Groot
Hagelkruis is een oud toponiem uit 1561 met vermelding 'thagelcruys'. Volgens
de legende woedden eeuwen geleden geweldige hagelbuien in deze omgeving. Na een
zware hagelbui smolt de sneeuw geleidelijk weg, maar op één plaats bleef de
hagel liggen in de vorm van een kruis. De dorpelingen trokken processiegewijs
naar het wonderkruis en de hevige hagelbuien hielden op.
In de eerste winkelzaak, op nummer 1 van het Groot Hagelkruis, was rond
1973,Foto Gaston Ruttens' gevestigd.
Hier kon je terecht voor alle fotowerken, tot 1995 ongeveer. Meer dan twintig
jaar. Daarna en tot op vandaag (2015) werd dit pand 'Perfect Present', een
lunchroom en geschenkenwinkel. Hier vind je moeiteloos dat perfecte geschenk,
uitgebaat door Sylviane en Lou Roman, winnaars van de Zilveren Glimlach 2013.
--De
nieuwbouw werd opgetrokken na afbraak van de panden 3 en 5. Nummer 5 was in de
jaren zeventig, van vorige eeuw, nog de pastorij gevestigd. De plaats waar
menig koppeltje hun ondertrouw heeft gedaan.
--Het
huis nummer 7 lijkt op het eerste zicht nog hetzelfde als 100 jaar geleden. Tot
eind 1928 was hier het postkantoor van Ekeren gevestigd. Daarna verhuisd het
naar Veltwijcklaan 11. Eind 1938 word het pand verhuurd aan de pas
afgestudeerde dokter Albert Huyskens. In 1957 verhuisde hij met zijn echtgenote
Maria Philippo, naar de Alfons Jeurissenstraat. Na een carrière van 50 jaar als
huisarts, stopt hij met zijn praktijk en overlijdt hij in april 1987. Het pand
nummer 7 wordt in 1957, na de verhuis van dokter Huyskens, verhuurd aan E.H.
Jozef Plateau. Vervolgens was het de beurt aan een Kinesisten echtpaar Eric
De Croock-Carine Aerts. Het koppel bleef tot het begin van 1990 in het huis,
maar verhuisden dan naar nummer 113 in dezelfde straat. Ze kochten daar de
woning van de familie Verbaenen-Van Alsenoy. Vanaf dan wordt het pand een
gezinswoning.
Het pand nummer 9 is een gewoon huis, gelegen op de hoek van de Frans
Lenaertsstraat. Hier was vanaf 1978 tot 1989 het verzekeringskantoor van Koen
De Bie waar je terecht kon voor leningen en hypotheken.
Na
plaatsing op mijn Blog krijg ik via Facebook uitgebreide informatie van Dirk
De Bie: In 1920 wordt dit pand aangekocht door Eduard De Bie, grootvader van
Dirk, en vestigt hier als bankier de eerste kredietbank van Ekeren. In die tijd
een gewaagde onderneming. In de jaren 60, meer dan veertig jaar later, gaat
Eduard op pensioen. Zijn zoon, Koen De Bie, neemt de verzekeringspolissen van
zijn vader over en bouwt de zaak verder uit. Koen De Bie blijft dan in het pand
wonen. In 1972 wordt het huis grondig gerenoveerd met een kantoor tot 1989. Dat
jaar verhuist Koen De Bie naar een groot winkelpand in Dorpstraat 19.
Onder
het bladerdek van een boom staat het arduinen Hagelkruis op een sokkel. Het
werd heropgericht in oktober 1981. Links van het Hagelkruis spelen de kleuters
in de speeltuin van de'Basisschool Sint
Lambertus'. De kleine ukjes jubelen en kraaien van plezier. De jongens en meisjes
van verschillende origine maken geen onderscheid tussen autochtonen en
allochtonen.
Het nummer 37, was een groot herenhuis dat toebehoorde aan de welstellende
familie Michielsen. Na de dood van haar man trok weduwe Michielsen met haar
zoon Marc een 100 meter verder in een wit geschilderde villa. Marc werd
tandarts en bouwde links naast de woning een bloeiende praktijk uit. Helaas,
hij overleed op vrij jonge leeftijd van 41 à 42 jaar. In 1983 tot en met 1987,
begon Angelique in het voormalige herenhuis van de Michielsen een zaak. Op deze
prachtige locatie werd alle textiel, voorkomend uit faillissementen,
verzekeringen, enz verkocht. Helaas, het huis werd afgebroken. Op de plaats
vind je een groot groen tapijt.
Even
verder, over de nummers 86 en 88, leidt een dreef naar het Hagelkruispark waar
eind 2014 en begin 2015 een nieuwe speeltuin werd aangelegd.
In nummer 95, kwam de zaak 'Piranha' pvba. De verhuur en verkoop van speedboten
tussen 1978 en 1982 verliep redelijk goed. In 1990 en '91 wordt hier 't
Botenhuis uitgebaat. Inkoop, verkoop en herstellingen van boten en motoren.
Tussen 2001 en 2006 komt firma 'Dakrubbercentrale' NV van Bob Louman in deze
nieuwbouw. 'De' plat dak specialist met naadloze rubberfolies, nieuw en
renovatie. Ook voor terrassen en vijvers.
In pand nummer 109, was café 't Zonneke gevestigd, bij Jeanine & Roger,
vanaf 1975. Het Bock en Palmbier vloeide overvloedig. Op 29 maart van 1975
luisterden de stamgasten naar het laat avond journaal op de radio. Enkel de
biljarters interesseerde het niet. Het getik stoorde de luisteraars en een
sssssst volgde dan uitdrukkelijk. De stem van de presentator was duidelijk te
horen: en dan nu het sport. Vanmiddag werd de tiende editie gereden van de
Amstel Gold Race in Nederland. De ééndaagse wielerwedstrijd voor profrenners
werd gewonnen door onze landgenoot Eddy Merckx.Een daverend applaus barstte in het lokaal
los. Een van de stamgasten hief zijn glas naar de toog en riep: Tourneé
generale, Roger!
Op
1 april 1988 nemen Sam en Louisa het café over en behouden de naam t Zonneke.
Op het raam werd in zeven haasten Bij Sammylou geschilderd, verwijzend naar
de beide voornamen van de uitbaters. In 1989 echter verlaat Sam al reeds de
zaak en haar partner. Louisa heeft dan nog even de zaak verder gezet tot ze
failliet werd verklaard. (Info van Sam Ongena). Vervolgens werd de zaak
overgenomen tot 1995 door Maria en Omer om de stamgasten te vermaken.
Vogelpikclub 'Altijd raak' trok enorm veel volk. De naam t Zonneke bleef
steeds behouden. Ria nam de zaak over tussen 1996 en 2003. Daarna kwamen Irene
en Roger voor een jaar of twee de zaak open houden. Als laatste werden Carina
en Peter baas over het café. Dat was van 2008 tot 2009. Na het sluiten van de
zaak werd het pand gerenoveerd tot woning. Slechts aan de beide vitrines is te
zien dat hier ooit een café was. De naam 't Zonneke is nog niet verwijderd.
(2015)
Vanaf 1993 bouwde Karin, op nummer 113, een groots 'Schoonheidsinstituut' uit.
Tot en met vandaag (2015) kan je hier terecht voor pedicure, manicure,
zonnebank...etc.
Eveneens op nummer 113, kwam 'Pajero' van 1995 tot 2006 het
schoonheidsinstituut van Karin versterken met een sport- en
ontspanningscentrum. Conditie- en krachttraining en familiesauna. Na 2006 nam
Karin ook deze lokalen over om haar zaak uit te breiden.
Het nummer 115, is een half vrijstaande woning met decoratieve puntgevel. Het
pand werd gebouwd rond 1900. Het staat al jaren leeg en te verkommeren. De
ramen boven staan open en verschillende vogels vliegen binnen en buiten. Het
voortuintje is eveneens verwaarloosd. Een gietijzeren hek sluit alles af.
Wat verder, in nummer 125, woont hoogstwaarschijnlijk de allerlaatste
landbouwer en veeboer van het centrum. Het hoge herenhuis dateert van de eerste
helft van de twintigste eeuw. Achteraan werd een stenen schuur gebouwd. Plaats
genoeg om het hooi te stapelen en te bewaren.
De villa of het landhuis, op het nummer 131, dateert uit de 19de-eeuw en heeft
een ruime tuin. Een gedeelte is parking van 'Eetcafé Ballantines'. De garage
naast de woning werd gebouwd in 1933. Luc Somers laat weten dat er tijdens de
jaren tachtig, van vorige eeuw, een dancing was gevestigd. Dancing Trialon
herinnert hij zich nog, doch verdere info hebben we niet. Ongeveer tien jaar
geleden vormt de benedenverdieping de 'Mini-creche' 't Bengeltje met 16
opvangplaatsen voor baby's en peuters van 0 tot 3 jaar.
Op nummer 135 was een bescheiden postkantoor gevestigd. Wegens besparingen werd
alles overgeplaatst naar het postkantoor op de Bist.
Nummer 147 was begin jaren zeventig, van vorige eeuw, café Sportgalm. Het
laatst werd deze zaak vernoemd in 1977, in het programmaboekje van de
Bierpruvers. Nicole en Rudy openden hun delicatesse zaak 'Edelkost' in 1990.
Tot en met 2008 kon je hier terecht voor charcuterie en een ruime keuze van
Iglo diepvries producten. Na de sluiting werd het geen handelszaak meer.
Op nummer 155 was vooreerst een kruidenierszaak gevestigd. De grutter, zoals
men de kruidenier in die tijd noemde, verkocht in zijn winkel droge
levensmiddelen zoals: keukenkruiden, specerijen, koffie, thee, cacao, tabak,
stijfsel en zeep om maar een beetje op te noemen. Door de opkomst van de
supermarkten tijdens de jaren zeventig verdwenen stilaan de kruidenierszaken
uit het straatbeeld. Dit bericht kwam van Sandra Jans.
Nadien
kwam in dit pand een zaak waar bier getapt en frisdranken werden geserveerd.
Het pand kreeg de naam Café Plezanten Hoek tijdens de mooie jaren zeventig
van vorige eeuw. Er werd rond het jaar 2000 gestart met 'Frituur 't Hoekske'.
In 2003 wordt de naam veranderd in 't Frit-uurtje. Hun slogan: 'met vers
stoofvlees en verse goulash'. (2015)
De zaak op nummer 187 noemde voorheen 'Brasserie Restaurant Triton', vanaf 1984
tot 2013. Na de nodige aanpassingswerken wordt het Brasserie 'Sapore'. Toen we
laatst er voorbij wandelden bemerkten we Gaston Berchmans in de zaak. Goede
reclame voor Brasserie 'Sapore'. (2015)
-In
het pand met nummer 164 bevond zich tijdens 1972 tot 1983 Café Sportlokaal.
Op nummer 150, was eerlang bakkerij 'Bervoets-Gijsen' gevestigd met als
specialiteit: volkoren brood, speculaas en pistolets. Alles vervaardigd met
1ste-rangs grondstoffen van 1980 tot en met 1986. Vanaf 1988 tot 1992 komt hier
Brood en Banketbakkerij 'Janssens'. In 2003 is het de beurt aan Bakkerij
Ceuppens, niet alleen voor brood en gebak, maar ook charcuterie is
verkrijgbaar. Tot op vandaag (2015) staat er een broodautomaat ter beschikking.
Het nummer 146-148 is een enorm groot complex waar vroeger ateliers of werkhuizen
van Ed. Brandt en Co gevestigd waren. Een firma met kuiperij, ijzer- en messing
gieterij, in dit pand werd duchtig gelast voor de scheepsbouw. In 1991 werden
de magazijnen, kantoren en de conciërgewoning omgebouwd tot wijk- en
dienstencentrum van het OCMW Antwerpen.
--Op
nummer 130 woonde de heer Joris De Bruyn. We schrijven 18 juli 1941. Joris
wordt wegens Duits vijandige gezindheid door de Feldkommandantur 520 te
Antwerpen tot 9 maanden opsluiting veroordeeld. Hij wordt door de Duitsers naar
de Colonie te Merksplas overgebracht. Joris Marinus De Bruyn was weerstander
sinds 1941 en maakte deel uit van de NKB.
In het brede winkelpand met de nummers 86 en 88, was rijwielhandel 'Alfons
Cycles' gevestigd. De zaak werd uitgebaat door De Herdt-Segers. Fons repareerde
de fietsen in zijn herstelplaats van 1979 tot en met 1998. Vanaf februari 2015
wordt het nummer 88 een 'Open kunst Atelier'. Wie hier passeert wordt vermaakt
met kunstige schilderijen voor de enorme vitrines. De kunststukken werden
geschilderd door Jos Laureys. Echtgenote Renée is schrijfster. In deze woning
wil het koppel de liefde voor kunst delen met alle geïnteresseerden.
Het nummer 78 is een half open bebouwing. Een breed gerenoveerde woning met
verdiep. Langs de straatkant zijn uitsluitend ramen. De ingang is via het
steegje te bereiken. Hoe het pand eruit zag in de jaren zeventig van de
twintigste eeuw is niet duidelijk. Vaststaat is dat er tussen 1974 en 1978 een
winkelpand was met algemene voeding van 'Clementine'. Een zaak met, voor die
tijd althans, een uitgebreid gamma aan voedingswaren zoals: zuivelproducten,
conserven, bokalen met groenten...enz. Voor de kindjes: chocolade, snoep en
koeken.
Frans
en Maria plaatsen hun fietsen op de stoep tegen de gevel van hun woning. Het is
een warme dag in juni en ze besluiten een fietstocht te maken. Ze kijken er
enorm naar uit. De winter was te nat en te koud om te fietsen. Ze houden hun
conditie wel op peil op hun home trainer, maar dat is toch niet hetzelfde.
Frans sluit de woning goed af. Vanmorgen heeft hij de knooppunten op een
bikepointer geschreven: 13-14-85-79-74-76-77-13, goed voor bijna 24 kilometer.
Voor knooppunt 13 moeten ze eerst naar de Driehoekstraat. Ze laten eerst bus 77
van 'De Lijn' passeren en dan vertrekken ze richting centrum. In de woning
ernaast gluurt Jozefien langs haar hagelwitte gordijnen naar het tweetal. Ze
zucht en gaat dan weer in haar zetel zitten en kijkt verder naar de herhaling
van thuis.
Op het nummer 44 was Mariën aanbouwkeukens gevestigd vanaf 1974. Zijn slogan
was: 'Vrijblijvende prijsopgave'. De eerste keukens waren nog erg eenvoudig,
kasten van hout en/of formica, met legplanken en laden. Ook toen zorgde men
voor een feilloze afwerking en een degelijke houtkwaliteit. Mariën sloot zijn
zaak in 1991. In 1994 start 'Antigar bvba' hier een zaak in zetelgarniering,
gordijnen en overgordijnen. Ook deze zaak is al enkele jaren gestopt. Achter de
etalage staat nog een antiek stuk werktuig van de garnierder.
--Peter
Brosens woonde in huisnummer 26 en wist te vertellen dat op het nummer 22, twee
huizen verder, kunstschilder Roger Colignon heeft gewoond. Hij verhuisde naar
Lange Sterrestraat 23. In 2013 exposeerde Roger zijn kunstwerken in het Trace
Cultuurstation van Ekeren. De man is recentelijk komen te overlijden.
Op de hoek Groot Hagelkruis/ Van de Wouwerstraat, nummer 18, was nog in de
jaren 80 van de 20ste-eeuw drogisterij, 'De Winter', een handelszaak met
verven, kruiden, cosmetica, oplosmiddelen en poetsgerief zoals: borstels en
emmers.
Op
een warme zomerse vrijdagavond komen drie jonge mannen vanuit de Van de
Wouwerstraat gewandeld. Ze lachen en praten door elkaar en het lijkt alsof ze
niet echt naar elkaar luisteren. Ze gaan café Arena binnen. Het is niet echt
een jongeren café, maar ze zijn niet echt van plan lang te blijven. Deze kroeg
is slechts een tussenstop. Hier willen ze enkele biertjes drinken en als het
helemaal donker is willen ze naar het centrum van Antwerpen rijden. De
uitgaansbuurt in die tijd.
In winkelpand nummer 16 was vooreerst kruidenierszaak Den Ballon gevestigd
dat uitgebaat werd door Sander. De winkelruimte werd te klein en in de plaats
kwam Café Arena. Hier werden van 1975 tot 1982 pintjes getapt door een
uitgeweken Nederlander: Louis. Daarna namen An & Luc de zaak overen stichten biljartclub 'Arena'. Na een
grondige renovatie kwam vanaf 1991 t/m 2015 Elegance in dit pand. Een
'Dameskapsalon' van Leo Laurijssens.
Het pand ernaast, nummer 14, was beter geschikt voor kruidenier Sander en hij
verhuisde zijn zaak, 'Den Ballon' naar hier.
Op nummer 8, was enkele jaren 'een huis in de rij' vzw gevestigd. (1989-1992).
Een hulporganisatie onder de categorie: gezondheid en welzijn. Waar je mensen
in vertrouwen kan spreken, ongeacht je leeftijd of overtuiging. In 2013 kwam de
Oxfam Wereldwinkel. De zaak brengt een wereld vol eerlijke handel. Je vindt
voedingswaren, kunstnijverheid of cosmetica van eerlijke handelaars. (2015)
Achter het nummer 6/1, prijkt het Ekers Hof, bij Lydie Van Thielen en Patrick
Fischer. Het gebouw dateert van 1960 en kreeg een gezellige gelagzaal, biljarts
en TV. Op het eerste verdiep bevind zich een stemmige feestzaal voor
demonstraties en huwelijksfeesten. In deze kleine zaal hebben ons Rina en ik
onze eerste danspassen geleerd toen dansschool Emka de zaal huurde. Later
verhuisden ze naar de Ertbrandstraat te Kapellen. De grote Akerzaal achteraan
is polyvalent en geschikt voor groepsfestiviteiten, bals en banketten. Op 25
januari 2013 opende het vernieuwde parochiecentrum 'Ekers Hof' haar deuren.
Op het nummer 2 staat sinds 1877 de Maria- of Sint Lambertuskapel. Het
interieur van de kapel werd prachtig verbouwd in 2004. Het gebouw is weliswaar
geen winkel, maar toch de moeite waard voor enkele woorden. De C-koren van
Ekeren, opgericht in 1968, houden nog steeds hun wekelijkse repetities in de
kapel. Wie er ook passeert, blijft seconden lang staan luisteren voor hij of
zij verder stapt. Wat ik niet meer weet, of de communicantjes van Ekeren nog
steeds van hieruit naar de kerk wandelen, voor hun communiefeest.
Klein Hagelkruis
Het
Klein Hagelkruis was destijds een kleine straat of een pad (t paddeke) in de
wijk 'Hagelkruis'.
Op nummer 16 was café 'Vereniging' van 1982 tot en met 1986. In dit
etablissement kijken de stamgasten naar het scherm van een TV. Het is 27
september 1985. Er worden beelden getoond van een gewapende overval in
Overijse. De bende van Nijvel heeft vandaag weer eens een brutale overval
gepleegd op een warenhuis van Delhaize, en weer werden er mensen in koelen
bloede vermoord. Waar gaat dat eindigen?
In 1980 begon Chris en Roger een frituur hier in de wijk. Vanaf 1982 tot 1987
was het de beurt aan Richarda. Hoogst waarschijnlijk gaat het hier om een
rijdende frituur, een barak of caravan. In 1990 neemt Swa en Maria de zaak voor
een jaar over en als laatste bakt Ariane ze bruin in 1992 tot en met 1997.
Op de hoek met de Vuurkruisenstraat/Klein Hagelkruis was in de jaren zeventig,
van vorige eeuw, een gezellig café. De naam is mij totaal ontgaan, maar hier
kwamen de gemeentearbeiders tijdens hun ochtendbreak hun warme koffie drinken.
Sommigen onder ons toch. Het zwarte goud stond te pruttelen op de ouderwetse
houtkachel in het midden van de gelagzaal. Vooral tijdens de wintermaanden was
het hier 's ochtends een gezellige drukte. Was de koffie op? Prompt zette de
waardin er verse. Een fluitketel op de kachel en een blok hout erin. Je hoorde
het gietijzeren mormel branden. De filtertrechter met papieren zakje werd op de
koffiekan geplaatst met vijf schepjes gemalen koffie. Nadat de fluitketel
iedereen doof maakte van het scherpe lawaai, goot ze het kokende water op de
koffie. Meteen vult het lokaal zich met het aroma van verse koffie.
Later,
in 1996, was hier een jaar lang 'The Maxx' gevestigd. Een zaak die stoffen en
naaigerei verkocht. Ook kleding zoals: schoenen, regenjassen, speelgoed en
tapijten. Nu staat hier een moderne nieuwbouw met appartementen.
Het pand nummer 62 en 64 noemde men in de vorige eeuw de Withoef. Ze is wat
achterin gelegen en werd in de 16de of 17de-eeuw gerenoveerd. Vanaf 1982 heeft
de hoeve dienst gedaan als basis van de lokale radiozender, radio Titanic.
Sinds 1998 is op deze locatie Eetcafé Ballantines gevestigd met een gezellig
tuinterras. Er is parking vooraan en een ruime parkeergelegenheid in het Groot
Hagelkruis. (2015).
De
onpare zijde van de straat bezit nog enkele arbeiderswoningen uit de 19de-eeuw,
herkenbaar aan de kleine woningen zonder verdiep.
Op nummer 23 vond men vanaf 1977 tot 1987 Clubslager Coppens V. met
specialiteit: fondue, gourmet en koude schotels. Charcuterie uit eigen
werkhuis.
--Op
nummer 43 was tijdens de gouden jaren zeventig, van vorige eeuw, café De
Kraan gevestigd.
Het hoekpand, met nummer 69, was café 'Groenenhoek' dat uitgebaat werd in de
jaren zeventig door de familie Maes. Zoon Pol was in die tijd Belgisch kampioen
tandem rijden op de piste. Freddy Helsen, zijn beste vriend, zat dan achterop.
Met dank aan Marc De Mulder.
Begin
jaren tachtig werd de zaak overgegeven, maar wie de zaak uitbaatte is niet
geweten. De naam Groenenhoek bleef behouden. Francine & Charles namen de
kroeg over in 1984 en 1985. Ook Leentje probeerde het vanaf 1986. De zaak hield
op met bestaan in 1997 en werd als opslagplaats gebruikt tot 2001. Daarna werd
het pand gerenoveerd tot woning.
--Wat
verder in de straat was, volgens Marc De Mulder, een kolenboer gevestigd. In de
volksmond bij Swa brood genoemd.
Op nummer 71, een huis in de rij, startte in 1977 Anne met een kapsalon. In
1979 verhuist ze naar Pastorijveld om aldaar haar cliënteel nog beter te
dienen.
Tot
zover Groot- en Klein Hagelkruis. Tekst: Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Bron: Ekeren tijdens WOII door FR. Bresseleers en H. Kanora van 1947. Met
speciale dank aan de Bierpruvers. De programmaboekjes waren en zijn van
onschatbare waarde. Met speciale dank aan Peter Brosens. Ook dank aan de vele
facebook vrienden die mij met raad bijstaan. Opnieuw bijgewerkt: 05/12/2015.
De
benaming Bosstraat houdt verband met de vroegere benaming van de omgeving 'De
Bossen'.
Op het nummer 6, hoekpand Bosstraat/Moretuslei, was in de jaren zestig van vorige
eeuw café 'Tarantula' gevestigd. Een plek waar veel jeugd kwam die zich daar
konden uitleven na een week op de schoolbanken gezeten te hebben. Bier drinken
en naar rock en roll muziek luisteren waren de ingrediënten voor een leuke
avond. De pret mocht niet lang duren. Een ander jongeren café, uit het dorp,
stuurde de politie om de jongeren die nog geen achttien waren uit het café te
halen. In1984 t/m 1986 nam 'Café
Pastel' het over. Gevolgd door het 'Batcafé'. Vanaf 1995 tot en met vandaag is
hier café 'Art=Choc' gesetteld.
Het
is woensdagmiddag 1 september en de markt loopt op z'n einde. Het terras zit
overvol met marktbezoekers. De meeste klanten zitten ontspannend te genieten
van de zomerzon bij een koel streekbiertje. Vanuit de gelagzaal komt Marie-Louise
naar buiten gelopen terwijl ze haar schort uittrekt. Ze is al wat aan de late
kant. Zo dadelijk komen haar twee dochters van school en dan wil ze thuis zijn.
Tot vorig schooljaar bracht ze haar kinderen eigenhandig tot aan de
schoolpoort, maar haar oudste is nu twaalf jaar en wil dat niet meer. Vanaf
vandaag fietsen ze samen naar het Onze Lieve Vrouw van Lourdesinstituut. Het is
niet ver langs de Moretuslei. Alleen de Kloosterstraat moet gekruist worden,
maar daar staat een leerkracht de leerlingen op te wachten om veilig over te
steken. Marie-Louise woont een paar huizen voorbij café 'Art=Choc'. 's
Woensdags help ze vaak in het café en soms in het weekend als de meisjes bij de
grootouders logeren of bij hun vader in Kapellen. Eens in haar woning dekt ze
vlug de tafel en vat daarna post aan het raam om te kijken of haar twee
kinderen er al aankomen. Aan de overzijde stopt een politiewagen, half op de
stoep.
Dat moeten wij nu eens proberen, sé mompelt Marie-Louise. Twee agenten
stappen uit het voertuig en komen naar de overzijde van de straat.
Dat zal wel voor hiernaast zijn! denkt ze verder. De jonkman naast
Marie-Louise kampt met drugsproblemen en de politie komt daar geregeld over de
vloer. De deurbel gaat. Verschrikt loopt ze naar de deur.
Mevrouw Wouters? vraagt de vrouwelijke agente. Marie-Louise trekt haar ogen
wijd open van de schrik.
Is er iets met mijn moeder? is het eerste waar ze aan denkt.
Neen, nee, wij komen niet voor uw ouders.
Bent u de moeder van Sofie en Fanny? vraagt de agente. Marie-Louise krijgt een
krop in haar keel en er komt geen enkel geluid over haar lippen. Ze knikt
slechts en wordt gewaar dat haar ogen vol tranen staan.
Er is niets ernstigs gebeurd Mevrouw Wouters. Uw oudste dochter is gevallen
met haar fiets en met haar hoofd tegen het asfalt terecht gekomen. Ze draagt
weliswaar een fietshelm, maar toch neemt de school haar verantwoordelijkheid en
heeft uw dochter naar de kliniek gebracht voor onderzoek. Uw andere dochter
wordt opgevangen in de school. Kan u misschien iemand sturen om haar af te
halen? Dan nemen wij u mee naar het Jan Palfijn ziekenhuis in Merksem.
Nog
voor ze haar ouders belt neemt ze het besluit om vanaf morgen haar dochters
terug zelf tot aan de schoolpoort te brengen. Nu is het nog goed afgelopen,
maar het had anders gekund. Na haar telefoontje grijpt ze haar handtas en stapt
achterin het politievoertuig. Als de agent doorrijd merkt ze dat de halve
straat buiten staat.
Dit zal ik nog vaak moeten uitleggen weet Marie-Louise.
Het nummer 28 in de straat is een gewoon huis in de rij. Hier woonde vroeger
Koen Claessen. Het tuintje, achteraan de woning, kwam tot tegen het
zandweggetje of 't weggetje zoals ze dat hier noemen. Wie langs hier wandelde
om Boerendijk of Moretuslei te bereiken zag Koen vaak in de tuin ravotten.
Velen zullen de stem van zijn moeder nog horen die vanuit de keuken roept:
'komen eten!' Tijd voor het avondeten. Vlug haast hij zich nog tot aan de
schutting. Hij groet de passanten en de mannen die schoffelen en onkruid wieden
in de volkstuintjes. Daarachter kleurt het veld goudgeel. Hij werpt nog een
laatste blik op het koren dat golft en deint door de wind. Een moment om bij
weg te dromen of te mijmeren misschien. Hier en daar groeit een klaproos als
een bloedvlek op een blank tapijt. Koen zucht, morgen komt de boer oogsten.
Morgen tijdens de schooluren wordt er gemaaid enwordt het graan opgebonden op het veld. Dan
is het gedaan met het mooie panorama uitzicht. Gedaan met dromen voor een heel
jaar. Misschien kunnen we er nog verstoppertje spelen? Moeder roept weer.
In huisnummer 40 woonde ons Rina tijdens haar prille jeugd. Het huis zag er
toen wel lichtjes anders uit. In 1963 verhuisde ze met haar ouders, zus en
broers naar een nieuwbouw inBoerendijk
31.
In het tweede gedeelte van de Bosstraat, over Boerendijk, was in nummer 74,
Pedicure Rita Sleymer gevestigd, van het jaar 2000 tot 2006 ongeveer. Voor
klachten over eelt, ingegroeide nagels of likdoorns?De medische pedicure Rita wist altijd raad.
Jaak Vanhaesendonckstraat
De
Jaak Vanhaesendonckstraat kreeg haar naam in 1928 ter ere van de eerste
gesneuvelde soldaat uit Ekeren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Jaak Godfried
Vanhaesendonck werd geboren te Antwerpen op 9 december 1892. Hij stierf te Ougrée
(Luik) op 6 augustus 1914. Hij werd met 247 van zijn kameraden begraven op het
kerkhof te Boncelles (Luik).
In het winkelpand nummer 17 vestigt 'Bakkerij Boeykens-Delafaille' zich van
voor 1970 tot en met 1986. Vanaf 1987 neemt bakkerij 'Van Israël-Bernard' de
fakkel over tot 1992. In 1995 tot en met 2008 start 'Van Israël-Boeykens' met
bakkerij 'Nostalgie'. Na 34 jaar sluit bakkerij Nostalgie zijn deuren. De
onkosten worden te hoog. Ze werkten 15 à 17 uren per dag, omdat personeel
onbetaalbaar is. De bakkerij is niet meer rendabel voor Maria Boeykens en haar
man Walter Van Israël. Brood en Banketbakkerij 'Ceuppens' start in 2009 met de
bakkerij als bijhuis en verkoopt tot op de dag van vandaag brood en toebehoren
(2015).
Den Geer
Den
Geer (straat) kreeg haar naam op 13 oktober 1964. Ze is genoemd naar het oude
toponiem 'den Geer op den Gheesten' van 1596. Een 'geer' is een punt uitlopend
stuk land of strook grond.
Op het nummer 21 bevind zich 'Sporthal 't Venneke', de eerste steenlegging vond
plaats op 1 oktober 1977. Het cafétaria, op het eerste verdiep, wordt van 1979
tot en met 1989 uitgebaat door Theo en Anita. Vanaf 1990 is het de beurt aan
Pierre en Jeannine Lantsoght-Kegels om het cafétaria draaiende te houden. In de
kleine feestzaal of vergaderruimte, eveneens op het eerste verdiep, was tijdens
de jaren '90, Schaakkring Centrum Ekeren gevestigd. Met een twintigtal leden
speelden we elke vrijdag een match tegen elkaar. Ik herinner me nog goed het
eerste spel dat ik moest spelen tegen de oudste en doorwinterde schaker die
toen 80 lentes telde. Jos noemde hij, geloof ik. Mijn handen gloeiden en
beefden van de spanning. Mijn hart sloeg tegen mijn ribben zodat het begon pijn
te doen en last but not least, kreeg ik ook nog schele hoofdpijn. Ik deed mijn
eerste zet en wou dat het spel al afgelopen was. Uiteraard verloor ik, maar ik
bleef volharden en na enkele weken won ik mijn eerste match tegen Theo. We
schrijven 10 oktober 1997. Voor de kenners zet ik de zetten even op een rij.
In
het jaar 2000 werd het cafétaria overgenomen door Frank & Lea. In de
sporthal kan je uiteraard terecht voor allerhande soorten sportactiviteiten
zoals: tennis, atletiek, badminton, basketbal, volleybal en zaalvoetbal. Tot
schrijfs. Tekst en fotos: Luc Verschooten.
Enkele jaren
geleden, op een koude zondagmorgen, slenteren we door de straten van ons dorp.
De zon schijnt wel maar er staat een strakke schrale wind. In de Bosstraat
staan we even stil voor het pand waar mijn echtgenote nog gewoond heeft tijdens
haar prille jeugd, eind jaren 50 van vorige eeuw. Ons Rina is geboren en
getogen te Ekeren. Met haar ouders, twee broers en zus woonden ze in dit pand
tot 1963. Daarna verhuisden ze naar hun nieuwe woonst in de Boerendijk. Als we
verder wandelen kan ze zich nog de enkele buurtwinkels herinneren die in de
straat gevestigd waren. Rudy, een lid van 'Ge zijt van Ekeren als ge ', stuurde
me het bericht: 'Vroeger was Ekeren een winkel- en café dorp'. En dat was ook
zo. Op elke hoek van de straat, vooral in het centrum, vond je wel een winkel
of kroeg. Soms is dat nog duidelijk te zien aan de gevels.
Langs de
Driehoekstraat wandelen we verder. In deze straat zijn talrijke winkels
verdwenen: de viswinkel, de krantenwinkel, superette Maes B, ...' om er maar
enkelen te noemen. De Dorpstraat en de Kloosterstraat is nog erger, als ik me
zo mag uitdrukken. Sinds enige jaren is het een komen en gaan van handelszaken.
Het is altijd de vraag: -Hoelang gaan ze blijven?. Wat komt er dan?. Soms
blijven we voor een huis in de rij staan en zegt ons Rina: -Hier was nog een
wasserij gevestigd. Maar dat is lang geleden. Of: -Hier was ook nog een
winkeltje, maar ik weet niet meer van wat. De tijd staat niet stil.
Al
verschillende jaren interesseer ik me voor de geschiedenis van Ekeren. De
boeken van Frans Bresseleers en Hendrik Kanora heb ik van voor naar achter en
van achter naar voor gelezen. Ook Roger Keukelinck heb ik enorm bewonderd. Hij
was de stichter van het documentatiecentrum 'de Antwerpse Noorderpolders en
auteur van heemkundige boeken, waaronder: Ekeren in de schaduw van de Grote
Oorlog. Uitgegeven in 1998. Roger Keukelinck stierf op 21 oktober 2004. Zelf
wil ik al jaren iets over ons dorp schrijven, maar de keus is klein geworden.
Waarom niet over de verdwenen winkels? Misschien wel. Misschien lukt dat wel
mits enige opzoekingen in het documentatiecentrum van het Districtshuis. Ik
maak een afspraak en word te woord gestaan doorMandy en vrijwillig assistent Ad. Ze vinden het project goed maar ze
kunnen me niet echt helpen. De verdwenen winkels zijn niet per straatnaam
opgeborgen. Zolang ik de naam van het pand niet weet kan men de winkel niet
opzoeken. Pech. Ze geven me de raad om oude telefoonboeken te raadplegen en
veel ouderen te bezoeken. Wijze raad. Een gouden tip krijg ik van onze oudste
zoon Danny. Op facebook is een gesloten gemeenschap met de reeds vernoemde
naam: 'Ge zijt van Ekeren als ge . Ook onze jongste zoon, Edwin, is er lid
van. Ik vraag hulp bij het zoeken naar verdwenen winkels en word enkele uren
later overstelpt met berichtjes. Ondertussen heb ik meer dan 170 berichtjes
gekregen. Dat doet mij enorm veel plezier. Bedankt Ekeren.
Ik begin
dichtbij huis, in de Vic Heymanstraat. De straten van Ekeren werden reeds
uitvoerig besproken in een boek van F. Bresseleers en H. Kanora van 1973
Portret van Ekeren. Ik geef slechts een korte inleiding van de straat:
'Vic
Heyman was een Ekerse kunstschilder. Hij stierf op 82 jarige leeftijd in 1972.
De Vic Heymanstraat is ontstaan na verkaveling aan het eind van de jaren 70.
Bouwbedrijf Versnel bouwde er appartementsblokken met twee verdiepingen. Vijf
bel-etagewoningen werden er tussen geplant. In het midden prijkt een groen
plein dat voornamelijk wordt gebruikt door hondenliefhebbers. Het is een
doodlopende straat, die weinig mensen kennen. Het is er rustig en stil. Er
bevinden zich geen handelszaken en langs een fiets/wandelpad bereiken we de
Moretuslei.
De Moretuslei
kreeg haar naam ter ere van Jonkheer Alexis Moretus-Plantin. Geboren te Ekeren
op 6 oktober 1844 en overleden te Nispen-Roosendaal op 8 oktober 1914.
Jonkerke Moretus, zoals hij door de dorpsbewoners genoemd werd, was een
weldoener van de gemeente. Hij woonde op het Moretushof in de Veltwijcklaan,
waar nu de administratie van de Internationale School Antwerpen is gevestigd.
Onder het asfalt liggen nog steeds de oude kasseien die werden aangelegd in
1944.
Ik begin
naast café Art=choc, gelegen op de hoek Bosstraat/ Moretuslei. Het pandnummer 85, is een gewoon huis in de rij, dat
met de jaren uitgegroeid is tot een moderne woning met klassieke voorgevel.
Niemand kan vermoeden dat hier een uitstalraam was van een kleine bescheiden
kruidenierszaak, uitgebaat door 'Angéle' in de jaren 60 van vorige eeuw. Ik kan
me bijna levendig voorstellen wat je als klant zou zien als je het winkeltje
binnenstapte: De geur van koffie komt je onmiddellijk tegemoet van zodra je de
deur opent. Het schelle geluid van de bel is tot ver in de straat te horen. Op
de toonbank vooraan staat de bekende hoge weegschaal naast enkele open doosjes
met snoepgoed voor de kinderen. Om ze zoet te houden als ze met mama komen
winkelen. Glazen bokalen met appelmoes, met een briefje erop geplakt 'zelf
gemaakt'. In de koeling liggen de grote gele ronde kazen. Er wacht Angéle een
zware taak om ze in plakjes te snijden. Ze staat achter de toonbank, in een pas
gewassen en gestreken witte schort, te wachten tot ze je kan bedienen. Achter
haar staan de schabben vanop de vloer tot tegen het plafond propvol met potjes
etenswaren en glazen flesjes. Alles mooi gerangschikt met de etiketten naar
voor gericht. Melk, frisdranken, koffie, potjes confituur, conserven.... te
veel om op te noemen.
- Een paar huisjes
verder was er eveneens een kruidenierszaak. Het is begin jaren zestig van de
twintigste eeuw. De uitbater is oud geworden en wil er mee stoppen. De
concurrentie wordt te groot. Sinds het winkeltje naast de Tarantula open ging
komt er niet zo heel veel volk meer over de vloer. Achter de balie staat dan
nog een vriendelijke jonge dame die een snoepje geeft aan de kindjes als ze met
mama komen winkelen. - Ach, zucht hij, misschien wordt het tijd om mijn stofjas
aan de haak te hangen.
Het
hoekhuis, nummer 71, bij het zandweggetje was ooit 'Café Red Star'. Er was
reeds sprake van het etablissement in de jaren zestig van vorige eeuw. In een
programma boekje van De Bierpruvers vinden we een laatste sponsering van
1993. Later is er geen sprake meer van het café. Nu is het een moderne
gerestaureerde woning zonder verdiep. In de jaren 80 van vorige eeuw kwamen Sus
en klein Pierke hier iets drinken na een dag hard labeur op het werk. Soms tot
in de late uurtjes. In het weekend kwamen ze dan terug om te vogelpikken of te
biljarten met andere stamgasten. Waar is de tijd?
De panden
van nummer 61 tot en met 53B zijn enkele ééngezinswoningen, gebouwd in de
tweede helft van de jaren negentig, van vorige eeuw. Voorheen was dit
weilandvan Antverpia. Er hebben op deze
gronden nooit koeien, paarden of schapen staan grazen. Er waren groentetuintjes
aangelegd, vooraan tegen de straat. Alle dagen zag je daar wel iemand tussen de
groenten het onkruid wieden. Een praatje maken met de buurman of een toevallige
voorbijganger. Een snoepwinkeltje stond pal naast de gronden. Alle dagen zag je
wel kinderen met hun neus tegen het uitstalraam gedrukt staan. - Als we centen
hadden zouden we dit of dat kopen vertellen ze elkaar.Dat was in de jaren vijftig van vorige eeuw.
Aan de andere zijde van de tuintjes was er, volgens ons Rina, een voet- of
fietspad ontstaan, dat voetgangers gecreëerd hadden. Zo kon men een heel stuk
afsnijden en moest men niet omgaan om de Boerendijk te bereiken. Het pad is er
nu nog, netjes geplaveid met klinkers.
Het pand
op het nummer 27 staat thans te koop.
- Over café
Colibri woonde weduwe Wouters. Haar man is enkele jaren geleden bezweken aan
stoflongen. Het werken in de steenkoolmijnen heeft zijn tol geëist. Ze zit
momenteel voor haar raam te breien. Een dagelijkse bezigheid terwijl ze af en
toe naar buiten kijkt. Ze glimlacht steeds naar een voorbijganger als ze iemand
herkent. Manke Neel strompelt voorbij haar raam. Vlug kijkt ze naar haar
breiwerk. De weduwe kent Neel al heel lang maar wil hem niet groeten. Ze heeft
er wel medelijden mee. Hij kwam getraumatiseerd uit de oorlog. Het rechterbeen
moest geamputeerd worden door koudvuur. Zijn vrouw verliet het echtelijk dak
omdat ze de toestand niet meer aan kon en op de koop toeverloor hij ook zijn werk. Nu strompelt hij
recht naar het café. Hij drinkt om te vergeten.
Tegenover
Mieke Van Gorp was in de jaren 60 van vorige eeuw een klein kaaswinkeltje van
de'Willekens'. Familieleden bezitten
een boerderij, net buiten het centrum van Ekeren. Ze verzorgen er koeien,
schapen, geiten...etc. Van de melk wordt kaas gemaakt en geleverd aan
verschillende winkels in Ekeren. Uiteraard zorgt de familie Willekens ook voor
de verkoop.
Ook naast
café 'bij Peerke' was een kruidenierswinkel: 'bij Phil en Mariëtte Van
Ballaert'. Het koppel denkt er sterk over na om met de zaak te stoppen. Het is
onhoudbaar geworden. Ten eerste het lawaai van het café. Het was vannacht weer
het zelfde. Luide muziek uit den jukebox, schuiven van tafels en stoelen, het
breken van glas en dan natuurlijk geroep en getier van vechtjassen. Depolitie werd erbij geroepen. Het lawaai
verplaatst zich dan naar buiten. Ten tweede wordt de concurrentie te groot.
Vooral de supermarkten rijzen als paddenstoelen uit de grond. Het is gewoon
niet meer te doen.
Ook in
nummer 7 of 9 werd een kruidenierszaak uitgebaat. Meer details ontbreken.
- Langs het
zebrapad bereik je de overzijde van de straat en sta je voor een kleurrijk
kunstwerk.
De zijgevel
werd in 1998 in graffiti gespoten als blikvanger voor de voormalige CD shop die
hier vroeger op de hoek gevestigd was. Rond die tijd maakte Leopold 3 furore
met: 'De koning van de lach'. Onze zoon Edwin was door de microbe gebeten.
Samen met zijn mama was hij bijna bij elk optreden te gast. Ook Mama's jasje
had toen de hit: 'Eén nacht alleen'. De CD's gingen vlot over de toonbank. Ook
ouderen zag je in de winkel. Dat was voor een vinylplaat of CD van Will Tura:
Mijn winterroosje' of Helmut Lotti zijn: 'Bij jou alleen' had heel veel
succes.
In pand
nummer 10 was eertijds een schoenmaker gevestigd. Drukke tijden voor de
uitbater. Nieuwe schoenen kosten stukken van mensen. Vooral damesschoenen
worden voor herstelling binnen gebracht. Afgebroken naaldhakken of versleten
gespen zijn de meest voorkomende herstellingen voor de schoenmaker. Soms staat
hij in het portiek van zijn zaak naar de voorbij wandelende mensen te kijken.
Sommigen groet hij door zijn pet af te nemen. Anderen noemt hij bij naam. Een
duwkar komt ratelend zijn kant uit. Het is de boerenkar van de groente- en
fruitzaak 'den bloemkool' uit de straat. Hij houdt haar staande en koopt voor
enkele centiemen een bos prei voor het avondeten.
Ter hoogte
van nummer 16 was ooit een kruidenierswinkeltje: 'bij Mieke Van Gorp'.
Op huisnummer
20 was een fruit- en groentezaak In Den Bloemkool van de familie Verdonck.
Mevrouw Verdonck rijdt rond met een duwkar om groenten en fruit aan de man te
brengen. In de volksmond is ze beter bekend metde bijnaam: Den Bloemkool'. Ze draait net de Boomstraat in. Magda, van
'schele sus', houdt haar staande om een praatje te maken. Eigenlijk om te
roddelen, maar dat hoort die van Den Bloemkool' even graag.
Van Ilse de
Schutter krijg ik, via Facebook, heel nuttige informatie over haar grootouders
die het fruit- en groentewinkeltje Den Bloemkool uitbaatten. Ilse is verrast
dat de mensen haar grootmoeder: die van Den Bloemkool noemden. In haar
herinnering noemden de mensen haar Lies tomaat.Ilse woonde van bij haar geboorte samen met
haar moeder bij haar grootouders in. Haar moeder zorgde voor haar en de winkel
terwijl haar grootouders naar de vroegmarkt gingen om verse groenten en fruit
op te halen. Nadien maakte haar grootmoeder de ronde met een open stootkar. De
houten bakken met groenten en fruit werden niet te hoog opgestapeld. Met al die
kasseien daverden de bakken bijna van de kar. Enkele jaren later werd dan een
camionette aangekocht omdat de groenteronde groter en zwaarder werd. Haar
grootvader nam het stuur. Ilse weet nog goed dat ze vaak mee vooraan in de
wagen zat en de groenten en fruit tot bij de mensen bracht. Haar herinnering
gaat nog terug toen ze in het centrum van Ekeren een bestelling gingen leveren
waar een mandje met geld en een papiertje naar beneden werd gelaten. Fruit en
groenten werden opgestapeld in het mandje en met het touw terug de hoogte in
getrokken. Ilse vond dat een grandioze! uitvinding.
