwjaar.
Het was een
blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en fotos uitgewisseld. Het
was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant,
maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk,
maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook
hier lag het paardenvlees centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een
snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. Leg er nog maar wat
tussen hoor! Er is meer dan genoeg! Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons
brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en
ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn
kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden
echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst.
Op het paardenvlees zat evenveel zout
als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte
naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch
opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen
drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het
zicht, waar weonze fles water samen
leeg dronken. Wat een opluchting.
Twee uur
later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige
dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht
je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet
de snelweg te nemen. Langs de
secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk
wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog
meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het
leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die
genieten van een koel, fris, hemels euh ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is
goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn
vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik
vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons
en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in
hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar
bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt
ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel
een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar
moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele
minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van
wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het
valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het
ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan
zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje
schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken.
Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de
grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons
tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant.
Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen? Het was
niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon
ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.
Zondag 08
maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder
blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen
tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We
willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te
maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren
van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt
uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een
boswandeling door Domein De Inslag. Om 10:00u parkeren we de auto in de
Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift
gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte
klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten
vakkundig aangepast.
We volgen
knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het Domein de
Inslag. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept
duidelijkheid: De Inslag of Inslaen werd reeds vernoemd rond 1600. Het
verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied
werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein
vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen.
Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen
omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven.
In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove
dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen
en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen.
Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron
bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone
pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil
broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis.
De andere
bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: het Park van Brasschaat, het
Groot- en Klein Schietveld, De Uitlegger, het Peerdsbos en Domein de
Mik. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is
een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam
is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht.
De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen
kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier
in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon
van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor
schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de
stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste
bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals
stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze
gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het
merken van bomen: In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter
door de boswachters bomen gemerkt of geschalmd. Dit is een voorbereiding van
een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden
gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door
de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en
doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch
waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor
de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door
een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist
gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische
boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn
exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen
beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de
neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten.
De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de
bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt
worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet
tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten
waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt
vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende
houtkopers en exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping
van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten
vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden.
De Afdeling
Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van
dennenbos naar gemengd bos: in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden
er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en
ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de
mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij
elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die
dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een
zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De
rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten,
groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant
want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren
meestal liefhebbers van de jacht.
Deze
exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats
meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van
de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde
periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen
werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse
loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede
bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en
Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken
aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst
en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren
beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude
dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een
betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol
zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen. Onderaan
getekend met De Boswachter.
Na knppnt 83
moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met
groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: Meting van luchtverontreiniging in
De Inslag. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de
uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de
zure regen van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten
kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos.
Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van
ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting
genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn
efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de
boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage
vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op
het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in
bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden. Een hoge
stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de
bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de
luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het
verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide
(CO²).
Bij een
rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord
over het heidebeheer vermeld: De heide was honderden jaren het typische
landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden
door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing
en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo
verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de
voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide
struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed
in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk
en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze
kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht
zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost
gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van
deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn
oorspronkelijk landschap teruggekregen. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig
naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te
lezen: Een verwilderde tuin van oude herinneringen.
Even verder
bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien.
Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen.
Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We
worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt
voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele
seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven
ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel
vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan
en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn
snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.
Bij knppnt
82 verlaten we domein De Inslag. De dreef
rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81
langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park De Mik. Dit park
bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We
missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze
zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de
thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en
recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie
weer is er veel activiteit te bespeuren.
Enkele
kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van
het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen
nog steeds de roestige kettingen. Net
echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens
flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het
kasteel. Een infobordje is duidelijk: Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en
begin 19de-eeuw waren neogotische folies een modetrend in Engelse
landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten
een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre
doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles
Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de
verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht
een andere folie van de beau monde te herscheppen in een Engelse
landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar
wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende
buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire
porte dAuron in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar
werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum
van de ondergang gespaard.
Links van
ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit-
of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het
hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het
is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan
enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende
zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel
wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de
fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We
zitten in de schaduw van twee Toverhazelaars. De bloeitijd van deze soort
valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De
andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de
mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.