Niet alles
was grandioos vertelt Ilse nog. Op zekere dag, toen ze weer mee op toer
mocht, gebeurde er iets verschrikkelijks. Haar grootvader parkeert de
camionette voor het huis van de familie Holemans. Haar grootmoeder stapt eerst
uit en wil achteraan de laadklep van de lichte vrachtauto openen. Ondertussen
rijdt haar grootvader achteruit zonder te kijken. Er volgt een klap en een
vloek. Als Ilse dan snel uitstapt ziet ze verschrikt haar grootmoeder half
onder het voertuig liggen. Een paar minuten later, als de grootste schrik
verdwenen is, blijkt het ongeval nog mee te vallen. Maar sindsdien bleef de
schrik er bij Ilse wel inzitten als ze nog eens mee op toer mocht.
In 1970
sluit het fruit- en groentewinkeltje voorgoed haar deuren. De concurrentie
wordt te groot. Het doek valt net na de plechtige communie van Ilse en haar
zus. Het feest wordt in de winkel gehouden. Plaats genoeg nu. Haar grootmoeder
miste nadien het werken zo hard, dat ze jaren vrijwilligerswerk verrichte aan
het groentekraam in de supermarkt. Dat bewondert Ilse nog altijd. Het is door
de komst van deze supermarkt dat ze hun winkeltje moesten sluiten en dan gaat ze
er nog helpen! De beste herinnering aan hun winkeltje, heeft Ilse aan het
uitdelen van koekjes bij het zingen van nieuwejaarkezoete op oudejaarsdag.
Ilse gaf steeds 3 mariekes aan elk kindje.
Het café
op de hoek met de Boomstraat/Moretuslei, nummer 28, bestaat al heel lang. Menig
cafébaas- en bazin heeft hier de plak gezwaaid. Vier decennia geleden (1976),
noemde het café: Colibri bij Maria Hennen (grootmoeder van o.a. Linda
Debeukelaer en Nico Van den Acker). Nico heeft er, zoals hij het zelf verwoord
zn pamperjaren meegemaakt. De vogelpikclub Drij in t gat bracht veel volk
over de vloer eind 1970 en begin 1980. Vanaf 1981 nam Richard, één van haar
negen kinderen,de fakkel over. De naam
van het café bleef hetzelfde tot eind 1995. Daarna noemde men het etablissement
De Limburg (1997-99). 'Time Out' bij Claudia en Frans van 2001 t/m 2006. Een
café waar Antwerp supporters zich konden inschrijven om gezamenlijk met de bus
naar de match op verplaatsing te rijden. In 2008 en 09 kwam Taschke en Patje
het café open houden onder de naam Corner. t Goe Begin was er slechts één
jaar (2010), elke vrijdag tussen 18 en 19 uur was het bekende bier aan 1 euro.
Het café was er 7/7 open.Het jaar
daarop, 2011,noemt het café 'Klokske
rond'. Als je binnen kan, is het gezelligheid troef. Vanaf oktober 2015 wordt
het interieur vernieuwd en krijgt het café een nieuwe naam: t Boerke. Nog even
wachten op de officiële opening.
In het
hoekhuis Boomstraat/Moretuslei was kruidenier Valkx gevestigd. Het hoekpand is
ruimer dan een huis in de rij. De grossier levert hier meer zakken suiker van
50kg en minstens drie grote vaten zout. Valkx verkocht in zijn winkel
sigaretten en tabak, kruiden en specerijen. Het was een kleine superette maar
hij bediende zijn klanten nog zelf.
- Willy
Verbaenen woonde in nummer 36. Alle dagen zag je hem vertrekken richting Lange
Sterrestraat. In het nummer 57 (Lange Sterrestraat) had Willy een atelier met
las-,schaaf- en freeswerken in aluminium en ijzerconstructie, trappen en trapleuningen.
Er was al sprake van het atelier in 1977.
Een paar
huizen verder, in nummer 52, terug in de Moretuslei situeerde zich
herencoiffeur Jos van der Westen. (1976-87). Hij had vooral veel werk voor
het nieuwe schooljaar begon. Tijdens de grote vakantie laten de ouders het haar
van hun zonen maar groeien. Nu is dat niet meer zo erg als vroeger, maar toen
moest al het jongenshaar kort geknipt worden met kam en schaar. Nu is er de
tondeuse. Dat scheelt een haar. Het liefst heeft hij ouderen op de stoel
zitten. Deze klanten komen regelmatig en dus is er niet zoveel werk aan. Je kan
een 'klapke' doen over van alles en nog wat. Tijd was nog geen money. Enkelen
moesten ook nog geschoren worden. Dan werd er niet gepraat. Alhoewel hij zijn
stiel kent, het blijft een bloedig risico. In 1988 veranderd de naam in
'Kapsalon LU Creatiff'. Kapster Ludgarde kwam naar Ekeren en opende haar eerste
kapperszaak in de Kloosterstraat in het pand van frituur Tilly. Nadien kocht ze
dit pand en richtte er haar kapsalon in. Ze heeft nog steeds enkele trouwe
klanten. Als ze niet in haar kapperszaak staat wandelt ze rond met de hond van
een bewoner uit de Lange Sterrestraat.
Op de hoek
met de Lange Sterrestraat staat het ABC wijkcentrum. In verschillende lokalen
geven vrijwilligers het hele jaar door computerlessen en -workshops. Hier was
vroeger het kaartlokaal voor senioren gevestigd. Het gaat er soms hard aan toe
bij de kaarters. Er zitten dan ook enkele fanatiekelingen bij. Frans Vermeer
stapt het lokaal binnen en krijgt meteen een rookwalm in het aangezicht. Hij
kucht en duwt op het knopje van de ventilator. Dat vergeten ze hier als eens op
te zetten. Frans komt biljarten met Freddy, die reeds zit te wachten. Hij heeft
zich achter de kaarters gezet en mengt zich in de verschillende discussies.
-'De beste stuurlui staan aan wal', denkt Frans. Freddy wil biljarten maar zijn
vriend stelt voor om naar de 'Red Star' te gaan. Hier is te veel lawaai en te
veel rook. Samen stappen ze naar buiten en gaan aan de overzijde van de straat
het café binnen. Boven het kaartenhuisje, op het eerste verdiep, woonde toen
conciërge Fons Huybrechts met zijn gezin. Ook dit verdiep werd ingepalmd door
het ABC wijkcentrum. De resterende kaarters en biljarters moesten hun
activiteiten verderzetten in het ontmoetingscentrum 'Blankenberg' in het
Geestenspoor.
De garage
naast huisnummer 70 was de voormalige parking van Den Kolenboer, die een
Jeanszaak had in de Lange Sterrestraat.
In het
verlengde van de Moretuslei was voedingswinkel 'De Welvaart' gevestigd,
uitgebaat door de familie De Schutter. Na de kruidenierszaken deden de
superettes hun intrede in de straat. In deze zaken kan je als klant zelf de
boodschappen uit de rekken nemen. Met dit verschil, je neemt niet alleen wat je
nodig hebt, je laadt in je winkelmand of kar wat je wil hebben. Betalen doe je
aan de kassa, op het eind, voor je naar buiten gaat. Niet iedereen is ermee
gediend en zij blijven bij hun kruidenierszaak.
Vele huisjes
zijn gerenoveerd en gerestaureerd tot moderne woningen. Nog enkelen vertonen
het uitzicht van toen ze voor het eerst gebouwd werden.
De
Boomstraat kreeg haar naam in 1931. Voorheen noemde ze de Eikenstraat doordat
de straat nabij de 'Bossen' lag waar vooral eiken groeiden. Ook in deze straat
staat een pand te koop. De kleine straat heeft geen winkels.
Op de hoek
Boomstraat/ Lange Sterrestraat werd ooit café 'De Ster' uitgebaat door
Jeanneke. Tijdens renovatiewerken aan de voormalige rijkswachtkazerne, in de
Veltwijcklaan, werd het doplokaal naar hier overgeplaatst. Jeanneke verkocht
jaren later haar zaak en men renoveerde het geheel tot een gezinswoning in de
jaren 90. De deur op de hoek werd dichtgemetseld. De ingang is via de Lange
Sterrestraat.
Boomstraat
1 is een gewoon rijhuis in de straat. Naast de ingangsdeur werd een garagepoort
geplaatst. Ooit was hier een kapsalon gevestigd. De groottante van Nadine
Hendrickx baatte toen deze zaak uit.
Aan de
overzijde is het Ekers Aquarium. Een winkel die aquariumbezitters helpt en
begeleidt bij de aanschaf en onderhoud van aquarium en vissen. Voorheen werden
hier gordijnen en draperieën verkocht door familie De Vos.
Tot zover,
de verdwenen winkels in deze straten. Deze lijst werd laatst bijgewerkt: 02/11/2015.
Bedankt aan
alle Facebook vrienden die mij massaal berichtjes toestuurden en zo deze lijst
mee tot stand brachten: Gerda, Tipsys, Yvonne, Kristel, Liliane, Rita, Patrick,
Jolanda, Ria, Inge, Rik, Chantal, Franky, Kizi, Nicky, Jeannine, Marc, Koen,
Sven, Stefan, Viviane, Rudy, Gerda, Danny, Tascha, Leanda, Marie Louise, Peter,
Nadine, Francine, Maria, Annemie, Gerda, Marina, Linda, Joseé, Relinde, Jolien,
Alfred, Liesbet, Kris, Hilde, Christiane, Saartje, Nicole, Roger, Lynsey,
Michel, Joke, Kenny, Micheline, Cis, Monique, Stakke en Ellen. Bedankt Ilse de
Schutter. Ik wil speciaal De Bierpruvers danken voor de programmaboekjes die
ik mag inkijken. Ze zijn van onschatbare waarde. Ze werden aan huis gebracht
door Luc Somers en Erik Bontinck. Moest ik toch iemand vergeten zijn? Sorry!
Een speciale dank aan Koen Palinckx, schepen van cultuur en erfgoed. Uiteraard
gaat mijn dankbaarheid uit naar onze beide zonen Danny en Edwin. Zij hadden hun
uitgaansleven in Ekeren en kennen vooral de cafés, dancings en frituurtjes nog
zoals hun broekzakken. Ze zorgen steeds dat mijn computer optimaal werkt. Als
laatste wil ik mijn echtgenote Rina Meurs bedanken voor de uren en uren dat ik
bezig was met dit voor te bereiden en te schrijven. Ik kan steeds op haar
medewerking rekenen en haar naam mag hier zeker niet ontbreken. Wordt zeker
vervolgd. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs. Bron:
Facebook vrienden.
Vrijdag
7 augustus 2015. Het wordt een stralende dag met volop zonneschijn en een
aangename temperatuur van 27°C in het binnenland. Prachtig weer om naar de kust
te rijden en de Frozen zandsculptuur in Oostende te bezoeken. Onze
kleinkinderen, Joey en Yuna zijn blijven slapen en moeten vroeg opstaan. Dat
zijn ze niet gewend bij Bomma en Bompa. Om 10:30u plaats ik de auto op de
betaalparking Churchillkaai, vlakbij het station van Oostende. Te voet wandelen
we langs de Visserskaai richting strand. We passeren menig monument, zoals de
rechthoekige granieten herdenkingssteen voor de 26 Canadese slachtoffers die op
14 februari 1945 in de haven per ongeluk gedood werden door een explosie in de
Torpedo Boat Flotilla. Verderop staan we stil bij het kleine granieten zuiltje
dat hier opgericht werd ter herinnering aan de eerste landingsschepen die op 25
september 1944 in dit dok manschappen en materieel ontscheepten ter bevrijding
van ons land. Dit dok werd op 3 april 1948 herdoopt in Montgomerydok door
veldmaarschalk Sir Bernard Montgomery.
Bij
de viskramen staan mensen in de rij aan te schuiven. Meeuwen houden een oogje
in het zeil en wachten hun kans af. Bij Visboetiek Markt staat de ketel warme
Wullok te pruttelen op het vuur. Een Wullok is één van de grootste
huisjesslaksoorten uit de Noordzee. Een hongerige voorbijganger vraagt een
bakje 'Escargot chaud'. De geur van verse vis prikkelt de smaakpapillen. Het is
druk op de esplanade. Veel wandelaars haasten zich richting strand.
We
laten Weststaketsel rechts liggen en haasten ons langs de fonteinen. Enkele
kinderen zijn al kletsnat van door of tussen de waterstralen te lopen. Het is
er weer voor. Het Nationaal Monument voor de Zeelieden op het Zeeheldenplein
werd opgericht in 1953-'54 op de plaats waar voorheende oude vuurtoren stond. Op paasmaandag wordt
aan dit monument een jaarlijkse hulde gebracht voor de slachtoffers van de zee.
Langs de Albert I-promenade staan reuze grote rode rotsblokken opgesteld. Ze
zijn precies uit een vliegtuig gevallen en hier op de promenade beland. De
kunstwerken zorgen voor heel wat wrevel onder de bewoners van Oostende.
We
verlaten het Zeeheldenplein langs trapjes en komen bij het internationaal zandsculpturen-festival
op het strand van Oostende. 30 mensen uit 12 verschillende landen hebben
gewerkt aan deze sprookjeswereld in zand. Mannen en vrouwen uit: Canada,
Australië, Mexico, Spanje, Rusland, Frankrijk, België om er maar een paar te
noemen. Er werd meer dan 6.000 ton, of 200 vrachtwagens speciaal zand gebruikt
om 150 sculpturen van 2 tot 6 meter hoog te maken. Dit zand is weer- en
windbestendig. Strandzand waait weg bij droogte. Sculptuurzand is rivierzand
uit de Waalse Ardennen, gevonden in een grot en is waarschijnlijk vijftig
miljoen jaar oud. We wandelen op de, speciaal voor dit evenement, aangelegde
paden langs de beeldengalerij met beroemde Disney figuren. Elk beeld wordt door
onze kleinkinderen kritisch bekeken. Een massa foto's wordt op de gevoelige
plaat vast gelegd. Hier en daar ligt een pak zandstrand op de kunstwerken. Bij
de boef van opa Duck werd een nieuwe lap in z'n broek gemaakt. Hersteld met
nieuw zand. Het zijn stuk voor stuk prachtige kunstwerken. Bij de cars
sculptuur worden net herstellingen uitgevoerd. Weer en wind is sterker dan
sculptuurzand. Naderhand wordt op het aangebouwd terras iets fris gedronken. Er
staat een trampoline met veiligheidsnet waar ze zich leuk kunnen uitleven.
Na
de picknick op het terras wandelen we terug naar de auto om de tas met
strandspullen op te halen. Daarna keren we terug tot bij de fonteintjes. Ze
kunnen het niet laten om ook tussen de waterstralen door te lopen. Het is reuze
mooi weer en we laten ze hun gang gaan. Een uur later is het afgelopen. Ze
bibberen van de kou en ze moeten afgedroogd worden. We nemen plaats op het
strand. We voetballen, tennissen en maken een zandkasteel. Joey wordt bijna
helemaal ingegraven en er wordt vooral van de zon genoten. Om 15:15u wordt het
tijd om weer te vertrekken. Na een ijsje stappen we in de warme auto.
We
rijden naar Adinkerke, een deelgemeente van De Panne. In de Heldenweg parkeren
we de wagen, zo veel mogelijk in de schaduw, bij de Militaire begraafplaats.
Naast de ingang staat het monument dat hulde brengt aan de dapperen van
Adinkerke en Veurne-Bewesterpoort. De tekst gaat verder als volgt: Ter
verheerlyking van den Moed en de Zelfopoffering getoond voor de bevryding van
het verdrukte Vaderland 1914 1918. Op de begraafplaats rusten Belgische soldaten
en één Franse soldaat van de Eerste Wereldoorlog en de 67 Britse zerken zijn
van beide Wereldoorlogen. In totaal liggen er 1717 Belgische soldaten waarvan
er drie onbekend bleven. De enige Franse militair werd begraven onder een
Belgische zerk met Franse vlag. In het dorp, bij de kerk, waren tijdens WOI
verschillende medische posten. Er werden gewonde soldaten verzorgt. Maar niet
alle soldaten konden geholpen worden. Ze stierven soms voor ze ter plaatse
waren. De meeste slachtoffers werden gewond tijdens gasaanvallen.
In
het schuilhuisje zoeken Joey, Yuna en ik naar bloedverwanten. Die zijn er
gelukkig niet. Bomma en Yuna zoeken tussen de Belgische zerken naar de Franse
militair. Op verzoek van nabestaanden bleven er nog 6 heldenhuldezerken op de begraafplaats
staan.
'Waarom zijn deze gebruikt bompa? Vraagt Joey nieuwsgierig. Bomma en Yuna
komen erbij staan en luisteren aandachtig mee naar het antwoordt. Voor 1925
werden sommige doden begraven onderheldenhuldezerken, sommigen onder een houten- of een verroest ijzeren kruis. Daarom besliste
men om alle Belgische soldaten een nieuwe stenen zerk te geven. In 1925 echter
werden 130 Vlaamse heldenhuldezerkjes verbrijzeld, vermengd met rode baksteen
en verwerkt in de bestrating van de begraafplaats. Yuna vindt de zerk met
Franse vlag. Na enkele foto's verlaten we de dodenakker en rijden naar Ieper.
Het
is 18:00u en we eten eerst een hapje in een plaatselijke frituur op een
schaduwrijk terras. We willen om zeven uur bij de Menenpoort staan om de Last Post
mee te maken. Tegen de gevel van het Flanders Field Museum werd een nieuw
monument bevestigd: In Memoriam alle burgers van of in Ieper slachtoffers van
de oorlogen 1914 1918 en 1939 1945. We hebben een klein stoeltje bij om
Joey te laten zitten en Yuna neemt plaats in haar duwwagentje. Een uur recht
staan is voor hen nog niet evident. We hebben een mooie plaats, vooraan, bij de
ijzeren ketting. Zoals steeds komt er veel volk naar de Menenpoort.
Om
het wachten in te korten vertel ik hen de interessantste dingen: Deze poort
werd in 1927 gebouwd op de fundatie van een andere poort die werd afgebroken in
1862. Langs deze straat trokken duizenden Britten naar het front en was dit dus
een uitverkoren plek om dit monument te bouwen. Op de muren staan 54.896 Britse
soldaten vermeld die gesneuveld zijn tijdens WOI. Zij waren onherkenbaar en
sommigen werden nooit teruggevonden. De Menenpoort werd te klein om alle
soldaten te vermelden. Vanaf 16 augustus 1917 werden de Britse vermisten
vermeld op het Tyne Cot Memorial. De grote begraafplaats die je bezocht hebt
met Bommi en Bompi. De doden op beide monumenten hebben geen graf en liggen
ofwel ergens verloren in de velden, of op een oorlogsbegraafplaats in de
Westhoek met vermelding: Known Unto God (alleen bekend door God). Sinds 1928
wordt hier elke dag om 20:00u de 'Last Post' geblazen door klaroenblazers van
de Stedelijke Brandweer. Omdat wij deze slachtoffers nooit zouden vergeten.
Na
de plechtigheid gaan we nog iets drinken in de nabijheid van de Menenpoort. Als
alles rustig is gaan we terug en leggen Joey en Yuna samen een zelfgemaakte
hartkrans bij de poppy kransen van daarstraks. Langs 52 trappen gaan we naar
boven. Langs deze zijde hebben we nog nooit geweest. Hier werd een maquette
geplaatst in 1993. Het toont ons de ligging van Ieper, Passendale, Armentiers
en nog meer dorpen die in de frontlinie lagen tijden WOI. De zon begint te
zakken en het wordt tijd om terug te keren. Maar we moeten langs de kermis.
Bij het schietkraam leert Joey al snel hoe hij met
een geweer moet omgaan. De loodjes erin steken neemt bompa voor zijn rekening.
Yuna geeft ze aan. Daarna wil onze kleindochter op de draaimolen. Alleen als
Joey meegaat. Joey offert zich op. Daarna willen ze nog vissen. Joey kiest
als prijs een plastieken mitrailleur en Yuna een schoolkaft van Frozen. Het is
pikdonker als we richting Antwerpen rijden. Het duurt niet lang voor ze alle
twee in slaap vallen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Bron: Wikipedia.
Zondag
9 augustus 2015. Vandaag duiken we nogmaals in het spoor van WOI te West-Vlaanderen.
De Westhoek bezit voor ons als het ware magische krachten. Het is reeds het
derde jaar op een rij dat wij in die regio gaan fietsen. Met dit verschil, het
wordt vandaag een ééndags trip. We laten ons verleiden om 100 jaar oude
bezienswaardigheden te bekijken die we de jaren ervoor hebben misgelopen.
Waaronder de observatietoren van Pervijze en de Belgische Militaire
begraafplaats van Steenkerke. Een nuttige kaart is 'Westhoek Noord'. Je weet
nooit of we verkeerd rijden, daar zijn wij echt goed in. Of we kunnen iemand
anders helpen die van zijn of haar route is afgedwaald. De weergoden beloven
voor vandaag, in het Westen, een mooie dag met volop zonneschijn. Op dit moment
zijn we nog ten noorden van Antwerpen waar, vanuit het zuiden, stilaan wolken
komen opzetten. Hier geven ze 'kans op een bui' en de boordcomputer geeft
slechts 19°C aan.
Om
10:50u draaien we de parking op van de Brouwerijstraat te Pervijze. Voor ons
ligt het Kastanjeplein. De zon schijnt aan een helder blauwe lucht en detemperatuur klimt tot 22° à 23°C. Op deze
plaats kan onze auto heel de dag gratis blijven staan. Pervijze, een
deelgemeente van Diksmuide, lag vanaf oktober 1914, en gedurende de rest van de
Eerste Wereldoorlog, in de frontlinie en werd helemaal verwoest. In 1919 begon
de wederopbouw. De eerste foto van ons Rina is de 'naamsteen', vooraan in de
Brouwerijstraat. Tussen 1984 en 1988 plaatste men als herdenking één van de
provinciale naamstenen 1914-1918. De naamsteen verwijst naar de iets verder
gelegen observatiepost.
Met
de fiets aan de hand wandelen we tot bij de O.L.Vrouwekapel, 'poort van Gods
genade'. Men plaatste Maria op een sokkel achter beschermglas. De kapel werd
gebouwd in 1987-88. Afgeschermd door hoge bomen rijst de observatietoren 14m de
hoogte in. Tot 1895 stond op dit Kastanjeplein de kerk van
Sint-Katharinakapelle. Tijdens de 'Groote Oorlog' 1914-1918 bouwde het
Belgische leger in de restanten van de voormalige pastorie een observatietoren.
Van hieruit konden de waarnemers de vijandelijke artillerie, troepenbewegingen
en aanleg van nieuwe versterkingen observeren en de waarnemingen doorseinen aan
de eigen artillerie. Er was nauw contact met de voorposten in de overstroomde
IJzervlakte ten oosten van de spoorlijn, waarvan een viertal belangrijke punten
uitgroeiden tot grote wachtposten. In de sector Pervijze waren dat de 'Grote
Wacht 4' bij de hoeve 'Berkelhof' en de 'Grote Wacht 3' bij de Schildersbrug
over de Beverdijkvaart. Omdat het dorp volledig door Belgische militairen was
ingenomen, werden de inwoners verplicht te vertrekken. Tijdens WOII werd de
toren weer in gebruik genomen door de Duitse bezetter. Ze bouwden bovenop de
observatiepost een mitrailleursnest in rode baksteen. Een afspanning houd
nieuwsgierige bezoekers op afstand. Schapen grazen rondom de scheve toren van
Pervijze. Een gedeelte is overwoekerd door klimop.
We
vertrekken vanaf hier met de fiets, langs het Sint-Katharinakapellepad, naar
knooppunt 34. De naam is een hele mond vol. Ons pad is smal en we fietsen op
fijngemalen grijze grind. Het knispert onder onze fietsbanden. In de berm
groeien de klaprozen. We zien hier meer papavers dan op onze
'Klaproosfietsroute Antwerpen-Noord' van een maand geleden. Rondom ons groene
weilanden met her en der enkele bomen. Op de landbouwgronden staat voornamelijk
maïs. Niet zo hoog als de vorige jaren. Misschien heeft de droogte daar schuld
aan. Tussendoor fietsen we langs hectaren velden met groenten, waaronder:
savooikool en prei. Volop werk aan de winkel voor de landbouwer. Linksaf voor een
oud asfaltbaantje met putten en kuilen. Verderop is het de beurt aan hectare
aardappelen. Het loof wordt geel en de kruin begint te bloemen. Tijd om te
oogsten. Aan de overkant liggen rechthoekige balen hooi of stro te wachten om
opgeladen te worden. We genieten onderweg van fantastische uitzichten. Enkele
spitse kerktorens steken boven de bomen uit. Onmogelijk te zeggen van welke
stad of dorp ze zijn.
Dwars
door dit prachtige landschap stroomt de Oude A-vaart. Met wat geluk zien we een
sportvisser langs de oever tussen het riet zitten. Op de grens van Pervijze
licht het gehucht Roesdamme. Genoemd naar de bewoner Jan van Roxdamme uit de
14de-eeuw. Voorbij de Roesdammestraat vertoont de skyline de IJzertoren van
Kaaskerke. We moeten rechtsaf, over een houten brug, de vaart over. Hier staan
twee bovengrondse bunkers. De tweemitrailleurs posten werden op ca 70 m afstand van elkaar gebouwd en
behoorden tot de Belgische eerste verdedigingslinie tijdens WOI. Bij de tweede
bunker kan je de voorkant bekijken. Het brede schietgat kijkt uit over de
vaart. Het weidse landschap en de natuur rondom maken het moeilijk te geloven
dat het 100 jaar geleden minder vredig was in dit gebied. We fietsen op het
'Oude A-vaartpad' verder door Roesdamme, waar we mooie panoramazichten
voorgeschoteld krijgen, en er intens van genieten. Rechts van ons werd een
volledige akker met tarwe afgereden en opgehaald. De achtergebleven stengels
kleuren nog goudgeel. In de berm weer een bosje klaprozen. We worden hier
getroffen door landelijke stilte, geen vogel laat van zich horen. We voelen ons
als stille genieters. Bij de volgende houten brug moeten we afstappen. Te voet
gaat het verder onder de spoorlijn Gent-De Panne. Tegen de brug van de spoorweg
groeien braambessen. De plant kan tot 6 meter hoog worden. We genieten van
enkele zwarte vruchten, ze zijn eetbaar vanaf augustus.
Het
volgende gehucht is Zoutenaaie, een deelgemeente van Veurne, met amper 19
inwoners. Het kleine dorp heeft geen dorpskern of kerk. 'Centrum' borden zijn
we eveneens niet gepasseerd. Tijdens de vroege Middeleeuwen lag Zoutenaaie aan
zee. De parochie hield op te bestaan in 1808, waarna de kerk werd gesloopt in
1824. De stad Antwerpen schonk in 1959 twee noodpaviljoenen aan het dorp. Ze
zijn in de loop der jaren uitgegroeid tot een heus restaurant. De horecazaak
staat sinds september 2014 over te nemen. De uitbaters zijn met pensioen. Onder
de knotwilgen vinden we een infobord over het reilen en zeilen van het kleinste
dorp van België. De gedenkmuur, gewijd aan de verdwenen O.L.Vrouwekerk, staat
over huisnummer 16. Struiken belemmeren evenwel het zicht. De oude gele
bakstenen beginnen af te brokkelen. Een renovatie dringt zich op. In de
middelste muuropening staat een gekroonde O.L.Vrouw met kind. Onderaan is de
gedenkplaat bevestigd.
Volgens
ons plan moeten we tussen knppnt 17 en 15 rechtdoor rijden. In werkelijkheid
moeten we linksaf. In de verte lonken twee windmolens. In de Palinghoekstraat 8
houden we halt voor de kleine Decroos molen. Gebouwd als staakmolen in 1905
door Kamiel Decroos. Gebruikt voor het vermalen van gerst en haver, meestal
voor eigen gebruik. Na het overlijden van de eigenaar in 1976 kwam de molen in
verval. In 1980 wordt de molen na stormschade heropgebouwd. In 1990 sloeg het
noodlot opnieuw toe. De molen werd door een zware storm omver geblazen. In 1997
bouwde men op deze locatie de huidige molen van 8 meter hoog. West-Vlaanderen
kreeg de molen in erfpacht en stelde een vrijwillige molenaar aan die tijdens
de zomermaanden, vanaf dit jaar, de molen regelmatig laat draaien.
Langs
het Molenpad rijden we verder. Nogmaals een smal pad met fijne grind. Weer
mooie vergezichten. Balen hooi liggen op de akkers te wachten om opgeladen te
worden. We stoppen even bij de H. Mariakapel die gebouwd werd in 1774 onder een
vlierbesstruik. Ooit was de kapel wit geschilderd, nu is ze grauw en grijs door
de tand des tijd. Enkele heiligenbeelden staan op een altaar, geflankeerd
tussen plaasteren engelen en plastieken bloemen.
Eggewaartskapelle
is een polderdorp van Veurne. De St-Jan Onthoofdingskerk, gebouwd tussen 1873
en 1874, staat te midden van de begraafplaats, afgeboord met lindebomen. Dit
gebedshuis vervangt de vroegere romaanse kerk. In 1998 werd ze grondig
gerestaureerd. In een glazen schrijn ligt het levensgrote beeld van de Heilige
Philomena, die wordt aangeroepen tegen zenuwziekten. Ze wordt hier vereerd
sinds 1838. Achter de parochiekerk vinden we drie grafzerken van vijf Britse
vliegers die omkwamen tijdens WOII. We verlaten de Knollestraat naar rechts. Bij
knppnt 15 moeten werechtsaf om knppnt
72 te volgen. We worden onmiddellijk omgeven door groene gewassen. We snuiven
de zoete geur op van het landschap waar we niet genoeg van kunnen krijgen. Ons
pad slingert tussen wei- en landbouwgronden. Enkele boerderijen staan beschut
achter hoge populieren. Het stoort het landschapniet.
In
het centrum van Steenkerke, dat een deelgemeente van Veurne is, houden we halt
bij de St-Laurentiuskerk. De parochiekerk heeft een korte stompe toren en wordt
nog steeds omgeven door een begraafplaats. Er was reeds sprake van een kerk in
de 12de-eeuw. Na veelvuldige renovaties en reparaties ontstond deze kerk. Voor
de kerk is een gezellig terras waar we samen genieten van een heerlijk
streekbiertje. Het kerkpad wordt voorafgegaan door het Heilig Hartbeeld van
1923. We bezoeken het interieur van de kerk die open staat voor toerisme. Ze
doet meer denken aan een groot uit de kluiten gewassen kapel. Toch bestaat ze
uit drie beuken. In de westtoren hangt de klok van de afgebroken kerk van
Zoutenaaie. Momenteel loopt er een tentoonstelling met schilderijen en
beeldhouwwerken in witte Bourgondische steen van Willem Vermandere, de
bekendste BV inwoner van Steenkerke. Naast de kerk leidt een pad naar de
militaire begraafplaats met gesneuvelden uit WOI. In het dorp, Steenkerke, was
tijdens WOI een grote infirmerie geïnstalleerd. De militairen die hier stierven
of wiens stoffelijk overschot naar hier werd gebracht, werden vanaf oktober
1914 op deze begraafplaats begraven. Op deze site, met een oppervlakte van 54
are, rusten 508 Belgen. 26 onder hen konden niet meer worden herkend. Alle
slachtoffers, behalve één, zijn gevallen tijdens WOI. Er zijn 9
heldenhuldezerken en één privégraf. In het register zoeken we traditioneel naar
bloedverwanten. Die vinden we gelukkig niet. In 1920 bracht de eerste
IJzerbedevaart hulde aan Joe Englisch die op dit kerkhof begraven lag, voordat
hij bijgezet werd in de crypte van de IJzertoren. Verder rusten er nog 30
gesneuvelden uit het Britse Gemenebest. Achter de zerken bloeien witte rozen.
De
pastorie in de Heanestraat 1, van 1852, wordt te huur aangeboden als
vakantiewoning 't Hof van Heden'. De tuin achter een zware gietijzeren poort
ligt er wat verwaarloosd bij. Rechtover de pastorie rijden we de straat in om
knppnt 73 te volgen. Bij het nummer 23, Steengracht Oost, stoppen we bij de
kapel die ingebouwde werd in de omheining van de te koop staande klasse woning.
De kapel werd gebouwd rond 1800, en gewijd aan O.L.Vrouw Troost in nood. Links
loopt de spoorweg: Diksmuide-Veurne.
Om
14:30u bereiken we Avekapelle. Een landelijk dorpje dat behoord tot de stad
Veurne. Tijdens WOI werd het dorp verwoest, maar in 1924 heropgebouwd. Ons
knooppunt brengt ons niet voorbij de kerk, maar moeder de vrouw wil de kleine parochiekerk
toch bezoeken. De St-Michielskerk, gebouwd eind zestiende eeuw, is echter
gesloten. Ze werd zwaar beschadigd tijdens WOI en in de jaren 2O, van vorige
eeuw, volgens plan hersteld. Een bord vermeld graven van het Gemenebest. We
wandelen rond de kerk tussen de zerken en vinden het monument van beide
Wereldoorlogen. Het is zoeken maar uiteindelijk vinden we de witte zerk van een
Britse piloot van WOII. Onder een heldenhuldezerk werd Maurice Louw begraven.
Hij was soldaat bij het 2de Regiment Jagers te voet en overleed op 28 oktober
1914. Hij werd pas op 16 augustus 1919 op deze plaats begraven. Het kleine
bakstenen oorlogsmonument voor gesneuvelden van beide wereldoorlogen werd naast
de kerk geplaatst. Achteraan de begraafplaats bevind zich de St-Apollonia
kapel. De dubbele poort is afgesloten. Erboven een rondboog raam met
stukgegooide ruiten. De zijramen zijn met houten panelen dicht gespijkerd.
Eveneens op het kerkhof staat een oude wilg. Hij is zo oud dat hij met ijzeren
staven moet worden ondersteunt. We verlaten het centrum en fietsen langs de
Oude Zeedijkmolen van 1745. Hij werd vakkundig gerestaureerd in 1943 en 1968.
Tijdens een storm in 1987 werden de wieken afgerukt. Een volgende restauratie
drong zich op. Het molenhuis staat vooraan. De oude staakmolen is te bezoeken
na telefonische afspraak.
Voorbij
de molen slaan we linksaf en fietsen we op een smal pad tussen aardappelvelden.
Ook hier heeft de landbouwer nog massa's werk te verrichten. Ondertussen
verdwijnt de zon achter een witte nevel sluier. We houden het niet droog
vandaag. De temperatuur blijft aangenaam ondanks de opstekende wind. Bij het
volgen van knooppunt 21 rijden we langs de Proostdijkvaart. Ook in deze vaart
komt de sportvisser aan zijn trekken. Even verder steken we de vaart over langs
een houten brug. Het gaat verder langs een smal grind pad. We genieten van
groene weiden, landbouwgronden en water. Ondanks de wind is het hier aangenaam
toeven.
In
het centrum van Booitshoeke vinden we een oude grote kapel met dubbele witte poort.
Je mag ze van binnen bewonderen. Vier houten kerkstoelen nodigen uit voor een
gebed. Heilige beelden staan op het altaar. Tegen de zijmuren werden kleine
kaders bevestigd. Een houten gewelf verdonkerd de kapel. Achter de kapel wordt
bij een plaatselijk restaurant een uitgebreid feest georganiseerd. De
landelijke St-Audomaruskerk, gebouwd in 1135 als kapel, is niet open. In 1690
kreeg het gebedshuis twee zijbeuken en werd de vervallen toren herbouwd. Door
de nabijheid van het front had de kerk tijdens WOI zwaar te lijden. Tussen de
oude zerken, rond de kerk, tiert het onkruid welig. De grill-eetkroeg 'De
Jachthoorn', wat verderop, staat te koop.
Aan
knppnt 23 bevinden we ons in Schoorbakke. Het dorp is een gehucht van Pervijze
en ligt langs de IJzer. De N302 kruist de IJzer over de Schoorbakkebrug.
Tijdens WOI werd er zwaar gestreden bij de slag om de IJzer. In oktober 1914
probeerden de oprukkende Duitsers de IJzer over te steken in Nieuwpoort,
Diksmuide of één van de drie tussenliggende bruggen, de Uniebrug, de
Schoorbakkenbrug en de Tervatebrug. De volgende dagen werd zwaar gestreden bij
Schoorbakke en op 23 oktober werd de brug opgeblazen. De Belgen moesten zich
terugtrekken, maar een week later werd de Duitse opmars gestopt door de
onderwaterzetting van de IJzervlakte. Na de oorlog werd het gehucht
heropgebouwd en vestigden er zich een aantal herbergen. In de Tweede
Wereldoorlog werd na de capitulatie in mei 1940 de brug opgeblazen door de
Fransen. Op de Schoorbakkenbrug zijn twee gedenkplaten aangebracht die
herinneren aan de gevechten van 16 tot 24 oktober 1914, namelijk een plaat voor
het 3de en 23ste Linieregiment en een plaat voor het 2de en 22ste
Linieregiment.
Een
ouder echtpaar houd vlakbij ons halt. Ze weten niet meer waar ze zijn. Ze
moeten naar zee maar weten niet welk knooppunt ze moeten volgen. Ze hebben wel
een knooppunten kaart bij. Ons Rina helpt hen te oriënteren. Ze moeten
knooppunt 10 volgen. Dat is in tegenovergestelde richting dan wij fietsen. Wij
houden de IJzer links van ons. Het traject langs de rivier is zondermeer
lovenswaardig. Er vaart de ene plezierjacht na de andere. De één al wat mooier
en groter dan de ander. Het moet een echt avontuur zijn om op zo'n luxe jacht
de IJzer af te varen. Vanop het water de WOI sites ontdekken met een
streekbiertje bij de hand. Bij de splitsing moeten we oorspronkelijk rechtsaf,
maar wij blijven op het jaagpad langs de rivier fietsen. Hier stapten vroeger
de paarden, terwijl ze het zware vrachtschip vooruit trokken.
Rechts
van ons rijdt een speciale tractor over het gedroogde hooi en na enkele
seconden wordt een ronde baal uit de tractor geduwd. Een andere tractor zet
twee balen tegelijk op een trailer die wordt getrokken door een derde tractor.
Wat verder, aan onze rechterzijde, vinden we een kapel die naar verluidt de
Eerste Wereldoorlog zou hebben overleefd. Het bakstenen kapelletje heeft
bovenop het pannendak een metalen kruis. Boven de ingang werd een paneel
bevestigt met een opschrift: Ga hier nooit voorbij o mensenvoet zonder dat gy
Maria eerbiedig groet. Het interieur bevat een eenvoudig Maria-altaar achter
een verroest ijzeren hekwerk. Onze volgende stop is bij het monument voor de
Tervatebrug. Het is een spitse zuil, opgericht in 1930, met bovenaan een kruis.
Bij de sokkel werd een bronzen kenteken van de Grenadiers aangebracht. De
gedenkzuil werd opgericht aan de gesneuvelden die op 22 oktober 1914 gevallen
zijn in de stormloop, uitgevoerd onder het bevel van majoor S.A. graaf Hendrik
d'Oultremont.
Tervate
is een gehucht in Stuivekenskerke langs de IJzer die er een grote bocht maakt.
De hele oorlog lang zou Tervate in handen van de Duitsers blijven. Het gehucht
zou worden uitgebouwd tot een versterkte plaats met een aantal loopbruggen over
de rivier de IJzer. Bij de Tervatebrug staat een picknicktafel en enkele
infoborden. Voor WOI was deze brug een draaibrug. De oprukkende Duitsers wilden
de Kanaalhavens bereiken en wilden daarom half oktober 1914 de rivier
oversteken in Nieuwpoort, Diksmuide of via de drie bruggen. De bocht in de rivier
was een zwakte in de Belgische verdedigingslinies. In de bocht was men
kwetsbaar voor vuur uit verschillende richtingen en bovendien viel hier de
grens tussen twee divisies, namelijk de eerste en de vierde Divisie. Op 19
oktober 1914 werd de Tervatebrug door de Belgische genie opgeblazen om deze
onbruikbaar te maken voor de Duitsers. In de nacht van 21 op 22 oktober
slaagden de Duitsers er toch in de IJzer over te steken in de Tervatebocht. De
volgende dagen werd hard gestreden, maar uiteindelijk moesten de Belgen zich
terugtrekken tot in Stuivekenskerke en later tot achter de spoorwegbedding. Een
paar dagen later viel de Duitse opmars stil door de onderwaterzetting van de
IJzervlakte. De naamsteen, (200 m verder) opgericht in de jaren 80 van vorige
eeuw, met het opschrift Tervatebrug 21-23 oktober 1914 herinnert aan de
strijd. Na de oorlog werd een ijzeren ophaalbrug gebouwd. Tijdens WOII, mei
1940, werd deze brug opgeblazen door Franse soldaten. Na de oorlog kwam er een
kleine houten ophaalbrug. In 1970 werd zo'n 700 meter verder stroomafwaarts een
nieuwe betonnen brug gebouwd. Een hoge brug, die voorzien was op vrije doorgang
voor binnenvaartschepen van 1350 ton, later verlaagd tot 300 ton. Die brug
raakte echter aangetast door betonrot en werd begin 21ste-eeuw afgebroken en
vervangen door de huidige ophaalbrug. Er vallen enkele druppels regen terwijl
een alarmbel schel begint te rinkelen. Slagbomen sluiten de Tervatebrug
volledig af en het verkeer ligt totaal stil. Dan gaat de brug aan één zijde de hoogte
in. Plezierjachten glijden geruisloos voorbij in beide richtingen. Daarna zakt
de brug weer op zijn plaats. Wij fietsen rechtdoor tot bij de naamsteen voor
een foto. We blijven de rivier volgen en komen vanzelf bij knooppunt 36 uit.
We
rijden rechtsaf richting Stuivekenskerke. Ondanks het Belgisch verzet slagen de
Duitsers erin de IJzer over te steken. In de nacht van 22 op 23 oktober wordt
door Belgische officieren de kerk van Stuivekenskerke in brand gestoken, zodat
de Duitsers deze niet als observatiepost zouden kunnen gebruiken. De volgende
dag dringen de Duitsers echter verder door en bezetten verschillende hoeves,
waaronder ook Vicogne. De hoeve wordt echter volledig in puin geschoten. Op 16
oktober 1918 verlaten de Duitsers het gebied. Er werden na de oorlog enkele
noodgebouwen opgetrokken, en na 1921 werd het volledig vernielde dorp
heropgebouwd, waaronder de kerk, de kasteelhoeve Vicogne, de pastorie en de
gemeenteschool, met als resultaat: bakstenen tekort. De familie Floorizone
richt de Nieuwpoortse steenbakkerij Briqueteries Mécaniques de Nieuport &
Extensions op. Er wordt aan klei ontginning gedaan in Stuivekenskerke. Tot het
stoppen van de steenbakkerij in 1979 wordt hier op onregelmatige basis klei
ontgonnen. We stoppen bij het Vlaams natuurreservaat Viconia Kleiputten. Het
begint weer te regenen. De druppels worden groter. We wandelen het domein in
tot bij één van de zes ondiepe kleiputten van het 30 hectaren groot wandelpark.
Verder bezit dit domein nog enkele stevige troeven waaronder twee
vogelkijkhutten, een verscheidenheid aan vogels en een afwisselend landschap
met diverse planten- en dierenrijk. Nu zien we een grote plas water met
verschillende soorten eenden. De bermen weerspiegelen zich in de uitgestrekte
vijver. Aan de overzijde een zilveren reiger. De vogels voelen zich hier
veilig. Rondom de kleiput groeit riet, de lisdodde, struiken en bramen.
In
de Kasteelhoevestraat 2 staat de Viconiahoeve, voor een gedeelte heropgebouwd
in de jaren 1923-25. Ook hier werd de naamsteen geplaatst: Vicogne, voorpost
1914-1918. De Viconiahoeve is een hotel die de tweede generatie van de familie
Dekeyne openhoud. Al 25 jaar zetten ze zich in om het de gasten steeds
aangenamer te maken. De hoge ijzeren poort is afgesloten. Alleen detoegangspoort staat nog op haar
oorspronkelijke plaats. In het torentje ernaast werd een mooi onderhouden
kapelletje ingericht, toegewijd aan de H. Theresia van Lisieux.
Het
stopt gelukkig met regenen, nog voor het echt begonnen is. We fietsen voorbij
de Sint-Pieterskerk van Stuivekenskerke, nog steeds omringt door een
begraafplaats. Ze werd heropgebouwd tussen 1925-1930. Aan weerszijden van de
ingang werden in 1959 twee bronzen gedenkplaten bevestigd voor het 8ste
linieregiment en voor het 1ste en 2de regiment karabiniers die sneuvelden
tijdens de Slag aan de IJzer in oktober 1914. We moeten rechtsaf op de
Frontzate.Links verkopen ze hoeveijs.
Dat kunnen we niet links laten liggen.
Daarna
rijden we over 'spoorlijn 74', een Belgische spoorlijn die Kaaskerke verbond
met Nieuwpoort-Bad. De lijn was 15,8km lang en werd in de streek ook bekend als
'de Frontzate', omwille van het belang van deze spoorweg tijdens WOI. Tijdens
de Slag om de IJzer diende de spoorwegberm als buffer voor het water uit de
IJzer, waardoor de hele vlakte tussen de IJzer en de spoorwegberm onder water
werd gezet. In 1977 werden de sporen opgebroken. Tien jaar later werd op de
spoorwegbedding dit fiets- en wandelpad aangelegd. Langs de gehele spoorlijn
zijn nog bunkers, observatieposten en geschutstellingen te zien uit WOI. Wij
fietsen slechts 1,4km over de 'Frontzateroute'. Van knooppunt 38 tot knooppunt
35. Daarna linksaf tot Pervijze.
De
heropgebouwde parochiekerk, van 1933, te Pervijze is toegewijd aan St-Niklaas
en St-Katharina. Ze wordt nog steeds omringd door een begraafplaats met bomen
die voor schaduw zorgen. Tijdens WOI werd de kerk door Duitse artillerie
gebombardeerd en ook het kerkhof werd grotendeels vernield. Tijdens WOII liep
de kerk schade op aan de toren en glasramen. Alles werd bekwaam hersteld in
1950-1959. Het Heilig Hartmonument dateert van 1937. Op de begraafplaats rond
de kerk ligt een Canadese piloot. Een slachtoffer van WOII.
De
pastorie in de Schoorbakkestraat 15 werd heropgebouwd in 1922 in gele baksteen
met een bas-reliëf afbeelding van een herder. Het station en de oude pastorie
speelden een belangrijke rol als observatiepost tijdens WOI. Via een
telefoonverbinding werd de havenstad Duinkerke verwittigd bij schoten van het
kanon 'de Lange Max' op het gehucht Leugenboom bij Koekelare, zodat de
bevolking in Duinkerke kon schuilen.
Om
18:15u zijn we terug bij de auto. Nog 1,30u rijden tot thuis. Tot schrijfs.
Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
De Brabantse
Kouters zijn bewerkte velden in de streek ten noorden van Brussel en maken deel
uit van de Groene Gordel. De Brabantse Kouter fietsroute bestaat uit drie
fietslussen van ongeveer 30, 40 en 45 kilometer met relicten uit de eerste
Wereldoorlog. De fietslus van 45km heeft een vertrekplaats in Steenhuffel, de
fietslus van 40km begint in Kapelle-op-den-Bos en onze fietslus van 30 km start
in Affligem. In totaal zijn er 59 locaties terug te vinden met een
oorlogsgeschiedenis. Ter plaatse staan geen infoborden. Het is gokken waar
bepaalde locaties zijn. In de brochure van de Toeristische Dienst van Affligem
worden enkele plaatsen beschreven. Er is eveneens een stukje geschiedenis als
voorwoord meegegeven: Op 20 augustus 1914 bezetten de Duitsers Brussel. Enkele
weken lang lagen de Brabantse Kouters in niemandsland, geprangd tussen het
Duitse leger in het zuiden en het Belgische leger rond Antwerpen in het
noorden. Een gespannen situatie. De vrees voor vrij schutters, of
francs-tireurs, eiste haar tol: een zestigtal inwoners werden geëxecuteerd of
verloren het leven in de chaos. Ook tijdens de twee uitvallen van het Belgische
leger uit Antwerpen op 24-26 augustus en op 9-13 september vielen er
slachtoffers. Op 10 oktober gaven de Belgen Antwerpen op en trokken ze zich
terug in de Westhoek. De volledige lijst vinden we op: www.vlaamsbrabant14-18.be
of www.toenlevenoverlevenwas.be.
Zondag 2
augustus 2015. Het beloofd een prachtige dag te worden met veel zonneschijn met
een aangename temperatuur van 27°C. Bij ons vertrek uit Ekeren wijst de
temperatuur reeds meer dan 20°C aan. Om 8:45u draaien we bij de Noorderlaan de
snelweg A12 op. Het is rustig rijden, waarschijnlijk omdat het zondag is en
misschien ook door het vroege uur. Af en toe passeren we een eenzame
vrachtwagen. Voor deze chauffeurs is het geen rustdag. Onze GPS loodst ons niet
over de E19 maar, naar rechts, richting Boom. Via de A12, langs de
Boomsesteenweg, rijden we richting Brussel. Het kan dan sneller zijn dan de E19
snelweg, maar we staan wel stil voor elk rood licht. De Rupeltunnel brengt ons
onder het Zeekanaal Brussel-Schelde en de rivier Rupel. Het is de enige tunnel
in België die onder twee waterlopen gaat. In 1982 werd de tunnel in gebruik
genomen. Eens eronder door vertelt een bord dat we door Scheldestad rijden.
Vervolgens draaienwe op de E40 richting
Gent en vijfenveertig minuten later nemen we afrit 19 Affligem.
We parkeren
de auto nabij de abdij van Affligem, dichtbij knppnt 46, in de Abdijstraat. In
de abdij, bekend om haar smaakvolle abdijkaas en het verrukkelijke bier, leven
de monniken al bijna duizend jaar volgens de regels van Sint-Benedictus. Naast
de abdijgebouwen vind men er een tuin, een archeologisch museum en een
cultureel en religieus centrum. Tijdens WOI verbleven enkele broeders van
Affligem aan het front als verplegers of aalmoezenier. Bier werd er toen niet
meer gebrouwen, want de Duitsers namen de brouwketels in beslag.
We houden de
abdij links van ons en fietsen richting knppnt 50 op het grondgebied van
Hekelgem, een deelgemeente van Affligem. In de Domentstraat vinden we een
kleine 'O.L.Vrouw ter nood' wegkapel. Ze staat wat verscholen achter mini bomen
en struiken. De kapel is in een lichtblauwe kleur geschilderd. Het interieur
vertoond een Heiligenbeeld van Maria met kind. We bevinden ons kortbij de
historische halte (2): 'het Etappegebied op de grens met Oost-Vlaanderen'. Bij
het begin van de Duitse bezetting werd ons land ingedeeld in drie zones: het
Spergebied, het Etappegebied en de rest van het land, dat onder Generaal
gouvernement viel. Heel Oost-Vlaanderen behoorde tot het Etappegebied, waar de
Duitse soldaten kwamen inkwartieren, (militairen bij burgers inlegeren of
huisvesten), na aan het front te zijn afgelost. Het Etappegebied had een
kunstmatige maar grondig bewaakte grens die het overbrengen van goederen en
levensmiddelen zeker bemoeilijkte, niet alleen vanuit het Etappegebied, maar
ook vanuit gemeenten als Affligem, Opwijk, Merchtem en Londerzeel die tot het
Generaal gouvernement behoorden. Dit laatste gebied werd bestuurd door de
militaire gouverneurs, van wie von Bissing de meest bekende was.
We rijden
voornamelijk tussen landbouwgronden. Het merendeel is beplant met maïs die
reeds van hoogte staat. Onderaan worden de bladeren reeds geel. Van
panoramazichten is geen sprake. Naast de hectaren maïs groeit het koren. Het
gewas is goudgeel gekleurd en rijp om geoogst te worden. De skyline vertoont
een bomenrij van loofhout. We rijden verder op het grondgebied van Essene. Nog
een deelgemeente van Affligem. Teneinde de Domentstraat moeten we rechtsaf op
de Brusselbaan om verder knppnt 50 te volgen. We letten heel even niet op en
fietsen rechtdoor. Voor het eerst, sinds ons vertrek, fietsen we op een rood
geasfalteerd fietspad. Heuvel op en heuvel af. Het was te mooi om waar te zijn.
Omdat we geen knppntnbordjes tegenkomen houden we halt. We rijden terug tot aan
de Domentstraat en zien daar onze vergissing. We hadden onmiddellijk linksaf
moeten rijden bij 'Estaminet 't Kaffeeken'. We rijden door de Koudenberg.
Bij knppnt
50 moeten we onze route verlaten en even knppnt 79 volgen. We rijden door de
Oude Baan, die haar naam waardig is. Eerst een stuk oude versleten asfalt met
diepe putten en kuilen. Na het asfalt fietsen we over grove grind. Het lijkt
erop of buurtbewoners het puin van afbraakwerken hier op het pad komen storten.
We moeten zigzag rijden om zoveel mogelijk grove grind van rode baksteen te
ontwijken. Ik hou mijn adem in en denk aan onze fietsbanden. Een pluspunt is de
omgeving. Ons pad slalomt tussen groene akkers met maïs en koren. Rechts van
ons werd reeds de helft van het korenveld geoogst. De matige wind heerst nu
over de bruine oppervlakte en doet het zand lichtjes opstuiven.
Na de
Molenweg moeten we rechtsaf in de Molenberg voor Domein Verbruggen (1). De site
is gelegen tegen de Oude Romeinseweg, die met kleine kiezel is aangelegd tussen
weiland. In het najaar van 1914 hadden de door onze bevolking gevreesde Ulanen
de bedoeling om hun residentie te vestigen in de Abdij van Affligem. De abt
weigerde hen te logeren met als reden dat Affligem buiten het Etappegebied lag.
Een schriftelijk bevel van de gouverneur was nodig om hen dat duidelijk te
maken. De officieren van de grenspatrouille zochten dan maar een onderkomen in het
kasteel van de gebroeders Verbruggen en werd aldus de abdij met rust gelaten.
Vooraan tegen de Molenberg stond 'de nieuwe molen of Molen de Vis' op
Hoog-Boekhout. Deze molen werd gebouwd in 1827. Sinds 1952 werd hij buiten
gebruik gesteld. De romp is nog net te zien. Ooit mooi wit geschilderd, maar nu
bijna helemaal overwoekerd met klimop. De romp heeft geen dak of wieken
meer.'De nieuwe molen' is vervallen,
maar de molenaarswoning dat gebouwd werd in1835 bleef bewaard. We kunnen het niet van dichtbij bewonderen. De
toegang werd afgesloten met aluminium hekwerken.
We rijden
terug en vinden de wegkapel op de hoek met de Molenweg. De kapel staat wat
verdoken onder bomen. Ze werd voor het eerst gebouwd in 1887. Het interieur
vertoont een beeld met Heilig Hart, met op de achtergrond een paternoster.
Bloemen en kaarsen fleuren het geheel op. We blijven de Molenberg verder volgen
en houden halt bij 'de Oude Molen'. Deze gerestaureerde stenen molen is gebouwd
in 1785 als korenmolen. Hij staat op het hoogste punt van Affligem, op 74 meter
boven zeeniveau. Voorheen stond hier al een molen die toebehoorde aan de abdij
van Affligem. Een zware storm vernielde de molen in 1413. Het materiaal van de
voormalige houten molen werd in de huidige molen verwerkt. De huidige molen is
ingericht als woning.
In de
Kerkstraat drinken we onze meegebrachte koffie bij de Sint-Michielskerk (3) van
Hekelgem die in de 12de eeuw bij een burcht behoorde. De kerk die we nu zien is
het resultaat van verschillende bouwcampagnes en restauraties. Bij de
verbouwingen van de kerk, tussen 1917 en 1919, werden obussen als steunpilaren
voor de altaren gebruikt. De fraaie preekstoel en de kraaiende haan zijn van
1788. Het schilderij op doek is van de 17de eeuw. De glasramen stellen de twaalf
apostelen voor, geschonken door welstellende familieleden. Het gebedshuis is
afgesloten, we kunnen het genoemde niet bevestigen. Waar is de tijd dat
iedereen op elk uur van de dag toegang had tot de kerk? Na de restauratie van
1977 werd een nieuw uurwerk op de toren geplaatst. De tekst eronder luidt:
'Siet hier de verganckelykheit van den tyd'. Ernaast staat het oorlogsmonument
voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen. Twee burgerslachtoffers zijn van
mei 1940.
Terug langs
de Oude Baan naar knppnt 50. Op weg naar knppnt 2 rijden we door Neerheide, een
brede lange straat van het gehucht Essene. Bij huisnummer 21-23 (achterin de
boerderij) staat de romp van een 18de-eeuwse stenen bergmolen (12). Gebouwd in
1786 in het gehucht Asse-ter-Heide. De Duitsers beschouwden de windmolens als
uitkijkposten en vermoedden dat met de wieken tekens werden gegeven. De wieken
moesten worden verwijderd omdat van daar seinen waren gegeven naar de molen van
Boekhoutberg in Hekelgem die dan op zijn beurt verder zou doorgeven. Gerucht of
feit, wie zal het zeggen? In 2006 verkocht de eigenaar de nog volledig
ingerichte romp zonder kap aan een beeldend kunstenaar. Als we bij knppnt 2
arriveren hebben we echter geen molen romp gezien. Op Street View van Google is
hij nochtans duidelijk te zien. We rijden er niet voor terug. Hij wordt
misschien afgeschermd door de nieuwe eigenaar. We vervolgen onze weg naar
knppnt 3, slechts 900 m verder. We worden omgeven door weilanden met grazende
koeien en schapen. Wat verder dalen we gestaag af en rijden even door een holle
weg. We voelen haast geen wind en de zon brand. Insmeren met een hoge factor is
aan te raden. In de berm vinden we twee infoborden over het ecologisch
bermbeheer van de gemeente Asse. De gemeente maait de berm één tot tweemaal per
jaar. De berm bezit namelijk een grote variatie aan soorten bloemen. Belangrijk
is dat het maaisel wordt afgevoerd om de bodem te verschralen. Hoe schraler de
bodem, hoe bloemrijker de berm. Bloeiende planten trekken veel insecten aan.
Vlinders, bijen en andere insecten hebben dit soort habitat nodig om voort te
bestaan.
Het is
klimmen, we puffen, we hijgen en we sakkeren. We rijden op een smalle
asfaltbaan tussen maïsvelden. Hier valt de wind totaal weg. Er is amper
zuurstof. Of is dat maar een gedacht? Tijd om te drinken. Het water is echter
lauw geworden in onze fietstas. Maar beter lauw water dan geen water. We
fietsen menig wegkapel voorbij. De één al mooier dan de ander. Sommigen staan
erverwaarloosd bij, de ander is de
moeite waard om halt te houden. We stoppen niet bij elke wegkapel en zeker niet
bij een afdaling. Moe maar tevreden over ons zelf naderen we degrote baan met rode fietspaden. Tussen knppnt
3 en 7 moeten we de Dendermondsesteenweg dwarsen en linksaf slaan voor een
afwijking. We zien geen straatnaamborden en in de veronderstelling bij de
Dendermondsesteenweg te zijn, slaan we linksaf en rijden naar de
St-Hubertuskerk van Asse-ter-Heide. In de westtoren werd een vuurrode dubbele
poort aangebracht. Een priester die kleur bekend. Onze kerk moet een pannendak
hebben. Deze heeft leien. Dit is niet onze kerk. We moeten misschien nog
verder? Het plan boven halen brengt geen oplossing. Uiteraard niet! We zijn
verkeerd. Maar dat weten we nog niet. Vanop de fiets kunnen we redelijk ver
zien. Geen kerk te bespeuren met pannendak. We fietsen nog een eindje maar
stoppen opnieuw om ons plan te bekijken. Ons Rina komt tot de vaststelling dat
we ons op de Gentsesteenweg bevinden. Terug maar weer langs het fietspad en
sluiten opnieuw aan bij ons knppnt, nr 7.
Aan het
kruispunt Heuvelstraat/Groenstraat staat weer een mooie kapel. Deze
St-Rochuskapel is oorspronkelijk van de 19de-eeuw en gerestaureerd voor WOII.
De Heilige is de Patroon van de zieken en tegen pest. Na de Groenstraat moeten
we linksaf op de Gentsesteenweg. Jawel, dezelfde steenweg als daarstraks. We
hadden evengoed rechtdoor kunnen blijven rijden. Maar dan hadden we de mooie
kapel niet gezien. Soit. Na de Kelestraat bereiken we de beruchte/beroemde
Dendermondsesteenweg. Om knppnt 7 te volgen moeten we rechtdoor, maar wij slaan
linksaf tot bij huisnummer 48 voor de parochiekerk Onbevlekt Hart van Maria te
Krokegem. Met de bouw van de zaalkerk werd begonnen in 1948. Voornamelijk werd
zandsteen gebruikt. Uitzonderlijk voor een kerk is dat er een pannendak werd op
aangelegd. Bovenop nog een klokkentorentje. De rondboogramen hebben moderne
glas-in-loodramen uit de jaren 1980 met vermelding van de schenkers. De
vrijstaande klokkenstel werd ingewijd door kardinaal Danneels op 23/6/1985. Hier
in de buurt bevind zich de historische site (9), 'veld in de rotten',
O-L-Vrouw-van-de-vloekers, gelegen tussen Krokegem en Mazenzele. Op 17
september 1914 werden vier burgers uit Buggenhout, onder beschuldiging op de
Duitsers te hebben geschoten, gevangen genomen, naar Asse geleid en in dit veld
gefusilleerd. De burgers waren Leopold De Batselier, Pieter Joseph Meert,
Camille Moens en Pieter Jan Van Ransbeeck.
We rijden
een stuk terug en slaan linksaf in de Kelestraat om knppnt 7 te vervolgen. We
genieten van het vredige landschap, dat zich voor ons uitstrekt, en staan even
stil bij de tijd van toen, nu 100 jaar geleden. Na de volgende klimming houden
we halt om op adem te komen. Onze beenspieren zijn overbelast en staan zo
gespannen dat ze beginnen te daveren. Op de akker ligt het gras te drogen in de
bakkende zon. In de verte nadert een tractor. Deze komt het gras keren, gok ik.
Na onze
rustpauze vertrekken we weer. Bij de volgende splitsing zien we niet
onmiddellijk een knppntenbordje hangen en rijden rechtdoor, wat gebruikelijk is
in zo'n situatie. We genieten van een lange afdaling en rijden tot het centrum
van Mollem. Wat? Mollem? We halen ons plan erbij en jawel, we zijn nog maar
eens verkeerd. Terug naar boven, de lange afdaling van daarnet, teniet doen.
Dat is pas balen. We hebben nochtans mooie panoramazichten. We maken toch
enkele mooie foto's van het groene heuvelachtige landschap. Bij de splitsing
rechtsaf en we rijden terug op ons parcours.
Bij knppnt
7, vlak voor we Opwijk binnenrijden, staat een Mariakapel met datum:
08-08-2008. de bakstenen kapel is tamelijk groot. Achter de getraliede raam
staat een klein Mariabeeldje met kind. Naast de kapel staat een zitbank, waar
we dankbaar gebruik van maken. Hoogtijd voor onze picknick. We zijn omgeven
door maïs- en raapvelden. Villa's staan verdoken achter een rij hoge
populieren. De hoge inrijpoort is gesloten. Een camera houdt een oogje in het
zeil. Na ons middagmaal rijden we 900 meter verder tot knppnt 6. Het is 5,6km
tot knppnt 5. In Grootveld (straat) is een kinderboerderij met terras. Tijd
voor een verfrissing. Er is plaats genoeg en we zetten ons in de schaduw van
een parasol. Ik neem een Affligem blond en ons Rina een donkere Leffe. Ze wordt
er naderhand nog vrolijk van zodat ik besluit wat Leffe's in huis te halen. Om
14:30u rijden we verder.
Bij de
Steenweg op Vilvoorde wijken we even af naar rechts. Een grote 300m verder aan
onze rechterzijde vinden we het herinneringskruis of 'ongeluks kruis'. Frans De
Keersmaecker woonde op 't Eeksken. Achter zijn huis lagen de voorposten van de
Belgen, een kleine patrouille jagers. Vanaf daar schoten zij op een naderend
Duits bataljon en troffen zo één soldaat. De Duitsers hebben wellicht de
patrouille niet gezien en dachten dat Frans geschoten had. De Duitsers haalden
de verschrikte bewoners uit hun huizen en staken een 10-tal huizen van het
gehucht 't Eeksken in brand. De 52 mannen van het gehucht, waaronder ook Frans,
werden dan richting Mansteen geleid tot op deze plaats waar Frans De
Keersmaecker op 26 september 1914 werd neergeschoten. Dit kruis gedenkt dit
onschuldig slachtoffer. We rijden terug en voorbij firma Van Hoof slaan we
rechtsaf in Hulst (straat). De exacte locatie, in deze straat, wordt niet
aangegeven, doch is het relaas aangrijpend genoeg om erbij stil te staan. In
het Hulstbosje, zoals dat hier genoemd werd tijdens WOI, werd af en toe
geschoten. Op 23 februari 1919 kwamen enkele jongens van Droeshout en Hulst
terug van de zondagsschool. Achtergelaten Duitse munitie trok de aandacht van
de kinderen. Na een hevige knal bleek dat de 12-jarige Frans Buyl een duim
kwijt was. Zijn vrienden Karel Robberecht, August De Ridder, Louis Van
Handenhoven en August Verdoodt overleefden het helaas niet.
We rijden
het centrum binnen van Opwijk. Ook hier zijn historische haltes te vinden. Via
Google Maps heb ik de straten genoteerd om de route zo kort mogelijk te houden.
We blijven vooreerst knppnt 5 volgen tot de Kloosterstraat, waar we links
inslaan tot bij (43), het klooster en rectors woning van de zusters van
Sint-Vincentius a Paulo. Dit klooster werd gebouwd in 1902-1904. Het getuigt
van decennia geschiedenis op sociaal, pedagogisch en godsdienstig vlak. De
Congregatie, gesticht in 1847 beantwoordde de behoeften aan gezondheidszorg,
onderwijs en christelijke opvoeding. Haar invloed is niet weg te denken uit het
leven van Opwijk en omgeving. In 1914 werden de schoollokalen door de zusters
ingericht als lazaret en werden er 80 bedden beschikbaar gesteld om
voornamelijk vluchtelingen te verplegen. Opwijk zelf werd gelukkig niet in de
oorlogsgevechten betrokken: de gemeente en ook het klooster van de Zusters
bleef van grote rampen gevrijwaard. Pas in oktober 1918 kregen ze last met de
vijandelijke bezetters. De Duitse troepen namen eerst de Zustersschool in
beslag en richtten er een reusachtige veldbakkerij in. Later werd bijna het
hele klooster bezet, een echt militair kampement. Deze 'bezetting' duurde nog
tot 14 november; pas dan mochten de Zusters eindelijk de Vaderlandse vlag
hijsen.
Het is
14:45u als we bij de Sint-Pauluskerk halt houden op de Singel. Met de bouw werd
begonnen in de 15de eeuw in de stijl van Brabantse hooggothiek. Bewaard hiervan
zijn de vieringtoren, het koor, de kruisbeuken en de eerste traveeën van het
middenschip. In 1772-1773 werd de kerk verbreed en verlengd, hierdoor verkreeg
de St-Pauluskerk haar huidig uitzicht. De sacristie werd gebouwd in 1761.
Volgens de lijst vanwww.vlaamsbrabant14-18.bewerd er op de zuidzijde van de noordwest
vieringkolom van de kerk in 1919 een bronzen gedenkplaat geplaatst, ter
nagedachtenis van 14 parochianen die door het oorlogsgeweld zijn omgekomen. We
zijn helemaal rond de kerk gewandeld, met de fiets aan de hand, maar de bronzen
plaat hebben we niet gezien. Ook in de Kattestraat is 'De Waag' niet direct te
spotten. De Waag was tijdens WOI het plaatselijk Hulp- en Voedselcomité. De
administratie, stapelplaats en uitreiking van de goederen aan de noodhebbende
bevolking. Ook het Opwijks Sint-Vincentiusgenootschap, dat enorm veel hulp
leverde aan de noodlijdende bevolking, had er haar stek. Nu zijn er in het
huidige complex parochielokalen. De diensten van 'Kind en Gezin' hebben een
plaats in de achterbouw van de voormalige Waag. Ook andere verenigingen
gebruiken sporadisch de Waag voor tentoonstellingen en feesten.
We fietsen
de Kattenstraat ten einde, slaan linksaf en rijden door de Marktstraat. We
nemen de vierde straat linksaf, in de Processiestraat, voor het oude gebouw op
het nr 18. De Sint-Pauluszaal van 1911 staat achteraan een recenter
etablissement: het 'St-Pauwelskaffee'. Het wordt vooral door lokale jeugd
bezocht. Echter niet vandaag. Het is sluitingsdag. De St-Pauwelszaal wordt
gestut door gele ijzeren poutrels. Ramen zijn om veiligheidsredenen dicht
gemetst. Hopelijk moet het gebouw niet worden afgebroken. Toen in
september-oktober 1914 en in de laatste oorlogsmaanden van 1918 duizenden
mensen vluchtten voor het krijgsgeweld, vonden honderden een onderkomen in
Opwijk. Velen werden geherbergd in de St-Pauluszaal. De zaal werd herschapen in
een bestendig nachtasiel. Er werd zelfs in de zaal les gegeven aan de kinderen
van de vluchtelingen. Aan de overzijde van de straat staat de Sint-Annakapel
van 1870 die zeker een bezoek waard is. Het interieur, met 20 stoelen, werd
prachtig gerestaureerd in 2012-2013 door handige buurtbewoners. Tegen de
zijmuur van de kapel werd een ijzeren plaat geplant waaruit een gedicht werd
uitgesneden met als titel: 'Kruispunt van vroeger en nu'. Achterin staat de O.L.Vrouw
ter noodkapel. Een kleinere kapel, maar daarom niet minder fraai. De
binnenzijde is echter sober.
In de
Schoolstraat 23-25 staat het Pensionaat/kostschool van de familie Lindemans.
Vanaf half augustus 1914 wordt het pensionaat ingericht als lazaret en later
als toevluchtsoord voor vluchtelingen, gekwetsten en zelfs vee. Het externaat
is even terug open geweest in januari 1915 maar op 31 juli volledig door het
Duitse leger bezet. Naar het einde van de oorlog toe, op 22 oktober 1918, is de
cartografische dienst van het Duitse leger er gevestigd. We rijden naar de hoek
van de Ringlaan/Marktstraat. Villa Wijnants of 't Kasteeltje is nu een
restaurant van aanzien. Ook deze zaak heeft vandaag zijn sluitingsdag. Door de
grote ramen zien we de stoelen op de tafels staan. De poetsvrouw wordt
verwacht. Ook het gezellige terras ligt er eenzaam en verlaten bij. De
voormalige villa werd in 1909 in gebruik genomen door notaris Fernand Wijnants.
Onder WOI was het de verblijfplaats van de Duitse officieren, met onder meer
diverse braspartijen en zelfs een gevecht op het einde van de oorlog.
Even verder
op de Ringlaan vinden we de begraafplaats Opwijk-centrum. Vooraan, onder de
driehoekige luifel, werden tegen de gevel zwarte marmeren tegels geplaatst in
de vorm van een kruis. Er staan namen in gegraveerd van: 'Zij die voor onze
vrijheid stierven tijdens de beide Wereld Oorlogen'. We betreden de
begraafplaats langs een gietijzeren poort. Onmiddellijk rechts vinden we het
erepark van talrijke oud-strijders van 1914-1918 en 1940-1945.
We rijden
terug tot de rotonde en nemen de eerste straat rechtsaf in de Stationsstraat.
De straat ten einde voor het station van Opwijk. Gelegen op het kruispunt van
twee spoorwegen, passeerden tal van treinen met soldaten en legermateriaal, van
beide kampen, en met vluchtelingen en geëvacueerde. In september 1914 was de
omgeving van het station het toneel van gevechten tussen Belgische en Duitse
troepen. Het station bezat de enige telegraaf in de gemeente. In de periode van
militaire activiteiten werd deze dan ook veelvuldig gebruikt door de
legerdiensten en ten behoeve van de burgers.
Nogmaals
terug naar de rotonde en nemen de tweede straat rechtsaf in Heiveld. Aan de
volgende rotonde slaan we onmiddellijk rechtsaf in de Klaarstraat. Hier sluiten
we terug aan bij ons knppnt. Tussen knppnt 50 en 44 rijden we over een
geasfalteerde spoorwegbedding van de vroegere spoorlijn tussen Opwijk station
en Aalst. Een groot infobord, opzij van ons pad, vertoont een rekening van een
locomotief met wagon, getekend door Jos Hens. Onderaan werden gedichten
geplaatst. Bij een zitbank houden we halt om van het uitzicht te genieten. Een
al wat oudere vrouw stopt met haar fiets tot bij ons en vraagt of dit de weg
naar Opwijk is. Ze komt uit dezelfde richting als wij. Ze wassamen, met haar man, aan het fietsen. Doch
ergens verkeerd gereden. Dat klinkt bekend. Haar man laat haar achter en zegt
dat hij hun knppnt gaat zoeken. Hij is al meer dan een half uur weg vertelt ze.
Daarom rijd ik alleen terug naar huis. We nemen er het plan bij en tonen haar
hoe ze moet rijden. Terug tot het volgende kruispunt en knppnt 5 nemen. Daarna
knppnt 7 waar ze vlakbij woont. Goed dat wij steeds een plan bij hebben. Is het
niet voor ons zelf, dan kunnen we altijd iemand anders helpen. Ze verdwijnt in
de richting vanwaar ze is gekomen. Hopelijk rijdt ze niet verkeerd. Even later
fietsen we over de provinciale grens met Oost-Vlaanderen en bereiken we knppnt
44.
We rijden
door Baardegem en houden halt bij de mooie St-Barbarakapel die momenteel wordt
gerestaureerd. Ze is oorspronkelijk van 1847. De werken zullen nog tot eind
2015 duren. Met de bouw van de Sint-Margarethakerk werd gestart in de
14de-eeuw. Na meerdere verbouwingen en restauraties ontstond de huidige
parochiekerk. Ze heeft een groot en enkele kleine ronde glas-in-loodramen.
Verderop vinden we nog meer wegkapellen waar we even halt houden.
Achtereenvolgens vinden we de O.L.Vrouw van Lourdeskapel en de O.L.Vrouw van
Bystandkapel van 1841.
Om vijf voor
vijf passeren we de St-Walburgakerk van Meldert uit de 12de-eeuw. Ze staat op
een hoogte en is slechts te bereiken via enkele trappen. Ze wordt nog steeds
omgeven door oude grafzerken. Na knppnt 47 bereiken we knppnt 46, net op de
grens van het Vlaams Gewest. Linksaf langs de abdij van Affligem tot bij onze
wagen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Begin januari
2015 brengen we een bezoek aan het vakantiesalon te Antwerpen. Een evenement
waar we jaarlijks naar uit kijken. Dit jaar gaat onze belangstelling uit naar
'Den Grooten Oorlog' in Noord Frankrijk. We brengen verschillende folders mee
naar huis met wandel- en fietsgidsen. Twee gidsboekjes krijgen onze speciale
aandacht. Een wandel- en fiets lus in en rond Maubeuge met telkens zeven te
bezoeken locaties. Een klein plannetje met nummers moet het allemaal wat
gemakkelijker maken. Van elk te bezichtigen plaats wordt in de brochure een
omschrijving gegeven. Ter plaatse staan dan ook nog informatieborden die het
nog wat duidelijker moeten maken. De fiets lus is 'slechts' 24,8 kilometer lang
en de wandeling 2,4 kilometer. Gemakkelijk op één dag te doen, rekening houdend
met het heuvelachtige landschap. Frankrijk heeft geen fietsknooppunten. Dat
maakt het iets moeilijker. Geen nood. Op www.wegenvanherdenking-noordfrankrijk.com kan ik straat voor straat uitstippelen hoe we
moeten rijden. Met Google- Maps en Streetview kan ik straat voor straat
opschrijven hoe we moeten rijden. Bij het nummer zeven 'Poort van Mons' start
dan de korte wandeling door het centrum van Maubeuge. De wandeling is met
Google Maps moeilijk te volgen. Vele plaatsen hebben geen naam en ik
veronderstel dat we door een park of bos moeten wandelen. Misschien is alles
wel netjes met bordjes aangeduid? Ik maak me toch een beetje zorgen en via mail
vraag ik aan de bevoegde diensten in Frankrijk nog bijkomende informatie. Ik
krijg een vriendelijke mail terug, in het Engels, dat de wandeling aangeduid is
door groene bordjes met witte wandelaar. Meer moet dat niet zijn. Alles wordt
in Word uitgetypt en uiteindelijk geprint. Als start locatie kies ik voor de
Militaire begraafplaats van Assevent. Een geschikte plaats met veel parkeer
gelegenheid. Nu rest slechts een mooie zonnige dag.
Maandag 6 juli
2015. Na een subtropische week van meer dan 35° C beloven de weergoden ons
vandaag temperaturen tot 25° C. Tevens start vandaag de ronde van Frankrijk in
Antwerpen en de wielrenners rijden door Vlaanderen. Er wordt sterke hinder
verwacht op en om het parcours. Wij vertrekken naar Nord Pas de Calais,
ongeveer 155 km. Op de Antwerpse ring is het onmiddellijk aanschuiven. Onze GPS
leidt ons langs de A12 richting Brussel. Ook aan de afrit van Lennik, richting
Charleroi, is het sterk vertraagd verkeer. Na een sanitaire stop, bij een
wegrestaurant voor een natje en een droogje, rijden we de provincie Henegouwen
binnen. We dwarsen de Samber. De 'Sambre' ontspringt in Frankrijk en is de
belangrijkste zijrivier van de Maas. Om 11:20u passeren we de grens van onze
zuiderburen. Ik stop even langs de grote baan (N2) om ons Rina een foto te
laten nemen van een arduinen monument 'Combat de la Glisuelle'. Opzij van de
obelisk bevinden zich twee stenen granaten met de datum: 'Anno 1913'. In het
midden een bronzen medaillon van Generaal Jean-Baptiste Gouvion. Geboren op 8
januari 1747 en gestorven in de strijd nabij Maubeuge op 11 juni 1792. Op de
voet van het monument worden enkele namen vermeld en de Franse tekst:
'Sections de marieux et de Bettignies'. Alles is verweert door weer en wind.
Het is over
half twaalf als 'Lucy' ons de parking opstuurt bij de begraafplaats van
Assevent. Het nummer zes in de fietsgids van Maubeuge, een belegerde vesting.
De fietsgids vermeld: De slag bij Maubeuge heeft 2.000 doden, zowel Fransen
als Duitsers, als gevolg. Hun eerste graven zijn massagraven, tijdelijke graven
of graven op begraafplaatsen in de omgeving, op de plaats waar ze sneuvelden.
Talloze uit het puin van de forten geborgen en in hospitalen van Maubeuge
overleden soldaten worden ook ter plekke begraven. Op bevel van de Kaiser legt de
gouverneur van Maubeuge Karl Ritter von Martini een militaire begraafplaats
aan, hier in Assevent, in nagedachtenis van de 'onsterfelijke doden'. In maart
1916 geeft hij de betrokken burgemeesters de opdracht de in hun gemeente
begraven doden over te plaatsen naar de dodenakker van Assevent. Jules Walrand,
burgemeester van Maubeuge, moet de kosten voor deze overplaatsingen verspreiden
over de gemeentes. De begraafplaats wordt op 20 oktober 1916 officieel geopend
in bijzijn van de burgemeesters uit de betrokken gemeentes en Charlotte van
Pruisen, prinses van Saksen-Meiningen en zus van Kaiser Wilhelm II. Haar zwager
Frederik en neef Ernst kwamen om in augustus 1914. Bij het begin van de oorlog
is Prins Frederik van Saksen-Meiningen commandant van de 39ste infanteriebrigade
van Hannover. Hij overlijdt in Tarcienne tijdens de slag bij Charleroi op 23
augustus 1914. Op 26 augustus raakt zijn zoon Ernst, tweede luitenant van het
Hannoverse infanterieregiment, zwaar gewond door een Franse soldaat op
verkenning in het Belgische Quévy-le-Grand. Hij wordt per ambulance van Mons
naar Maubeuge vervoerd, waar hij de volgende dag overlijdt. Op verzoek van de
familie worden de lichamen van beide mannen overgebracht naar de begraafplaats
van het park van Meiningen in het huidige Thüringen.
Tussen de
kruisjes van Franse soldaten bloeien rode rozen. Ze staan symbool voor de
klaprozen die tijdens WOI massaal bloeiden op de slagvelden, vooral in de
Westhoek. Verschillende soorten loofbomen geven schaduw aan de 1.400 gesneuvelde
Franse soldaten. 487 van hen werden in een massagraf gelegd. Achter de Franse
kruisjes staan de zerken van de Duitse gesneuvelden. 399 lichamen werden hier
ter aarde besteld, waarvan 342 in een massagraf. De 60 Russische soldaten
werden achteraan ten grave gedragen waarvan 200 in een massagraf. Rechts
achteraan staan zeven zerken van Britse soldaten, waarvan er drie onbekend zijn
gebleven. Verder moet hier nog één Belgische soldaat rusten. We vinden zijn
grafzerk niet. Verder rusten hier nog 12 Roemenen. De Russische soldaten waren
krijgsgevangenen van het Oostfront. Ze dienden als arbeidskracht voor het
onderhoud van wegen, het kappen van hout en het bouwen van Duitse stellingen in
de Hindenburglinie. Een stenen pad leidt naar de tombe achteraan op de begraafplaats.
Met de fietsen
vertrekken we, met de begraafplaats in de rug, naar links. Er staat een strakke
wind en er is veel bewolking. De temperatuur bedraagt 23°C. De volgende straat
linksaf. Langs de kant van onze rijweg passeren we meermaals rechthoekige
groene bordjes met witte fiets. De gids vermeldt niet dat we deze bordjes
moeten volgen. We hebben trouwens ons parcours zelf uitgestippeld. Op het eind
van de straat linksaf in de Route de Boussois (D959). We stoppen bij 'Place
François Mitterrand'. De blikvanger is een dubbele waterfontein die uit de
grond opstijgt.
Ernaast een
groot lavendel plantsoen met aan de andere zijde een houten constructie met
bloemen. Aan de overzijde van de straat staat een kleine wegkapel, gewijd aan
Notre Dame de Consolation, voor het eerst gebouwd in 1761. Een glasraam met
daarvoor een gietijzeren raster beschermd het kleine donkere interieur. Het
raster bezit drie sleutelgaten. De wegkapel is beter beschermd dan onze huizen.
Na enkele foto's rijden we verder. Er zijn geen fietspaden voorzien. Netjes
achter elkaar fietsen is dus de boodschap. Automobilisten hebben wel respect.
Je hoort ze duidelijk vertragen en geven je voldoende ruimte als ze je voorbij
rijden. We zijn op weg naar locatie nummer 5 'Batterij L'Epinette'. Ons plan
toont ons te rijden tot bij de Samber. Daar linksaf tot over de (D649). Maar zo
simpel is het niet. Het is klimmen en soms moeten we te voet een steile helling
op. En gelukkig maar, na een klimming is er een afdaling. We rijden het dorpje
Boussois binnen en houden halt bij de kerk met enkele monumenten. De kerk is
gebouwd in 1928. Het monument van de Gefusilleerde van Boussois-Recquignies
werd hier geplaatst nadat op 6 september 1914 een Duitse soldaat wordt gedood
als zijn eenheid de Place Pasteur bereikt in Recquignies. De Duitse commandant
veronderstelt dat hij het slachtoffer is van in kelders verschanste
'vrijschutters' en geeft de opdracht alle woningen te doorzoeken, alle burgers
te verzamelen en het dorp in brand te steken. In Boussois worden alle in de
kelders van de glasfabriek schuilende inwoners verzameld op de oevers van de
Sambre. Twaalf van hen worden in bijzijn van burgers van Recquignies en
Boussois geëxecuteerd, drie andere burgers waren eerder al gedood. Het monument
toont de namen van de 15 uit wraak geëxecuteerde mannen tijdens wat in de
plaatselijke herdenking doorgaat als 'het bloedbad van Recquignies'.
Het andere
monument wordt opgedragen aan de slachtoffers van de strijd van Algerije. De
Algerijnse- oorlog of Revolutie, was een oorlog tussen Frankrijk en Algerije
van 1954 tot 1962, waarna Algerije onafhankelijk werd van Frankrijk. Het derde
monument werd geplaatst naar aanleiding van het einde van de Algerijnse oorlog
op 19 maart 1962. Het monument met beeldhouwwerk is geplaatst door de gemeente
Boussois die de slachtoffers herdenkt die gestorven zijn voor hun vaderland
tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Tweede straat
voorbij de kerk linksaf in de Rue Oscar Delcourt voor een steile klimming tot
het eind. Linksaf in de Rue Moronval, nu te voet. Het wordt te steil om te
fietsen. Tweede straat rechtsaf tot het eind, volgens mijn papieren nog steeds
Rue Moronval. De naam op de gevel zegt iets anders. Waar liep het fout? We
staan op de hoek van de Rue des Trés en Rue Pasteur, vlakbij een oude
bouwvallige kapel. De hoge kapel heeft geen interieur, de bezetting valt van de
muur en het altaar is beeld loos. Een afrastering belet het betreden van de
hoge kapel. Zijn we te ver 'gereden' of moeten we nog verder? Ik wil het aan
een dorpeling vragen, maar we zijn hier moederziel alleen. Ik trek er alleen op
uit om een passant aan te spreken. Halverwege de Rue Pasteur stopt een auto.
Een bruin gebrande man stapt uit en ik vraag beleefd naar de Chemin d'Elesmes.
Onze volgende straat. Hij haalt zijn schouders op en zegt dat die straat hier
niet is. Als ik hem hulpeloos blijf aankijken zegt hij nogmaals: c'est ne pas
ici! Ik dank hem beleefd en rij terug naar moeder de vrouw. Mijn goesting is al
over. Verder rijden heeft geen zin. We rijden terug naar beneden en vinden daar
een voorbijganger. Ik vraag hem eveneens naar de Chemin d'Elesmes. Hij weet het
ook niet. Ik zeg hem dat we naar de 'Batterij L'Epinette' willen. Is hem ook
totaal onbekend. Hij stuurt me verder naar een estaminet. Een plaatselijke
krantenwinkel met koffiehuis. De vijf mannen die binnen zitten drinken alles
behalve koffie. Soit, als ze me kunnen helpen mogen ze zichzelf lazarus
drinken. Chemin d'Elesmes kennen ze niet. Ik begin stilaan te geloven dat ik de
straat heb verzonnen en dat ze niet bestaat. Batterij L'Epinette? Schouders
ophalen is alles wat ik krijg. Ons Rina staat buiten bij de fietsen en roept
dat ik het plan moet laten zien. Ik toon het plannetje en wijs hen de volgende
plek aan. Ah Oui...oui! Porte de Mons! Oke dat is onze fietstocht in de
andere richting. Dat is nummer 7, de poort van Mons. Die kennen ze blijkbaar
wel. Met zen allen leggen ze uit hoe ik daar moet geraken. De stemmen gaan door
elkaar en als we door rijden weten we nog niet hoe we moeten rijden. Op eigen
houtje willen we dan maar naar de poort van Mons rijden. Daar is een
informatiekantoor en kunnen we de wandeling nog doen. Het is al tamelijk laat.
Langs ons pad zien we weer de groene borden met witte fiets. Misschien moeten
we die wel volgen? Niet volgens de fietsgids maar een ander alternatief heb ik
niet. We volgen de groene bordjes, met het resultaat dat we anderhalf uur later
terug bij de auto staan. We hebben dorst en honger. We hebben water bij dat
ondertussen lauw geworden is in de fietstassen. Een picknick hebben we niet
bij. De moed zakt in mijn sandalen.
We willen toch
de poort van Mons bereiken en volgen de groene bordjes. Net voor het verlaten
van Boussois houden we halt bij het monument van de beide Wereldoorlogen. Voor
de brug over de Samber nemen we het jaagpad langs de bochtige rivier. Een
heerlijk stuk om te fietsen. Omgeven door groen en water. Laaghangende takken
zijn dan een nadeel. Wind valt hier volkomen weg en de zon geeft de nodige
warmte. We rijden op de 'Groene fietsas Eurovélo 3'. Druk is het niet te
noemen. Er zijn slechts een paar tegenliggers die ons vriendelijk begroeten. Op
de andere oever ligt een spoorweg. Voorbij de volgendebrug over de rivier slaan we rechtsaf,
richting centrum Maubeuge. We verlaten ons parcours om iets te eten. Rechtsaf
over de Samber, voorbij de ronde fontein vinden we een broodjeszaak.
De beide dames
achter de balie zijn niet bekend met de omgeving. Ze weten niet waar zich de
Poort van Mons bevindt. Achteraf gezien zijn we er slechts 200 meter vandaan,
maar dat weten we op dat moment nog niet. Voor we op de fiets stappen vraag ik
het aan een jonge vrouw die eveneens uit de broodjeszaak komt en de straat wil
oversteken. Ze weet waar het is maar kan zich niet oriënteren. Ze roept haar
man die in de auto zit te wachten. In plaats van ons rechtsaf, de heuvel op, te
sturen leidt hij ons naar links, dan rechtsaf en bij de rotonde naar links, en
weer de Samber over. Ik dank het echtpaar uitvoerig en we vertrekken. Bij de
rotonde zien we rechts van ons de hoge stenen muren van een vesting. Ik krijg
argwaan en toch slaan we linksaf zoals de man ons uitgelegd heeft. Ook ons Rina
vertrouwd het niet en we stoppen. We gaan te voet terug tot bij de vesting. Dit
moet van de Poort van Mons zijn. Maar niet de hoofdingang. Een monument werd op
de helling van de Vauban geplaatst. De tekst vermeld: '2 september 1944'. Te
voet, met de fiets aan de hand stappen we de steile helling op tot op het
hoogste punt. Het volgende monument herdenkt de intocht van de Britse troepen,
hier in Maubeuge, op 9 november 1918. Hier bevindt zich de 'Poort van Mons' en
het Toeristen bureau. Het is net 15:00u geweest. Opzij van de ingang bevind
zich het overwinningsmonument van de Franse Revolutie (1789 1799)
In het
Toeristen bureau spreken ze geen Nederlands, wel Engels. Zo goed en zo kwaad
als ik kan vertel ik de juffrouw dat we graag de wandeling willen maken die
hier vertrekt. Is dit aangegeven met bordjes? Neen! Geen enkel bord kunnen we
volgen. Dat doet voor ons helemaal de deur dicht. We zijn in Vlaanderen wel
heel verwent met fiets- en wandelknooppunten. En laat ik er ineens bij
vertellen dat Vlaanderen zijn best doet in verband met fietspaden. Iets wat ik
hier in het noorden van Frankrijk gemist heb. En dan klagen ze in België nog
over de slechte staat van bepaalde fietspaden. Bon soit, ik wijk af. Ik vraag
beleeft om de kortste weg te tonen naar de begraafplaats van Assevent. We
houden het hier voor gezien. We zijn al meer dan drie uur onderweg en hebben
net een tweede locatie aan gedaan. De mannelijke collega raad mij aan een
route- of track GPS aan te kopen. Hij weet natuurlijk niet dat ik op
rustpensioen ben. Soit!