Op het
eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in
de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het
van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de
kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van
hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De
vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en
vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën enbroeden van februari tot in juni.
We vervolgen
onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen
ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee
te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht
over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een
oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de
vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders
draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het
struikgewas.
Bij knppnt
79 wandelen we voorbij het voormalige Sana De Mik. Het sanatorium isverdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van
een VZW Heropbeuring. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en
Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar
knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen
raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust
om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of
fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen.
Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje
en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn
Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we
rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver E10-plas. Verschillende
watervogels dobberen op het koele water.
We duiken
opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we
rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de Kleine Mik moeten
we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts?
Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen
keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde
richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we
in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker.
Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen
werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een
tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.
Dan staan we
voor het Brasschaat Open Golf & Country Club. De golfclub werd in 1991
opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en
feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en
iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het
terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas
bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij
het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld
proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben
meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit
nieuwsgierigheid wilik toch weten wat
dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u.Op de parking bergt een dame haar
golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs
men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met
vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal
een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer 100. Je kan je er
natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een
beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb
je al vanaf 50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten
950. Kom in april naar de open deur dag vertelt ze nog als we afscheid nemen.
Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.
Voorbij de
golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot
bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron: Wikipedia.
Maandag16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag
met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren
maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius.
Onze eerste lange wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar
knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - in beweging
blijven! Een wandeling op dokters voorschrift.
Net op het
middaguur staan we achter de kerk van s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige
bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De
inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op
zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten
die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld
Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van s Gravenwezel, op de grote baan, is
gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar
ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de
overzijde, nummer 47, staat de
voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes
gerestaureerd. Het heemhuis De Drie Rozen is een museum voor heem- en
volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850.
Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.
Het rusthuis
Sint-Lodewijck, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is
sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier
begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk
rustig op de baan. Af en toe scheurt
een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de Kapel van de
overbuur (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de
bomen.Het werd oorspronkelijk
gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood. Daar getuigt het interieur nog van. Onder
het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd
omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak
staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam. De kleine deur staat uitnodigend open. Een
gewelfd plafond.
We wandelen
langs het domein Kattenhof. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle
kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het
al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook.
Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot
knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over
een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel.
Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme
complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun
schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid
gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met
massas molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater
trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons
knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.
Als we
knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de
gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit
hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villas met
hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op
verschillende plaatsen hangen cameras die de buurt observeren. Als een
professionele paparazzi neemt ons Rina fotos van het domein. Een enorme
groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa
Berkenberg net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij
de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer
automatisch.
Bij het
standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier
meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat
achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien
de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de
ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens
modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van
vogelgeluiden. Het kra-kra van de kraaien en de roep van de ekster overstemt
dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam
kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht
hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.
Het bos
varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een
voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het
lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de
hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de
antitankgracht. We volgen het brede kanaal dat doorheen het domein t Groot
Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers
en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander
rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij
Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter
breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek
landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de
gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als
overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu
Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot
doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder
wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met
struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met
grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.
Bij knppnt
22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een
dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het
pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van s Gravenwezel.
Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig
meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de
smalle veldweg in met de klinkende naam: Kwikaardstraatje. Rechts van ons een
haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het
voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts eengroene heerser die een heel groot domein
afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak
frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van s
Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op
ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de
paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het
zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere
weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.
Bij knppnt
25 staat villa s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de
school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt
sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden
prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje
verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot
schrijfs.
Zaterdag 18
oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag:
1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt
was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22°
geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er
dankbaar gebruik van.
De
wandelbrochure 100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland behandeld drie
grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst,
Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die
tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en
het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers
in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden
Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm
en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een
barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de
kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige
doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand
gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om
het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de
Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren,
teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen
samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.
Het is een
paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van
de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit
wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet
5km.
Het is druk
op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee
tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren
op. Van ver prikkelen de kruiden van
de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee
verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden
zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie
en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er
de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling
over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige
gerenoveerde achtergevel. De
uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt
geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen
beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de
binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden
toezicht. Een infobord verklaard nader: in 1917 wordt op de Grote Markt een
thuis voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen Graaf van Egmont en
Liénart werden omgevormd tot Soldatenheim. Duitse soldaten vinden er een
tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet
gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten
schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters.