Na negen
dagen van intensieve bombardementen die de Franse verdedigingsgordel van
Maubeuge beetje bij beetje doet vallen, geeft generaal Fournier zich op 7
september 1914 over. De volgende dag om 8 uur is de capitulatie een feit. De
poort van Mons, een bouwwerk van Vauban uit de 17de eeuw, vormt de achtergrond
van een defilé van zo'n 32.000 door de Duitse troepen tijdens de slag bij
Maubeuge gemaakte krijgsgevangenen. Deze soldaten die de verdediging van de
vesting verzekerden, vertrekken in gevangenschap naar Duitsland voor meer dan
vier jaar. Onder de poort van Mons herinnert een gedenkplaat aan het bevel van
generaal Fournier over de Franse strijdkrachten die de vesting Maubeuge
verdedigden. Aan de andere zijde, van de poort, hangt een gedenkplaat van
kolonel Jean-Baptiste-Nicolas Schouller (1779 1853). Hij verdedigde Maubeuge
na het beleg van 1814. Op een zijgevel van ruwe steen werden maquettes
aangebracht van WOII. Een lijst met tientallen namen van gesneuvelde soldaten
van de 509e en 520e regiment en de logo's van de
deelnemende regimenten. Ernaast staat een Renault FT 17 tank.
Met de fiets
rijden we rechtdoor en komen voorbij de broodjeszaak van daarstraks. Het is
duidelijk dat de man ons daarstraks verkeerd heeft gestuurd. Hulpvaardig zijn
ze hier wel. Terug langs de rivier de Sambre tot het dorpje Boussois. Terug
klimmen en na een afdaling waar we eerst te ver rijden en we niet weten waar we
moeten zijn. Niks nieuws onder de zon. Terug dan maar en we staan weer bij de
brug over de Samber. Veraf zijn we niet. Terug en eerste straat linksaf. Goeie
keuze. Een paar minuten later (16:15u) staan we terug bij de auto. Na 21 km
fietsen inpakken en wegwezen. De boordcomputer geeft 32° C aan. Dat verminderd
wel tijdens het rijden. De airco is geen luxe op dit moment. Bij de kerk van
Elesmes staat eveneens een hoog monument van WOI. Ook in dit kleine dorp worden
de gesneuvelden herdacht. Op naar Mons/Bergen.
Onze GPS leidt
ons naar het centrum van Mons en we vinden al snel een kleine parking waar we
langdurig kunnen parkeren. Mons of Bergen, dit jaar de Europese
cultuurhoofdstad van België, is de hoofdstad van de provincie Henegouwen. Bij
de aanvang van WOI werden de Duitse troepen nog 48 uur lang uit de stad
gehouden door de Britse Expeditie eenheid. Bergen gaf zich daarna over en de
bezetter regeerde vier jaar lang over de stad.
Bergen bezit
verschillende mooie bezienswaardigheden die we zeker niet mogen missen. Als
eerste passeren we de 'Toren van Val des Ecoliers'. Een abdijtoren van de 18e
eeuw. De hoge vierkante toren met vier verdiepingen, is bekroond met een stenen
balustrade. In 1876 besloot de stad de ongebruikte gebouwen van de abdij te
slopen. In 1892 werd tijdens een vergadering van de raad besloten om de toren
van de sloop te vrijwaren.
We hebben
helemaal geen plannetje bij de hand. We letten op de spitse torens die als
bakens boven de huizen uitsteken en ons van de ene locatie naar de ander
brengen. Het is gedurig klimmen en dat voelen we in onze kuiten. Ons volgende
historische gebouw is het voormalige klooster van de Boetvaardige
Kapucijnen-Nonnen, die zich in 1647 in Bergen gevestigd hadden, en waarvan de
Orde in 1783 door de Oostenrijkse Keizer Jozef II ontbonden werd. De kerk is
toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Geneugten. We kunnen de kerk niet meer
bezoeken, maar een infobord in drie talen vertelt over het interieur: 'Binnenin
hangt een schilderwerk waarop een Heilige Maagd met haar kind afgebeeld staat.
Dit schilderwerk werd door de Nonnen meer dan een eeuw lang aanbeden omwille
van een mirakel dat hier in 1648 gebeurd was. De paters Kapucijnen hadden zich
reeds in 1595 in Bergen gevestigd aan de hoek van de Kapucijnstraat en de
Wezenstraat. Bij de ontbinding van hun Orde in 1796 verlieten de paters de
stad, om in 1864 naar Bergen terug te keren, en het voormalige klooster van de
Boetvaardige Kapucijnen-Nonnen aan te schaffen. Omwille van het teruglopen van
het aantal roepingen verkochten de geestelijken in 1999 hun klooster aan de
stad. Zij zullen een deel van de gebouwen blijven bewonen tot hun
kloostergemeenschap zal verdwenen zijn'. Tot zover het infobord.
Naast de kerk
bevind zich de robuuste inrijpoort van het voormalige militaire ziekenhuis. Het
ziekenhuis werd opgetrokken tussen 1704 en 1708 in het Oeverkwartier. In die
tijd liep de rivier La Trouille langs het ziekenhuis, welke men moest bereiken
via de Kapucijnenbrug, die zijn naam kreeg van het naburige klooster van de
Kapucijnenorde. De rivier zorgde voor de afvoer van het vervuilde water en de
evacuatie van de latrines die geplaatst waren in de vierkante torens boven de
waterstroom. De ingangspoort dateert van het midden van de 16e eeuw. Het is het
werk van de Bergense architect en beeldhouwer Jacques Du Broeucq en komt van
het kasteel van Maria van Hongarije in Binche, dat in 1554 vernietigd werd door
de Franse koning Hendrik II. De poort werd in 1704 hier opnieuw opgetrokken.
Tijdens WOII vorderde de bezetter het Burgerziekenhuis van Bergen op, en werd
dan ook het militaire ziekenhuis opengesteld voor het verzorgen van de inwoners
van de stad. Na de oorlog werd hier een magazijn voor legerbehoeften ingericht.
In 1994 werden de gebouwen aan de stad verkocht, welke ze via een erfpacht
overdroeg aan de Waalse Regionale Huisvestingsmaatschappij. Nu zijn hier niet
minder dan veertig sociale woningen ontstaan.
Het is
heerlijk wandelen door de rustige straten van Bergen. Wat verder in één van die
rustige straten werd een gedenksteen geplaatst in de voorgevel van een woning
ter ere van Charles Dausias. Geboren in 1860. Hij was schrijver en dichter tot
aan zijn dood in 1943.
We
concentreren ons verder op de torentjes die we tussen de huizen ontwaren. Nog
steeds moeten we klimmen. De bewolking is volledig verdwenen en we kijken op
naar een staalblauwe lucht. Bij het zien van de machtige kolossale Collegiale
kerk laten we onze fantasie de vrije loop. Ze is beslist een bezoek waard. Het
zijn verschillende trappen tot bij de ingang maar vinden de deur afgesloten. We
maken een ronde langs de kerk. Rond de Collegiale Kerk van de Heilige
Waldetrudis en de huizen van de Kanunnikessen bestond er vroeger een ommuring.
Na de opheffing van de Kanunnikessenorde in 1796 werd deze muur niet
afgebroken. Dat gebeurde slechts honderd jaar later, ten tijde van het
aanleggen van de Kapitelstraat. Opzij van de kerk staat de kerkdeur uitnodigend
open. We kunnen binnenin de kerk toch bezoeken. Daar hebben we geen spijt van,
zoals op de foto's te zien is. Een infobord vermeld over de bouw van de kerk:
Vanaf het midden van de XVe eeuw namen de Kanunnikessen van de Heilige
Waldetrudis de beslissing een nieuwe collegiale kerk op te richten. Deze kerk
moest het toenmalig Romaans bouwwerk vervangen, dat zelf op de site stond van
een vroeger Karolingische of Merovingische kerk. Na de afbraak van deze
Romaanse Sint-Pieterskerk in 1450 konden de werken beginnen, en deze werden
doorgezet gedurende ongeveer twee eeuwen. Men had gepland de westgevel te
versieren met een honderdtal meter hoge toren, geïnspireerd door de
Sint-Romboutstoren in Mechelen. Enkel de basis van deze toren kwam tot stand.
Tijdens de belegering van de stad in 1691 door de troepen van de Franse koning
Lodewijk de XIVe onderging het bouwwerk aanzienlijke schade, maar werd in korte
tijd gerestaureerd.
Ondanks de
lange duur van de bouwwerken en de opeenvolgende restauraties blijft dit gebouw
een uitzonderlijk voorbeeld van de Brabantse Gotiek. Bij het begin van de
constructie werden de plaatselijke architecten bijgestaan door de ontwerper van
het Stadhuis en de Sint-Pieterskerk te Leuven, die ook werkzaam was op de werf
van het Stadhuis in Bergen.
Binnenin de
kerk kan men talloze componenten bewonderen van het voormalig doksaal. Dit
architecturaal geheel uit het midden van de XVIde eeuw, dat vroeger het koor
van het schip afscheidde, had al de kenmerken van de Italiaanse Renaissance.
Achteraan de
kerk bevindt zich de 'Car d'Or' (de Gouden Praalkoets), die op het einde van de
18de eeuw gebouwd werd. Eenmaal per jaar worden de relikwieën van de Heilige
Waldetrudis op deze praalwagen geplaatst, om, begeleid door een indrukwekkende
processie, triomfantelijk door de straten van de stad gevoerd te worden. Dit
feest heeft plaats op de zondag na Pinksteren.
Naast de kerk
pronkt de waterput van de stad. Drie van de fonteinputten die destijds de
pleinen van Bergen opsmukten zijn nog steeds bewaard gebleven. Dit is het geval
met de fontein-schandpaal in Lodewijk de XIVde stijl die we hier treffen. Deze
fontein werd in 1779 gebouwd door Ouvertus, en is in blauwe steen. Ze werd
meermaals verplaatst, en onderging een laatst restauratie in 1980.
Het volgende
historische gebouw werd gebouwd omstreeks het laatste kwart van de XVIde eeuw
voor de familie de Peissant. De Italiaanse invloed en dan meer bepaald die van
de Florentijnse paleizen, is nog op te merken in verschillende elementen: de
monumentale ingang in het midden die afgezoomd wordt door twee Ionische zuilen,
de bel étage, de rijk versierde bovenverdieping, een driehoekig fronton, een
uitspringend daklijst met stenen medaillons De woning, met een kalm en sober
uitzicht, is helemaal in de breedte opgetrokken in blauwe steen, de bakstenen
zijn enkel zichtbaar in de kelder welfsels en de binnenmuren. Nu zijn de
kantoren van de Federatie voor Toerisme van Henegouwen er gevestigd. De
voordeur wordt net op slot gedraaid. We kunnen niet meer binnen.
In de buurt
van het Belfort ligt het hoogste punt. We slaken tegelijkertijd een zucht van
opluchting. We staan voor het enige Belfort in Barokstijl in gans België, en
het meest befaamde monument in Bergen. Het Belfortgebouw domineert de stad dat
werd opgetrokken tussen 1661 en 1669, op de plaats waar voorheen een ronde
toren stond, gekend als de 'Tour à l'Horloge' (Horlogetoren). Deze eerste
constructie domineerde de heuvel in het midden van de stad, en zorgde vanaf het
einde van de XIVde eeuw (1380) voor het karakteristieke stadsbeeld. In 1548
werd de toren beschadigd tijdens de grote brand die een deel van de stad in as
legde. In april 1661 stortte het bouwvallig gebouw definitief in elkaar, omdat
de diameter van het geheel ongetwijfeld te klein was in verhouding met de
hoogte, en omdat de funderingen waarschijnlijk niet sterk genoeg was.
De schepenen
stonden in voor de volledige procedure voor het optrekken van een nieuw
belfort, die een zware aderlating betekende voor de stad, en dit ondanks
financiële steun van de overheid. Het vierhoekig gebouw deed dienst als
uitkijktoren, en bewees zijn nut reeds in 1691 bij de belegering van Bergen
door de Franse troepen. Het liet eveneens toe eventuele
brandhaarden
op te sporen, en dankzij het groot uurwerk kon de ganse bevolking steeds weten
hoe laat het was. De toren is 87 meter hoog, en loopt uit op een ingewikkelde
dakconstructie in bolvorm, waardoor er een pittoresk en origineel aspect
ontstaat. Op elke verdieping is er een verschillend architectonisch decor
aanwezig, waarbij elke verdieping
overeenstemt
met een bepaalde bouworde uit de oudheid: Toscaanse pijlers, Ionische zuilen en
pijlers met vleugel voluten.
Binnenin de
toren is er een zeer nauwe stenen wenteltrap aanwezig, geheel naar de traditie
van de XVde en de XVIde eeuw, waarmee men de derde verdieping kan bereiken. Om
tot de lantaarn te klimmen, moet men houten ladders gebruiken. Het belfort
bevat een uurwerkmechanisme en een beiaard met 49 klokken uit verschillende
tijdperken. Het geheel is in 1935 en 1985 gerestaureerd en gemoderniseerd. Een
ijzeren traliehek belet ons tot bij de toren te komen. Het blijft, ondanks het
voortdurend klimmen, gezellig kuieren in de smalle straatjes van de stad.
Dan bereiken
we de Grote Markt van Mons met als blikvanger de brede waterfontein. Het
krioelt op dit plein van pittoreske plekjes. Voor het stadhuis staat de kiosk.
Aan de fleurige voorgevel van het stadhuis hangen de vlaggen slap door het
gebrek aan wind.
Het stadhuis
van Bergen heeft zijn functie als gemeentehuis behouden sinds de bouw ervan in
het midden van de 15de eeuw. Vanaf 1456 wordt dit stadhuis opgetrokken onder de
leiding van verschillende architecten. Het gepland gebouw werd echter nooit
volledig afgewerkt bij gebrek aan middelen. Het onderging diverse wijzigingen,
waaronder de vervanging van een in de gevel ingebouwde uitkijktoren door een
praalbalkon in smeedijzer. De twee verdiepingen van de voorgevel zijn in een
zeer typische laatgotische stijl versierd. In de loop der tijden groeide het
stadhuis uit in functie van nieuwe behoeften. In de 16de eeuw werd de trouwzaal
toegevoegd. De gebouwen die het binnenplein afsluiten dateren uit de 16de en de
17de eeuw. De kapel van Sint-Joris, die oorspronkelijk achteraan het gebouw
stond, werd in de 17de eeuw aan de linkerkant van het stadhuis herop getrokken.
Langs de boogpoort komen we op het midden plein. Een groot monument in Franse
steen herdenkt Henry Sainctelette, burgemeester van Mons van 1880 tot aan zijn
dood in 1905.
Ook het
binnenplein is een monument met een verhaal. De 'Tuin van de Burgemeester' werd
omstreeks 1930 aangelegd op initiatief van een erudiet, de rechter Paul
Heupgen, ter gelegenheid van het Eeuwfeest van de Nationale Onafhankelijkheid.
Het project omvatte ook de creatie van het Eeuwfeestmuseum, ondergebracht in
het voormalige Pandjeshuis, de inrichting van de conciërgewoning, en het
oprichten van een fontein in de vorm van een standbeeld gewijd aan de
'kwabengel' van Bergen. Uit dezelfde periode dateert de legende van de
gelukbrengende aap, ingebouwd aan de linkerzijde van de ingangspoort van het
Stadhuis. Het is een beeldje in smeedijzer, en de legende zegt dat ieder die
met de linkerhand over de kop van de aap wrijft met voorspoed zal beloond
worden. De oorsprong van het beeldje is een waar mysterie voor de plaatselijke
geschiedkundigen: de documenten in de stadsarchieven reppen er geen woord over,
en niemand is zeker of het hier gaat om een meesterwerk vervaardigd door een
smid om zijn kunnen te bewijzen, of om een schandpaal voor jeugddelinquenten,
of om een reclamebord voor de vroegere Raadskelder van het Stadhuis. De
gebouwen van de Technische Diensten van de stad waren voorheen de
vergaderplaats van verschillende wetenschappelijke kringen: de Archeologische
Kring van Bergen; de Vereniging voor Wetenschappen, Kunst en Letterkunde van
Henegouwen; de Naturalisten van Bergen en van de Borinage; de zetel in Bergen
van de Belgische Vereniging van Boekenliefhebbers. Deze Verenigingen zijn
vandaag nog steeds actief op het gebied van de cultuur in Bergen, in de ruimste
zin van het woord, en concentreren zich voornamelijk op het organiseren van
conferenties en het publiceren van originele studies.
In de Tuin van
de Burgemeester bevindt zich ook de voormalige Brandweerkazerne. Dit gebouw,
opgetrokken in 1848, gaf gedurende meer dan een eeuw onderdak aan de
brandweerlieden, welke in die tijd over een zeer beperkte uitrusting
beschikten. Nadien werd het pand betrokken door het Centrum voor Radio en
Televisie in Bergen, voordat dit centrum zijn intrek nam in nieuwe lokalen aan
de Charlotte de Lorraine-esplanade. De voormalige kazerne is nu de zetel van
Mons-Muziek en van het Orkest van Wallonië.
Bijna verstopt
achter enkele struiken prijkt een enorme rotsblok met borstbeeld van Marcel
Gillis (1897-1972). Belgische Dichter, schilder, liedjes schrijver en
kunstenaar. Bij het fontein met de 'kwabengel' wil ons Rina ook wel poseren.
Bergen is een
studentenstad en dat is duidelijk zichtbaar aan de talrijke terrasjes op de
Grand Place. Het is één en al gezelligheid. De zomervakantie zou niet compleet
zijn zonder zon of een streekbiertje op een schaduwrijk terras. We genieten met
zicht op de brede fontein van een koel glas bier en moeder de vrouw laat zich
verrassen met een coup dame blanche. Bij de plaatselijke fastfoodketen stillen
we onze hongerige maag voor we terug keren naar de auto.
Onderweg komen
we nog langs prachtige monumenten die getuigen van een rijk en boeiend
verleden. Het Justitiepaleis dat in 1848 gebouwd werd op de fundamenten waar
oorspronkelijk het schuiloord van de abdij van Cambron gevestigd was. Dit
schuiloord, waarvan de gevel nog afgebeeld werd in een gravure uit de eerste
helft van de 19de eeuw, werd omstreeks 1316 gebouwd als toevluchtsoord voor de
geestelijken van de abdij in geval van invasie of onlusten. Vanaf 1717 stonden
de monniken van Cambron het gebouw af aan de Soevereine Raad van Henegouwen
tegen betaling van een jaarrente. Het Justitiepaleis zelf is van de hand van de
architect Huriau. Oorspronkelijk waren hier al de verscheidene jurisdicties
ondergebracht. Gedurende de laatste jaren is een deel van deze jurisdicties
naar andere gebouwen in de stad overgebracht.
Lang voordat er in Bergen een wezenlijk
schouwburggebouw bestond, werden theatervoorstellingen ingericht in de salons
van het Stadhuis. Tijdens de 19de eeuw hadden opvoeringen plaats in de Grote
Vleeshal (1589) tot dit gebouw in 1807 werd gesloten omwille van zijn
bouwvallige staat. Daarna werden er voorstellingen gegeven in het Théatre des
Tuileries, dat in 1837 in de vlammen opging. De bouw van deze schouwburg, op de
Grote Markt, had plaats in 1841-1843. De gietijzeren deuren zijn versierd met
medaillons die Racine, Molière, Grétry en Roland de Lassus voorstellen. Om
20:00 uur zijn we terug bij onze auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs. Bron: Dienst Toerisme Bergen.
Woensdag 20
mei 2015. Het is zwaar bewolkt en winderig. De temperatuur bedraagt momenteel
11°C. Na het ontbijt en de uitcheck, rijden we naar Wiltz, de hoofdstad van de
Ardennen . De stad ligt ten noorden van Esch-sur-Sûre, dicht tegen de grens met
België, op een hoogte van 320-500 m. Wiltz heeft de Kelten, Romeinen en Franken
gehuisvest en werd in twee delen verdeelt: de bovenstad op twee hellingen en de
benedenstad aan de oevers van de Wiltz rivier. Prins Hendrik verleende in 1866
deze titel aan dit in het hart van de Ardennen liggende stadje. Het blijkt het
ideale vertrekpunt te zijn voor een rondwandeling met heel wat
bezienswaardigheden. Bij elk gebouw of monument werd een infobord geplaatst met
uitsluitend Duitse en Franse tekst.
Als eerste
komt de Notre Damekerk aan de beurt. Deze, aan de Heilige Maagd, gewijde kapel
uit 1728 werd in 1895 vergroot om als parochiekerk te dienen. Opvallend in de
kerk is het prachtige altaar en de preekstoel dat gebeeldhouwd werd door een
kunstenaar uit Wiltz. In de vroegere doopkapel worden sculpturen tentoongesteld
uit de vroegere ziekenhuiskapel.
Achter de
parochiekerk staat het internationaal 'One Penny Monument'. Dit monument is met
behulp van scouts over de hele wereld opgericht in 1982 door de scouts van
Wiltz ter ere van Lord Robert Baden-Powell (1857-1941), oprichter van de
Scouting beweging.
Vervolgens
belanden we bij het stakingsmonument. Vanwege de heldhaftigheid en de
opoffering van de inwoners tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Wiltz een
'Martelaarsstad' genoemd. Op 31 augustus 1942 begon Wiltz de staking tegen de
Nazi onderdrukking die uitmondde in een nationale staking. In 1956 is dit
Nationale Monument van de Staking opgericht ter ere van de slachtoffers in die
tragische en pijnlijke tijd van de Luxemburgse geschiedenis. De reliëfs op het
monument zijn het werk van een Luxemburgse beeldhouwer die zelf in het
concentratiekamp Hinzert gevangen heeft gezeten. Beneden bevindt zich de
Crypte. Langs een draaitrap kunnen we langs de binnenzijde het monument
beklimmen. 95 trappen later staan we op het hoogste platform. Ondanks de wind
hebben we een mooi uitzicht.
De
herdenkingssteen werd tegen de straatweg geplaatst. We lezen: 'avenue du 31
augustus '42'.
Vlakbij het
kasteel staat op het Eisenhowerplein, het Eisenhouwer monument. Het monument
wordt opgedragen aan de generaal voor zijn verblijf in Wiltz op 8 november
1944.
Bij het
kasteel werd het ene monument na het ander geplaatst. Na het 26A monument is
het nr 16 aan de beurt. Een kolossale herdenkingssteen herdenkt het 28ste U.S.
Infanterie Divisie die op 10 september 1944 de stad Wiltz bevrijdde. Dan komen
we bij het kasteel. Het kasteel van de vroegere Graven van Wiltz werd gebouwd
op de rand van een rotsplateau en werd meerdere malen vernietigd tijdens de
Middeleeuwse oorlogen. De wederopbouw van het huidige kasteel ging van start in
1631 en kon als gevolg van de dertigjarige oorlog pas afgemaakt worden in 1720.
Om de invasie in 1793 van Luxemburg door de Franse revolutionaire troepen te
ontlopen is de laatste Graaf van Wiltz naar Bamberg gevlucht. Hij is daar
gestorven. Frankrijk heeft daarna het kasteel verkocht aan particulieren. Van
1851 tot 1950 was een deel van het kasteel in gebruik als kostschool voor
meisjes. Het kasteel is nu eigendom van de staat en was tot 2011 in gebruik als
bejaardenhuis. In september 2012 opende de hogeschool 'hotel and tourism
management BBI' in het kasteel zijn deuren. Ook bezienswaardig is de oude put
op de binnenplaats en de 'Heksentoren' waar de heksen die tot de brandstapel
veroordeeld waren gevangen werden gehouden.
De vroegere
tuinen van het kasteel zijn in 1953 omgebouwd tot een amfitheater met 12OO
plaatsen. De monumentale staatsietrap in renaissancestijl, met als achtergrond
het middeleeuwse kasteel, is nu jaarlijks de plaats waar wereldberoemde
artiesten, musici en toneelgezelschappen optreden.
Infobord nr 21
hangt bij het museum dat op 24 januari 1970 werd opengesteld. Het museum is een
bloedige herinnering aan 'de Slag van de Ardennen 1944-1945'. Het kasteel bezit
nog een musea, gewijd aan het brouwers- en leerlooiers ambacht. Op het
binnenplein staat de poort van het Toerisme bureel uitnodigend open. De schandpaal
staat ook op het binnenhof en ons Rina moet hem echt eens uit proberen. Er
hangt geen hangslot bij, waarschijnlijk uit voorzorg.
Vervolgens
wandelen we naar het Stadhuis van Wiltz. Dit gebouw werd in 1880 gebouwd met de
naam 'Villa Thilges'. Eugène Thilges was burgemeester van de stad Wiltz van
1925 tot 1934. In 1963 kocht de stad het gebouw. Naast het Stadhuis prijkt het
justitiekruis. Gerard V van Wiltz en zijn gemalin Elisabeth van Bourscheid
richtten in 1502 het Kruis der Gerechtigheid op. Dit kruis draagt de
wapenschilden van de geslachten Wiltz, Bourscheid, Bettstein en Bellenhausen.
Het kruis, dat meer dan vijf meter hoog is, is ter gedachtenis aan de
'Vrijmakingsbrief' uit 1437 en de rechten die de stad kreeg om markt te houden
en recht te spreken. Het standbeeld van Maria dat van de 16de eeuw dateert, en
dat van St-Johannes Nepomucenus, door Nicolas Jacques uit Wiltz gebeeldhouwd
tussen 1750 en 1770, zijn later toegevoegd.
Op 11 juni
1939 werd een gedenksteen opgericht met het thema '100 jaar vrij.
1839-1939'.Voorbij het politiebureel
staat een monument voor de gesneuvelden van WOII. Op de achtergrond het huis
'Park Simon'. Hier leefde en werkte Michel Rodange als schrijver en
onderwijzer. Hij stierf in 1876. In het park staat een groot fontein met het
beeld van Reinard de Vos. Momenteel spuit het geen water. Achter een houten
'chalet' pronkt een ander fontein in witte zandsteen. Uit de leeuwenkop spuit
normaal water in een groot bassin. Nu spelen er kinderen in. Eén van de
kinderen richt het woord tot ons in het Frans. We begrijpen er geen woord van,
maar blijven geduldig luisteren en knikken. Dan stappen we toch door, het kind
blijft het maar uitleggen.
Onderweg geeft
een digitale klok het uur en de temperatuur weer. Het is slechts 10°C. Het
begint te miezeren. We houden halt bij de Decanale kerk. De architectuur van de
monumentale kerk van beneden Wiltz, die aan de St-Petrus en -Paulus is gewijd,
vindt zijn oorsprong in de middeleeuwen. Het oudste gedeelte is de toren waar
tot het begin van de 16de eeuw het koor zich bevond. Het huidige gotische
gebouw met een karakteristiek spitsbogen gewelf werd in 1510 afgebouwd. Het
recente deel van de kerk met het nieuwe koor dateert van 1937. In de toren
vindt men de grafkapel van de Heren van Wiltz. Beide barokke zijaltaren
herinneren ons aan de vroegere gilden van de stad Wiltz. Naast de kerk staat
ook het pestmonument uit 1635 en enkele oude grafstenen van steen uit de
Ardennen. De vroegere voorzijde van de kerk bevindt zich nu achteraan. Het
Mariabeeld staat op een draagberrie. Ze toornt hoog boven een zee van
geschonken bloemen. Deze keer geen plastieken, maar allemaal echte kleurige en
fleurigebloemen. Hier wordt rijkelijk
het Mariafeest gevierd. Voor de vroegere ingang staat een beeld van Fatima.
Tientallen kaarsjes branden voor het voetstuk. Bloemen fleuren ook hier alles
op.
We wandelen
naar het monument van Fatima. Vanuit het dorp duidelijk te zien. De wolken
worden grijzer. We houden het niet droog. We hebben wel een paraplu bij, maar
met de strakke wind zal ons dat niet verder helpen. Het wordt een steile
klimming tot boven. We kunnen een verkorting nemen. Met de auto moet je
omrijden. We houden even halt bij de romp van de voormalige molen. Wieken
hangen er niet aan, en ramen zijn reeds lang verdwenen. Op 10 juli 1874 wordt
de in 1777 gebouwde windmolen door een bliksem getroffen en brandde totaal af.
In 1959 en 1988 werd de molen gerestaureerd, echter zonder de wieken.
Ook de stad
Wiltz ontsnapt niet aan de leegstand van winkelgebouwen. Het is duidelijk dat
sommigen reeds geruime tijd leeg staan. Door de vuile vitrine zien we het
vandalisme en diefstal van alles wat los of vast zit. Dat creëer je na lange
leegstand. Woningen die nog in leisteen zijn gebouwd geraken niet meer verhuurd
of verkocht. Ze blijven leeg staan en verkommeren. In de volgende straat wordt
een nieuw huis gebouwd, niet met leisteen maar met snel bouwsteen. We wandelen
rustig verder richting Fatima. Voorbij het laatste huis versmalt ons pad. We
bevinden ons tussen landbouwgrond en weiden met koeien. Het wordt nog steiler
en moeten weer af en toe stilstaan om op adem te komen.
De zon komt
nog even kijken en het wordt eensklaps warmer. Het is hijgen en puffen. Als we
uiteindelijk bij de bosrand staan voor ons eerste monument begint het te
regenen en ook de wind steekt een tandje bij. De Calvarieberg is van 1949. Het
monument: 'Kom volg mij' is van 1954. De Luxemburgse vlag wappert bij de
openluchtkapel van Fatima. Hier waait het heel hard. Onze paraplu waait over.
Normaal gesproken kunnen we genieten van een 360° panoramazicht. De stad Wiltz
ligt beneden ons. De kapel van Fatima staat op de heuvel die 'op Bässent'
noemt. Schuilend in een kelder tijdens de gevechten van het Ardennenoffensief
beloofden een aantal mannen en vrouwen plechtig om na de oorlog een voor
iedereen toegankelijke kruisweg aan te leggen met een beeld van het Heilig Hart
van Jezus en Onze Lieve Vrouw van Fatima. Na negen dagen van gebed verlieten de
Duitse troepen de stad op 20 januari 1945, het feest van de H. Sebastiaan. In
1951 werd een begin gemaakt met de bouw van het beeld om deze belofte na te
komen. Vanwege de vele Portugese inwoners van Luxemburg is er ieder jaar op
Hemelvaartsdag een grote bedevaart naar het heiligdom. Het zal niet simpel
geweest zijn om al het materiaal hier boven te krijgen. Het is een mooi stuk
vakmanschap. Gebouwd in leisteen, en Franse steen, versiert met prachtige
bloemen. Het uitzicht is adembenemend, ondanks het slechte weer.
Vanuit het
restaurant hebben we uitzicht op de schouw van Simon pils. Op de gevel werden
de jaartallen 1825-1935 aangebracht. Simon is een Luxemburgs blond bier dat in
deze brouwerij wordt gebrouwen sinds 1825.
Om 14:30u stappen we terug in de auto. We rijden
weer naar huis, naar Ekeren. Nog 2,5u rijden, of 241 kilometer. Tot schrijfs.
Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Dinsdag 19 mei
2015. Licht bewolkt en zonnig maar frisjes met een temperatuur van 10° C. Na
het ontbijt gaan we een kleine Middeleeuwse begraafplaats bezoeken. In eerste
instantie willen we dat te voet doen, maar er zijn geen voet- offietspaden. Door de steile smalle bochtige
straat razen de auto's in beide richtingen. Ze denken er gewoon niet aan dat er
nog wandelaars bestaan. Bon, we rijden met de auto een stuk bergop en merken
rechts van ons enkele oude kapelletjes langs de weg. Op een parkeerplaats stal
ik de auto. Bomma wandelt een stuk terug naar beneden om foto's te nemen. De
kapellen hebben geen heiligenbeelden maar een gedenksteen. De tekst erop is in
een Duits dialect gegraveerd. Een verweert reliëf toont enkele personen. Het is
mij echter onduidelijk wat ze moeten uitbeelden. In tweede versnelling rijden
we daarna verder de steile heuvel op die slingert langs nog verschillende
wegkapellen. Het uitzicht is adembenemend. Groene weiden met als achtergrond
bossen. Onderweg nog meer kapelletjes met gedenkstenen. Ze staan op een grote
afstand van elkaar tot bij de begraafplaats met de grote Loch-kapel. De
kapellen stammen nog uit de tijd dat de bedevaarders vanaf de parochiekerk
langs deze monumenten wandelden zodat ze geknield een rozenkrans konden bidden
tot bij de middeleeuwse begraafplaats waar wij naar toe rijden.
Te voet
wandelen we door de Lindenlaan tot bij de smeedijzeren poort die toegang geeft
tot de oude begraafplaats. In de herfst van 1782 plantte Nicolas Mertens hier
vier lindenbomen in de dreef waar reeds twee majestueuze linden groeiden. Hier
op deze hoogte staat een strakke wind. Het uitzicht is magnifiek en maakt de
beklimming de moeite waard. De Loch-kapel is afgesloten. Twee ovalen
'tochtgaten', met metalen raster, geven de kans even binnen te gluren. Houten
zitbanken staan tegen de muren. Drie kruisen op ware grote staan vooraan, bij
het altaar, met in het midden Jezus. De twee moordenaars zijn met touwen
vastgebonden aan het kruis. De glas-in-loodramen geven voldoende licht. Rondom
de kapel ligt de Middeleeuwse begraafplaats. De oudste zerken zijn tegen de
muur bevestigd. Het opschrift is nauwelijks leesbaar. Opzij van de inkom bevind
zich het 'praalgraf' van de familie Schoeters. Een heel voorname familie.
Tussen derecente graven zijn meerdere
zerken met de naam Schoeters. De meeste opschriften zijn in Duits opgesteld.
Een infobord vertelt de geschiedenis van de Loch-kapel: -Volgens de legende
ontstond de Loch-kapel als volgt: Anna-Maria, een oude alleenstaande vrouw,
begaf zich, kort voor haar dood naar de slotheer van Esch-sur Sûre, en sloot
een overeenkomst met hem volgens welke al haar bezittingen (een klein huis, een
klein vermogen in geld en twee geiten) na haar dood verkocht zou worden en het
op die manier bekomen geld besteed zou worden aan de bouw van een kapel op het
'Loch', waar het beeld van de heilige maagd vereerd werd. De op te richten
kapel moest de naam St-Anna krijgen. Verder moest het beeld van de patrones
boven het portaal worden aangebracht. De slotheer liet de twee geiten
onmiddellijk in pacht geven. Na de dood van de vrouw werden de geiten, die nu
een kudde van 300 stuks vormden, bij opbod verkocht. De slotheer en de
welgestelde burgers van Esch legden nog wat geld bij zodat de kapel gebouwd kon
worden. In deze kapel wordt sinds 1775 een stukje van het Heilig Kruis bewaard,
een geschenk van de uit Sollen afkomstige biechtvader van de Oostenrijkse
koningin Maria-Theresia en haar dochter Marie-Antoinette, de latere koningin
van Frankrijk. Om die reden veranderde de kapel op 8 mei 1780 van naam:
voortaan werd ze de Heilige-kruiskapel genoemd. Ze blijft echter bekend onder
de naam Loch-kapel (Christus aan het kruis met de 2 moordenaars uit lindenhout
op ware grote) behoort tot de belangrijkste van het Luxemburgs
cultuurpatrimonium.
Lucy, onze
GPS, brengt ons vervolgens naar Heiderscheid, een gemeente van Diekirch.
Slechts 8,1km rijden van Esch-sur-Sûre. Het gebied kent beboste rivierdalen die
afgewisseld worden door open landbouwgronden en kleine dorpjes. De kerk van
Heiderscheid is prachtig. Een kleurige parochiekerk met prachtige heiligen
beelden zoals de H. Aloys en H. Klara. De glas-in-loodramen zijn geschonken
door welstellende families. Enkele boerderijen in dit dorpje zijn sinds 1998
beschermde monumenten.
Op de terugweg
houden we halt in Heiderscheidergrund voor een bezoek aan een oude kapel bij
camping 'High Chaparal' naast de Sûre. Er zijn wegenwerken aan de gang. Hier
ook al? We moeten dus omrijden. Bij een grote taveerne met souvenirwinkel
kunnen we onze auto kwijt. Het etablissement is gesloten, blijkbaar heeft hij
een sluitingsdag. Het moeilijkste steile stuk doen we te voet. De kapel van
St-Kunigonde, uitgebeeld boven de ingangspoort, heeft een achthoekige vorm en
wordt door de plaatselijke bewoners 'de inktpot' genoemd. De kapel is niet te
bezichtigen, misschien door de wegenwerken? Een infobord geeft uitleg: De
kapel werd in 1850 onder pastoor J. Math. Schmit gebouwd en is daarmee de
oudste kerk van Luxemburg. Ze werd opgedragen aan de heilige Kunigonde. Men kon
niet achterhalen of deze in Luxemburg enige en unieke, achthoekige gewijde
plaats door een architect ontworpen werd of gewoon door de bouwondernemer op
deze wijze geconcipieerd werd. Pastoor Schmit had het geld ingezameld door
schenkingen van vrijwilligers uit de naburige dorpen en steden. De inwoners van
Heiderscheidergrund waren zo arm dat de staatskas de bouw van de school
volledig voor haar rekening moest nemen en nog moest bijspringen voor het
bekostigen van de bouw van de kapel. Heiderscheidergrund stond destijds bekend
als een bedelaarsnest. Het golvende dak van de kapel wordt door een
gelijklopende fries gescheiden van het eigenlijke bouwwerk, dat door een
doorlopende, sterk benadrukte lijst in twee helften wordt verdeeld. In de
bovenste helft bevinden zich kleine, dakraamachtige, drieledige vensters. Boven
het portaal staat een stenen standbeeld van de heilige Kunigonde, terwijl een houten
beeld op het hoofdaltaar naar de patrones verwijst. De patrones van de kerk is
eveneens te zien in een venster, trots toont zij de Kaunfunger abdijkerk.
Om 12:00 uur
bevinden we ons bij het stuwmeer en de toeristische dienst. Normaal sluit de
zaak tijdens de middag. We mogen toch binnen. Met een handvol folders staan we
even later terug buiten. Het is bijna 13:30 uur als we vertrekken voor een
bergwandeling rond Esch-sur-Sûre. Een wandeling van circa 4km. Het lijkt ons
voldoende voor een panoramawandeling met vergezichten. De bossen rondom het
dorpje nodigen uit voor een uitdagende wandeling. De lucht is helemaal
overtrokken. Het is bijlange niet zo'n mooi weer als gisteren. Hopelijk houden
we het droog. Het begint even verder te miezeren. Echter niet voor lang, de
wind waait de bui snel over. We moeten naar het bus depot waar wandeling 'A'
vertrekt. Het is onmiddellijk klimmen in het heuvelachtige landschap en we
worden meteen opgeslokt door een uitgestrekt loofbos. Voetje voor voetje
stappen we de berg op langs een smal pad. Traag komen we ook vooruit en
genieten des te meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We houden
regelmatig halt om op adem te komen. Puffen en hijgen. We moeten vaak over de
wortels van de bomen stappen. Door de regen komen deze bloot te liggen. Dat is
dan weer gevaarlijk voor de onoplettende wandelaar. Als je hier of hoger
verkeerd valt, donder je met je klikken en klakken langs de steile afgrond naar
beneden. De berm naast ons pad is begroeid met witte en gele bloemen. Tussen
het bladerdek vangen we een glimp op van het kleine stadje Esch dat bijna gans
omringt wordt door het riviertje de Sûre. De gele brem bloeit hier weelderig.
Er werden op regelmatige afstand zitbanken geplaatst langs ons pad. We maken er
dankbaar gebruik van om even uit te blazen. Luxemburg herbergt weelderige
natuur, oude kastelen en schilderachtige dorpjes zoals hier in Esch-sur-Sûre.
Op enkele plaatsen, waar geen bomen staan, kunnen we genieten van de zon. Er is
geen wind en we voelen de warme zonnestralen op ons gezicht branden. Tijd om
even te genieten van een mooi uitzicht op de ruïne van het kasteel. We laten
onze fantasie de vrije loop bij het zien van de machtige middeleeuwse burcht.
Een heerlijk landschap om bij weg te dromen. Bijzondere planten groeien en
bloeien op de kleurrijke bermen. We vinden regelmatig de wilde orchidee. We
blijven steeds klimmen. We zijn nog niet op het hoogste punt. Diep beneden ons
horen we de rivier stromen. Dennenappels liggen op ons pad. Boven ons een
gebied met dennenbomen. De stammen groeien loodrecht de hoogte in. Zonnestralen
bereiken ons niet door de dichte kruin van dennennaalden.
Als we het
hoogste punt bereikt hebben houden we nogmaals halt om uit te blazen. We
bevinden ons even in een stiltegebied waar slechts natuurgeluiden overheersen.
Hier komen we helemaal tot rust en moeten we geen moeite doen om de ruisende
bomen of fluitende vogels te horen. Ik sluit de ogen en probeer het geluid te
combineren met beelden van enkele vogels. Daarna dalen we stap voor stap af.
Voetje voor voetje. Als één van ons z'n enkel verzwikt weten we niet hoe het
verder moet. We zien nu het dorp van de andere zijde. De weg naar beneden is
iets gemakkelijker dan klimmen. Vanaf nu staan er geen rustbanken meer. We
blijven slechts staan om van het uitzicht te genieten. Groots en wild spreidt
de natuur zich uit voor ons. Verschillende vogels spelen hier de hoofdrol. In
verschillende kleuren en grootte. Rechts, hogerop, probeer ik wild te spotten.
Tevergeefs echter. Als er wild is hebben ze ons al eerder gezien en hebben ze
zich uit de voeten gemaakt. Tussen de wortels van de bomen en de spleten in de
rotsen zien we gegraven gangen van dieren die dieper, heuvel op, hun
schuilplaats hebben. Waarschijnlijk van nachtdieren. We blijven afdalen,
omringt door bos en prachtige lentebloemen. De dennen hebben we achter ons
gelaten. Het traject is zonder meer lovenswaardig. De rotsen bestaan
grotendeels uit leisteen. Ook ons pad ligt geplaveid met schilfers van de
rotsen. De wortels van de bomen groeien tussen de spleten en kieren in de
rotsen. Ze verpulveren de steen die dan naar beneden valt op het bospad.
Alhoewel de streek op toerisme mikt, komen we op ons pad niemand tegen. We
hebben het rijk voor ons alleen.
Even verder
werd tegen de rotswand een muur van zes meter breed in leisteen opgetrokken.
Als ik links naar beneden kijk begrijp ik waarom. Beneden ons zijn enkele
woningen opgetrokken. Toen de eigenaars last kregen van vallende stenen werd
dezemuur van leisteen gebouwd. Een
kleine vervallen stal trekt onze aandacht. De deur staat open en we hebben
zicht op een oude vuile matras op de grond, een tafel met beschimmelde
etensresten en een krammikkige stoel. Het raam naast de deur bezit geen glas.
Het dak bestaat uit, hoe kan het anders, leisteen. Wie wil hier in godsnaam
wonen? De bebouwing neemt toe, we naderen het einde van onze wandeling aan de
andere kant van het dorp. Terug even klimmen en na de idyllische brug over de
Sûre staan we weer voor ons hotel. Die avond gaan we in het hotel absoluut het
restaurant uittesten. Een keuze maken uit de menukaart blijkt echter niet
evident. De uitgebreide wijnkaart toont wijnen uit verschillende landen. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Maandag 18 mei
2015. In de voormiddag rijden we richting zuidoosten, naar Groothertogdom
Luxemburg. In 1839, bij het Verdrag van Londen, werd Luxemburg voor de
zoveelste maal opgesplitst en verloor het meer dan de helft van zijn
grondgebied aan het nieuwe België. Het overige deel bleef onder het bewind van
de Nederlandse koning Willem III. In 1867, nog een Verdrag van Londen, werd
Luxemburg onafhankelijk, hoewel het nog met Nederland verenigd bleef. Na het
overlijden van Willem III, in 1890, werd Wilhelmina koningin van Nederland.
Luxemburg wordt het enige land in de wereld dat een groothertogdom als
staatshoofd bezit.
Om 12:20u, na
ongeveer 2u16, of 223km rijden, zijn we in Esch-sur-Sûre, in het klein dorpje
van Diekirch. In het Duits: Esch-Sauer. De gemeente heeft een totale
oppervlakte van 51,25 km² en is gelegen aan de Sûre. Nabij de plaats is een
groot stuwmeer in deze rivier aangelegd. Toerisme is een belangrijke bron van
inkomsten voor het dorp. Op een hoogte staat een kasteelruïne uit de 10de eeuw
met een panoramisch uitzicht over Esch-sur-Sûre en de gelijknamige rivier. Het
water is er ijskoud, zelfs in de zomer: het is het onderwater van het hoger gelegen
stuwmeer van 380 ha. Men kan beter in het stuwmeer zwemmen, want het is ook
gelijk een recreatieoord waar men kan duiken, zwemmen, kanoën, vissen en nog
veel meer.
Esch-sur-Sûre
ligt op een hoogte van 280 meter. Met de auto moeten we een steile helling op
tot bij 'Hotel De La Sûre'. Volgens de folder het 'eerste boek-hotel' van
Luxemburg. En inderdaad, we vinden hier bijna in elke hoek van het hotel
boeken. In alle talen en formaten. Bij de receptie worden we in de Engelse taal
begroet en krijgen we uitleg over de kamer, ontbijt en diner. We kunnen reeds
beschikken over onze kamer. Normaal is de check-in om 14:00 uur. Vlakbij het
hotel kunnen we niet parkeren. Het is uitladen en naar beneden rijden tot naast
de Sûre. Plaats genoeg. Onze hotelkamer is op het tweede verdiep. Een draaitrap
brengt ons naar de Fischermans room, kamer negen. We worden prettig verrast
door de inrichting. Alles wat maar met vis te maken heeft wordt hier
tentoongesteld. Kaders tegen de muren met vissersbootjes. Een miniatuurzeilboot
en -vuurtoren voor de vensterramen. Een uitgeschoven vis stok tegen de schuine
muren van de zoldering. Een kleurrijk visnet met plastieken vissen, dobbers en
reddingsboeien. Het is een grote kamer met naast het bed een kleerkast. Ervoor
staan twee relaxzetels, een bureau en TV. Als verrassing werd een fles bubbels
geschonken. Dat is voor straks. De badkamer heeft een dubbele douche met
'Hamam'. Een wastafel en uiteraard een toilet.
Bij een zachte
temperatuur van 16° Celsius wandelen naar het middeleeuws kasteel van het
dorpje. Op de hoek van de Rue du Pont vinden we het pestkruis van 1636.
Traditioneel werd hier op de tweede zondag voor Pasen een bedevaart gehouden.
Men vertrok aan de parochiekerk en aan het pestkruis werd een korte
plechtigheid gehouden waarbij de rozenkrans werd gebeden. Eerst een steile
afdaling tot bij de auto om de wandelschoenen aan te trekken. Vanaf hier gaat
het terug gestaag de hoogte in. Voor de kerk is een kapel gebouwd. De
Mariakapel is aan de buitenzijde niet versiert zoals bij ons in België. De
dubbele deur is op slot. Door het traliewerk zien we het sobere interieur. Een
groot Mariabeeld met achteraan Jezus aan het kruis. Maria wordt geflankeerd
door plastieken bloemen. Vervolgens komen we bij de parochiekerk van 1806. Naast
de ingang werd het monument ingemetst voor de gesneuvelden van de Tweede
Wereldoorlog. Onderaan bevind zich een bronzen herdenkingsplaat van 1715. Vanaf
hier beginnen de trappen naar boven. Af en toe moeten we blijven staan om terug
op adem te komen. We zijn de bergenwandelingen niet gewoon.
Steeds kijken
we naar ons eindpunt en proberen de afstand in te schatten. De vlag op de
uitkijktoren wappert uitnodigend. Af en toe moeten we over rotsformatie
stappen. Dan bereiken we de boogpoort met grote kapel van het voormalige
kasteel. Gebouwd in leisteen. De dubbel rood geverfde deur is afgesloten. Dan
zijn we bij de ruïne zelf. Het kasteel dateert van 744, zoals een eigendomsakte
uit de 8ste eeuw aantoont. Uiteraard is daar niets meer van te zien. Op 03/06/927
verwerven Maingaud en zijn vrouw Hiltrude van de abdij van Stavelot de gronden
met zijn 146 inwoners met het oog op de bouw van een versterkt kasteel. De
kerkers zijn gereconstrueerd, maar afgesloten mettraliewerk. Nergens vinden we infoborden. Een
folder van het Toerisme bureau vermeld vijf sites. De toegang die we net
onderdoor zijn, de stallen, de werd (wat dat dan ook mag zijn?), het paleis en
de donjon. Het is raden in welke zaal we staan, of welke zaal hier ooit geweest
is. We bevinden ons ter hoogte van de spitse kerktoren van Esch, maar we moeten
nog hoger. Tijdens de periode van de 'Dynasten', van de 10de tot en met de 12de
eeuw, wordt de vierkante slottoren gebouwd. Gelijk met enkele bijgebouwen en
het paleis. In de volgende eeuwen breidt het kasteel verder uit. De westelijke
en oostelijke woningen worden gebouwd, alsook de kapel, de stallingen en de
paardenstallen. Het zijn prachtige vergezichten vanop de ruïne. Heel veel
loofbomen, met tussenin de dennenbomen. Een school bezoekt eveneens de
kasteelruïne. De jeugd vliegt als het ware de steile hellingen op. Ondertussen
snel door elkaar pratend in het Frans. Na enkele minuten is het terug stil. De
jonge bezoekers zijn terug weg. Aan de andere zijde hebben we een panoramazicht
op het dorpje Esch-sur-Sûre en de oude brug over de stromende rivier. Van
hieruit is duidelijk te zien dat de oudste huisjes rond de kerk gebouwd werden.
Meer naar de rivier toe worden ze jonger en moderner tot zelfs mooie villa's.
De straten zijn smal en in één richting berijdbaar.
In de hoge
vierkante toren vinden we een open haard. Hier bevond zich hoogstwaarschijnlijk
de smidse van het kasteel. Een half ronde toren werd tegen de grote toren
aangebouwd en fungeerde als schouw. De muren van de ruïne zijn meer dan één meter
dik. Tijdens de volgende periode, in de 15de-16de eeuw, werd ten gevolge van
het buskruit (1413) en vooral onder het regime van de machtige leenheren van
Cronenburg en Rodermacher, de versterkingen aan de randen verwezenlijkt. Zo
werden de omgevingsmuren, alsook de versterkte torens gebouwd. Het gaat hierbij
vooral om de westelijke verdedigingstoren, dichtbij de Sûre, en de
zuidoostelijke ronde toren. De grote opening aan de achterkant van de toren,
die nog goed zichtbaar is, had toentertijd strategische redenen. In geval van
een inname van die toren door een eventuele aanvaller, stond die opening aan de
kant van het kasteel toe om de toren te controleren en in voorkomend geval om
te kunnen schieten op de toren om zich te kunnen verdedigen. Deze toren is van
hieruit niet bereikbaar.
Vanaf de 16de
eeuw begint de periode van verval. Ook al werd het kasteel van Esch-sur-Sûre
niet officieel ontmanteld, toch hebben de inwoners van het dorp de stenen van
de constructies weggehaald om ze te gebruiken in hun eigen woningen in het
dorp. Tot 1891 werden de bouwvallige gebouwen nog bewoond door 14 verschillende
eigenaren. Twee jaar later werd de Luxemburgse staat eigenaar en werden de
huiseigenaars verdreven. In september 1902 heeft een Egyptenaar de ruïne van het
kasteel voor 1.000 franken van de staat gekocht. Hij nam een architect onder de
arm om de ruïne te restaureren. Ondanks de wederopbouw van de kapel en de vele
reconstructiewerken worden de werken in 1907 stopgezet, waarschijnlijk omwille
van financiële redenen.
Langs dezelfde
weg terug naar beneden. Dat gaat iets sneller en gemakkelijker. Aan de kerk van
Esch probeert bomma de deur te openen. We kunnen toch binnen in de kerk. De
muren zijn in eenlichte kleur
geschilderd. De preekstoel en de zitbanken zijn dan weer in een donkere
houtsoort. Heiligenbeelden werden naast de inkom tentoongesteld achter
traliewerk. De preekstoel is bouwvallig en niet aan te raden om te beklimmen.
Boven de toegang bevind zich het orgel. Het altaar van imitatiemarmer bezit verschillende
beelden rondom Moeder Maria. Alle ramen zijn in loodglas. Terug buiten wandelen
we richting de Sûre, heuvel af, richting uitkijktoren. Tussen twee restaurants
brengen trapjes ons naar boven. We moeten regelmatig blijven staan om op adem
te komen. Maar we zijn niet alleen. Enkele meters voor ons klimt een man naar
boven en blijft ook regelmatig staan. Als we boven komen rust hij uit op een
zitbank. Hij maakt plaats en we nemen dankbaar naast hem plaats. Het komt tot
een gesprek. Hij is eveneens van Vlaanderen afkomstig. We praten nog een hele
tijd samen over koetjes en kalfjes en dan gaan we verder naar boven. Het is
echter nog maar een paar meter tot bij het grote standbeeld van Maria. Dan naar
de uitkijktoren met de vlag van Luxemburg, waar we een mooi uitzicht hebben
over de streek.
De tocht naar
beneden gaat iets gemakkelijker. Daar nemen we afscheid. Zijn echtgenote zit op
hetterras van het hotel. Wegens
gezondheidsredenen was ze niet mee naar boven gegaan. Haar man was blij dat wij
hem gezelschap gehouden hadden. Alleen is maar alleen. Langs het stadhuis van
Esch wandelen we langs de Sûre tot bij de derde uitkijktoren. Deze is echter
niet open voor het publiek. Een hotel-restaurant is er aangebouwd.
Waarschijnlijk wordt de toren gebruikt als stalling.
Om 16:00 uur wandelen we terug naar ons hotel. We
zetten ons neer op het panoramisch terras. Van al dat klimmen hebben we dorst
gekregen. Het is er zonnig, maar winderig. We genieten van een frisse
'Diekirch' met zicht op de beboste bergen. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs.
Fietsknooppunten:
13-14-*-85-*-79-74-73-*-38-37-36-*-35-32-*-33-34-12-77-13. De sterretjes staan
symbool voor een afwijking naar een klaproosveld.
Afstand: 43
kilometer.
De klaproos of
papaver, waaruit opium gewonnen wordt, is een sierplant. De meest voorkomende
in ons land is de 'bleke klaproos'. De rode klaproos komt voor op droge
zanderige grond. De zaadjes behouden onder de grond heel lang hun kiemkracht,
zodat ze, soms na jaren, terug ontkiemen wanneer ze aan de oppervlakte komen.
De klaproos werd het symbool van de Eerste Wereldoorlog omdat ze als enige
bloem of plant op de slagvelden groeiden in Vlaanderen. De klaproos wordt
eveneens in kransen verwerkt en plechtig neergelegd bij monumenten. Het
agentschap voor Natuur en bos, simpelweg ANB, zaaide dit voorjaar verschillende
klaproosvelden in over de vijf Vlaamse provincies. Hiermee wil men de link
leggen tussen natuur en oorlog. Via de bekende fietsknooppunten worden in
Antwerpen-Noord de fietsers, via kleine vierkante klaproosbordjes, van het
fietsnetwerk omgeleid naar een ANB klaproosveld. De papaver bloeit vanaf mei
tot augustus. Dat willen we van dichtbij zien. Nog beter, we kunnen in Ekeren
starten bij knppnt 13.
Vrijdag 10
juli 2015. Schitterend weer.Blauwe
lucht met enkele witte schapenwolkjes. Een uitstekende dag voor een fietstocht
dicht bij huis. Het wordt een tocht langs bekende- fietsknooppunten en
locaties. Met andere woorden deze route rijden we met onze ogen dicht.
Op het
fietspad, in de Driehoekstraat, volgen we meteen knppnt 13 en bij het
speeltuintje op de hoek met Bund staat ons knppntbord. We moeten rechtdoor voor
knppnt 14. Voorbij de spoorwegbrug bevindt zich links de begraafplaats. De
dodenakker werd aangelegd in 1909-1910, ter vervanging van het kerkhof rond de
St-Lambertuskerk. Rechts, voorbij firma De Bruyn bevindt zich het voormalige
gemeentemagazijn 'De Vinck'. Hier ben ik in 1976 gestart met mijn 'carrière'
als gemeente arbeider. Nu is hier 'Stadsontwikkeling' in ondergebracht. Linksaf
de Puihoek in, langs de zijmuur van de begraafplaats. Schuin links op het brede
rode fietspad vervolgen we onze weg richting Kapellen. Links bebouwing en
rechts landbouwgrond. Op het eind van de Puihoek slaan we rechtsaf waar een
rechthoekig bordje ons 'Welkom in de Antwerpse Kempen' wenst.
Vervolgens
rijden we een stuk door Kapellen, maar slaan linksaf voor het centrum. Als we
de Streepstraat bereiken moeten we linksaf. Rechts van ons bevindt zich 'Domein
Het Rood'. Het gemeentelijk natuurgebied van Kapellen is een bos van 20ha
groot. De naam 'Het Rood' is afkomstig van de roestbruine kleur van de bodem.
We rijden tot het eind en fietsen vervolgens rechtsaf in de Parijseweg op het
grondgebied van Hoevenen, een deelgemeente van Stabroek. Het geluid van
talrijke vogels is een aangename afwisseling na het voortdurende geraas van
auto's in Ekeren en Kapellen. We volgen nog steeds knppnt 14. In deze straat
woont een ex-collega, ik kan echter niet meer herinneren waar. Zelfs aan een
lange weg komt een eind. Op de hoek met de Bonapartelaan is knppnt 14. Vanaf
hier moeten we uitkijken voor de afwijkbordjes. Een klaproosveld zou zich nabij
het 'Elsenbos' bevinden. We moeten rechtdoor voor knppnt 85. De Parijseweg
wordt smaller. Hier wordt massaal gefietst. Links en rechts van ons weiland
waar voornamelijk paarden grazen. De weiden zijn afgeboord met linten in plaats
van de bekende prikkeldraad. De weg waar we nu op fietsen is met grind
aangelegd. De kleine steentjes schieten onder onze banden alle kanten uit.
Hopelijk rijden we niet plat. We naderen een oefenweide van de Paddock manege
van Stabroek. Hier rijden enkele pony's en kleine paarden in een grote cirkel
achter elkaar. Op de paarden zitten uitsluitend meisjes van verschillende
ouderdom. Een jonge vrouw staat te midden van de cirkel klaar met een rijzweep
en met een rustige stem spoort ze de paarden aan. Om de kinderen te motiveren
zegt ze meermaals: -Goed zo, meisjes, jullie doen dat super goed. Wij blijven
onder een stralende zon verder fietsen. De skyline links van ons vertoont de
twee koeltorens van Doel die hoog boven de bomen uitsteken. Slechts één van de
torens spuwt witte waterdamp de lucht in. Rechts groeit rijkelijk maïs. Zelfs vanop
de fiets kunnen we het gewas niet meer overzien. In de berm groeit de paarsrode
Wilde Kattestaart. De plant bloeit langs sloten onafgebroken van juni tot en
met september. De witte schapenwolken in de lucht zijn ondertussen allemaal
opgelost. Een zwak briesje vergezelt ons aangenaam. Tijd om ons in te smeren
tegen de UV-stralen van de zon. Ook rechts groeit de ruim twee meter hoge
lisdodde. Ze komt meestal voor aan waterkanten en in zure, voedselrijke
plassen. Teneinde de straat is knppnt 85.
Geen afwijkbordjes
gezien! Ook geen Elsenbos. Volgens mij werden er geen afwijkborden aangebracht,
maar ons Rina wil terug rijden. Ik doe het zadel van mijn fiets, zet hem aan de
andere kant, en wij terug. We kijken onderweg nog beter uit. Echter zonder
succes. We komen weer bij knppnt 14. Misschien in die andere dreef, gokt mijn
echtgenote. Terug richting knppnt 85 en linksaf in de enige dreef die voor
handen ligt. Ook deze dreef is aangelegd in gemalen kiezel. Enkele minuten
later stoppen we bij een volgende kruising zonder bordjes of klaproosveld te
zien. We blijven niet zoeken en besluiten onze fietstocht verder te zetten naar
het volgende klaproosveld. Terug naar knppnt 85. Tussen dit punt en het
volgende knppnt moeten we weer afwijken. Dus we hebben nog een kans.
Oorspronkelijk
moeten we naar rechts, in de Waterstraat, maar er zijn wegenwerken aan de gang.
Hopelijk staan de knooppunten borden nog op zijn plaats. We komen geen bord
meer tegen, alleen in tegengestelde richting. We volgen even terug knppnt 85 in
de andere richting en komen een tijdje later terug bij het kruispunt met de
Waterstraat. Dan zien we dat ons knppnt omgelegd is. Wij moeten rechtdoor in
plaats van rechtsaf. Bon we rijden nu goed. Het moet niet altijd tegenslagen.
Langs een klein bos, een speeltuin en na een wir war van straatjes bereiken we de
Oude Galgenstraat. We blijven knppnt 79 volgen en kijken nog steeds uit naar
klaproosbordjes die ons moeten omleiden. Rechts van ons bevindt zich het
Mastenbos. We houden halt bij een zitbank en ons Rina vind tegen een
verlichtingspaal ons eerste vierkante omleidingsbordje met rode klaproos.
Eureka! Daar drinken we eerst een kop koffie op. Het is net 11:30 uur. Daarna
volgen we de bordjes per fiets door het Mastenbos in Kapellen. Dit 161 ha
natuurdomein is een afwisseling van bos en heide. We stoppen aan een open plek
waar het blauw oogt van de korenbloemen. De bloem groeit traditioneel op akkers
tussen het graan, net zoals de klaproos. Dit korenbloemveld kan ons ook
bekoren, toch zeker als de zon er op schijnt. Vooraan groeien enkele klaprozen
tussen het overwoekerende hoge onkruid. Je kan ze echter op twee handen tellen.
Is de grond hier te vruchtbaar? Is het door de droogte van de laatste weken? Op
de site van het Agentschap van Natuur en bos staat te lezen dat de mooiste
klaproosvelden in de Westhoek bloeien. En dat willen we onmiddellijk geloven.
Dit is niets. Regelmatig passeren we betonnen bunkers. Dicht gemetst door de
Duitse bezetter tijdens WOII. Sommigen doen dienst als winterslaapplaats voor
vleermuizen. We fietsen verder naar een volgende open plek. Hier zijn twee
werkmannen bezig met het graven van putjes vooraan bij de open plek. Er wordt
een bord geplaatst met een afbeelding van een klaproos. Hier groeien al wat
meer rode 'poppy's'. Maar het is niet echt wat we ervan verwachten. We fietsen
verder en verlaten het Mastenbos tegenover het Fort van Ertbrand.
Het
pantserfort van Kapellen maakt deel uit van de buitengordel. Het werd gebouwd
in 1908-1912. In augustus 1914 was het fort op volle sterkte met ongeveer 500
manschappen. Het fort werd zonder actie ontruimd toen Antwerpen bezet werd in
oktober 1914. Het fort is privé bezit en niet toegankelijk. Rechtsaf, nog
steeds, de Oude Galgenstraat blijven volgen tot knppnt 79. Het is verderop
rustig fietsen tot knppnt 74 en 73. Tussen knppnt 73 en 38 krijgen we weer een
omlegging en worden het domein 'De Uitlegger' ingeleid. Dit gebied van circa 90
hectare is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Kapellen en Brasschaat.
In 1917 zette de Duitse bezetter een bunkerlinie op, die na WOI door de
toenmalige eigenaar netjes verstopt werden onder het zand. Ook hier moet een
klaproos akker zijn. We dwarsen het fietsspoor van Kapellen-Brasschaat. We
houden halt want er komt net een spoorfiets aan. Een jong koppel trapt de
gezinsfiets en de twee kindjes zitten vooraan op de vloer. Blijkbaar vinden ze
het leuk. Ze wuiven al van ver naar ons. Uiteraard wuiven wij terug. Voor
komende zondag hebben wij ook een gezinsfiets gehuurd. We willen met de kindjes
ook eens 'in het spoor van de militairen' fietsen. Het avontuur start aan de
Fortsteenweg in Kapellen en vijf kilometer verder, in Kamp Noord te Brasschaat
wordt er halt gehouden om te picknicken. De spoorfiets wordt dan professioneel
gedraaid en kunnen we weer vijf kilometer terug fietsen over het spoor.
Hopelijk hebben we ook mooi weer. Dat is voor zondag.
We rijden
verder tot bij een grote open plek. We komen bijna oog in oog te staan met een
ree die rust in de schaduw van een majestueuze boom. De enige trouwens op de
open plek. Nog voor we van onze fiets afgestapt zijn is het diertje al
verdwenen. Hier staat net zo'n bord als de twee werkmannen in het Mastenbos in
de grond moesten planten. We lezen: In Vlaanderens velden bloeien de
klaprozen. Dan volgt het vertaalt gedicht van luitenant-kolonel John McCrea.
Verder vermeld het bord waarom het ANB op enkele locaties de klaproos of poppy
heeft ingezaaid. Ook op dit papaverveld vinden we slechts een handvol poppy's.
Achter ons een enorme vijver. Het gonst er van de insecten. Het is hier mooi,
rustig en warm. We houden het voor gezien. We twijfelen eraan of er in de
andere domeinen klaprozen bloeien. Het is de ene teleurstelling na de andere.
Het zal hoogst waarschijnlijk door de droogte komen. We besluiten de kortste
weg naar huis te nemen. Oke, we hebben gefietst in de natuur, het is mooi weer
en misschien hebben we weer iets bijgeleerd.
Even rijden we
gedesoriënteerd door Brasschaat, maar komen als vanzelf op de Lage Kaart. Aan
de rotonde slaat ons Rina rechtsaf. Ze wil er gelijk van profiteren om de
winkelketen Albert Heijn binnen te springen. Onze volgende halte is op het
Hendrik Luytenplein langs de Lage Kaart. Sinds juli 2013 wordt in het
voormalige postkantoor een ijssalon uitgebaat. Het is aanschuiven, maar het
verloopt vlot. Het is eigengemaakt ijs en dat proef je. We zetten ons buiten op
een stoel in de schaduw en genieten. Daarna fietsen we verder door Brasschaat
waar we halt houden bij Taveerne Oud Antwerpen in de Elisalei. Deze oude
gerestaureerde hoeve straalt een rustgevende sfeer uit. Het ruime terras nodigt
uit voor een geanimeerd gesprek of een intiem etentje. We drinken er een
Kasteelbiertje. In 1986 koopt de familie Van Honsebrouck het kasteel van
Ingelmunster en lanceert 3 jaar later 'Kasteelbier Donker', geïnspireerd op de
populaire abdijbieren. In 1995 wordt het Kasteelgamma uitgebreid met een
Tripel, in 2007 met Kasteel rouge, in 2008 met een Blond en in 2013 met Hoppy.
Ons Rina neemt een 'Kasteel rouge' en ik een 'hoppy'. We worden er happy van.
Een uurtje later fietsen we langs de parochiekerk O.L.Vrouw van Altijddurende
Bijstand van St-Mariaburg. We houden een laatste keer halt bij het
herdenkingsmonument voor de gesneuvelden van WOI. Enkele inwoners van de wijk
werden gedood door de bezetter. Vijf van de gesneuvelden kregen een straatnaam
te St-Mariaburg. We rijden verder naar het centrum van Ekeren.
Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs. Bron: Agentschap voor Natuur en Bos.
Afstand: 60
kilometer. Toeristische dienst en kerk te Zoutleeuw op maandagen gesloten!
Maandag 11
mei 2015. Voor onze tweede Geteliniefietstocht trekken we naar Halen, een stad
in de provincie Limburg. We lezen op 15 infopanelen, verspreidt over onze
fietsroute,enkele indrukwekkende verhalen,
ten tijde van WOI. Om 09:00 uur rijden we bij de Noorderlaan de snelweg op, net
buiten Ekeren. Onmiddellijk komen we in een file terecht. Soms moeten we zelfs
stilstaan. Voorbij de oprit aan het Sportpaleis moeten we rechts de E313 nemen,
richting Luik. We zijn verlost van de grootste drukte. Bij afrit Ham rijden we dan
de provincie Limburg binnen. De temperatuur wijst op het moment 20° C aan. Bij
het knooppunt van Lummen loods de GPS ons naar rechts, richting Brussel. We
rijden op de snelweg E314. Vanaf hier rijden we rustig op een twee baanvak. Nog
10 kilometer. Vlak over de Demer rivier nemen we afrit 25: Halen. Nog drie
kilometer tot het centrum. Precies om 10:00 uur staan we geparkeerd op het
Marktplein van Halen. Hier kan je lang parkeren.
Halen
behoort tot het Hageland. Het is hier rustig en dat komt omdat het maandag is.
Alles is hier gesloten, met uitzondering van de plaatselijke apotheek. Rondom
het plein bevinden zich verzekeringskantoren, banken, een belastingconsulent en
dergelijke meer. Slechts één taveerne bevindt zich aan de overkant en is
gesloten. De Gete en de Velpe stromen door de stad. Het stadhuis van Halen is
een modern gebouw met twee gebeeldhouwde soldaten en twee liggende leeuwen. Tijdens
de Middeleeuwen stond op deze plaats de Lakenhal. Op het Marktplein staat de
kiosk uit 1904. Gebouwd voor de Koninklijke Harmonie door bestuurder en
burgemeester (1914 tot 1921) Eugene Cleeremans van Halen.
Op het
Marktplein staat infopaneel 1. We lezen: De Slag der Zilveren Helmen.
Het Duitse aanvalsplan in 1914 stond of viel met snelheid. De Duitsers wilden
Frankrijk verslaan vóór Rusland zijn gigantische leger gemobiliseerd had.
Daarvoor moesten ze zo snel mogelijk door België maar dat was buiten het
Belgische leger gerekend. De Belgen hadden zich teruggetrokken achter de Gete,
het riviertje dat van Tienen naar Halen loopt en hier uitmondt in de Demer. Op
12 augustus 1914 kwam het tot een gevecht. De Duitse generaals vertrouwden op
hun ruiterij: zij zouden de Belgen met hun lansen in de pan hakken. Maar de
Belgen waren veel beter bekend met de velden en holle wegen tussen Halen en
Loksbergen, en kozen goed positie. Verscholen in grachten, achter struiken en
spoorwegbermen wachtten ze de aanvallers op niet met lansen, maar met
aanzienlijk dodelijkere karabijnen en geweren. 140 Duitse ruiters verloren het
leven. 600 anderen raakten gewond. Na de middag kreeg de Belgische cavalerie
versterking van enkele duizenden infanteristen van het 4de en het 24ste
Linieregiment. Die waren te voet gekomen uit de omgeving van Tienen, bijna 20
kilometer verderop. Behalve hun wapens en bepakking moesten ze ook nog eens een
dikke wollen mantel meezeulen: de Belgische uniformen waren niet aangepast aan
de zomerse hitte. Verder
verteld het infobord nog: De charge te paard was al sinds de
oudheid een gevreesde en efficiënte krijgstactiek, maar zelfs de meest fiere
ruiters hadden geen verhaal tegen de geweren en kanonnen. De Slag der Zilveren
Helmen is dan ook één van de laatste charges te paard uit de wereldgeschiedenis.
De naam Slag der Zilveren Helmen is bedacht door August Cuppens, de pastoor
van Loksbergen. Hij schreef een gedicht over de blinkende pinhelmen die in de
velden waren achtergebleven. De naam is een knipoog naar een ander glorieus
moment uit de vaderlandse geschiedenis, de Slag der Gulden Sporen in 1302.
De St-Pieter-in-de-Bandenkerk,
uit de 11de eeuw, heeft een ingebouwde vierkante westertoren die na WOI hogerop
werd bijgebouwd. De gebruikte ijzerzandsteen wordt gescheiden door kalkstenen
lijsten. Ernaast staat het vergulde ruiterstandbeeld van Jules Jourdains dat
herinnert aan de Slag der Zilveren Helmen. Het standbeeld werd bij de
10-jarige herdenking van de slag in 1924 onthuld door koning Albert I. De kolom
vermeldt de namen van de Belgische regimenten die meegevochten hebben tijdens
de Slag van Halen op 12 augustus 1914. Het initiatief van dit oorlogsmonument
kwam van de Touring Club van België. Deze organisatie had geijverd voor de
invoering van de fiets in het Belgische leger en stond mee aan de oprichting
van het regiment van de Karabiniers-Wielrijders die het Duitse leger sterk
verzwakten tijdens het gevecht. Vanaf hier vertrekt De Zilveren Helmenroute,
aangeduid met rode helmen, een fiets/wandelroute van 10km lang. De Slagveldwandeling,
aangeduid met blauwe helmen, loopt langs het slagveld en over de Mettenberg en
is 6,5 km lang.
Op 4 augustus
1914 valt het Duitse leger ons land binnen. Het is het begin van meer dan vier
jaar oorlogsellende. Ook hier, toen
nog Brabant, wordt er hevig gevochten. Al op 10 augustus, zes dagen nadat ze de
grens hebben overgestoken, staan de Duitsers in het Hageland.
Het Belgische leger is zich dan nog volop aan het groeperen in de fortengordel
rond Antwerpen en er moet dus tijd gewonnen worden. De Gete vormt een natuurlijke verdedigingslinie om de
opmars van de Duitsers te hinderen. De Belgische verdediging bestaat uit
ruiters van de Lansiers en Gidsen, een bataljon Karabiniers-Wielrijders (de
Zwarte Duivels) en twee voetvolk regimenten van het 4de en de 24ste Linie
ondersteunt door artillerie onder bevel van Generaal de Witte. De Duitse
generaal von der Marwitz vertrouwd op zijn gevreesde ruiterij. Maar de Belgen zijn
veel beter vertrouwd met de velden en holle wegen tussen Halen en Loksbergen;
verscholen in grachten wachtten ze de aanvallers op niet met de blanke sabel,
maar met karabijnen en geweren.
Op 10, 12 en 18 augustus wordt
er hevig gevochten in de buurt van Orsmaal-Gussenhoven, Halen en Tienen. Op 18 augustus trokken de Duitsers
door het centrum van Halen en staken de kerk en een dertigtal huizen in brand.
De toren werd beschadigd door kanonschoten. Het bovenste gedeelte van de toren
werd na WOI bijgebouwd. Aan Belgische
kant telde men 180 gesneuvelden (van de 5000 militairen), langs Duitse zijde
sneuvelden 140 van de 3000 manschappen. Meer dan 400 paarden vonden er de dood.
Het is amper te geloven
dat dit vredevolle, groene landschap het toneel was van fors oorlogsgeweld. Na afloop lag het slagveld bezaaid met blinkende helmen
en gaat de geschiedenisboeken in als de Slag der Zilveren Helmen. Maar het
plan lukte, de Duitsers lopen een week vertraging
op en het Belgische leger kan zich helemaal terugtrekken tot in Antwerpen.
Even voorbij half elf rijden we door de Nederstraat over de Velpe. In de
Zwarte Duivelstraat houden we halt bij de oude brug over de Gete. Deze brug
werd door Belgische troepen opgeblazen om de Duitsers op te houden. Op paneel 2
lezen we: Hinderlaag
aan de Gete. Voor het Belgische leger was Halen in augustus 1914 de ideale plek
om de Duitse stormloop op te vangen. Het lag op twee dagmarsen van zowel
Antwerpen als Luik, aan een cruciale spoorwegverbinding. De samenvloeiing van
de Gete en de Demer vormt een natuurlijke hindernis. En op de Mettenberg, iets
naar het westen, had de Belgische artillerie een prima uitkijkpunt. De meest
kwetsbare schakel in de voorste linie was de plek waar je nu staat; de brug
over de Gete. Die werd daarom verdedigd door 120 tot 150
karabiniers-wielrijders. Zij hielden de eerste Duitse verkenners tegen, maar
plooiden daarna terug tot achter de spoorwegberm aan de andere kant van het
centrum. De brug bliezen ze op. Het was een slimme zet: 1.500 Duitse ruiters
trokken de smalle straatjes in, waar ze onder vuur werden genomen door de
kanonnen op de Mettenberg.
Tegen de gevel van een loods, naast de Getebrug, werd de gedenksteen ingemetst
die herinnert aan het eerste treffen tussen de Karabiniers-Wielrijders en de
Duitse troepen. In beide landstalen wordt vermeld: Den 12-8-1914 hebben
de karabiniers-wielrijders hier den bijnaam verworven van Zwarte Duivels. In t
jaar 1940 de 12 en 13 mei de karabiniers wielrijders van het 2de regiment
hebben alhier naar voorbeeld van hun glorierijke voorgangers, de speciale
vermelding verdiend van La Gette.Boven deze steen werd een zwarte steen tegen
de gevel bevestigt met de volgende tekst: De hiernaast gelegen brug kreeg onderstaande
benaming als herinnering aan de heldhaftige inzet van de PPC tijdens de Slag
bij Haelen 1914. De gedenksteen werd geschonken
door de Pioniers-Pontonniers-Cyclistenbrug en ingehuldigd door het 6de Genie
Bataljon in 1984. Voorbij de Getebrug bevindt zich Donk, een dorpsgemeente van
Herk-de-Stad.
Wij rijden terug tot de eerste straat om linksaf te slaan in de Firmin
Jacobslaan. Onze tocht gaat over een aantal bruggetjes die de Velpe of de Gete
dwarsen. Het is een beetje heuvelachtig in het Hageland. Met onze e-fiets
worden we het bijna niet gewaar. Alle bomen hebben hun bladeren. Alles kleurt
groen. Alleen de voortuintjes kleuren nog door de azaleas, begonias en de
klimplant blauweregen. We worden vrolijk gevolgd door vogelzang.
Bij de
rotonde met het ijzeren kunstwerk van fietsers werd een bordje geplaatst. De
Cyclist. zoals vele anderen vocht hij mee voor onze vrede op 12 augustus 1914
tijdens de Slag der Zilveren Helmen. Een initiatief van VZW Haelen 1914-2014. Op
de hoek Zittaardstraat-Kanonnierstraat werd een herdenkingskapel opgericht ter
nagedachtenis van de gesneuvelden en de oud-strijders van Halen van beide
Wereldoorlogen. Links van de kapel is de herdenkingsplaat voor het 4de
Lansiersregiment dat de omgeving van de IJzerwinninghoeve heeft verdedigd.
Uiteraard in beide landstalen. De drie andere gedenkstenen zijn van
doodgeschoten burgers en weggevoerden. De andere gedenkstenen zijn van
gesneuvelde militairen van beide Wereldoorlogen. Het wit geschilderde interieur
heeft een imitatie marmeren altaar. Links de herdenkingsplaten van 1914-1918.
Rechts hangen die van 1940-1945. Over de IJzerenbeek verlaten we het centrum
van Halen. Na de mooie moderne villas volgt de poldergrond. De perenplantages
langs ons pad bevatten al trosjes kleine bruine peren. In de verte draaien de
energiemolens langzaam.
Om knppnt
355 te volgen rijden we langs de Betserbaan. Deze baan is een holle weg, net
zoals in 1914. Tijdens de slag van Halen was deze weg van strategisch belang.
Aan deze weg hadden de Duitse ruiters problemen om de steile hellingen af te
komen en werden onder vuur genomen door de Zwarte Duivels, die zich in de bosjes
en struiken verschanst hadden. We lezen op infobord 3; Soldaten
op de fiets. Tijdens de Slag der Zilveren Helmen, op 12 augustus 1914, was een
opvallende rol weggelegd voor een inmiddels lang vergeten legereenheid: het
bataljon karabiniers-wielrijders. Op en rond de slagvelden van de Groote Oorlog
werden heel wat recente uitvindingen ingezet: vliegtuigen, autos, telefoons,
zeppelins, filmcameras De fiets past in dat rijtje en dat is begrijpelijk:
het is een handige en flexibele manier om de omgeving te verkennen en om van en
naar het front te gaan. Rond de eeuwwisseling had al een kwart van al de
Belgische karabiniers een fiets. In 1913 werd het bataljon
karabiniers-wielrijders opgericht. Dat telde toen 500 à 600 man. Omdat ze zo
mobiel waren, werden ze vaak ingezet als verkenners. Op 12 augustus 1914
vochten ze echter in de eerste lijn: aan de brug over de Gete, aan de
spoorwegberm en in de velden, zoals hier. Daar lagen ze in een hinderlaag,
klaar om de Duitse ruiters op te vangen en terug te slaan. Achter hen lagen de
lansiers in een volgende hinderlaag. Vanwege hun donkere uniformen, en omdat ze
zo verbeten streden, kregen de karabiniers-wielrijders van de Duitsers de
bijnaam Schwarze Teuvel, Zwarte Duivel. Na de oorlog namen ze een zwarte duivel
op in hun embleem.
We moeten
enkele trappen omhoog tot bovenop de holle weg. De gedenksteen, van
indrukwekkende formaat, is een blok natuursteen uit de Oostkantons, een streek
die na de Eerste Wereldoorlog van Duitsland overging naar België. In 1976 werd
het monument ingehuldigd ter ere van de Karabiniers-Wielrijders voor hun
verbeten tegenstand tijdens het gevecht van 12 augustus 1914. Ter herinnering
aan al de gesneuvelden, zonder onderscheid van herkomst, godsdienst of taal,
werd bij gelegenheid van de 75ste herdenking in 1989 het Europese Kruis
opgericht. We hebben een schilderachtig panoramazicht van 360°. Een weids zicht
met een lappendeken van landbouwgronden, een tractor die zn veld omploegt, een
fruitplantage dat baadt in het zonlicht en weiden met grazende schapen en
koeien. Verscholen achter bomen een eenzame hoeve.
Volgende
straat rechts bij het pad dat naar de IJzerwinninghoeve leidt staat infopaneel
4. We lezen: Op 12 augustus 1914 vond in en om Halen de Slag der
Zilveren Helmen plaats: een van de laatste charges te paard uit de
wereldgeschiedenis, en een opmerkelijke overwinning voor het Belgische leger.
Generaal Leon de Witte was de bevelhebber van de Belgische troepen in Halen. De
avond voor de slag besprak hij het strijdplan samen met zijn staf in een
herberg in Kortenaken. De Witte was een ouderwetse houwdegen die popelde om
zijn cavalerie in de strijd te gooien, maar die avond liet hij zich door twee
jongere officieren overhalen om een nieuwe tactiek te proberen. De ruiters
zouden afstijgen en zich verschuilen achter hagen en in greppels en holle
wegen. Voor de eerzuchtige generaal moet het een pijnlijke beslissing zijn
geweest, maar het bleek de juiste keuze. Op 12 augustus 1914 voerden Duitse
ruiters in de velden tussen Halen en Loksbergen niet minder dan zeven charges
uit. Het doelwit waren de Belgische kanonnen op de Mettenberg (ten noordwesten
van deze plek, in de richting van Loksbergen) maar zo ver zouden ze nooit
geraken. De Belgen hadden zich verschanst waar je nu staat, in en rond de
strategisch gelegen hoeve IJzerwinning. Na hevige gevechten, waarbij de hoeve
in brand werd geschoten, wisten ze de aanvallers af te slaan. Het infopaneel staat hier wel
ongelukkig. Een zware tractor met oplegger komt van de hoeve en moet linksaf.
Het gevaarte komt gevaarlijk dicht langs ons rijden. In plaats van te stoppen
en ons de kans te geven plaats te maken, draait hij de Lancierstraat in. In
zeven haasten moeten we wegspringen om niet onder de brede banden terecht te
komen. We rijden verder naar de recent gerestaureerde IJzerwinningshoeve. In
degevel werd een arduinen
herdenkingssteen ingemetst met Franse tekst, die hier werd ingehuldigd op 25
augustus 1919. Gelegen aan de IJzerenbeek heeft dit gebouw (begin 19de eeuw)
een belangrijke rol gespeeld tijdens de bloedige veldslag op 12 augustus 1914.
Zij werd het strategisch punt voor de Duitse aanvallen te paard om zo de
Belgische kanonnen die opgesteld stonden op de Mettenberg uit te schakelen. De
Belgische soldaten hadden zich verschanst in de bijgebouwen en de struiken rond
de hoeve. Zij weerstonden gedurende meer dan drie uur de charges van de Duitse
ruiterij. Op de zolder van het lage bijgebouwtje, rechts van het
woonhuis, sneuvelden twee Belgische militairen. Wachtmeester Cerstens was
getuige: Commandant Demaret nam zijn kepie af en stak zijn hoofd door het
dakvenster. Onmiddellijk kreeg hij een kogel in het hoofd. Adjudant Rousselet
werd eveneens dodelijk getroffen. Ik ben in zeven haasten naar beneden gerend,
terwijl de hoeve zwaar onder vuur genomen werd. Ik herinner me niet hoe ik
weggeraakt ben. Commandant Demaret werd begraven in de tuin. Aan de muur hangt
nog steeds de stenen krans die zijn verloofde op zijn graf legde. Lezen we nog op het infobord. Even
verder staat het herdenkingskruis van het voormalige Duitse militaire
begraafplaats. We doen de korte afstand te voet. Fietsen is hier onmogelijk.
Het hardstenen kruis in de velden naast de IJzerwinninghoeve is het enige
restant van een Duitse begraafplaats uit 1915. Hier werden na de slag 111
Duitse gesneuvelden begraven. Ze werden in 1956 overgebracht naar de Duitse
begraafplaatsen in Vladslo en Langemark. De oorspronkelijke zuil met het
ijzerkruis is hier blijven staan met de nog duidelijk te lezen tekst: Hier
ruhten 111 Deutsche helden, gefallen am 12 avg 1914. Er werd een zeildoek geplaatst met
de afbeelding van twee Duitse officieren op de begraafplaats. We zien nog duidelijk
de vele bloemenkransen op de graven.
Terug naar
de baan en rechtsaf. Volgende kruispunt linksaf in de IJzerwinningstraat.
Volgende kruispunt moeten we oorspronkelijk rechtdoor, maar wij slaan linksaf
tot bij de Belgische militaire begraafplaats. Daar de Belgen de zwaarste
verliezen leden in de omgeving van Velpen werd er in 1915 op deze plek een
begraafplaats begonnen. Er zijn 181 graven, waarvan 109 gesneuvelden van de
Slag van Halen. Links staat het kleine houten schuilhuisje met bezoekersboek en
het naamregister. Rond de begraafplaats staan sierlijke eiken- en
platanenbomen. De Belgische driekleur wappert in het midden van het domein. Naast
de begraafplaats staat de gedenkzuil van het 4de en 24ste Linieregiment.
Onthuld in 1939. Bij de parking staat het Via Dolorosa monument met verroest
oorlogsmateriaal. Via Dolorosa is Latijn voor Lijdensweg of Kruisweg.
Het is
ondertussen warm geworden. Er staat wel een onaangename wind. Maar het is geen
koude wind. We rijden terug tot het kruispunt. Wij moeten normaal linksaf om
onze weg te vervolgen naar knppnt 355 langs de Gidsenstraat. Wij rijden eerst
rechtdoor tot het volgende kruispunt. We houden halt bij de versierde kapel van
O.L.Vrouw van Banneux. De traditie wordt sterk in ere gehouden. Tijdens de
Mariamaand worden de Mariakapelletjes versiert.Verder, op de hoek van de Lanciersstraat en de Zilveren-Helmstraat,
staat de gedenksteen voor het 5de Regiment Lanciers. In deze omgeving brak dit
regiment de stormaanval van de Duitse ruiterij. Hier was tot in 1924 een kleine
begraafplaats van gesneuvelde Belgische militairen. Nadien werden de lichamen
overgebracht naar de Belgische militaire begraafplaats van Halen. De
gedenksteen dateert van 1934.
We lezen op
de steen: Op deze plaats den 12den augustus 1914: dag van den Slag
van Haelen brak het 5de regiment lansiers den stormaanval der Duitsche
ruiterij. Dit regiment had te Loxbergen den dag zelf van de slag zijn standaard
ontvangen. Daaronder
dezelfde tekst in het Frans.
Terug naar
het vorige kruispunt en rechtsaf in de Gidsenstraat. We worden omgeven door
fruitplantages. In de Gidsenstraat vinden we de Rotemse molen. Of wat er van
overblijft. De Cisterciënzerinnenabdij van Mariënrode verwierf in 1420 een stuk
grond om op het riviertje de Velpe een watermolen te bouwen. Uiteindelijk kwam
de grote, schilderachtige molen er pas eind 17de begin 18de eeuw. Het rad is
verdwenen maar ving vroeger het water op langs de onderkant en was dus een onderslag
rad. In 1920 werd in de molen nog 75.000 kg graan gemalen. Hij werd uitgebaat
tot in 1961. Aan de overzijde van de voormalige molen staat nog een oude
vervallen schuur. We dwarsen de Velp of Velpe, een zijrivier van de Demer. Bij
het volgen van knppnt 43 houden we halt, op de hoek met de Struikstraat, bij
een oude lindenboom. Tegen de bast hangt een klein Mariakappelletje. Eveneens
versiert met plastieken bloembollen in blauw en wit. Een zitbank staat in de
schaduw van de boom. Het is fris, maar we picknicken hier.
We dwarsen nog
regelmatig de Velp of Velpe. We worden enorm getroffen door de mooie
panoramazichten met poldergronden, weilanden en als achtergrond, de skyline van
groene bossen. Bij knppnt 42 moeten we linksaf in de Lapstraat, hier dwarsen we
weer de Velp en rijden voorbij Loksbergen, een deelgemeente van Halen. In de
Diestsestraat zien we de kerktoren van Kortenaken boven de fruitplantages
uitsteken. Dan zijn we in het centrum van Kortenaken op het Dorpsplein. De
gemeente heeft een agrarisch lappendeken: uitgestrekte akkers en weilanden.
Kortenaken staat bekend om de fruitteelt en de wijdverspreide boomgaarden.
Leeft van veeteelt, land en tuinbouw. Rechtsaf voor bijna 5km fietsen tot
knppnt 45. Het Dorpsplein wordt Krawatenstraat. Wij nemen de eerste straat
links, de Groenstraat voor nog meer fruitplantages. We hebben een sterke wind
op kop.
Aan de
splitsing linksaf in de Voorbosweg tot het eind. Een hoge kapel trekt onze
aandacht. De deur is vast. We kijken door het getraliede raam naar een groot heiligenbeeld
dat op een mooi gedecoreerd altaar staat, versiert met bloemen. Nu 8km tot ons
volgende knppnt. We fietsen in Ransberg op een hoogte van ongeveer 80 meter. Rechts
zien we de O.L.Vrouw van de Rozenkranskerk. Ze dateert van 1419 en was
oorspronkelijk een kapel, maar werd in 1823 opgewaardeerd tot parochiekerk. We
rijden langs de watertoren de private weg in. Daarnet heuvelop, en nu naar
beneden. We maken er dankbaar gebruik van. In de Kiezelstraat te Linter staat
een verwaarloosde kapel. Gebouwd in grijze snel bouwsteen en vooraan bezet met
cement. De tekst boven de deur is amper te lezen. De kapel was toegewijd aan de
H. Theresia. Van interieur is niets te bespeuren. De bezetting is van de muur
gevallen. De klaprozen groeien rijkelijk op de zijbermen langs onze weg.