De
blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren
en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open
gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens
WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de
noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om
gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals:
zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: samen
met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4
december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco
Conventie van 1972. Het 15de-eeuwse belfort vormt hier
uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de
Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische
gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De
nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude
aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse
stadskern.
Het
schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de
gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de
graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als
graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje,
was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten
afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het
hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de
Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de
boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens
heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het
eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de
Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers
moeten hun rijwiel afgeven.
Via de
Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de
linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende
tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden
moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de
Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de
Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van
soldaten en officieren. Een infobord verklaard: tot 1933 worden in de
Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het
Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school
tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een
belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal
of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste
werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar
ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat
dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen. De oude foto op het
infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade
aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het
complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de
Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar
aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd
op 23 juli 1922 door prins Leopold.
Vervolgens
wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de
Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens
de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van
Aalst. Ook deze kerk is opengesteld
voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en
ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22
kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk
heeft toch van het vocht te wijten. De mooie
glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste
glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig
gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de
kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens
stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek
werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars.
Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten
verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een
buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog
wordt alles vakkundig hersteld.
Langs de
achterzijde van de kerk wandelen we naar de Oude Vismarkt. In de oudste kern
van de stad is het Stedelijk Museum t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam
door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om
14:00u. We moeten een klein
kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst.
Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van t Gasthuys staat het
standbeeld Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller. Ons Rina zet zich tegenover
hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van t Gasthuys staan
witte doodskisten opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de
achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het
stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte.
Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse
tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen
info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat
uit naar de lange muur: Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote
Oorlog 1914-1918. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier
elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping
komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.
Op het
Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De
foto toont The Battle of Alost. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september
1914. Onze aandacht gaat uit naar het grotemonument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door
een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de
fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders.
Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester.
Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het
nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit
zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op
de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.
De kapel: Onze
Lieve Vrouw ter druiven is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende
was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus
beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken.
Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van
de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.
We vervolgen
onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele
plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste
lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug
over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat
hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen. Ze werd tijdens WOI door de Belgische
genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle
treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers
ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de
Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend.
Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.
Langs de
Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27
september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen
zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met
mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters
slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in
de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen
worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds
september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de
gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd
hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de
Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op
de rechteroever om het leven. Het monument Via Dolorosa bestaat uit geperst
materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.
De Charles
Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het
stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de
hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws
kasteel. De laatste renovatie
dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord.
Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een
bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende
infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12
Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in
Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.
Via de Fabriekstraat
lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk
en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats.
Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De
stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private
herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de
inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van
de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er
Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.
Na de
Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het
imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide
wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier
ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november.
Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben
bezet laten ze geplunderd en vernield achter.
De
Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van
huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen,
schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding
installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn
hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.
Bij het
Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende
Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in
1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de
toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en eenafleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om
werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In
september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.
Uit
dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument
op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim
recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs
het beeld van Roodkapje met de Wolf verlaten we het park.
Langs de
Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het
Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een
krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege.
Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na
een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot
schrijfs.Tekst:
Luc Verschooten.Fotos: Rina
Meurs.Bron: Dienst Toerisme
Aalst.
Rita (zus
van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een
oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat
ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor
dank.De wandeling, zondag 7
september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat
het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het
oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben
er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek,
Noord-Brabant en Limburg. De dodendraad van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets
afgereden. Ook te voet door Essen tegen de Nederlandse grens is heel interessant,
door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als
laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt
WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.
Bij de
aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de
regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die
bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij
een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar
terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen
kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad
te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad.
Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste
Wereldoorlog uitbrak.
Als op 4
augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting
zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en
gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De
koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen
vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25
augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden
beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad
in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen
en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de
Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar
richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging
naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is De Val van
Antwerpen een feit.
De Meir is
één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat
altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir
is nog altijd: zien en gezien worden. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van
ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje
met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die
ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na
afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst
zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar
door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en
brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren.
Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland
aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even
binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning,
toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over
de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder
het kanonvuur van dikke Bertha en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse
leger de stad Luik. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. Kort na
de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit
van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval.
Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met
imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan
de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te
breiden. Er werden 11 pantserforten en 12 pantserschansen in
ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste
geschut. In 1913 was de bouw voltooid en
begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de
Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door
Duitsland verteld Greet ons terloops. Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel
ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar
Antwerpen. Ook de burgerbevolking
vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van
België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen
helpen. De bondgenoten stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. In
de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer
van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf
van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard
betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en
keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige
die hier gewoond heeft.
We wandelen richting boerentoren en houden
stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: Veroorzaakt door zijn haven oefende
Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine.
Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten
waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd
en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij
in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.
Het huis dat jullie achter mij zien noemt
huis Osterriet. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen
door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens
die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie
die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en
horeca. Er hangen verschillende
kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het
renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CDs verkoopt.
Greet laat talrijke fotos zien aan de groep.
Een zwart wit foto met de bekende Vlaamse Opera. Ernaast pronken de verdwenen
Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.
Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons
rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4
beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een
brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende
olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men een kaars brandt en nummer vier is weer een
vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp.
Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir
werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In
1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn bewind wordt het paleis
opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was,
kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.
Toen ook het Hollands bewind ten val kwam,
kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien
ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er
onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort
tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie
van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat
startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het gaan bewonderen
als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop
koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en
een koffie- en theehuis.
Ter hoogte
van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: Een Duitser startte in 1865,
in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een
voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie
gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met
twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een
verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een Sportsnaff zaak gevestigd.
We stappen verder terwijl Greet vertelt: vroeger, meer dan nu, noemden de
bevolking Antwerpen de koekenstad, vanwege de vele koekenfabrieken in
Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de
bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden
werden in het station uitgedeeld.
Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland
bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich
terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later
is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op
de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen
slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan
De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich
over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de
daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden.
Het
handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat
dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpanduit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds
het café-pension A la Vue du Palais.Van dit type
vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog
meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd
voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney
hier een bijhuis van kleding voor kinderen.
Greet toont ons fotos van een omgebouwde
Minerva. Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf
augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische
leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de
IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het
Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch
automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen
door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte
bij Minerva. Hij was schrijver,kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het
vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten. Ik lees in de
oorlogskrant het Belgisch
Dagblad van Woensdag 22 september
1915 het volgende bericht:Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen
Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer
bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag
iedereen in het Westen . Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte,
zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het
Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in
de richting van Sinte Agathas Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept
en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van
het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van
Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag,
te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de
vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de
Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig
weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden
Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette
hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam.
Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen
van de daad.
Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI
niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex,
boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat
gebombardeerd door twee bommen.
In het voormalig Bisschoppelijk Paleis
zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In
het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel
toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte
vlag op de toren.
In het pand op de Ruien nr 5 werden de
plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in
hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote
Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge
vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor
het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter
ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI.
Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt
van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug
kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad
ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs
waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de
overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen.In oktober 2014, 100 jaar later, wordt
er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt iedereen de kans om in de voetsporen
van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen
leggen. De brug komt van Duitsland.
Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze
wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. De Spaanse griep heeft
meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog.
Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan:
Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014.
Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober s morgens 09:00 uur.
Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet
net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen
langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van
belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte
schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de Vredesbrug is een technisch
huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire
samenwerking. Een realisatie van heden enverleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een
unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische
Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit s Hertogenbosch. Ze
meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De
brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende
motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken
vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind.
De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een
peloton toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend
langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor fotos en een praatje met
de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen
om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft
er oren naar.
Om half negen staan wij op de afgesproken
plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende
overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het
rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos
is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend
vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden
lastig. Wij schuiven rechts van
het Steenplein aan. De kolonne van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom
niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug
wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen fotos
te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt
de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de
militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een
welgekomen afwisseling.
Een kleine vijftien minuten later staan we op
Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet-
en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij
horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs
twintig grafzerken met gedichten van war poets. Een pop-up bookstore van
Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire
attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden
tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het
meeste volk staat bij de tanks.De
Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I
tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de
voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs. Bron:
Gazet van Antwerpen.