We belanden
vanzelf in het Hagelandse dorp Drieslinter. Een deelgemeente van Linter. Ons
plan zegt: derde straat linksaf in de Stationsbaan. Ik tel de zijstraten maar
wordt aangetrokken door de versierde kerk. De O.L.Vrouw van het Heilig Hartkerk
is van de tweede helft van de 19de eeuw. Voor de kerk wapperen de Britse- de Australische-
en de Amerikaanse vlag naast onze driekleur. In de voorgevel van het gebedshuis
zijn twee gedenkstenen aangebracht van plaatselijke slachtoffers en gevallen
vliegeniers. Menige bloemen en kransen werden onderaan neergelegd. De wind
heeft er af en toe vat op. Ons Rina loopt er achterna en legt de bloemen
eerbiedig terug onderaan de gedenkstenen. We rijden verder langs een apotheek
met digitaal logo. Het geeft de temperatuur weer van 28°C. We worden het niet
gewaar door de wind. Ik krijg plots het vermoeden dat we verkeerd rijden.
Bordje gemist? Terug draaien en vragen naar de Stationsbaan? Terug voorbij de
kerk. We moesten hier helemaal niet zijn. Enkele straten verder moeten we
rechtsaf. Terug op ons knooppuntennetwerk. Bij het voormalige station van
Drieslinter is paneel 25. We lezen: Je staat hier op het
Stationsplein van Drieslinter. Als je goed kijkt, herken je zelfs nog het
vroegere station. Treinen speelden een cruciale rol in de Eerste Wereldoorlog.
Lang vóór 1914 hadden stafofficieren in alle legers minutieus berekend hoe lang
het zou duren om honderdduizenden soldaten met de trein naar het front te
brengen. Zelfs een kleine vertraging, dachten ze, zou ertoe leiden dat de
troepen te laat zouden komen en dat hun land de oorlog zou verliezen. De
bekende Britse historicus A.J.P. Taylor sprak zelfs van een war by timetable:
volgens hem waren de dienstregelingen van de soldatentreinen een van de grote
oorzaken van de oorlog. Het station van Drieslinter lag aan de spoorweg die
vanuit het oosten naar Tienen liep. Een ideale invalsroute voor het Duitse
leger dus, en daarom hadden Belgische genietroepen begin augustus 1914 alle
bruggen op die lijn opgeblazen. Zo wilden ze de vijand tegenhouden. Dat lukte
maar voor even, want hun Duitse collegas legden snel noodbruggen aan. In de
zomer van 1914 lag de huidige gemeente Linter twee keer op het pad van het
Duitse leger. Op 10 augustus werd er zwaar gevochten om de bruggen over de Gete
in Orsmaal-Gussenhoven. Een week later, op 18 augustus, nam de Duitse
artillerie vanuit Wommersom de Belgische stellingen aan de Gete onder vuur.
Daarna joeg de Duitse infanterie de resterende Belgen op de vlucht. In de
dorpen vielen vele burgerslachtoffers.De spoorlijn werd in
de jaren 60 en 70 van vorige eeuw opgedoekt, gebetonneerd en plechtig open
gesteld als fietspad in 1994. Een zonnig terras lonkt, maar het zit stampvol
zonnige genieters en gedurig stoppen nog fietsers om iets koels te drinken.
Wij fietsen verder
over de betonnen spoorwegbedding tot knppnt 50. Rondom ons niets anders dan
natuur met vogelgeluiden. 3,4 km verder is infopaneel 14 bij de spoorwegbrug.
Het bord vermeld: De foto hierboven dateert van eind augustus
1914 en toont Duitse soldaten die de oude spoorwegbrug over de Gete herstellen.
Die was begin die maand tot ontploffing gebracht door de Belgische genie, die
zo de verwachte Duitse opmars wilden ophouden. Eerst waren honderden koeien en
varkens bij boeren opgeëist en op treinen naar Tienen gebracht, waar ze
geslacht werden om het Belgische leger te voeden. Ook alle andere bruggen op de
spoorlijn Tienen-Tongeren werden opgeblazen. Geplooid als grashalmen lagen
alsdaar de ijzeren balken en riggels, beschreef getuige Jozef Vincx de scene.
Overgroote steenblokken en ijzeren gebinten lagen in de rivierbedding en in de
omliggende weiden verspreid. De Duitsers waren in Zoutleeuw sinds de ochtend
van 18 augustus 1914. Er waren hier toen nauwelijks Belgische troepen het
front lag verderop aan de Grote Gete en na amper twee uur was Zoutleeuw in
Duitse handen. Vergeleken met de omliggende dorpen en gemeenten heeft het
historische centrum dan ook weinig schade geleden.
Bij knppnt
21 wijken we af richting knppnt 54 voor twee infoborden. Ook Natuurpunt heeft
hier een stuk landschap toegeëigend. Een infobord geeft daarover nuttige
uitleg. Via de aanlooproute, die wordt aangeduid met vierkante bordjes met
klaproos, rijden we over de Koepoortstraat dat een beschermd dorpsgezicht is
met kasseien die qua tracé over de eeuwen haast niet veranderd is. Dus er zit
geen beterschap in. Een verschrikkelijke straat. Putten en kuilen. Heel ons lijf
davert uiteen. Na enkele seconden doet elke spier in ons lichaam pijn. De
straat heeft menige bochten en telkens denk ik: Na de bocht wordt het asfalt.
Een utopie. De rit duurt eindeloos. Zware tractors hebben opzij de kasseien in
de grond gereden. Onderweg moeten we van de baan, opzij de berm in om zon
gevaarte door te laten. Toch komt er na 1,7 km eindelijk een eind aan bij het
kappelletje van Gedurige bijstand. Een mooi onderhouden interieur met enkele
heiligenbeelden die geflankeerd worden met kaarsen en bloemen. Het lijkt alsof
de kapel hier speciaal is gebouwd, net voorbij de kasseiweg om te verpozen na
een helse rit over de Koepoortstraat. Even verder vinden we de
St-Laurentiuskerk van Helen met infobord 15: Je staat hier voor
het kerkje van Helen: nu een rustige, haast idyllische plek, maar honderd jaar
geleden speelde zich hier een drama af. Op maandag 10 augustus 1914, nog geen
week na het begin van de oorlog, stonden de Duitsers in Helen. Ze gingen er
gruwelijk tekeer. Ze staken er vele huizen in brand en doodden zeven van de
honderd inwoners. Hun lot is beschreven door Pieter Vandeweyer, de
dorpspastoor, en zelfs na honderd jaar blijft het verkillende lectuur. Gustaaf
Henot werd met lansen doorboord. Clément Lenaerts werd samen met een Belgische
lansier aan een paard gebonden, meegesleurd naar Melkwezer en daar
doodgeschoten. Ook zijn 16-jarige dochter Emiliana werd neergeschoten, ze
stierf later die dag. De broers Alfons en Karel Neskens en de zeventienjarige
Herman Ponsaerts werden met de handen op de rug aan elkaar gebonden, in een
gracht geworpen en met lansen afgemaakt. Jozef Mombaerts kreeg een kogel in de
mond en stierf later in het Gasthuis van Zoutleeuw. De Duitsers spaarden ook
pastoor Vandeweyer niet hij werd geslagen en bedreigd, en zijn pastorie werd
geplunderd en in brand gestoken. Achteraf had hij alleen nog een alledaagse
toog en 11 frank. Toch bleef hij zijn ogen open houden. Zo viel het hem op dat
de Duitsers niet in een opwelling huizen in brand staken, maar met voorbedachten
rade: ze hadden drie soortenbrandstof
bij zich, evenals een soort pastilles wellicht ging het om fosfortabletten.
Het monument van
gesneuvelden staat met een WOII kanon op de begraafplaats rond de kerk.
Naast de
geschilderde poort van de kerk hangt een bord dat ons verwelkomt in de kerk. Ze
is toegewijd aan de H. Laurentius, diaken en martelaar in de Romeinse tijd. Het
houten klokkentorentje stamt uit de 18de eeuw, maar werd in de 19de eeuw
gerestaureerd. Het interieur vertoont een éénbeukig kerkje, dat nog kenmerken
vertoont van de laatgotiek. Het rechthoekig koor in baksteen, doorspekt met
lagen zandsteen, dateert uit de 16de eeuw. Het schip en de sacristie in grijze
en witte zandsteen zijn evenwel classicistisch en dateren uit de 18de eeuw. Tegen
de muur bevindt zich de grafsteen van pastoor Arnold Milemans. Hij stierf in
1667. Een monument van het AVV en VVK herdenkt de onschuldige en weerloze
slachtoffers der Duitse ulanen die vermoord werden op 10 augustus 1914.
Naderhand
rijden we terug naar de vervloekte kasseiweg waar we rechtsaf moeten om knppnt
54 te vervolgen tot paneel 16. Hier moeten we op een grindpad rijden. Dat is
beter dan kasseien, maar daarom niet minder gevaarlijk. De putten worden
regelmatig opgevuld met steenpuin. Dat is niet evident voor onze fietsbanden.
Het is slalommen om het puin te ontwijken. Dankbaar houden we halt bij een
picknicktafel met infopaneel 16 waarop we lezen: Een natuurlijke
hindernis. Je staat hier aan de Kleine Gete: nu een onschuldig kabbelend
beekje, maar in de zomer van 1914 een formidabel obstakel voor het Duitse
leger. Elke rivier, hoe smal ook, is een natuurlijke hindernis. Wanneer er geen
bruggen zijn, moet het hele leger soldaten, kanonnen, paarden, wagens door
het water. Op zon moment is het extra kwetsbaar. Een verdedigend leger weet
dat en zal de oversteekplaats onder schot houden of op de andere oever in een
hinderlaag gaan liggen. De bruggen worden extra verdedigd. Zo pakte het
Belgische leger het in 1914 aan. De Belgische tactiek werkte, of toch voor
even. Hier vlakbij, in Orsmaal-Gussenhoven, werd op 10 augustus hevig gevochten
je verneemt er meer over nabij fietsknooppunt 54. Twee dagen later leed de
Pruisische ruiterij bij Halen, waar de Gete in de Demer stroomt, een pijnlijke
nederlaag in de Slag der Zilveren Helmen. Maar het was uitstel van executie. Op
18 augustus braken Duitse troepen overal langs de Getelinie door het Belgische
front. Diezelfde dag nog gaf koning Albert zijn troepen het bevel om zich terug
te trekken naar Antwerpen. Voor de Belgen was er een extra reden om de vijand
juist hier op te wachten: tijdsnood. Doordat er in de weidse Haspengouwse
akkers zo weinig natuurlijke hindernissen waren, rukten de Duitse legers snel
op naar het westen. Dat gaf de Belgen te weinig tijd om loopgraven aan te
leggen. Zebesloten
de Duitsers dan maar op te wachten bij de eerste natuurlijke barrière: de Kleine
en de Grote Gete. 1914 was niet de eerste keer dat de Gete als
verdedigingslinie werd gebruikt. Bij de Slag bij Neerwinden, in 1693, werd de
Gete al geroemd om zijn scherpe en diepe oevers.
We hebben
een panoramazicht van 360°. We horen zang- en watervogels. Een lust voor het
oor. Hier verpozen we even onder het genot van onze laatste koffie. Even rusten
want we moeten terug langs ons grindpad en last-but-not-least, terug over de
kasseiweg tot knppnt 21 op de voormalige spoorwegbedding. We slaan rechtsaf,
richting knppnt 51.
Tussen knppnt
51 en knppnt 48 ligt de stad Zoutleeuw. De stad lijkt een beetje op een
mini-Brugge met het middeleeuwse stratenpatroon. We stoppen bij het monument
van beide Wereldoorlogen. De St-Leonarduskerk van Zoutleeuw werd opgetrokken
tussen de 13de en de 16de eeuw. Ze heeft hoegenaamd niet geleden onder de
beeldenstorm en de Franse Revolutie. De westertoren staat momenteel in de
steigers voor een grondige restauratie. Op de Grote Markt hebben we het
Historisch Stadhuis met hallentoren en de Toeristische dienst. In 1530-38
opgebouwd als raadhuis. In de 19de eeuw bouwvallig verklaart. Tussen 1846-58
wordt de voorgevel gerestaureerd. Boven de ingang staan religieuze beelden. De
benedenverdieping bestaat uit het kabinet van de burgemeester, de raadszaal en
de ontvangstzaal. Op de eerste verdieping wordt de tentoonstelling gehouden van
Archeologische vondsten uit Zoutleeuw. De torenhallen, ontstond in de
middeleeuwen opdat de stad een belangrijk handelscentrum was. De stad bezat in
1281 al een Vleeshuys. De huidige toren vervangt de 12de eeuwse toren, die te
klein was. De Halle werd eveneens gebruikt als ontmoetingsplaats en kazerne
voor de schuttersgilden. Nu is de Toeristische Dienst in ondergebracht. Over
het gotische stadhuis, met felgekleurde vlaggen, staat de arduinen waterpomp
van 1762. Dan zetten we ons op een schaduwrijk terras om onze dorst te stillen.
Vervolgens
rijden we langs ons knppnt verder over het water voor paneel 13 bij de
Paardenbrug. Het vermeld: Een kerk vol krijgsgevangenen. Op 18
augustus 1914 vielen Duitse troepen het nauwelijks verdedigde Zoutleeuw binnen.
Omdat ze boven op de Sint-Leonardustoren de Belgische vlag zagen wapperen,
hielden ze de burgemeester en de onderpastoor aan, die ze mishandelden en
bedreigden. Ze stampten de torendeur in, haalden de vlag weg en ontregelden de
beiaard en het uurwerk. Gelukkig had de deken de 16de-eeuwse beiaardklokken op
tijd verborgen, net als de grote Sint-Leonardusklok. Op andere plaatsen werden
kerkklokken vaak omgesmolten tot kanonnen, maar de Zoutleeuwse klokken bleven
bewaard. Ook de waardevolle kerkschat bleef uit Duitse handen. Hun snelle
opmars door België stelde de Duitsers voor een logistiek probleem: waar moesten
ze blijven met de krijgsgevangenen die ze onderweg maakten? Deporteren naar
kampen in Duitsland was ingewikkeld en tijdrovend. Vandaar dat ze hen vaak
tijdelijk onderbrachten in de grootste gebouwen die ze konden vinden: kerken.
Dat gebeurde ook hier in Zoutleeuw. Op 18 augustus 1914 leverden Duitsers en
Belgen slag nabij Tienen. Die nacht werden zowat 400 krijgsgevangen Belgen naar
Zoutleeuw gebracht en opgesloten in de St-Leonarduskerk.
Recht
tegenover ons paneel staat campu OCMW. Eén brok natuur. Het beekje, de kleine Gete,
dat hier door het centrum loopt was tijdens de 13de en de 16de eeuw één van de
grote handelsroutes van het Hertogdom Brabant. Voor we rechts de Koepoortstraat
inslaan nemen we een foto van de gedenksteen. Zoutleeuw was tot aan het einde
van de 18de eeuw een versterkte stad aan de grens van het voormalige Hertogdom
Brabant en het Prinsdom Luik. De eerste wal omheen Leeuw had vijf poorten,
waaronder de Koeipoort. De 1ste poort werd gebouwd op ruim 130 m hiervandaan
in de richting van het centrum. Ten gevolge van een eerste stadsuitbreiding
begin 14de eeuw werd er, even verderop waar nu de Koepoortstraat en het
fietspad op de ijzeren weg elkaar kruisen, een nieuwe (2de) poort gebouwd. De
oorspronkelijke poort werd voortaan Dodenpoort genoemd omdat de overledenen
langs hier de stad werden uitgedragen naar het Sint-Sulpitiuskerkhof. Rond 1552
werd een derde verdedigingswal opgetrokken, gevolgd door de aanleg van een
aarden citadel (vanaf 1670) op de heuvel even verderop. De 2de koepoort en de
Sint-Sulpitiuskerk werden geïncorporeerd in deze vesting. Op de locatie waarop
wij ons nu bevinden werd een nieuwe 3de poort gebouwd die de verbinding
tussen de stad en de vesting moest verzekeren. Na de ontmanteling van de
citadel werd, in 1826, uiteindelijk ook de 3de poort vervangen door een brug
over de Bethaniagracht met rondboog in natuursteen. Met de realisatie van het
Bethania project in 2009, in opdracht van de stad Zoutleeuw, werd de site al
historische poortomgeving en als onderdeel van de voormalige citadel
heropgewaardeerd. In één van de twee vergaarbakken kwaken luidruchtige kikkers
er duchtig op los. Ze werden vakkundig gerestaureerd. De kleine kapel van
O.L.V. Sterre-der-zee op de Getebrug is nog een herinnering aan het eens zo
rijke havenverleden van de stad. Het beeldje was een schenking van de schippers
die Maria om bescherming baden tijdens hun tochten naar Antwerpen. Eerste straat
linksaf in de Vleesstraat en direct rechtsaf in de Begijnhofstraat.
Teneinde ons
fietspad moeten we oorspronkelijk rechtsaf. Even slaan we linksaf tot bij de Bethaniakapel, een bezienswaardigheid van Helen-Bos.
Ik geef een korte historiek van de kapel: In 1659 bouwen de kloosterzusters van
Bethania een kapel ter ere van Maria, Troosteres der Bedrukten. Ze wordt
aanbeden om hulp bij hoge koorts. In 1975 wordt de kapel gerenoveerd. In 1999
wordt de kapel beschermd als monument. Ze heeft religieuze, historische en
volkskundige waarde. En in 2013 wordt de directe omgeving van de kapel
opgeknapt. De ommegang wordt heraangelegd, een nieuwe zitbank geplaatst en
hagen geplant. Ons fietspad slingert verder langsgroenelanderijen en
moderne villas. We spotten de blauwe reiger en fazanten in een weide.
Vergezichten links en rechts van ons fietspad. In de Bosstraat vinden we paneel
12 bij de voormalige kapel O.L.Vrouw van zeven smarten van Bos. Het infopaneel
vertelt: De Duitse soldaten die in 1914 België binnenvielen,
waren doodsbang van franc-tireurs: gewapende burgers, zonder uniform en dus
onherkenbaar, over wie gefluisterd werd dat ze Duitsers beschoten of
verminkten. In werkelijkheid waren er nauwelijks burgers die vijandelijke
soldaten aanvielen ze keken wel uit. Maar uit angst, en uit afschuw over wat
zij zagen als een achterbakse manier van oorlog voeren, namen de Duitsers
gruwelijke represailles. In 1914 gebruikten het Duitse en het Belgische leger
dezelfde Mauser-geweren. Daardoor dachten Duitse soldaten vaak dat ze de vijand
hoorden schieten, terwijl het hun eigen kameraden waren. De Duitsers hadden
niet helemaal ongelijk om de Belgen te wantrouwen: sommige burgers gaven in het
geheim informatie over Duitse troepenverplaatsingen door aan de Belgische
bevelhebbers. Die konden vervolgens hun tactiek aanpassen. Zulke spionnen
riskeerden hun leven, want het Duitse leger kon hen ter plaatse terechtstellen.
Ook hier in de streek waren spionnen actief. Onder meer waarnemend burgemeester
Vanderhove van Dormaal en de stationschef van Wilderen gaven informatie over
Duitse troepenbewegingen door. In steden als Aarschot en Leuven vielen
honderden doden, maar ook vele dorpen werden zwaar getroffen. Over heel België
werden naar schatting vijfduizend burgers vermoord; tienduizenden anderen
werden mishandeld, bedreigd of bestolen. Eén van hen was boer Wuestenberg uit
Bos. De Duitsers zagen hem aan voor een franc-tireur en wilden hem fusilleren.
Boer Wuestenberg had geluk: de kogel ging door zijn oor. Hij liet zich vallen
en bleef roerloos liggen. De Duitsers dachten dat hij dood was en lieten hem
achter. Zeven mensen uit het naburige Helen hadden minder geluk: zij vonden de
dood, vaak op gruwelijke wijze. Daarover verneem je meer op het paneel bij de
kerk van Helen. De vroegere
gotische kapel O.L.Vrouw van zeven Smarten heeft een éénbeukig schip,
bekroond met een dakruiter, een kort transept en een rechthoekig koor. De
westgevel draagt boven de ingang het jaartal 1559. In de loop van de 16de eeuw
werd de zuidelijke kruisarm laatgotisch herbouwd. De sacristie werd in de 18de
eeuw vergroot. Rond de kapel groeide de kloostergemeenschap van de Zeven
Smarten ten Bossche, die in 1555 de regel van St-Augustinus aannam. Tijdens de
godsdienstoorlogen in de tweede helft van de 16de eeuw werd het klooster
verwoest en vonden de zusters onderdak in het Bethaniëklooster te Zoutleeuw.
We dwarsen
nogmaals de Grote Gete. Verderop fietsen we tot knppnt 192. Rechtsaf op
fietspad tot knppnt 49. Vanaf nu is het alsmaar rechtdoor over de voormalige
spoorwegbedding. Paneel 11 vinden we aan het station van Budingen: In
1914 had Budingen veel meer te lijden onder het oorlogsgeweld dan het naburige
Zoutleeuw. Op dinsdag 18 augustus lag het dorp recht op de frontlijn. Hier,
nabij het oude station, werden de Duitsers opgewacht door vijfhonderd man van
het regiment Gidsen, onder leiding van een majoor met de even fraaie als
toepasselijke naam de Schietere de Lophem. Hun opdracht: volhouden tot het uiterste.
Om zeven uur s ochtends zagen ze de eerste Duitsers hun kant opkomen. De
overmacht bleek al snel te groot en ze moesten zich terugtrekken om niet te
worden omsingeld. Dertien Belgische militairen sneuvelden. Eén van de gedode
Belgische militairen was luitenant Wolfgang dUrsel. Hij was geraakt aan het
hoofd, maar het vijandelijke mitrailleurvuur was zo hevig dat hij niet in
veiligheid kon worden gebracht. Achteraf werd hij teruggevonden met een kogel
door het hart. Een andere gewonde soldaat G. Scheys was met kolfslagen
afgemaakt. De doden werden eerst begraven achter het koor van de kerk, en later
overgebracht naar een militair kerkhof. Op 18 augustus 1919, precies vijf jaar
na de feiten werd aan de kerk van Budingen een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis
van de gesneuvelden. Nadat de Duitsers de Belgen op de vlucht hadden gejaagd,
drongen ze door het dorp. Daar staken ze zonder enige aanleiding eenenzestig
huizen in brand. In het gehucht Terweiden gingen nog eens achttien huizen in
vlammen op. De weinige inwoners die nog niet waren gevlucht, werden beschoten.
Eén van hen, Emile Pulinckx, werd dodelijk geraakt. De Duitsers mishandelden
een andere inwoner en dwongen hem een huis in brand te steken. Een vrouw,
Hubertina Stroom, werd levend verbrand. Haar verkoolde lichaam was bijna
onkennelijk, schreef de pastoor achteraf, en had de grootte van dat van een
kind.
Het station
werd geheel gerenoveerd tot burgerwoning. Budingen ligt aan de samenvloeiing
van de Grote en de Kleine Gete. Het is
een plezier om hier te fietsen. Omgeven door groene bomen, struiken,
landerijen, tjilpende vogels en op de achtergrond hectaren fruitplantages. Tot
knppnt 356 vinden we vier panelen over bijna vier kilometer. Paneel 10 is nabij
de brug van de Gete. Begin augustus 1914. Vanuit Luik rukten de
Duitsers op naar het westen. Vroeg of laat zouden ze de Gete oversteken maar
waar? Voor de zekerheid namen de Belgen stelling in over de volledige lengte
van de rivier, van Tienen tot Halen. Bovendien blies de genie alle bruggen over
de Gete op. Als de Duitsers naar de andere oever wilden, zouden ze door de
rivier moeten waden en dan waren kwetsbaar. Hier in Geetbets werden zo de
bruggen aan de Araanstraat, de Kasteellaan en de Dorpstraat tot ontploffing
gebracht. Het plan was zeker niet dwaas. Toen op 12 augustus een groepje Duitse
ruiters vanuit Grazen de Gete probeerde over te steken, werden ze hier door
Belgische troepen teruggedreven. Twee ruiters werden gedood. Maar een week
later, op 18 augustus, was de Duitse overmacht simpelweg te groot. De Belgische
verdedigers werden overrompeld en moesten halsoverkop een veilig heenkomen
zoeken. Tijdens de Duitse opmars werden duizenden Belgen mishandeld en
vermoord, maar er waren ook burgers die gewoon stierven in het strijdgewoel.
Eén van hen was Maria Catharina Van Den Dijck uit Geetbets. Zij stierf vlak bij
de plek waar je nu staat. Pastoor E. Schurmans, van Geetbets schreef in zijn
dagboek: In het jaar des Heren 1914 de 18de augustus is hier door het Duitse
leger gedood; Maria Catharina Van Den Dijck, al vluchtend voor vijandelijke
soldaten, haar kind in haar armen sluitend, dat ook zwaar gewond werd in de
voet, evenwel niet gedood; dochter van Callistus en Florentina Knaepen, hier
geboren op de 3de november 1876, echtgenote van Ludovicus Croes, die op
hetzelfde ogenblik ook zwaar gewond werd aan de bil.
Paneel 9
staat in de Glabbeekstraat en vermeld: Op 12 augustus 1914 leed de
fiere Duitse ruiterij bij Halen een pijnlijke nederlaag in de Slag der Zilveren
Helmen. Tijdens die gevechten had de Belgische legerleiding het 1ste en 2de
regiment Gidsen achter de hand gehouden. Na de slag, toen hun kameraden genoten van een paar dagen
welverdiende rust, werden die regimenten naar de eerste lijn gestuurd, aan de
oevers van de Gete. In afwachting van de verwachte Duitse stormloop legden ze
loopgraven aan. Een week later lagen de kaarten helemaal anders. De stad Luik
was gevallen en de Duitsers rukten massaal op naar het westen. Op 18 augustus
bereikten ze Geetbets. De meeste bewoners waren toen al gevlucht: maar goed
ook, want de Duitsers schoten op alles wat bewoog. De Belgische achterhoede van
het 1ste regiment Gidsen hield niet lang stand, en ook op andere plaatsen aan
de Getelinie moesten de Belgen op de loop gaan. Nog diezelfde dag gaf koning
Albert zijn troepen het bevel om zich terug te trekken naar Antwerpen.
Een paar
honderd meter verder bevindt zich paneel 8 met de volgende tekst: Op
18 augustus 1914 kreeg Geetbets voor de derde keer in twee weken Duitse soldaten
op bezoek. Pastoor Schurmans beschreef de ravage na de doortocht: Op dinsdag
18.8.1914 vielen de Duitse troepen binnen in Geetbets terwijl de Belgische
soldaten en de bevolking de vlucht namen. Acht woningen en de statie staken ze
in brand, dekens, klederen en eetwaren stalen ze in bijna alle huizen.
Verscheidende personen, waaronder Louis Keyen, Emiel en Mathilde Borgers, Louis
Luyten en een moeder met verscheidene kleine kinderen, namen ze mee tot
Kortenaken. Die moesten met de armen omhoog getuige zijn van het afbranden der
statie. Toen de statie in de as lag, werd een zekere Arthur Wauters van Grazen,
20 à 21 jaar oud, van zeer deftige familie, alhier voor den krijgsraad
gebracht, door de Duitsers ter dood veroordeeld, neergeschoten en begraven onder
de ogen van dezelfde Betsenaren. Het infobord staat voor het centrum van Geetbets. Op de
achtergrond zien we de parochiekerk Heilige Petrus en Paulus in de Dorpstraat. Het
is net 19:15u geworden. We hebben tot hiertoe 51km gefietst. Een wereldprimeur.
Misschien staat bij onze aankomst, in Halen, wel een fanfare te spelen? Het
dorp, Geetbets, lag tijdens WOI in de frontlijn toen het Belgisch leger zich
terugtrok achter de Gete. Duitse ruiters, die vanuit Grazen de brug over de
Gete naderden, werden teruggedreven. Vele gewonde Belgische soldaten werden van
Halen naar Geetbets gebracht en er verzorgd. In 1916 moesten vele Betsenaren
zich in Diest gaan aanmelden. Een vijftigtal werd naar Duitsland weggevoerd. In
1917 kwamen talrijke vluchtelingen uit Frankrijk toe, uit de streek van Nancy.
Zij verbleven tot aan het eind van de oorlog bij burgers. Elf soldaten uit
Geetbets bleken op het eind van de oorlog te zijn gesneuveld.
Paneel 7
staat oorspronkelijk bij het station en melkerij van Geetbets. Er zijn
momenteel wegenwerken aan de gang. Materiaal ligt overal verspreidt. We zien
van alles liggen en staan maar geen infobord. Een plaatselijke bewoner vertelt
ons dat het station is afgebroken, maar van een melkerij weet ze niets. Ze
wonen hier nog niet zo lang. We houden het hierbij. De aannemer van de grondwerken
heeft waarschijnlijk het infobord weggenomen voor de afbraak van het station.
We vervolgen onze weg. Bij knppnt 356 weer rechtdoor. Ons laatste infopaneel 6
vinden we bij het kasteel van Geetbets. We lezen: Wanneer
je van hieruit naar het oosten kijkt, zie je het Kasteel van Bets (Heerlijkheid
Elsmeren), dat in zijn huidige vorm teruggaat tot de 17de eeuw. In 1914 was het
een schakel in de Belgische verdedigingslinie. Op 16 augustus 1914 veroverden
Duitse troepen de stad Luik. De weg naar het westen, het binnenland in, lag nu
open. De Belgen wisten dat de Duitsers op komst waren en de Gete wilden
oversteken, maar ze wisten niet precies waar. Daarom installeerden ze troepen
over de hele lengte van de rivier, van Tienen tot Halen. Hier in Geetbets lag
een compagnie karabinierswielrijders soldaten op de fiets, zeg maar en een
peloton pontonniers-wielrijders die konden noodbruggen bouwen en explosieven
leggen. Ter hoogte van het kasteel lag ook nog een eskadron van het 1ste
regiment Gidsen. Hier dichtbij, aan de inmiddels verdwenen brug over de Gete,
raakten de Gidsen in de ochtend van 18 augustus slaags met de Duitsers. Het was
een kort maar gewelddadig treffen. Later die middag leverden Belgen en Duitsers
een grotere slag bij Sint-Margriete-Houtem. Het resultaat was in beide gevallen
glashelder: de Belgen moesten zich terugtrekken in de richting van Antwerpen.
In 1917 bood het kasteel van Geetbets, dat toen al vele jaren leegstond
onderdak aan vluchtelingen uit de streek van Nancy in Frankrijk. Na de oorlog
trof men op de deuren en muren van het kasteel met krijt geschreven opschriften
aan, waarin de vluchtelingen zich lovend uitlieten over de Belgische
gastvrijheid.
Over de
grens van Brabant rijden we terug door Limburgs Haspengouw tot knppnt 354. Dan
fietsen we 2,5km tot knppnt 352. In Halen houden we nog halt bij de grote kapel
van St-Barbaraop het
Sint-Barbaraplein. Slechts afgesloten door een laag wit geschilderd hek staat
de H. Barbara op het altaar. Drie potjes met plastieken bloemen fleuren het
interieur op.
Vanaf hier fietsen
we terug naar de Markt van Halen. Bij knppnt 352 rechtsaf in de Koekoeklaan.
Ten einde linksaf in de Firmin Jacobslaan. Volgende splitsing links aanhouden
en eerste straat linksaf in Raubrandplein tot op de Markt. Het is 20:00 uur.
Nog een uur rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs. Bron: Wikipedia.
Vrijdag 1
mei 2015. We staan op om half acht. Op dat moment is er een helder blauwe lucht
met een matige wind. Een uur later gaat de zon alweer schuil achter grauwe
grijze wolken. De wind wakkert aan en we bereiden ons voor om naar Lelystad te
rijden. Op de Bataviawerf kan je het Bataviaschip uit de film Michiel de
Ruyter zien. Het transportschip uit de 17de-eeuw was een zeilschip dat goederen
en personen vervoerde en was zwaar bewapend met kanonnen. In de jaren 1985-1995
werd een reconstructie gebouwd en deze is te bezichtigen op de Oostvaardersdijk
01-09 te Lelystad.
Als we om
09:15 uur de sleutels van de caravan overhandigen is de bewolking over
gewaaid.Lelystad is de hoofdstad van de
provincie Flevoland. Onze GPS brengt ons op de Oostvaardersdijk 01 tot staan.
Hier is echter geen Batavia te bespeuren. Zelfs een eindje wandelen helpt ons
niet verder. We vragen het aan een plaatselijke bewoner. We moeten een eind
terug, bij de hoge pyloon, op de Bataviawerf. Daar toegekomen kijken we uit
naar een parking. Maar plotseling rij ik terug op de grote baan. We houden het
voor gezien. We rijden naar de jachthaven van Almere. Daar ligt het
Pannenkoekenschip aangemeerd. Een lekkere pannenkoek om de week af te sluiten.
Lucy brengt ons terug de snelweg op.
In nog geen
40 jaar tijd verrees de stad Almere uit de grond. De skyline van moderne
architectuur tekent zich al duidelijk af vanaf de A6. Bij de haven vinden we
een rustige plek om lang te parkeren. De temperatuur in de auto is aangenaam,
maar als we uitstappen moeten toch terug een jas aantrekken. Het is ondertussen
11:30 uur. Flevoland wordt omringd door negentigduizend hectare water. Er zijn
dan ook talloze vaargebieden met mooie aanlegplaatsen. Almere Haven is er één
van. Een wandeling waard. De restaurants aan het water nodigen uit om op het
terras te lunchen of te dineren. In de gezellige havenkom van de haven ligt
restaurant t Pannenkoekschip Johanna, een schip met een bewogen
geschiedenis. Het werd gebouwd in 1939 als motorvrachtschip aan de Roode Vaart
bij Moerdijk. Op de dag van haar proefvaart werd de mobilisatie in Nederland
afgekondigd. Het schip werd daarop verhuurd aan het Rode Kruis, om na een
grondige verbouwing dienst te doen als medisch hulpschip aan het front. Na de
capitulatie van Nederland wist het schip aan vordering te ontkomen door van
onderduikadres naar onderduikadres te varen. Zo heeft het schip zonder een
schrammetje de oorlog doorstaan. De eerste reis na de oorlog was alsnog voor
het Rode Kruis: hulpgoederen vervoeren naar Rotterdam, waar een groot gebrek
was aan alle eerste levensbehoeften. Na een lang leven als binnenvaartschip is
de Johanna verbouwd tot een driemaster zeilschip. Met haar 50 meter lengte en
haar trotse 30 meter lange masten is de Johanna een zeer bijzonder
etablissement sinds 1977. Geopend vanaf 12:00 uur.
We slenteren
in het zonnetje naar het centrum waar toevallig de wekelijkse markt wordt
gehouden. Onderweg passeren we drie muurschilderingen op de zijmuur van een
supermarkt. Het leven in de zee met gekleurde vissen. De ruimte met planeten en
duizenden sterren. Als laatste een polderlandschap met tulpenveld, molens,
bootjes op het water en de hedendaagse hoogbouw van stad Almere. Alles
realistisch geschilderd met personen die net echt lijken. Dan zijn we bij de
kleine knusse markt waar het gezellig kuieren is tussen de kraampjes. We houden
van de gezellige sfeer op een markt en kijken wat hier zoal te koop wordt
aangeboden. Hier kan je terecht voor verse groenten, fruit, etenswaren, vis,
bloemen en nog zoveel meer. De muurschildering Restaurant De Burgemeester tegen
een zijgevel is een verhaal op zichzelf: Toen Almere in 1976 zijn eerste
bewoners verwelkomde viel de stad nog onder het gezag van het Openbaar Lichaam
Zuidelijke IJsselmeerpolders, met aan het hoofd landdrost Han Lammers. Er was
geen gemeenteraad, maar een adviesraad. In 1984 kreeg Almere zijn eerste
gemeentebestuur. Han Lammers wordt burgemeester. Op deze muurschildering zijn
alle burgemeesters tot nu toe afgebeeld. Maar ook de twee secretaressen van de
burgemeester kregen een plaats op de gevel. Als laatste kregen Bob Friedländer
en Henk Kruit een plaatsje op de muurschildering. Bob werkt al vanaf 1980 in
Almere als (pers)fotograaf en Henk was troubadour en journalist. Hij woonde
vanaf 1977 in Almere. Schreef veel artikelen en columns over het bestuur van
Almere. Henk Kruit overleed in 2003.
Na de markt
wandelen we tot bij het kunstwerk van een zilverkleurige dolfijn op een granito
tafel. Op de rand werd een kalender aangebracht die loopt van 10 mei 1940 tot
en met 15 augustus 1945. Een oorlogsmonument op een plaats zonder
oorlogsverleden. Het werd gebeeldhouwd door de kunstenaar Marcel Smink. Langs
de Kerkgracht zien we op het water een grote dames mozaïekschoen op een houten
vlot tentoongesteld. Er nestelt zich een familie meerkoeten tussen de hak en de
zool. Ze hebben veel bekijks. De carillon in de toren, bij de Goede Rede kerk
werd opgeleverd in 1979 met vijftig klokken. Samen goed voor vijf ton. Elk
kwartier klinkt er een melodie over de haven. Over de gevel van de kerk prijkt
sinds 2004 een muurschildering van 17 meter breed dat een Bijbelverhaal
verbeeldt.
We belanden
terug bij de haven. Bij de steiger van het Pannenkoekenschip is een ander soort
boot aangemeerd. Een infobord verschaft uitleg: De Almeerse Botter AM1. De
Zuiderzee had vroeger een geringe diepte. Om toch te kunnen vissen werden
zogenaamde rond- en platbodems ontwikkeld. Deze botter is zon platbodem die vroeger
veel werd gebruikt voor de visserij. Kort na 1900, toen er sprake van was dat
de afsluitdijk gebouwd zou worden, werd de bouw van deze typische
vissersschepen gestaakt. Toch gebruikten de vissers de botter nog tot 1965.
Deze botter, de AM1, is in 1890 gebouwd op de werf van firma Schaap te Huizen.
Van 1920 tot 1955 viste zij op de Zuiderzee. In de periode 1975-1979 werd het
schip totaal gerestaureerd en in het jaar 2000 werd de botter aangekocht door
de gemeente Almere. De botter heeft geen kiel. Om niet door de wind zijwaarts
af te drijven heeft het schip twee zijzwaarden.
Het
interieur van het pannenkoekenschip is smaakvol ingericht, zelfs de menukaart
is in scheepssfeer uitgevoerd. Het schip biedt plaats aan 180 gasten binnen en
70 personen kunnen buiten op het fraaie verzonken terras aan dek. Of je nu
bakboord of stuurboord, midscheeps of in de boeg zit, overal proef je die
typische sfeer van een zeilschip. Het kombuis dat dagelijks geopend is tot
21:00 uur, biedt enkele mogelijkheden. De keuze bestaat uit meer dan 100
soorten ambachtelijke gebakken pannenkoeken. Of je kiest voor het Piratenbanket,
waardoor je zo veel pannenkoeken mag eten als je op kunt. Voor ons is dat
teveel van het goede. Smakelijk.
Van de
dienstjuffrouw krijgen we wat folders toegestopt met informatie over de stad.
De stadsgids is een handig boekje in pocket formaat. Na het voorwoord door de
burgemeester van Almere lezen we enkele cijfers over de stad: De eerste
bewoners vestigden zich in 1976 in de stad, naast 52,4 % land is de stad
omgeven door 47,6 % water. De gehele stad ligt 2 tot 5 meter onder zeeniveau.
Daarna komt de geschiedenis van Almere aan de beurt: Vanaf 4.000 voor Christus
woonden er al mensen waar nu Almere is. Jagers en verzamelaars leefden er in
tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Het land wordt overspoeld
door de zee. De bewoners zijn genoodzaakt om naar droge gebieden in het oosten
en zuiden te trekken. In 44 na Christus: De Romeinse geograaf Pomponius Mela
geeft in zijn aardrijkskundige werk het gebied de naam Mare Flevum. Om het meer
wonenRomeinen die tijdens de vierde
eeuw ook de streek moeten verlaten vanwege overstromingen. Na hun vertrek
blijft het gebied onbewoond achter. Ook eeuwen later, in 1686 blijven
overstromingen Nederland teisteren. Noord-Nederland wordt grotendeels
overstroomd door de Sint-Maartensvloed. 1558 mensen komen om. Het duurt tot
1890 als de waterbouwkundige Cornelis Lely een plan maakt voor de afsluiting
van de Zuiderzee. Krap 30 jaar later gaat het parlement akkoord. We schrijven
1932 als de Afsluitdijk wordt gedicht en het IJsselmeer ontstaat. Flevoland
wordt drooggelegd. Men hoopt met het ontstane landbouwgebied het voedseltekort
van na WOI te kunnen opvangen. Ook de Noordoostpolder valt droog. Onderduikers
en pioniers maken tijdens WOII dankbaar gebruik van het nieuwe gebied. In 1944
worden veel onderduikers opgepakt en afgevoerd. Dertig jaar later kampt het
Noordelijk deel van de Randstad met ruimtegebrek. De Rijksoverheid besluit om
een stad te bouwen in de IJsselmeerpolders: Almere. In 1975 worden de eerste
woningen in Almere-Haven gebouwd. Vijf jaar later verwelkomt Almere haar
tienduizendste bewoner. De bouw van het stadsdeel Stad begint. Vanaf 1986 gaat
het snel. Almere passeert de 50.000 inwoners. Er zijn inmiddels drie
stadsdelen: Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten. Verleden jaar, 2014,
vierde men de 30ste verjaardag van de gemeente! Almere is een
volwaardige stad en hard op weg naar de top vijf van grootste Nederlandse
steden.
De gids
vervolgt met nuttige adressen om te overnachten in luxe hotels, in een beach lodge
of op een kampeervlot. Het kan ook bij een local in een Bed & Breakfast, in
je eigen boot of zelfs met een hele groep. Vervolgens komen de bijzondere
locaties aan bod. De hotspots om lekker culinair te genieten. Even uitblazen in
het centrum tijdens het shoppen op de vele terrasjes aan het Belfort of de
Grote Markt. Verder in het boekje vinden we een stratenplan van Almere. Eén
centrum, zeven werelden. Wij terug naar de markt. We vinden echter het
stadhuisplein niet. We spreken een lokale bewoner aan. Dan moeten jullie naar
Almere centrum. Dit is hier Almere Haven. Jullie kunnen best de auto hier laten
staan en het openbaar vervoer nemen. Neem bus 1 tot bij Esplanade. Een twintig
minuten rijden.
We volgen de
goede raad op en rijden met de bus naar Almere Stad. In het centrum van Almere
wanen we ons in een andere wereld. De opzet, waarin zeven pleinen een hoofdrol
spelen, is uniek in Nederland. Ieder plein heeft zijn thema en eigen karakter. Almere
Centrum is de winkelstad met meer dan 400 winkels en is zeven dagen per week
geopend. Almere staat bekend om de bijzondere bouwwerken en gedurfde
architectuur in de stad. Bepaalde gebouwen zijn tentoonstellingen op zich. Op
de Esplanade kan je je helemaal ontspannen. Jaarlijks hoogtepunt is het
Bevrijdingsfestival. Flevoland en de rest van Nederland lopen dan massaal uit
om in Almere de vrijheid te vieren. Ons volgende plein kan je helemaal niet vergelijken
met een ander plein. Hier ontdek je creativiteit, architectuur en cultuur. We
wanen ons voor even op de Times Square of Trafalgar Square. We wandelen voorbij
de megabioscoop van Almere. Sport 2000 heeft een ruim assortiment aan de
nieuwste sportartikelen en sportmode. Met de roltrap worden we naar het Belfort
gebracht. Uitgebreide kunstwerken in mozaïek staan tentoongesteld tussen Chez
Alexander en La Cubanita, een tapasketen met zuidelijke hapjes en drankjes.
Langs de roltrap terug naar beneden, belanden we al kuierend op het
Stadhuisplein. Het middelpunt van het centrum. Alle werelden komen hier samen.
We kijken onze ogen uit door de majestueuze winkels. Dan is het shoppingcenter
van Wilrijk er niets tegen. Vanaf hier slenteren we naar de Grote Markt.
Gezelligheid is troef. De terrassen zitten overvol.
Na het
Stationsplein keren we terug naar de Esplanade. Het is nogmaals twintig minuten
rijden tot Almere Haven. Voor we vertrekken neemt ons bomma nog een laatste
foto van een kunstwerk dat gemaakt werd door Paul de Reus. Een persoon werd
ondersteboven tot de schouders in de grond geplant. Een reuzenbol met honderden
verschillende gezichten steunt op de beide voeten van de persoon. Het kunstwerk
werd onthuld op 26 augustus 2010. Tijd om terug naar België en Ekeren te
rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Donderdag 30
april 2015. Vandaag rijden we de tweede tulpenroute. Niet met de fiets maar met
de auto. Er staat nog maar eens een strakke wind. Het is droog met dikke witte
wolken. We stoppen bijna steeds bij een tulpenveld. Bomma fotografeert vanuit
verschillende hoeken de vele mooie tulpenvelden. Ze gaat, indien mogelijk, zo
dicht mogelijk bij de bloemen zonder ertussen door te lopen. Op de foto lijkt
het dan net alsof ze er zelf tussenin zit. Door wegenwerken moeten we omrijden
en belanden we in Bant. Het kleine dorp is ontstaan in 1951 en vierde in juni
2011 zijn zestigjarig bestaan. Een infobord verteld over de korte geschiedenis
van de gemeente. De bantsiliek, de voormalige katholieke kerk, is nu een
openbaar gebouw voor de gemeenschap. Ze doet nog wel dienst als trouwlocatie. Voor
de kerk staat een mozaïek met als thema circus. Het bestaat geheel uit
tulpenkoppen. Het is mooi van ver. Alleen van dichtbij merk je dat het gemaakt
is van tulpen. Een kleurige clown jongleert met ballen op een verhoog. Dit
vrolijke onderwerp leent zich uitstekend voor het gemengde kleurpalet aan
tulpen wat hier in Noordoostpolder rijk aan is. Het geeft de mogelijkheid om
creatief met kleuren te experimenteren.
Verderop laat
ik de auto weer stoppen bij een tulpenveld om mooie fotos te nemen. Ons Rina
heeft weer alle kleuren van de regenboog op de gevoelige plaat kunnen
vastleggen. De tulpenroute loopt nog tot en met 5 mei en verschillende velden
ogen al groen. Een tractor met speciale messen heeft de kopjes van de tulpen
verwijderd. De tulpenkweker verdiend meer aan het kweken van tulpenbollen dan
aan de tulpenbloemen. Nadat de keuringsagent groen licht geeft worden de tulpen
gekopt en kan de bol heel de zomer groeien. Daarna worden ze verpakt en naar
Amerika of Japan verhandeld. Sommige tulpenvelden liggen in het midden van het
polderlandschap. We genieten dan van kleurrijke weidse vergezichten. Ons Rina
navigeert mij aan de hand van het jaarmagazine. Een boekje met een
activiteitenagenda en een evenementenkalender 2015, inclusief een toeristische
kaart met de te volgen trajecten. Ons volgende dorp is Creil. Deze gemeenschap
is nog jonger dan Bant. Er werd met de bouw begonnen in 1953. Ook hier werd de
katholieke kerk herbouwd tot een dienstencentrum. Momenteel zijn er een
huisarts en een apotheker in gehuisvest. Ook de lokale kunstenaar kan hier
exposeren. Bij de protestantse kerk staat ook een mozaïek met als thema het
circus. Vervaardigd met tulpenkopjes. Het stelt eveneens een clown voor die
stiekem de zaal inkijkt of al de stoelen bezet zijn.
Onderweg
naar ons volgende dorp houden we nog enkele keren halt bij de bekende
tulpenvelden. Ze vormen telkens een schitterend schouwspel van felle kleuren in
het polderveld. Elk tulpenveld heeft zijn eigen kleur en vorm. De verschillende
vormen lenen zich perfect voor close-up fotos.
Via het
Espelerpad rijden we Espel binnen. Het ligt op een steenworp van de polderdijk
met daarachter het IJsselmeer. De dorpen worden steeds jonger. Men begon hier
in 1956 te bouwen. In 1962 werd de Una Sanctakerk gebouwd. Het was na het dorp
Hoogvliet de tweede plaats in Nederland waar de Hervormde Gemeente en de
Gereformeerde Gemeente besloten één kerkgebouw te delen: Una Sancta. Een
kunstwerk op de verhoogde berm is van 1976. Jan Kip, de kunstenaar, noemt het
Dukdalf met meeuwen. Het kunstwerk bestaat uit een dukdalf zoals ze nog
steeds in de kanalen en vaarten van de Noordoostpolder kunnen worden
aangetroffen. Er bovenop is een groep vliegende meeuwen uitgevoerd in metaal. De mozaïek sofa is eveneens een
bezienswaardigheid en een mozaïek van tulpenkoppen doet ons hier uitgeleide. Een
close-up van een kind clown die jongleert met enkele ballen.
Om 11:30 uur
zijn we terug bij de caravan voor een middagmaal. Om 14:00 uur vertrekken we
weer met de auto richting Luttelgeest. Tien minuten later stoppen we op de
parking bij de Orchideeën Hoeve in de Oosterringweg 34. Deze professionele
kwekerij van diverse orchideeën bestaat geheel uit glazen serres. We wandelen
binnen in de grootste tropische tuin van Europa. Hier liggen de werelddelen
dicht bij elkaar. We trekken van de ene bestemming naar de ander zonder de
Nederlandse grens te passeren. Met een aangename temperatuur van 21° Celsius is
het aangenaam kuieren op de wandelpaden terwijl we de vier verschillende tuinen
bezoeken. De Tropische tuin is rijk aan bloeiende bloemen en planten soorten.
We vinden hier duizenden soorten wilde en zeldzame orchideeën. De meeste
groeien op natuurlijke wijze op boomstammen. De hangende luchtwortels
onderstrepen het bijzondere karakter van deze planten. Sommige orchideeën
hebben een beetje uitleg nodig. Een infobord staat erbij en we lezen: Lycastes
zijn orchideeën die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen. In de natuur komen
ongeveer 50 soorten voor. Eén daarvan is de Anguloa die beter bekend staat als
de tulpenorchidee zoals u kunt zien. De Lycaste bloeit in de lente en rust in
de winter. Tip: Zorg voor goed licht. De kleur en de geur van de jungle zorgen
voor het mysterieuze gevoel in het regenwoud. Af en toe wordt er nevel
gesproeid. Het meest zijn we onder de indruk van de Vlinder Vallei. Tussen
enorme rotsformaties fladderen duizenden oogbetoverend vlinders vrolijk rond
langs kabbelende beekjes en kleurrijke nectarplanten. De zang van tientallen
tropische vogels brengen ons naar Australië.
De Lorituin
is een belevenis op zich. Ontelbare Loris vliegen je om de oren. Het zijn
kleine kleurrijke papegaaien die steeds honger hebben. Wie wil kan een bakje
nectar kopen voor 1. Het levert mooie fotos op wanneer enkele papegaaien op
je arm landt en snoept van de aangeboden nectar. De Maleisische tuin ademt de
sfeer van een vissersdorpje in de tropen. Een brug van 20 meter lang vormt de
verbinding tussen de paalwoningen en geeft een prachtig overzicht. Stromende
bergbeken en watervallen monden uit in een vijver met koikarpers. Als ze je
zien of horen openen ze hun bekjes voor voer. De talrijke schildpadden rusten
onder de rode lampen. De Taiwanese tuin, vol invloeden uit Oosterse culturen,
kent een volkomen harmonie tussen mens en natuur. Bij de geïmproviseerde
huisjes werden zitbanken geplaatst die uitzicht geven op bonsai en bomen met
snoeivormen. Een oase van rust. Kinderen genieten nog na in het Mangrovebos.
Een waterrijke binnenspeelplaats. Als afsluiter drinken we in het
café-restaurant een kop koffie met appelgebak. Daarna rijden we terug naar de
caravan.
Het is reeds
over vijven als we de fiets nemen naar het centrum van Emmeloord. Eerst naar De
Deel voor de Poldertoren met beiaard klokken. De voor en achterzijde wordt
beschermd door twee stenen leeuwen. De rest van De Deel is parking, maar nu
staat er een grote kermis. We maken de
fietsen vast in De Lange Nering. De straat van de stad met een mengeling van
bekende en minder bekende winkelketens. De meesten zijn al gesloten. Het is
bijna zes uur. We kunnen nog de C&A binnen, maar als we buiten komen begint
het klokkenspel van de Poldertoren te luiden. Alle winkels sluiten hun deuren.
We rijden terug naar de camping. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs.
Woensdag 29
april 2015. We rijden vanaf camping Het Bospad, met de auto, naar Schokland. Schokland,
eiland op het droge, biedt een unieke combinatie van cultuurhistorie en natuur.
Dit voormalige eiland staat symbool voor de strijd van Nederland tegen het
water. Op de parking van Museum Schokland Middelbuurt 3, is plaats genoeg.
Vanaf hier vertrekt onze fietsroute. Het is nog te vroeg voor een museumbezoek,
maar volgens de info ervaar je ter
plaatse, hoe het leven vroeger was en wat het nu is. Al in de prehistorie
werden de eerste bewoners er door het water verdreven. Later vochten de
middeleeuwse boeren en de vissers vanaf hun terpen tegen de stormvloeden en
overstromingen.
Ons bomma neemt
fotos van drie soorten, kolossale, massieve rotsblokken die werden geschonken
door de Noorse gemeente Ringerike in 1980, ter bevestiging van de
vriendschapsbanden. Een oude unieke verweerde boot rust op stelten. Een trapje
onderaan nodigt uit om door een opening in de romp naar binnen te kijken. Omringd
door het geluid van de golven, de roepende meeuwen en de geur van oud hout en
teer vaar je terug naar een stukje verleden. We vertrekken via een smal
fietspad naast het museum richting knppnt 47. Er staat weer een strakke wind,
maar het zonnetje doet haar best. Het waait altijd op Schokland, waardoor het
altijd doet denken aan een eiland. Het is een bijzonder gebied: vrijwel
zesduizend jaar onafgebroken bewoond en nu een eiland op het droge. De oudste
sporen van de mens zijn ca. 10.000 jaar oud. Op het eiland woonden ongeveer 650
bewoners op drie terpen, genaamd Emmeloord, Middelbuurt en Zuidert. Toen er in
1859 geen bestaansmogelijkheden meer waren, werd het eiland permanent ontruimd
door Willem III. De strijd tegen het water was verloren. Door inpoldering in
1942 kwam het eiland op het droge te liggen. In 1984 ontdekten archeologen
menselijke voetafdrukken van de prehistorische mens van ruim 4.000 jaar oud.
De weerman
voorspeldde gisteren dat het voor de middag droog zal blijven. In de late
namiddag kans op een bui. Het weer wordt in ieder geval beter dan gisteren. De temperatuur:
12°C, maar de gevoelstemperatuur ligt een paar graden lager.
Langs ons
pad staan verschillende infoborden waar we beknopt kunnen lezen wat er op
Schokland gebeurde tijdens de voorbije eeuwen. Eén kilometer verder staat links
van ons, op een heuvel, een geschilderd klein houten huisje. Oorspronkelijk
bestond het kleine dorpje hier uit zestien houten huisjes. Door de vele
overstromingen was het leven er onmogelijk geworden. Dit houten gebouwtje werd
op de terp nagebouwd. Door de strakke wind laten we de fietsen niet graag
alleen achter. Als ze omvallen is er beslist schade. Eerst gaat bomma een
kijkje nemen. Daarna is het mijn beurt terwijl moeder de vrouw de fietsen een
beetje ondersteunt. De deur staat open en de ramen hebben plexiglas, in plaats
van gewoon glas. Er is geen interieur. In het huisje wonen enkel en alleen
zwaluwen. Tegen de houten wanden zijn infoborden aangebracht. Een paar meter
voor de houten barak staat de in 2003 gerestaureerde waterput.
De omgeving beneden
de terp is vlak. Braakliggende grond is begroeit met paarden- en boterbloemen.
Hier waait en duwt de wind constant tegen de bomen. Het verwonderd mij dat er
nog bomen zijn met rechte stammen. Onze volgende halte wordt gehouden bij de
kerkruïne van Ens. Hier stond in de veertiende eeuw al een kerkje. In 1717 was
de toenmalige kerk dusdanig in verval geraakt dat hij buiten gebruik werd
gesteld en tijdens een hevige storm in 1825 goeddeels werd verwoest. De ruïne
bleef tot de ontruiming van het eiland in 1859 in gebruik als begraafplaats. Pas
in de eerste helft van de 19de eeuw werd het inmiddels vervallen gebouw met de
grond gelijk gemaakt. Toen in 1859 alle Schokkers het eiland voor altijd
moesten verlaten, bleven de doden eenzaam achter in hun graven. Wat verder
vinden we de resten van een ronde vuurtoren. Reeds in 1618 werd op dit punt
voor het eerst een vuurbaak ingericht. In 1635 werd dan een vierkante, 7 meter
hoge, brandaris gebouwd. Een stormvloed, in 1825, verwoeste met zijn drie
meter hoge golven 26 huizen en de vuurtoren. Een nieuwe vuurtoren werd gebouwd.
Ditmaal een ronde, maar nog steeds werd licht gegeven door met kolen te stoken
tot in 1845. Dan nam de petroleumlamp en vervolgens de gaslamp het werk over. In
1944 werd de vuurtoren weggehaald.
Dan zijn we
bij knppnt 47. De picknicktafels hebben een mooie tekening bovenaan. Een kaart
van Schonkland met de bezienswaardigheden. Op de achtergrond, tussen de bomen,
kleurt de poldergrond rood en roze. Een tulpenveld dat we straks beter zullen
zien. Linksaf op de Palenweg met wind op kop. We stoppen om enkele fotos van
tulpenvelden te nemen. Hectaren groot. Links rijdt een tractor over een
landerij. Machinaal maakt hij kleine maar enorme lange heuveltjes. We zijn er
nog niet uit of er asperge of aardappelen onder de aarde zitten. De tractor laat
een grote stofwolk achter zich.
We dwarsen
de Ramsweg en nemen het fietspad naar boven op de dijk. We blijven niet boven op
de dijk fietsen. Een betonbaantje brengt ons naar beneden, zodat we vlak naast
het water gaan fietsen. Links van ons bevindt zich het Ramsdiep dat ontstaan is
bij de aanleg van de Noordoostpolder. Ontelbare watervogels cirkelen boven ons
hoofd. Ze proberen tegen de wind over het water te vliegen. Het blijft bij een
poging. Alleen de meeuw heeft geen enkel probleem met de wind. Hij komt en
vliegt waar hij wil. Zelfs met onze elektrische fietsen halen we net geen
snelheid van 14 km p/u. Af en toe nemen we een extra ondersteuning.
Na 11 km
fietsen rijden we onder de A6 door en maken een grote bocht zodat we de wind in
de rug krijgen. Niemand die klaagt overigens. Nu halen we bijna een super
snelheid van 16 km p/u. Hier schakelen we onze ondersteuning uit. Zo sparen we
wat energie. We zullen ze nog nodig hebben. Momenteel volgen we knppnt 2 over
de Zuidermeerdijk. Bij Schokkerhaven houden we even halt om langs de jachthaven
te slenteren. Rechts van onze wandelrichting staan enkele vrijstaande en
luxueuze woningen, met uitzicht op de haven en Ramsdiep. De wind heeft vrij
spel op het Marina Schokkerstrand.
Rechts van
ons, aan de andere zijde van de hoge dijk zijn werklui bezig met het bouwen van
windturbines. Ze zijn sterk aanwezig in het landschap en hoe groter de
windmolen, hoe verder ze uit elkaar staan. Drie cilinders staan al recht zonder
hun wieken. Af en toe moeten we over een dierenrooster. De dijken worden
begraasd door schapen. Witte en bruine. Enkele lammeren volgen hun moeder. Het
fietspad is bezaaid met de uitwerpselen van de dieren. In de verte ligt Urk. De
lucht boven de stad is grauw en grijs. Hopelijk houden we het droog.
Om 13:00 uur
bevinden we ons in de jachthaven van Urk. Voor de inpoldering waren Schokland
en Urk twee eilanden in de Zuiderzee. Schokland is Unesco-Werelderfgoed en Urk is
een levendig en karakteristiek vissersdorp. Op de hoek met de Klifweg, staat
het sculptuur van de ijsvlot of ijsvlet. Een ijsvlet is een speciale boot die
100 jaar dienst heeft gedaan. Het kunstwerk werd op 21 april 1994 onthuld. Het
is een eerbetoon aan de bemanningen van deze vlet, die in de dagen dat Urk een
eiland was en in strenge winters, als Urk was geïsoleerd door ijsgang op de
Zuiderzee, de verbinding onderhielden met de vaste wal Kampen en het eiland
Schokland. Op de Dormakade pronkt het monument van de Orka. De naam van het
voormalige eiland Urk wordt op historische kaarten aangeduid als Orc.
Hierdoor gaat men ervan uit dat de naam Urk is afgeleid van de naam Orc. In
1968 is ter ere van het 1.000-jarig bestaan van Urk, een model gemaakt van een
Orca. Deze Orca was na enkele jaren aan vervanging toe , en een nieuw model van
kunststof werd gemaakt. Maar ook deze Orca was gedoemd te verdwijnen. Door een
omgewaaide boom en een hierop volgende brand werd het kunstwerk nogmaals
verwoest. Dit model, op ware grootte, werd onthuld op 18 mei 2013. Het bezit
een fontein, maar spuit niet voor het moment. Tientallen zeilmasten steken
boven de kade uit. De touwen kletteren tegen de houten palen. De nationale
vlaggen staan strak door de wind. We vinden een windvrije plaats bij de
Havenpoort om te picknicken.
We zwerven
vervolgens door de pittoreske oude dorpskern met kleine smalle huisjes in een
doolhof van steegjes. In wijk 2 vinden we het geboortehuis van Appie Baantjer,
gebouwd in 1867. Albert (Appie) Cornelis Baantjer werd hier in september 1923
geboren en was de geestelijke vader van Jurrian de Cock (met c-o-c-k), de
hoofdpersoon in de politieromans van Baantjer. De plaatselijke bevolking weet
niet waar deze woning zich bevindt. Het plaatselijk VVV kantoor weet het wel. Ernaast
bevindt zich het museum Het Oude Raadhuis. Het museum is gevestigd in het
voormalige raadhuis, dat van 1905 tot 1988 dienst heeft gedaan als gemeentelijk
bestuurlijk centrum. In 1988 werd een nieuw gemeentehuis gebouwd en na een
grondige verbouwing kon het oude complex in gebruik worden genomen als museum.
In 1996 werd de visserswoning ernaast aangekocht en gerestaureerd. Deze woning
werd voorzien van een authentiek interieur, zodat een goed beeld verkregen
wordt van een visserswoning uit vroeger dagen. In het museum komt men alles te
weten over Urk in het verleden en heden. De vroegere klederdracht,
scheepsmodellen, visserijmethoden, schilderijen en fotos.
Op het
Wilhelminaplein, in Wijk 3, staat de Bethelkerk. Een gereformeerde kerk met een
enorm groot rond mozaïek in de voorgevel. Op 2 september 1851 werd hier de
eerste kerk gebouwd. Dit gebouw werd echter in 1885 afgebroken en de eerste
steen van het huidige gebouw werd gelegd op 27 april 1885 door de plaatselijke
predikant van de gemeente. Bij enkele
gerenoveerde huisjes staat een oorlogsgedenkteken Ter herinnering Tijdens de
razzia op 18 november 1944 werden meer dan tachtig plaatsgenoten opgepakt en
vanaf deze plek (voorheen de Wilhelminaschool) weggevoerd. Zij mochten na de
oorlog allen behouden terugkeren. Het monument werd onthuld op 15 april 2005. Daarna
houden we halt bij de ronde vuurtoren in de Vuurtorenlaan. Al in de 17de-eeuw
werd op deze plaats een kolenvuur ontstoken ter beveiliging van de vitale
scheepvaartwegen naar Amsterdam en het achterland. In 1699 werd het
verlichtingssysteem uitgebreid met vuurtorens te Marken, Enkhuizen en IJdoorn.
Voor de vuren moesten de schepen op de Zuiderzee jaarlijks belasting betalen,
ten bewijze waarvan ze een bakenloodje ontvingen met een afbeelding van de
Suyderzeese Vuur Bakens en het jaartal. Ontvanger van de vuurgelden was de stad
Amsterdam. In die functie droeg zij de verantwoording voor het toezicht op de
kustverlichting langs de Noordzee en de Hollandse kust van de Zuiderzee (Urk
hoorde toen bij Holland). In 1809 werd het vuurbaken van Urk voorzien van een
olielamp. Deze 18,5 hoge toren werd gebouwd in 1844. Bij de vuurtoren, ongeveer
70m uit de kust, zien we een enorme zwerfsteen met zeewier bedekte rug. Deze
kei werd in de ijstijd uit Scandinavië naar hier gevoerd. De legende vertelt
althans dat de Urker babys uit deze kei komen. Met een bootje moest de
aanstaande vader naar de steen roeien om daar zijn pasgeborene in ontvangst te
nemen. De inwoners noemden de kei: Ommelebommelestien.
Een groot
anker trekt onze aandacht. Een infobord vermeld: Op 14 maart 1959 werd dit
enorme anker 40 mijl NW van IJmuiden opgevist. De bemanning van de UK 11,
schipper H. Brands Rzn, werd hierbij geassisteerd door de bemanning van de UK
66. De schacht van het anker is 5m lang, terwijl de armen met opgewelfde
driehoekige vloeien samen 3m breed zijn. De ankerstok was altijd van eikenhout
en bestond meestal uit twee delen. Deze is nieuw. Op het kruis (waar de armen
en de schacht elkaar ontmoeten) zijn de cijfers 1512 ingeslagen. Of dit een
jaartal is kan niet met zekerheid worden gezegd. Een registratie- of serienummer
lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het type komt overeen met bekende 17de-eeuwse en
oudere voorbeelden. Ankers met dergelijke afmetingen kwamen zeker voor rond
1500, toen er reeds sprake was van grote drie- en zelfs viermasten.
We houden
het water links van ons en vinden zo het oudste gebouw van Urk. In het jaar
1711 stortte het dak van de eerste kerk op deze plaats in, hetgeen betekende
dat de toenmalige eilanders genoegen moesten nemen met een tijdelijke noodkerk.
De huidige kerk, 1786 met kerkhof erom heen, is het oudste bedehuis van Urk. Omdat
Urk van 1660-1792 tot Amsterdam behoorde, heeft het kerkje boven de ingang een
gedenksteen met het wapen van Amsterdam. In 1989 werd het Kerkje aan de Zee
grondig gerestaureerd. Het kerkje wordt uitsluitend gebruikt voor trouw- en
rouwdiensten. Achteraan bevindt zich het monument van de Tweede Wereldoorlog.
Op de zerk staan de 13 namen van omgekomen Urkers. Onderaan is een zwarte band
met de namen van omgekomen Joden uit Urk. In de smalle zijstraat,
Monumentenlaan staat het vissersmonument dat op 11 mei 1968 onthuld werd door
de toenmalige koningin Juliana. Op de hoge sokkel staat een vissersvrouw die
achterom kijkt over zee. Rondom haar bevinden 34 marmeren platen met 368 namen
van vissers die hun leven verloren op zee.
Langs de
Pyramideweg verlaten we het centrum. De wind doet minder haar best en zwakt een
beetje af. We volgen knppnt 53. Op de Vormtweg is rechts van ons het Urkelbos
met vakantiepark t Urkelbos. Hier willen
we iets drinken. Bij de receptie zit een jonge vrouw die ons vertelt dat er op
de camping niets open is. Eerst om 16:00 uur vertelt ze. Het is net na drie
en we gaan niet wachten. Verder dan maar. Voorbij de sportvelden rijden we door
het Urkelbos. We rijden door een gemengd loofbos, afgewisseld met donker
naaldhoutbos en natuurrijke open plekken waar wandelaars en fietsers kunnen
genieten. 6,8 km tot knppnt 10. Altijd rechtdoor over een eentonige baan. Bij
de boerderijwinkel Rennes staat de koffie klaar. De boerderij staat bekend om zijn
streekproducten. We zijn de enige bezoekers en kunnen plaats nemen waar we
willen. Na een warme kop koffie/thee met gebak kunnen we er weer tegen aan.
We worden
verwelkomt in Nagele door een liggende stenen leeuw. Nagele is een dorpje in de
Noordoostpolder met uitsluitend platte daken. Zelfs de voormalige
rooms-katholieke kerk heeft platte daken. Het is gerenoveerd tot een museum. Linksaf
op de Akkerstraat. 4,2 km tot knppnt 37. Rechtsaf op de Oud Emmeloorderweg. Nu
is het niet ver meer. Ook aan deze straat komt precies geen eind. Dan rijden we
terug door het Schokkerbos met enkele infopanelen. Om 17:30 uur zijn we terug
bij onze auto. Nog 15 minuten rijden tot bij onze caravan. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Dinsdag 28
april 2015. Na een rusteloze nacht staan we om 07:30 uur op. Het was een koude en
lawaaierige nacht. Het verkeer op de Banterweg raast achter onze caravan over
de weg. We zijn het niet gewend. In Flevoland vroor het afgelopen nacht nog tot
-3°C. We hebben het gevoeld. Vandaag voorspellen ze af en toe een bui. Toch
zeker voor de middag. Maar de zon schijnt nu en er staat een zwakke wind. Daar
moeten we van profiteren. We ontbijten en maken een picknick voor onderweg. De
tulpenroute is een 100 kilometer lange autoroute door het tulpengebied in de
noordelijke helft van Noordoostpolder. Daar waar de meeste tulpen langs de weg
staan. Ons Jaarmagazine: Welkom in de Noordoostpolder bevat een toeristische
kaart met fietsknooppunten. Die hebben we zelf dan uitgestippeld, van knooppunt
naar knooppunt, maar we weten niet precies hoeveel kilometer ons traject is.
Het zal van het weer afhangen of we ze volledig doen, of we haken af.
08:30 uur.
Een uur later en de zon gaat reeds schuil achter grauwe grijze wolken. En het
kan nog erger. De wind is aangewakkerd tot 6 beaufort. Men verwacht slechts
temperaturen tot 12°C. Met een dikke jas, een muts en handschoenen vertrekken
we, met de fiets, vanaf de camping naar de lawaaierige Banterweg. Rechtsaf tot
bij de rotonde en weer rechtsaf door de Muntweg. De Lemstervaart, die we
dwarsen, is een kanaal dat loopt van Emmeloord naar Lemmer en mondt uit in het
IJsselmeer. Vervolgens rijden we over de A6 tot het eind. De Rijksweg, A6,
vormt een belangrijke verbinding tussen Amsterdam en Noord-Nederland. Vanaf nu
houden vaak halt om de tulpenvelden te fotograferen. Veel bollentelers doen elk
jaar hun uiterste best om een mooi gewas te verbouwen, en daardoor kunnen wij
genieten van de bloemenpracht. De velden zijn te bewonderen in alle bekende
kleuren. Rood, roze, gele, purperen, etc Aan de rotonde moeten we
oorspronkelijk naar links om de Kuinderweg/Marknesserweg te volgen. Maar er
mogen geen fietsen op deze weg. We nemen de volgende straat linksaf. We
bekijken of we tot bij de volgende rotonde geraken. Indien niet, rijden we terug
naar de camping en doen de route met de auto. We hebben geluk. Bij de volgende
rotonde kunnen we weer linksaf en rijden door de Marknesserweg of de N331. Met
ruim 2.000 hectare aan bloembollenvelden is Flevoland is één van de grootste
bloembollenkwekers van Nederland. Dat is onderweg duidelijk te merken. Vlakbij
de weg of ver weg, midden in het polderlandschap, kleuren de tulpenvelden rood,
geel, wit en vooral oranje. Rechts van ons stroomt de Zwolse vaart. Deze stroom
is eveneens een gegraven kanaal. Het water stroomt van het Kadoelermeer door
het Voorsterbos langs Marknesse naar Emmeloord en gaat daar over in de
Urkervaart.
Bij het
volgende tulpenveld staan enkele bomen zonder blad. De bomen dienen als
schutsel voor de nabijgelegen hoeve. Ons bomma neemt fotos van de tulpen,
terwijl we in de bomen het getok horen van een specht. Uiteindelijk kan ze de
vogel spotten. De bast van de boom is in de top gebarsten. Daar wil de specht
van profiteren om insecten te vangen en op onze beurt profiteren wij van het
moment om de vogel te fotograferen. Onze eerste specht op foto. Een unicum.
Onderweg
rijden we vaak voorbij blauw witte palen met bovenop een rode zeilboot op
woelige golven of een rood vliegtuig in nood. In het Jaarmagazine van
Noordoostpolder lezen we dat dit de Wrakkenroute is. Een fietstocht van ca. 50
kilometer langs vliegtuig- en scheepswrakken. Een geschiedenis van de
drooglegging van Noordoostpolder en WOII. De locaties van de wrakken zijn door
middel van deze herdenkingspalen in het landschap te vinden. Via de scancode
krijg je informatie over deze wrakken. In de vroegere Zuiderzee voeren
duizenden schepen af en aan en vonden vele scheepsrampen plaats. Al bij de
eerste inpolderingswerkzaamheden werden dan ook scheepswrakken aangetroffen.
Flevoland is met maar liefst 435 scheepswrakken één van de grootste droge
scheepskerkhoven ter wereld. Diverse schepen zijn in dit gebied in
moeilijkheden geraakt. Er zijn vele wrakken van boten gevonden in de
Noordoostpolder en hiervan liggen nog steeds enkelen in de grond begraven. Het
IJsselmeer was dan weer tijdens WOII een aanvliegroute voor de geallieerden. Er
waren toen weinig navigatiemiddelen. Urk en het IJsselmeer waren goede
oriëntatiepunten vanuit het vliegtuig. Tijdens de luchtgevechten zijn er
tijdens de oorlogsjaren 29 vliegtuigen neergekomen in de pas ontgonnen
Noordoostpolder.
We rijden
door de Luttelgeesterweg als we onze eerste regenbui krijgen. In zeven haasten
trek ik een regenbroek aan. Niet snel genoeg. Ik wordt toch nat. We schuilen
een paar minuten onder moeders paraplu. Het is slechts een bui. Verderop in de
straat staat een picknicktafel bij een enorm groot tulpenveld. Een infobord
verklaart: In de zestiende eeuw kwam de tulp naar Nederland. De plantkundige
Carolus Clusius speelde daarbij een belangrijke rol. Via zijn netwerk kwam de
tulp bij veel welgestelden in ons land terecht. In de zeventiende eeuw werd de
tulp zo populair, dat er een echte windhandel ontstond, waarbij veel geld voor
één enkele tulp werd betaald. Na die windhandel bleef de tulp in Nederland
populair. De commerciële teelt breidde zich in de negentiende eeuw uit van
Haarlem richting de Bloembollenstreek en kwam in de 20e eeuw ook in
andere delen van Nederland terecht, zoals de kop van Noord-Holland en West-Friesland. De polder viel officieel droog op 9
september 1942. Daarna is Noordoostpolder in razendsnel tempo ingericht en
ontwikkeld. Zo ontstond er een uniek landbouwgebied. Begin jaren zestig werden
de eerste tulpen in de polder geplant. Tegenwoordig worden er ieder jaar zon
1.900 hectare tulpen aangeplant. Deze leveren samen bijna 1 miljard verkoopbare
bollen op. Naast tulpen worden er ook lelies, gladiolen en blauwe druifjes in
Noordoostpolder geteeld. Noordoostpolder is in oppervlakte het derde bloembollenteeltgebied
van Nederland. Veel bloembollen zoals tulpen bloeien nu, in het voorjaar. Toch
is het al heel lang mogelijk om in andere tijden van het jaar bloeiende tulpen
te kopen: dit is het werk van bloementelers, de zogenaamde broeiers. Broeiers
kopen in de zomer tulpenbollen om deze in de winter in bloei te trekken. Ze
geven de bollen in het najaar in een koelcel een temperatuurbehandeling. De bol
denk in feite dat het winter is. Na die kou brengt de broeier de tulpen in een
warme kas waar de bol binnen enkele weken in een bloeiende tulp verandert. De
bloemen worden afgesneden en in bossen verkocht. De bollen worden weggegooid;
ze zijn door de snelle groei te verzwakt en kunnen daardoor niet meer gebruikt
worden. In de zomer koopt de broeier weer nieuwe tulpenbollen en begint het
hele proces opnieuw.
Bloembollen
hebben kou nodig om te kunnen groeien en bloeien. Daarom kunnen tulpen niet
geteeld worden in warme klimaten zonder winterperiode met enige vorst en dat is
ook de reden waarom ze in het najaar de grond in gaan. Tulpen komen
oorspronkelijk uit Turkije en zijn pas in de zestiende eeuw in Nederland
geïntroduceerd. Het woord tulp komt van het Latijnse woord Tulipa: de bloem die
lijkt op een tulband.
Hier, bij
een picknicktafel, drinken we onze meegebrachte koffie. Wat verder laten we het
dorp Luttelgeest links liggen en rijden verder op de Oosterringweg. We
passeren ook hier enkele hectaren fruitplantages. De perenbomen staan in volle
bloei. Op de appelbloesem is het slechts een kwestie van tijd voor de roze
knopjes tevoorschijn komen.
Eerste
straat linksaf in de Baarloseweg. Een oneindig lange straat en ze telt dubbel
want het regent nog maar eens. Hier besluiten we om onze tocht in te korten. We
moeten steeds maar opboksen tegen wind regen. Soms halen we nog geen 12 km/u.
Dan trekt de bewolking open en rijden we in het zonnetje. Echter niet voor
lang. We rijden net in de Uiterdijkenweg als de hemelsluizen opnieuw open gaan.
Bomma bemerkt een kinderboerderij waar je ook koffie of thee kan drinken. We
moeten er niet over nadenken. We mogen van de jonge mensen, die het dierenpark
onderhouden, iets drinken. Voor 2 drinken we een warme cappuccino en een
koffie.
Naderhand fietsen
we over de Kuinderweg. Een infobord trekt onze aandacht. We lezen: Zeldzame
planten weer terug in de berm. Wie op een zomerse dag door de Noordoostpolder
rijdt, wordt verrast door de vele gekleurde bermen. Mooi om te zien en ook
bijzonder. Deze bermen zijn geplagd. Doordat de voedselrijke bovenlaag is
verwijderd, kunnen verschillende bijzondere planten weer groeien en bloeien. Hier,
in de oostrand van de Noordoostpolder, bestaat de bodem uit kalkrijk, voedselarm
zand. Een bodemgesteldheid die in Nederland verder alleen in de duinen
voorkomt. Oorspronkelijk groeiden in deze bermen dan ook veel duinplanten, heel
bijzonder voor de jonge Flevolandse polder. Rond 1970 veranderde dit. De wegen
werden opnieuw geasfalteerd en de bermen aangevuld met voedselrijke zavelgrond.
De bijzondere planten verdwenen. Tot in 1998 het plan opgepakt werd om de
oorspronkelijke omstandigheden weer terug te brengen. De voedselrijke toplaag
werd verwijderd. Verspreid over de jaren 1999 tot 2009 is in totaal zon 40
kilometer berm op deze manier in ere hersteld met het kalkrijke, voedselarme
zand weer aan de oppervlakte. Het oude kiemkrachtige zaad in de zaadbank en
zaad dat is aan komen waaien, kreeg daardoor opnieuw een kans. Rietorchis,
bijenorchis en stijve ogentroost bloeien weer uitbundig in de bermen. Het
aantal plantensoorten is hier toegenomen tot maar liefst 290, waaronder 11
soorten van de Rode lijst. Ook de zeldzame argusvlinder wordt regelmatig
gezien. Een groot succes! De bermen in de Noordoostpolder staan bij
plantenkenners landelijk weer op de kaart vanwege de vele bijzondere
plantensoorten die er voor komen. Achter het hectaren groot oranje
tulpenveldbevindt zich het Kuinderbos.
Het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder. Het bos strekt zich uit over
de grens met de provincie Overijssel. Het werd aangelegd in de jaren 40 van
vorige eeuw. We negeren de bewegwijzering en fietsen nog 8 kilometer verder tot
we rechtsaf slaan op de Muntweg. Terug over de A6 en de Lemstervaart. Als we
linksaf slaan op de Banterweg is het nog slechts 500 m tot bij de caravan. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten.Fotos:
Rina Meurs.Bron: Wikipedia.
Tussen
Overijssel en Friesland, vlakbij het IJsselmeer ligt een uniek stukje
Nederlandse geschiedenis; Noordoostpolder. Op de bodem van wat ooit de
Zuiderzee was, drooggelegd in 1942 en de dag van vandaag rijk aan natuur,
historie en levendige cultuur. Tijdens het Tulpenfestival, dat dit jaar plaats
vindt van 16 april t/m 5 mei 2015, gaan we genieten van de mooie kleuren van de
tulpenvelden. Ook de dorpskernen doen mee. Elk dorp maakt een prachtig mozaïek
van tulpen. De bloeitijd van tulpen is afhankelijk van de groeiomstandigheden
zoals het weer en de tulpensoort. In de grote variatie van tulpen kennen we vroeg-
en laatbloeiers. We boeken een midweek op een camping in Emmeloord. Vroeg
boeken is aangeraden, anders is er geen plaats meer. Het min puntje is dat je
het weer niet kan vastleggen. Verleden week haalden we middagtemperaturen tot
20°C. Voor deze week worden slechts temperaturen verwacht van net boven de
10°C. Niets aan te doen. Vandaag maandag 27 april 2015 worden we vroeg wakker. Er
schijnt een waterachtig zonnetje, maar het is droog. Er waait een matige noordwestenwind.
Terug trui en jas aan. Bijna alles is al gepakt en gezakt en klaar om in de
auto te laden. De benzinetank is tot de rand gevuld en de vier banden staan
optimaal op spanning.
Om 09:00 uur
bevinden wij ons reeds op de E19 richting Breda. Nergens file of vertraagt
verkeer. Links van ons blauwe lucht en rechts probeert de zon door de
wolkensluier te breken. De buitentemperatuur wijst 9°C aan.
Na 44
kilometer loodst Lucy (GPS) ons richting Utrecht op de E312. Vandaag, 27 april
2015, wordt in Nederland Koningsdag gevierd. Vanaf 2014 wordt Koningsdag
gehouden op de verjaardag van Willem-Alexander. Op deze dag worden er
verschillende festiviteiten georganiseerd. Er wordt dan volop oranje kleding
gedragen en al wat kan versiert worden krijgt eveneens een oranje kleur. Het is
dan een traditie dat de Koning een officieel bezoek brengt aan enkele gemeenten
in het land.
De zijbermen
kleuren geel van de koolzaad bloemen. We krijgen mooie vergezichten te zien met
verschillende windmolens en fruitplantages. Het zijn schilderachtige
stillevens. Na 100 km rijden we door de provincie Utrecht. De kleinste
provincie van Nederland telt toch nog 26 gemeenten. Bij de Utrechtheuvelrugzijn de bermen begroeid met heide. De
Utrechtse Heuvelrug is een zandrug met toppen die boven de 50 meter gaan. Het
hoogste punt is de Amerongse Berg met 69,2 meter boven zeeniveau. Het gebied
bezit veel bos en heidegebied. De meeste bomen en struiken langs de snelweg moeten
nog in bloei komen. We zien nog niet te veel groen. Na de provincie Utrecht rijden
we door de provincie Flevoland. De jongste provincie van het land dat werd
erkend in 1986. We rijden eerst naar Kraggenburg in de Noordoostpolder voor een
korte fietstocht van ongeveer 20 km langs bloesemvelden. Tijdens de lente
bloeien eerst de sneeuwwitte kersen- en pruimenbloesems. Daarna volgt de,
eveneens witte, perenbloesem en uiteindelijk is het de beurt aan de roze
appelbloesem.
Op 8
kilometer voor Almere bevinden zich naast de snelweg de eerste tulpenvelden.
Hectaren tulpen schitteren in verschillende kleuren onder een blauwe lucht met
witte wolken. Rondom ons tientallen energie windmolens. We rijden de
Noordoostpolder binnen. Een bijzonder gebied met een rijke geschiedenis. De
polder viel officieel droog op 9 september 1942, midden in WOII. Daarna is
Noordoostpolder in een razendsnel tempo ingericht en ontwikkeld. Zo ontstond er
een uniek landbouwgebied. Dit is te danken aan vele hardwerkende boeren en
arbeiders die hoopten op een goed leven in de Noordoostpolder. Om 11:10 uur
rijden we over de Ketelbrug. Ze maakt de verbinding tussen de Noordoostpolder
en Oostelijk Flevoland over het Ketelmeer. De brug werd in gebruik genomen op
15 juni 1970. Lucy stuurt ons van de snelweg bij afrit nr 14 Emmeloord. Dan rechtsaf
om Nagele te volgen. Om 11:30 uur staan we geparkeerdop de parking van het Familiepark Netl De
Wildste Tuin te Kraggenburg. De place to by voor sportievelingen die graag
een balletje slaan. Voor de wandelaars zijn er de tuinen vol kruiden en voor de
kinderen is er het avontuurlijke speellandschap met sport en spel.
Rondom het
ingepolderde Flevoland is er heel veel water te vinden. Het water werd vroeger
druk bevaren door handelsschepen. Nu is het water zeer in trek bij sportieve
zeilers en strandliefhebbers. Moesten we hier een eeuw geleden fietsen, dan
fietsten we zes meter onder water. Enkele durvers startten een eeuw geleden om
van een stuk Zuiderzee een groot polderlandschap te maken. Dat is een feit
geworden.
Er staat een
koude strakke wind. We zullen een ondersteuning meer moeten nemen. We zetten
een muts op en onze handschoenen zijn eveneens geen overbodige luxe. Misschien
hebben we geluk en hebben we steeds wind in de rug. Met de fiets rijden we
terug naar de Leemringweg en slaan rechtsaf voor knppnt 64. We genieten
alleszins van het mooie landschap. Hier is alles vlak, maar je moet tegen de
wind vechten. Tractors rijden op hun land en ploegen de aarde om. De ellen
lange dreven ogen mooi door de oude statige bruine beuken. Ze staan nog niet in
volle bloei. Af en toe duwt de wind in de rug en fietsen we daardoor sneller
vooruit. Maar dat duurt niet lang. Na 5 km houden we halt bij onze eerste
boomgaard. Er staan slechts enkele witte bloesems aan de laagstammige fruit
plantage. Ons Rina begint enkele fotos te maken. Op het erf van de
nabijgelegen hoeve blaft een hond. Het dier komt voorzichtig afgelopen met in
zijn kielzog een man van middelbare leeftijd. We begroeten elkaar vriendelijk
en ik zeg hem dat we de bloesem willen bewonderen. Dat zal dit jaar niet gaan,
vertelt de fruitboer. Hij heeft deze perenbomen afgelopen winter hier geplant.
Dit jaar kan en mag deze plantage geen bloesem dragen. Volgend jaar komen er de
Conference peren aan de stammen te hangen. De boer heeft hectaren fruitstammen
verkocht. Vooral de pruimenbomen wilde hij kwijt. Nu houd hij nog deze 1,5
hectare over.
Bij de
volgende fruitplantage is niets van bloesem te zien. Alleen als we er kortbij
staan, zien we de roze knopjes van de appelbloesem. Nadat we de Zuiderringweg
gedwarst hebben vinden we het ene bloesemveld na het ander. Honderden hectaren
laagstammige fruitbomen. Afwisselend peren- en appelbloesem. Soms enkele
pruimenboompjes met enorm veel witte bloesem. Fruit en soms tulpenvelden, bos
en water beheersen het landelijk beeld rondom Kraggenburg. Het is rustig
fietsen. Af en toe worden we voorbijgefietst door een amateur wielrenner. Het
is 6,9 km tot knppnt 14. Linksaf in de Hertenpad. Landerijen met de bekende ruggen
die asperges bevatten. De voortuintjes ogen mooi door de kleuren van de
lentebloemen en bomen. De tulpen ontbreken nergens in de tuintjes. De akkers
zijn begroeid met paardenbloemen. De meeste fruittelers hebben hun landerijen
tegen de wind afgeschermd door bomen te planten tegen de straatzijde. Soms met
knotwilgen of dennenbomen.
De route
leidt ons langs weilanden met grazende koeien. We fietsen langs bossen waar
wandelaars hun hartje kunnen ophalen. We worden prettig gevolgd door vogelzang.
In elke boom horen we het gefluit of getjirp van kleine vogels. Bij de
driesprong op de Zwartemeerweg is knppnt 14. Linksaf om knppnt 3 te volgen tot
bij de voormalige vluchthaven met lichtwachterswoning, die in de toenmalige
Zuiderzee lag. Het werd gebouwd in 1848. Na verloop van tijd raakte het huisje
in steeds slechtere staat en werd het afgebroken om in 1877 herbouwd te worden.
De lichtwachterswoning is in 2002 opnieuw gerestaureerd en kwam in particulier
bezit. Het gebouw, Oud-Kraggenburg, ligt op 4,5 meter boven Nieuw Amsterdams
Peil. Het huidige dorp Kraggenburg, hier in de Noordoostpolder, is vernoemd
naar dit vroegere opgeworpen eiland dat nu te midden van de akkers van
Flevoland ligt. Een infobord, aan het begin van de weg, vertelt ons: Oud-Kraggenburg
is een voormalige lichtwachterswoning die tot monument is verklaard. Van 1845
tot 1848 zijn voor het op diepte houden van het Zwolse Diep twee leidammen
aangelegd. Ze werden gebouwd op kraggen, afkomstig uit de door vervening
ontstane plassen in Noord-West Overijssel. Deze kraggen, dikke pakketten van
(riet)wortels en plantenresten, werden als drijvende eilandjes (circa 15 bij 2
bij 1 meter) naar het werkterrein gesleept, onder een vlechtwerk van rijshout
geplaatst en verzwaard met puin en steen tot zinken gebracht. Rijkswaterstaat
liet in 1877 de oude lichtwachterswoning uit 1848 afbreken, de terp ophogen tot
ruim 400 meter boven AP en daarop de nu nog bestaande woning bouwen. Het
belangrijkste licht voor scheepvaart werd op het dak geplaatst. De haven, bijna
1 ha groot, bood plaats aan ongeveer 70 schepen. Waar vroeger schepen lagen
bevinden zich nu heesters en bomen. Op het zee-eind van de zuiderdam staat de
in 1994 nagemaakte lichtopstand; de oude werd bij museum Schokland
ondergebracht. Naast de
oprit staat een zitbank. We zetten er ons neer om onze picknick te houden. We
zitten heerlijk in het zonnetje. Ietwat beschut van de wind.
Het is bijna
half twee als we verder fietsen. Wind op kop. We nemen een ondersteuning meer.
De bomen op het eiland hebben nog geen bladeren. Ze zitten nog verscholen in
hun knoppen. Te wachten op warmer weer. Rechts van ons, op een golfbreker staat
een antieke metalen voortoren. Zo vinden we er straks nog één, bij de haven van
Kraggenburg. De zon verschuilt zich net achter een dikke wolk. Het wordt op slag
een paar graden koeler. De kop en nek van de twee witte zwanen zijn bruin door
steeds naar voedsel te zoeken in het bruine polderwater. Eén van de zwanen zit
op het nest. Een beetje verscholen tussen het riet.
We volgen
knppnt 3 tot bij de rotonde van Kraggenburg. Ons Rina neemt fotos van de
wakende leeuwen bij De Dam en daarna houden we halt bij de jachthaven. Een
bezoek is de moeite waard. De dorpskern van Kraggenburg ligt op loopafstand en
hier in de buurt werden mooie wandel- en fietstochten aangelegd. Kunst staat
voorop bij de jachthaven: een voet- en fietsbrug werd volledig aangekleed met
haakwerk en een rood witte vuurtoren op een pseudo golfbreker is een baken voor
de jachthaven. Langs een smal betonnen fietspad rijden we verder door het Voorsterbos.
Eén van de oudste bossen in Flevoland. Het bos werd aangeplant in 1944 met
verschillende loof- en naaldbomen. Er vliegen talrijke vogelsoorten rond en bij
de waterpoelen vliegen tientallen libellen. De amfibieën zie je niet maar ze
zijn er wel. We volgen knppnt 64. We
zijn omgeven door loofbomen die al groen ogen. De wind valt hier bijna helemaal
weg. Verderop stoppen we bij het pannenkoekhuis De Strooppot. Het interieur
mag dan in Oud Hollandse stijl ingericht zijn, wij zetten ons op het zonnige
terras achter een groene haag. Zalig genietend van een pannenkoek, een biertje
en de zon. De bewolking lost bijna helemaal op. Nu de wind wat minder is horen
we verschillende vogels een serenade fluiten.
Even later
staan we terug bij de auto. De parking staat nu bijna vol met geparkeerde
autos. We rijden door het centrum van Emmeloord. De hoofdplaats van de
Noordoostpolder. Sinds 1992 een volwaardige stad met als geografisch middelpunt
de watertoren van de polder. Bij Albert
Hein doen we nog enkele inkopen. Dat passeren we toch, dus dat is een
meevaller. We rijden vervolgens naar Camping Bospad in de Banterweg. De camping
ligt centraal in de Noordoostpolder, op wandelafstand van Emmeloord. Het leek
ons de ideale uitvalsbasis voor onze tulpenfietsroutes. Een ruime kampeer- en
camperplaats met verhuur van blokhutten en stacaravans. Nog diezelfde avond
zien we op TV-Flevoland dat de fruittelers vuurtjes moeten branden bij de
fruitplantages. Ze voorspellen vriestemperaturen voor vannacht. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Maandag 20
april 2015. We zijn met de auto onderweg naar Vlaams-Brabant voor een
fietstocht langs de Getelinie. Het is onze eerste fietstocht van het jaar. Het
kan wel eens te zwaar worden. De wind waait nog steeds noordoost met een kracht
van 2 à 3 beaufort. Na 36 km rijden we de provincie Vlaams-Brabant binnen. Bij
de splitsing Luik-Charleroi is het sterk vertraagt verkeer. De autos staan
zelfs een paar minuten stil. Eens de splitsing voorbij rijden we terug vlot. Wat
verder beginnen de mooie vergezichten in het groene glooiende landschap van de
Dijlevallei. Om 10:40 uur verlaten we de snelweg en rijden we Tienen binnen. De
landschappen worden nog mooier door de bloesems van de vele fruitbomen. Een
paar minuten later plaatsen we de auto op een kleine parking in het dorpje Sint-Margriete-Houtem,
vlakbij de arduinen waterpomp van 1875. De Sint-Margarethakerk is afgesloten.
Ze is nog omgeven door een kleine begraafplaats met als blikvanger een wit oorlogsmonument
dat opgericht werd aan de helden die stierven voor het vaderland tijdens WOI. Een
klein infobord bij de kerk vermeld: Eénbeukige kerk bestaande uit vier
verschillende bouwfazen. Uitbreiding van het schip en toren (vroege 13de-eeuw),
gotisch koor (14de-eeuw). Het oudste gedeelte van de kerk is gebouwd met
hergebruikt Gallo-Romeins materiaal.
Achter de
parking bevindt zich een hoge kapel. In een steen boven de toegang staan de
woorden: J.S.M. en het jaartal 1891. De doorgang is afgesloten met een ijzeren
hekwerk. Deze kapel werd opgericht aan de heilige Margarita. Zij staat op een
sokkel met twee lammeren naast haar. De H. Margarita behoort tot de groep van
14 noodhelpers of noodheiligen. Zij wordt vooral vereert en aangeroepen voor
het bekomen van gelukkige geboorten. Enkele vazen met plastieken bloemen sieren
het altaar op. Een helrode sierdoek voor het altaar bevat de woorden: H.
Margarita B.V.O. Twee mini ramen met loodglas kleuren het interieur. Een
vriendelijke dame komt ons tegemoet en begint een praatje. Elk jaar in juni
wordt hier nog een kleine processie gehouden. Vanaf de kerk tot hier. Het is
een korte stoet maar ik vindt het mooi dat deze traditie nog wordt voortgezet.
Ik denk wel dat jullie de kerk kunnen bezoeken. Bel maar aan, daar aan dat
huis. Die mevrouw heeft de sleutel. Wij danken haar hartelijk en trekken onze
stoute schoenen aan. We mogen de kerk bezoeken. Tezamen met de
verantwoordelijke worden we in de kerk rondgeleid. Binnen in de kerk, rechts
naast het altaar, bevindt zich de grafsteen van Jan van Houtem. Eén van de
oudste en machtigste families van Tienen, de familie van
Hauthem, waaraan het gehucht zijn naam zou ontlenen. Hij was kanselier van
Brabant en eerste baron.Ook het retabel is een
bezienswaardigheid.
Met de kerk in de rug fietsen we naar links, richting knppnt 26. Het is ondertussen 11:30
uur geworden als we de eerste straat rechts nemen. We rijden in de
Wijngaardestraat. Een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Hier
worden we volledig door elkaar geschud. We mogen dan ook nog op onze trappers
staan want het gaat heuvelop. Net uit het centrum hebben we een enorm mooi
panoramazicht. De skyline vertoont hectaren laagstammige perenbloesems. De
witte bloesem oogt van ver alsof het net gesneeuwd heeft. De landerijen vooraan
zijn netjes omgeploegd. De bruine grond wacht om gezaaid of beplant te worden.
Recht voor ons wappert de Belgische vlag. We zijn opgelucht als we na onze
eerste beklimming halt houden bij de militaire begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem.
Op 18 augustus 1914 werd de Slag van Houtem uitgevochten. Houtem lag op de
Belgische verdedigingslinie van de Gete en het Belgisch leger trachtte er de
opmars van de Duitsers vergeefs te stuiten. Op het Houtemse slagveld vielen 86
Belgische soldaten, enkele Fransen en een dertigtal Duitsers. 173 gesneuvelden
werden toen op het Militaire kerkhof van Houtem begraven. Eerst lezen we
ons eerste infobord: Midden op het slagveld. Kijk, voor je deze begraafplaats
verkent, eerst even om je heen. Alles wat je ziet, was op 18 augustus 1914 een slagveld-
letterlijk.
Die dag werd Sint-Margriete-Houtem verdedigd door het
22ste-Linieregiment, 2.200 man sterk. Hun taak: 13.000 Duitsers tegenhouden.
Onbegonnen werk natuurlijk, en na een paar uur moesten ze zich ijlings
terugtrekken. In die paar uur waren meer dan 300 Belgen en een onbekend aantal
Duitsers gesneuveld. In de weken en maanden na de slag werden de gesneuvelden
in voorlopige graven gelegd. In 1916 besloot de bezetter ze te groeperen op een
nieuwe begraafplaats dat onder toezicht van de Duitse architect, Jacob Erkelenz
werd aangelegd. Het werd deze heuvelrug met uitzicht over het slagveld. In het
begin lagen hier niet alleen Belgen, zoals nu, maar ook Duitsers en enkele
Fransen. In de jaren 50, van vorige eeuw, werden de Duitse doden overgebracht
naar het oorlogskerkhof van Vladslo, in West-Vlaanderen. Ook de Franse
militairen werden gerepatrieerd. Enkele tientallen Belgische doden werden door
hun familie naar hun geboorteplaats gebracht. Daardoor liggen hier momenteel
nog 173 Belgische militairen, waarvan er vier niet meer konden geïdentificeerd
worden. De meeste slachtoffers zijn van het 22ste-Linieregiment. Dat regiment
rekruteerde voornamelijk in West- en Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Dat zie je
aan de plaatsnamen op de grafstenen.
Links naast
de tekst is een zwart wit foto aangebracht met de volgende tekst: August. Deze
foto is waarschijnlijk genomen in het centrum van Tienen, kort voor het
standbeeld werd overgebracht naar de begraafplaats (de man rechts is architect
Erkelenz). Oorspronkelijk had het beeld een Duitse helm op het hoofd, maar die
werd na de oorlog door vandalen vernield. In de volksmond wordt het beeld
August genoemd- wellicht een verkeerde lezing van het opschrift op de voet,
dat Duits is voor augustus, de maand waarin de veldslag plaatsvond.
Vervolgens
lezen we nog een korte tekst uit het dagboek van Firmin Van Waerebeke. Een
soldaat bij het 22ste-Linieregiment: Opeens valt het kanon aan het bulderen:
t zijn de onzen die te Houtem op een hoogte staan en de Duitsers bemerkt
hebben. Ze naderen: eerst op 600 meter, dan op 400 meter: feu à volontè! Ze
lopen vooruit met twee of vier en laten zich dan alle 30 of 40 meter vallen om
te schieten; telkens ze opstaan, geven we vuur en nu en dan stuikt er een.
Op de
militaire begraafplaats staan de welbekende verticale arduinen zerken van WOI.
De kleine ronde Belgische driekleur en de bronzen plaat vooraan met naam,
voornaam, rang, geboortedatum en datum van overlijden. Op het betonnen voetstuk
van elke zerk ligt een witte kiezelsteen. Op het steentje werd een klaproos
geschilderd. Een mooi gebaar. Nergens wordt vermeld van wie dit initiatief
uitgaat. Het monument achteraan met de bijna naakte man, is van Baronin von
Vraniczani. Rechts van de inkom staat het schuilhuisje met bezoekersboek. In
het register zoeken we tevergeefs naar een naamgenoot. Een grondplan werd tegen
de wand bevestigt. De Japanse kerselaars bloeien weelderig. Voor de ingang van
de begraafplaats staat een picknicktafel. We maken er dankbaar gebruik van.
Na onze
picknick rijden we de Wijngaardestraat ten einde en dwarsen het kruispunt met
de Oplintersesteenweg. We volgen Tiensveld op een smal pad. Hier vertoont de
skyline het industrieterrein van Tienen met schuin links de kerktoren. We zijn
omgeven door weilanden, met in de verte slechts enkele boerderijen. Hier in de
open vlakte voelen we de kille wind. De zon gaat soms nog schuil achter een
wolkensluier. De kersenbomen kleuren mooi wit. Dat maakt onze fietstocht nog
aangenamer.
Na knppnt 26
rijden we tussen de fruitplantages, met vooraan hectaren grond waarasperges geplant zijn. De eerste asperges
worden in februari gestoken. Het echte aspergeseizoen werd half april geopend.
De oogst loopt nog tot eind juni. We volgen ondertussen knppnt 59. Linksaf de
Kopstraat volgen, die nog smaller is dan ons vorig pad. We
rijden langs enorme landerijen met perenbloesem. Aan de overzijde houden we
halt bij een appelplantage. De roze rode bloesem zit nog verdoken in de knoppen.
Lang duurt het niet meer. Voor we Utsenaak bereiken fietsen we langs
hoogstammige kersenbomen. Alles kleurt maagdelijk wit. Prachtig om naar te
kijken. Verschillende kleine vogeltjes vliegen van boom naar boom. De leeuwerik
vliegt vliegensvlug weg voor we een foto kunnen nemen. Ondertussen lost de
nevelsluier op. Het wordt gevoelig warmer, maar de wind blijft koud. Bij de tweede
splitsing rechtsaf in de Lindebaan. Volgende straat rechtsaf in een smal pad
tussen landbouwgrond dat slechts wordt gebruikt door tractors. We naderen de
boogpoort van het voormalige klooster van Maagdendaal te Oplinter. Het klooster
van Maagdendaal is een voormalige abdij van nonnen die in 1215 werd gesticht.
Het klooster werd tot tweemaal toe verwoest door oorlogshandelingen. Pas in de
16de-eeuw werd ze terug opgebouwd. Toen de Fransen binnenvielen werd de abdij
opgegeven. Eind 1796 werden de gebouwen verkocht. Nu rest er nog slechts een aanzienlijke
hoeve met het indrukwekkend poortgebouw. De beeldengroep in de nis boven de
poort heeft het hard te verduren door weer en wind. Alles roept om
gerestaureerd te worden.
Bij het
centrumbord van Oplinter moeten we rechtsaf in de Maagdendalweg. We verlaten
het dorp zonder het centrum aan te doen. Rechtsaf in de Ganzendries. Bij de
splitsing is een driehoekige kapel gemetst. Maria staat in een nis naast een
gedoofde noveenkaars. De wegkapel werd ingewijd in 1936 en hernieuwd in 1989. We
vervolgen onze weg over de Grote Gete.
Als we knppnt 58 volgen dwarsen we weer de Grote Gete. Naast de brug
werd een herdenkingssteen geplaatst voor Romain Oelemans. Hij was lid van de
Rotary club Landen en is hier verongelukt op 6 juli 2001.
We rijden 2,2km over de Oude Spoorweg tot knppnt 58. Ons pad is
afgeboord met loofbomen en struiken waar ontelbare kleine vogels zich
gehuisvest hebben. Het is een getjirp en gefluit van jewelste. Tussen de
gewassen spotten we vaak fazanten. Rechts van ons bevindt zich een golvend
heuvellandschap met een bont lappendeken van wei- en landbouwgronden. Bij het station
van Neerlinter ligt een weide met paardenbloemen. Een gele weide, alsof ze hier
gezaaid zijn. Het oogt mooi. Van ver leek het alsof hier koolzaad groeide. Neerlinter ligt in het Hageland en is eveneens de fruitstreek van Vlaams-Brabant. De streek tussen Tienen en Zoutleeuw wordt sinds mensenheugenis Linter geheten.
Na ons knppnt slaan we rechtsaf op oude kasseien. We klimmen omhoog
tegen 8 km per uur. Linksaf volgen we de Getestraat vlak naast de Grote Gete. De
oever is begroeid met koolzaad. Uit het zaad wordt koolzaadolie getrokken. Van
koolzaadolie kan ook biodiesel gemaakt worden. Het koolzaad is inmiddels een
belangrijk akkerbouwgewas. Het levert enorm mooie fotos op. Onze weg wordt een
grindpad. Bijna even gevaarlijk als de kasseiweg van daarnet. De kleine
steentjes springen onder de banden alle kanten op. We passeren een jong koppel.
Mevrouw heeft zich in de schaduw gezet met haar iPad. Meneer heeft haar fiets
ondersteboven op de grond geplaatst en mag de stuk gereden binnenband
repareren. Hopelijk blijven wij daarvan gespaart. Rechtsaf, nog steeds
Getestraat, maar nu op beton. Oef, onze banden staan nog hard. Hier bevindt
zich een natuurgebied dat beheerd wordt door Natuurpunt. Een infobord vertelt:
Beheer van het
Doysbroek. Het vroegere dorpsbroek dat de inwoners van Linter als gemeengoed
deelden, omvat bloemrijke graslanden en structuurrijke valleibossen en
houtkanten. De jarenlange intensieve landbouw zorgde echter voor een zware
verstoring van de bodem door bemesting en verdroging. Met een gericht maai- en
begrazingsbeheer tracht Natuurpunt het vroegere landschapsbeeld te herstellen.
Zo ontstaat hier een halfopen landschap waarbij beemden, ruigtes en struweel
elkaar afwisselen. De afwateringsgrachten slibben geleidelijk aan dicht
waardoor de gronden terug kunnen herstellen naar hun oorspronkelijke staat. Dit
zal zeker de dieren- en plantenrijkdom vergroten! Ook cultuurhistorische
elementen zoals knotwilgen en haagkanten worden goed onderhouden om
woongelegenheid te bieden aan heel wat dieren.
In de verte besproeit een tractor een veld. Het aroma komt ons
tegemoet. We moeten opnieuw klimmen. Als de stank enigszins draaglijk wordt
houden we halt om van een panoramazicht te genieten. Op de achtergrond een kersenplantage
met sneeuwwitte bloesems. Tegen de grond ontwaren we enkele bijenkasten. Achter
de plantage steekt de spitse punt van een toren uit. De kerktoren van
Melkwezer. De volgende straat rechtsaf in de Begijnhofstraat tot het eind. We
zijn in het centrum van Melkwezer, een deelgemeente van Linter. DeSint-Pancratiuskerk met
kleine begraafplaats errond is links van ons. Op de hoek van de Dorpstraat en
de Waterhofstraat staat het Heilig Hartmonument. Dan valt mijne frank. We zijn
daarstraks ons infobord vergeten bij het oude spoorwegstation van Neerlinter.
We hebben geen van beiden het paneel gezien. Het moet er nochtans staan. Ik
besluit terug te rijden. Bomma wacht hier, over de kerk, op een rustbank. Wat
de kop vergeet moeten bompas benen bekopen. Terug langs de odeur die het land
besproeid. Weer langs het kiezelpad met kans op een platte band. Terug langs de
oud bollige kasseiweg tot het station. Ik zie van ver ons infobord staan. We
zijn het voorbij gefietst toen we alleen oog hadden voor het gele
paardenbloemen tapijt. Ik lees op het bord: Een
zwarte dag. Dinsdag 18 augustus 1914 was een zwarte dag voor het Belgische
leger. Twee weken lang hadden ze het de vijand lastig gemaakt, maar die 18de
augustus ging een grote Duitse legermacht in de aanval op een frontlijn tussen
Geetbets en Tienen. De Belgen werden overal teruggeslagen. Nog diezelfde dag
gaf koning Albert zijn troepen het bevel zich terug te trekken naar Antwerpen.
De
brug over de Gete, hier vlakbij, werd op 18 augustus verdedigd door amper één
compagnie van het 22ste-Linieregiment. - hooguit 120 tot 150 manschappen. Kort
na de middag zetten de Duitsers de aanval in. Eerst beschoot hun artillerie de
Belgische stellingen aan de brug. Hetstation van Neerlinter werd daarbij zwaar beschadigd. Daarna joeg het
voetvolk de laatst Belgen op de vlucht.
Na
het gevecht trokken de Duitsers het dorp Neerlinter binnen. Daar staken ze 80
van de 120 huizen in brand. De meeste inwoners waren toen al gevlucht in de
richting van Oplinter en Tienen. Firmin Van Waerebeke, een
soldaat bij het 22ste Linieregiment schrijft verder in zijn dagboek het
volgende: Maar ziet, daar komt enen talrijke bende recht op het brugsken af.
De onzen schieten dapper, maar voor de overmacht moeten ze achteruit. Gansch
onze post, ransels achterlatend, wijkt, kruipt door een gat dat gelukkiglijk
door twee soldaten op voorhand in een haag gekapt was, en komt zoo over eene
gracht en over den ijzerenweg in de groote loopgracht waar de compagnie ligt. Ik maak
enkele fotos en keer terug naar Melkwezer en moeder de vrouw.
Na een rustpauze rijden we verder tot ons Rina een ijssalonnetje ziet.
We hebben dorst en zin in iets fris. Naderhand rijden we tot het volgende
kruispunt, niet linksaf, maar houden we links aan in een smal tractorpad,
tussen de Dorpstraat en de Lindestraat. Volgende pad linksaf fietsen tot het
eind. Linksaf in de Helen-Bosstraat met wind op kop. Het is even afzien, maar
het kan erger. De hoge bakstenen kapel op de hoek van de Helen-Bosstraat is gewijd aan Maria. Tegen de beige geschilderde muren
staat Maria met kind op een klein marmeren altaar. Stoelen nodigen uit om even
te verpozen. De groen geschilderde dubbele deur is omgeven door een boog van
Franse steen.
Rechtover het gemeentehuis met het aanpalend politiebureel van Linter, staat
ons infopaneel waarop we lezen: Commandopost van de lansiers. Op 10 augustus 1914, een
week na de Duitse inval in België, leverden enkele duizenden soldaten een kort
maar bloedig gevecht in Orsmaal-Gussenhoven. De inzet: zes bruggen over de
Kleine Gete. De Belgen van het 3de Lansiersregiment waren niet opgewassen tegen
de Duitse overmacht, en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te
trekken. Wanneer een leger een vijandelijke aanval verwacht, proberen de
officieren kort achter de frontlijn een commandopost te installeren: een min of
meer veilige plek van waaruit ze de operaties kunnen leiden. Het gebouw voor
je-tegenwoordig het gemeentehuis van de fusiegemeente Linter- destijds het
gemeenteschooltje van Orsmaal- deed die 10de augustus dienst als commandopost
van het 3de Lansiersregiment. Van hieruit dirigeerde kolonel Hagemans, de
regimentscommandant, zijn troepen. Achter de school stond tijdens de gevechten
een peloton lansiers verdoken opgesteld. Zij konden als versterking in de
strijd worden gegooid. De school, gebouwd in 1904, deed tegelijk dienst als
Rode Kruispost. De gewonden die van het slagveld werden afgevoerd, kregen er de
eerste zorg toegediend. Wanneer hun toestand het toeliet, werden ze
overgebracht naar ziekenhuizen in Tienen en Leuven. Rechtsaf in de 3de Regiment Lanciersstraat. Voorbij de oude pastorie met museum tot bij het
monument van de 3de Linieregiment voor de kerk. Het monument werd opgedragen
aan kapitein commandant Leon Knapen. De eerste St-Lambertuskerk werd gebouwd door de
graaf van Leuven in 1106-1132. In 1737 brandde de toren af en men besloot een
nieuwe kerk te bouwen. Het duurde nog tot 1765 toen de eerste steen werd gelegd
voor de huidige kerk. De toren is 20 meter hoog en heeft nog een spits van 8
meter. De twee koorvensters werden in 1818 dicht gemetst. In 1940 werd de kerk
door een bombardement zwaar beschadigd. Oude zerken en kruisen staan tegen de
kerkmuur tentoongesteld. Beschreven in het Latijn en verweert door weer en
wind. Enkele onduidelijke jaartallen. Achter de kerkhofmuur ligt een waterpoel
met waterplanten en ontelbare lawaaierige kwakende kikkers. Slechts hun ogen
steken boven het water uit.
Rechts naast de hoofdingang vinden we enkele
grafzerken van oud-strijders van 1914-1918.Hun namen werden op de pilaren aangebracht. Op het ereperk liggen
zeventien slachtoffers van 10 augustus 1914 begraven. De zerken flankeren een
enorm monument met een gebeeldhouwde Belgische soldaat met een engel. Rechts
van het monument is de zerk geplaatst van Leon Knapen.
Langs
dezelfde weg terug en rechtsaf in de 3de. Regi. Lanciersstraat. Ons volgende
kapelletje is met cement bepleisterd en grijs geschilderd. Achter de getraliede
deur staat O.L.Vrouw met kind. Nogmaals achter tralies. Een noveenkaars wordt
geflankeerd door twee siervazen met bloemen. Mooi onderhouden. Na wat
bochtenwerk vinden we in de tuin van een moderne boerderij twee symbolen waar
hier alles om draait. Een reuzen appel en peer. Op de brievenbus prijkt dan
weer een mini tractor. Het broodnodige materiaal van de fruitteler. Tussen het koolzaad
vinden we knppnt 54 en paneel 17 in de Kleine Getestraat over de Kleine Gete. Een kort maar
bloedig gevecht. Op deze plek werd ooit gestreden op leven en dood. Op 10
augustus 1914 leverden Belgen en Duitsers hier het eerste gevecht op Brabants
grondgebied. Het was meer een schermutseling dan een heuse veldslag, maar het
was daarom niet minder ingrijpend. De Belgen verdedigden zes bruggetjes over de
Kleine Gete - je staat bij één ervan. Het zwaarst werd er gevochten bij de brug
over de steenweg, een paar honderd meter links achter je (er staat nu een
gedenkteken). Maar de Belgen waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht,
en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te trekken.
We weten niet precies hoeveel soldaten er in Orsmaal zijn
gesneuveld, maar waarschijnlijk ging het om 21 Duitsers en zowat 30 Belgen. In
de hoeve Halleux, recht voor je, werd een Belgisch peloton onder leiding van
luitenant Halleux belegerd door de Duitsers. De gevechten werden geleverd door
cavaleristen, ruiters te paard. Aan Duitse kant vocht er een eenheid ulanen
mee, een gevreesd ruiterkorps. Toen de Belgen probeerden uit te breken, werden
ze gedood of verwond. Veel dorpsbewoners waren op tijd gevlucht. De
achterblijvers verstopten zich in hun kelders. Toch werden verschillende
onschuldige burgers door de Duitsers beroofd, mishandeld of vermoord.
Adolphe De
Clerck, onderpastoor van Orsmaal in 1914 schreef in zijn dagboek: Het was vier
uur in den namiddag, de slag was sinds twee uren geëindigd en nog staken zij
het vuur aan twee grote huizen.
We rijden
naar de bewuste brug. Rechtsaf op de grote baan. Het is nog een heel eind. We
vragen het aan het plaatselijke bewoner. We zitten juist. Het is een monument
in de vorm van een grafzerk met als opschrift: Brug Lt. Comte van der Burch
2eEskadron 3e Lansiers 10-8-1914. Luitenant Graaf Willem van der Burch was bevelhebber
over de 3de Lansiers en verdedigde deze brug met zijn manschappen. Toen het
onhoudbaar werd gaf hij het bevel om terug te trekken. Hij werd twee maal in
het been getroffen. Hij bleef echter strijden tot de dood. Hij was 33 jaar oud.
Terug naar
knppnt 54 en rechtsaf rijden we verder over de Waaiberg tot de splitsing.
Rechtsaf in de Hespense Steeg. Een lang smal pad tussen weilanden, afgeboord
met populieren en knotwilgen die hoognodig gesnoeid moeten worden. We fietsen tot
knppnt 55. Rechtsaf en nu fietsen we 1200 m en dwarsen de Langstraat met de
St-Annakapel. Rechtdoor richting Neerhespen-centrum. De St-Mauritiuskerk van
1773 heeft een kanonskogel in de gevel. Een
ingemetste arduinen steen vermeldt: Bataille de Neerwinden 1793. Rechtdoor tot bij knppnt 56. Nu
moeten we naar knppnt 60. Dat is bijna zeven km. Rechtsaf dus bij knppnt 56. We
rijden door de Walsbergenstraat. Linksaf in de Vijverstraat in Overhespen,
tot het eind. We rijden niet door het centrum.
Linksaf in
de Brouwerstraat voor flink wat bochtenwerk. Tussen akkers en weilanden
kronkelt ons fietspad. Langs ondiepe beken of waterlopen, soms afgeboord met
knotwilgen. In de Hekstraat bij de Kapel
van O.L.Vrouwvan Bijstand houden we
nogmaals halt. De kapel werd hier in Overhespen gebouwd in 1920 door de heren
Charles Dennen, Arthur Bourmanne en Arthur Henot als dank voor hun veilige
terugkeer uit WOI. De laatste restauratie gebeurde in 2011.
Na het
volgend kruispunt weer weiland, weiland en nog eens weiland. Stevige klimmingen
met natuur in overvloed. Traag komen we vooruit, maar zo genieten we des te
meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We moeten linksaf op de N3.
De volgende straat weer linksaf in de Keienpoelweg, maar het is de Tolstraat. Bordje
gemist of ? Misschien de volgende straat? De N3 is juist. Misschien aan iemand
vragen? Niemand op straat. Verder door. Na een kwartier kan ons Rina toch
iemand strikken om de weg te vragen. Na veel gepalaver vinden we onze weg
terug. Blijkbaar daarstraks toch een bordje gemist, of het staat er niet meer. Een
benzinestation langs de weg heeft een digitale thermometer die 21° Celsius
aangeeft. Na een kwartier rijden zijn we terug op onze fietsroute. Knppnt 60.
Linksaf dus in de Keienpoelweg. Daarna dwarsen we de Eliksemstraat en rijden
het centrum van Hakendover binnen. De deelgemeente van de stad Tienen ligt pal op
de grens van Hageland en Haspengouw. Voor we de kerk bezoeken zetten we ons op
een terrasje langs de weg. Bij een Omer en een alcohol vrij biertje voor moeder
de vrouw is het zalig nakaarten over de tot nu toe gereden route. De tafeltjes
zijn oude naaimachines. Op het ijzeren onderstel werd een tafelblad
aangebracht. Heel origineel.
Daarna
bezoeken we de Goddelijke Zaligmakerkerk die ooit een bedevaartsoord was. Volgens
de stichtingslegende wierven drie vrome maagden in het jaar 690 twaalf
arbeiders aan om de eerste kerk in Hakendover te bouwen. De plaats werd hun
door een engel aangewezen op de dertiendach. Een dertiende werkman, die
tijdens de werkzaamheden duidelijk aanwezig was, ontbrak steeds bij de
maaltijden en bij de uitbetaling van het loon. Het was de Heer zelf die bij de
bouw van het heiligdom assistentie bood! De huidige kerk is het resultaat van
verschillende bouwcampagnes: in de 12de eeuw werd de Romaanse westertoren
gebouwd. In de 13de eeuw de kruisbeuk en schip. In de 14de eeuw werd voor een
hoog gotisch koor gezorgd. In de 15de eeuw kwam er een zuiderkruisbeuk en een
eeuw later zorgden de trouwe parochianen voor een noorderkruisbeuk en een
sacristie. De zijbeuken dateren van 1765. Na de brand van 1860 kreeg de toren
steunberen. Het zijn enkele trappen omhoog tot het monument van gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen.
Nadien komen
we terug en slaan linksaf in de Putstraat. We volgen verder knppnt 60 langs
weilanden. Bij de grote baan (N3) fietsen we rechtdoor in de Bosschelstraat. We
rijden richting Tienen. Ondertussen is het 17:30 uur voorbij. Wind op kop en
weer een klimming. We worden moe. Dan zijn we bij knppnt 60.
Linksaf voor
knppnt 62. In de verte de suikerfabrieken van Tienen. Rechtsaf in de Ambachtenlaantot aan de Oude Spoorweg. Linksaf op het
Kluizenaarspad met links en rechts struikgewas en knotwilgen. Hier voelen we
geen wind. We beginnen als het ware te zweten tijdens een klimming. We naderen
nog maar eens de grote baan (N3). Hier rechtsaf en fietsen eerst rechtdoor naar
het centrum van Grimde. Een klein vierkant bordje met klaproos leidt ons naar
de Necropolis van Grimde.
Een monument
van stilte. Het is een uniek monument dat aan de buitenkant een kerk is en
binnenin een begraafplaats. Hier liggen de stoffelijke resten begraven van 140
Belgische soldaten die het leven lieten tijdens WOI. In hun opmars naar
Frankrijk kwam het op 18 augustus 14 in Grimde en St-Margriete-Houtem tot een
treffen tussen het Duitse leger en Belgische militairen. De Duitsers wonnen, de
Belgen wachtte de taak hun gesneuvelden te begraven. In een streven om hen een
respectabele begraafplaats te geven werd een niet direct voor de hand liggende
locatie gekozen; de ruïnes van de oude Sint-Pieterskerk, hier in Grimde. De
crypte evolueerde vrij snel van begraafplaats tot een plaats van bezinning en
herdenking. Al in volle bezettingstijd vonden hier onder toeziend oog van de
bezetter herdenkingsplechtigheden plaats. Na de oorlog werd de kerk
gerestaureerd en kreeg de oorspronkelijke parochiekerk een definitieve
invulling als soldatenkerkhof. We moeten ons haasten want de kerk sluit om 18
uur. Langs de hoge zware bronzen deuren dalen we enkele treden af tot in de
crypte. De witte grafstenen zijn sober, maar indrukwekkend. Op de zerken liggen
fotos, plaketten en kransen van familieleden. Elke zerk is versierd met een
Belgische helm en een eikenblad als teken van moed en wijsheid. De mooie gekleurde
glasramen, vervaardigd in WOI taferelen, scheppen een speciale sfeer. Het is
overweldigend. De begraafplaats is helder verlicht. De meeste opschriften zijn in
het Frans. Het loont de moeite om langs hier te passeren.
Het Getelinie
infobord 20 legt uit: Stad der doden: De Necropolis op 18 augustus 1914, twee
weken na hun inval in België, bereikte het Duitse leger Tienen. Ten noorden en
Oosten van de stad botsten ze op de achterhoede van het Belgische leger, het
22ste Linieregiment. Het kwam tot een veldslag, waarbij honderden soldaten
sneuvelden. Die werden in de dagen en weken daarna in geïmproviseerde graven
gelegd. Begin 1915 kreeg de Gemeentelijke Ontgravingsdienst van de Duitse
bezetter de opdracht om de gesneuvelden, Belgen zowel als Duitsers, plechtig te
herbegraven. Dat zou gebeuren op een speciaal aangelegde begraafplaats in
Sint-Margriete-Houtem, maar die werd snel te klein. Daarom besloot men 145
Belgische gesneuvelden hier bij te zetten, in de bouwvallige Sint-Pieterskerk.
Die kreeg ook een nieuwe naam: Necropolis, de Dodenstad. Momenteel liggen hier
nog 140 Belgen begraven. Eén van hen is kolonel Guffens, de bevelhebber van het
22ste Linieregiment. Hij overleed in 1943, en werd op zijn eigen verzoek
bijgezet tussen zijn mannen.
Een Duitse
tekening werd naast de tekst afgebeeld en toont de Necropolis tijdens de oorlog:
Aanvankelijk
stonden er kransen op de graven, later houten kruisjes. Bij de ontploffing van
een munitietrein in 1919 liep de kerk zware schade op. In 1928 werd de
herstelde Necropolis, ditmaal met grafstenen, plechtig ingehuldigd. Ons infozuil heeft nog een tekst
uit het dagboek van Léonard Reynaerts, Gemeentelijke Ontgravingsdienst Tienen,
1915. De
lijken werden aan een grondig onderzoek onderworpen ter vereenzelviging. Alle
gevonden voorwerpen en souvenirs dienden ontsmet door middel van brandende
alcohol, waarna ze geborgen werden in een gesloten omslag met buitenzijdse
vermelding der identiteit van de afgestorvene.
Het is zes
uur als we terug buiten staan in het zonnetje. Op de bronzen plaat bij de
ingang lezen we nog: In Memoriam, in deze crypte rusten 140 van onze helden,
gesneuveld voor het vaderland op het slagveld van Houtem Ste Margeriet en
Grimde 18-8-1914.
Terug naar
de N3, linksaf en rechtsaf in de Witte Vrouwenpad voor ons volgende paneel nr 19 bij het station van Grimde. We
lezen: Op
4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Het kostte twaalf dagen om
de forten van Luik te veroveren, maar toen dat uiteindelijk gelukt was, lag de
weg naar het binnenland open. De eerste natuurlijke hindernis voorbij Luik was
de rivier de Gete, ten oosten van Tienen. Daar lagen duizenden Belgische
soldaten klaar om de Duitsers tegen te houden. De Belgen kwamen naar het front
met speciale soldatentreinen. Hier, in het stationnetje van Grimde, een paar
kilometer ten westen van de Gete, stapten ze uit. Op 18 augustus werden ze
aangevallen door de Duitsers later die dag werd er ook meer noordelijk
gevochten, in en rond Sint-Margriete-Houtem. Bij de gevechten in Grimde en Sint-Margriete-Houtem
kwamen meer dan 300 Belgen om het leven. Lang voor 1914 hadden stafofficieren
in alle legers minutieus berekend hoe lang het zou duren om honderdduizenden
soldaten met de trein naar het front te brengen. Zelfs een kleine hapering,
dachten ze, kon dramatische gevolgen hebben. Elke dag vertraging bij het afkondigen
van de mobilisatie, waarschuwde de Franse stafchef Joffre, betekent dat de
vijand 15 tot 25 kilometer verder doordringt op ons grondgebied. Na de oorlog
werd het station van Grimde gebruikt om munitie op te slaan. Op 21 maart 1919
ontspoorde vlakbij een goederentrein en ontplofte de munitie. Er vielen drie
doden, en alle huizen binnen een straal van 500 meter werden vernield of zwaar
beschadigd.
Een bordje
brengt ons tot bij de grote Kapel ten Steen. De deur staat uitnodigend open. Het mooie schilderij van de Proostbroeders hangt
hier te donker. Er hangen vele infoborden waarop we lezen dat deze kapel is
gebouwd langs de Romeinse heirbaan van Keulen naar Boulogne-sur-Mer. Ze maakte
deel uit van de leprozerie voor mannen buiten de Maastrichtse poort. Een
Benedictijnenmonnik-kluizenaar verzorgde er de zieken. De kapel werd toegewijd
aan de H. Maurus. Bedevaarders zetten een ijzeren kroon op om hoofdpijn en
kopzorgen te voorkomen en te genezen. Het gebedshuis werd ingewijd in 1331. In
de loop der volgende eeuwen onderging het verscheidene uitbreidingen. Er kwam
ook de Mariaverering bij en kreeg het bedevaartsoord zijn huidige naam. In 1699
kreeg de kapel haar huidige uitzicht. Dat is ook de datum die we aantreffen
boven de ingangspoort. Na de brand van 1755 herbouwde men de zuidelijke
zijbeuk. Het beeld van O.L.Vrouw is gehouwen uit steen van Euville (Franse
kalksteen).
Verder tot
knppnt 62. Een kwartier later belanden we bij de Begijnhofkerk van Tienen. Beter
gekend als de ruïne van de Paterskerk, de tweede oudste begijnhofkerk
van België. In 1245 was men begonnen aan de bouw van de kerk. De begijnhofsite
werd tijdens de luchtbombardementen in 1944 bijna volledig verwoest. Enkele
kloostergebouwen, het ziekenhof en de Paterskerk bleven gespaard. Op 22
september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De
ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark.
We moeten
knppnt 24 hebben maar die staat hier niet bij. We volgen even rechtdoor knppnt 13
langs de Bostsestraat tot over de N29. Hier
krijgen we terug knppnt 24. Eureka. Knppnt 24 brengt ons naar de Markt van
Tienen dat we even later bereiken. Op de klok is het 18:30u. We zijn in het
centrum van Tienen aan de Grote Nete. De stad ligt op een hoogte van 40
meter. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening was Tienen een marktdorp,
ontstaan langs de heirbaan Tongeren-Cassel. Begin 11de eeuw verwierf Tienen het
stadsrecht en omstreeks 1250 was het de hoofdplaats van een meierij. De
oprichting van drie suikerfabrieken in de 19de eeuw luidde een periode van
nieuwe welvaart in. We vinden paneel 21 op de Kalkmarkt naast de O.L.Vrouw-ten-Poelkerk. Bij de
vliegende madam. De tekst luidt: In de jaren na de Eerste Wereldoorlog
beleefde het zegevierende België een opstoot van vaderlandsliefde. De stad
Tienen wilde niet achterblijven en besloot met steun van de Belgische staat een
monument op te richten voor de Tiense gesneuvelden en gedeporteerden. Het
vergulde beeld van Nikè, de Griekse godin van de overwinning, rust op vier
stenen kanonslopen. Daarop staan in het Frans de namen van vier roemruchte
slagvelden: Luik,Halen, Sint-Margriete-Houtem en de IJzer. De gewone Tienenaar
was iets nuchterder: in de volksmond werd het beeld algauw de gouden madam of
zelfs de vliegende madam genoemd. Op 23 mei 1923 werd het monument plechtig
ingehuldigd in aanwezigheid van kroonprins Leopold, de latere koning Leopold
III. De directeur van de Tiense muziekacademie, Bernard Van Perck, componeerde
voor de gelegenheid twee cantates.
In het suikermuseum, op de Grote Markt, komt de hele
wereld van suiker aan bod. Het gebouw dateert van 1846. Achtereenvolgens werd
het Vredegerecht erin ondergebracht, het politiekantoor, de burelen van de
Burgerlijke Godshuizen en Octrooien. Maar ook was de Dienst voor openbare
Werken hier gehuisvest. Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van de Tiense
Suikerraffinaderij werd besloten een Suikermuseum op te richten in de stad. In
2002 werd het suikermuseum hier geopend. Op de Markt staat het monument ter
herdenking van de 75ste verjaardag van de Belgische
onafhankelijkheid. In de volksmond al vlug De Groene genoemd. Het monument is
van Jef Lambeaux en werd hier onthuld op 6 augustus 1905.
De O.L.Vrouw-ten-Poelkerk dank haar naam aan een legende
uit de 12de eeuw. Een eervol man zou zijn vermoord waarna zijn lijk in deze
poel werd geworpen. Daarop voorspelde een vrouw dat er uit de poel een tempel
zou oprijzen. Omdat sinds die dag heel wat mirakels aan de poel werden
toegeschreven, gaf de toenmalige hertog van Brabant Jan I de opdracht tot de
bouw van een kerk, ter verering van deze vrouw. Met de kerk wordt gestart op de
Grote Markt tussen 1358 en 1375. Rond 1470 is de kerk voltooid maar in de
eeuwen daarop werden herstellingen uitgevoerd. In 1635 leed de stad zwaar onder
een Frans-Hollandse aanval tegen de Spanjaarden. Na WOI werd de laatste hand
gelegd aan de kerk. In 1921 kon kardinaal Mercier de kerk inwijden.
Hier drinken we nog een laatste glas op een schaduwrijk
terrasje. Het is 19:00 uur. Links naast de kerk staan vijf zuilen met personen.
Dit monument herdenkt de inwoners van Tienen die zijn omgekomen of vermist in
de oorlog van 1830, WOI en WOII. De Lourdes grot is ook een bezienswaardigheid.
Het grotteke werd gebouwd in 1858 na de verschijning van O.L.Vrouw in
Lourdes. Een diepe grot met trapjes naar beneden. Veel plakketten met
huldebetuigingen aan Maria getuigt dat deze grot nog steeds een bijzonder
bedevaartsoord is.
Om terug
naar knppnt 8 te rijden volgen we eerst een stukje knppnt 26. Linksaf op de
aanlooproute tot bij het monument van het 22ste Linieregiment op de Kabbeekvest,
nabij de Sliksteenvest op de N3. Het laatste infobord verklaard: Dit monument
voor de gesneuvelden dateert uit 1923. Het was een privé-initiatief van de Amicale
des Anciens Combattants de Hauthem Sainte-Marguerite, een vriendenkring van
vooral Gentse oud-strijders van het 22ste Linieregiment de eenheid
die de zwaarste klappen kreeg tijdens de Slag van Sint-Margriete-Houtem, op 18
augustus 1914. Op de achterzijde worden alle gesneuvelden van dat regiment
opgelijst. Eigenlijk was het de bedoeling dat het monument op de militaire
begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem zou komen, maar daar stak de Nationale
Commissie voor Krijgsbegravingen een stokje voor. Dat had alles te maken met
twee bronzen platen die op het monument waren aangebracht. De ene beeldde de
Duitse inval in België af, de andere de Duitse gruweldaden tegen burgers. In de
broze jaren twintig lag dat politiek toch te gevoelig, zeker op een
begraafplaats waar toen nog Duitse soldaten lagen. Het monument kwam dan maar
hier, aan de Oplintersepoort. Toen de Duitsers in mei 1940 opnieuw het land
binnenvielen, haalden zij de bronzen platen weg. De plaat met de gruweldaden
werd gesmolten, de andere wordt bewaard in het depot van stadsmuseum Het
Toreke. Het monument was het werk van twee Gentse broers: Maximiliaan Le Roy
ontwierp de sokkel, zijn broer Hippolite de beeldengroep. Die stelt een gewonde
Belgische officier voor die een soldaat wijst waar de vijand zit. Opvallend
detail: de twee mannen dragen een lange wollen jas. Deze jassen maakten deel
uit van het officiële Belgische uniform bij het begin van de oorlog, ook al
waren ze veel te warm voor de hete augustusdagen van 1914.
We kijken
uit naar een knooppuntenbordje met het cijfer 8. Dat zien we niet. Kortbij
echter staat een wegwijzer naar St-Margriete-Houtem: 2 km. Ik moet ons Rina
niet overhalen om dit bord te volgen. Ze drukt nog een blokje meer op haar
e-fiets in en rijdt onvermoeid de laatste kilometers tot ons vertrekpunt. Ik
kan haast niet volgen. We zijn terug bij de auto om 20:00 uur. Nog een uur
rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Vrijdag 10
april 2015. Het is 14° Celsius als we om 09:45 uur vertrekken naar
Vlaams-Brabant. Om 11:00 uur parkeren we onze auto op de kleine parking bij het
kruispunt van de Bosstraat-Vernagelstraat, net buiten het centrum van Bertem.
Vanaf hier vertrekt de Bertemboswandeling van 7,2 kilometer. Bertembos is een
natuurgebied van ruim 200 hectare en wordt beheerd door het Agentschap voor
Natuur en Bos. Het infobord ter plaatse vermeld: -De 7,2 km lange wandeling
werd uitgestippeld in het gebied ten noorden van de Voervallei. Het landschap
is in dit deel van de Groene Gordel nooit eentonig. In de holle wegen geniet je
van de meest verscheiden begroeiing. De wandeling voert je ook door een deel
van het Bertembos en het Eikenbos, samen goed voor 155 ha groen. Aan de bosrand
strekken zich weilanden uit en vruchtbare akkers. En daarbij hoort natuurlijk
vaak een hoeve! De Bertemboshoeve of het Augustijnenhof is een mooie
vierkanthoeve met nog een paar goed bewaarde 18de-eeuwse gebouwen. Ze behoorden
toe aan de augustijnenpriorij van Terbank, die hier een stuk bos rooide.
We volgen
zeshoekige bordjes met Bertemboswandeling. We beginnen al vanaf het vertrek
te wandelen over een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Onze
kuiten worden onmiddellijk gewaar dat we klimmen. Een 200 meter verder gaan de
kasseien over in een grindpad. Boven ons een schitterende blauwe lucht. Op de
achtergrond lonkt het bos. De bomen zijn nog kaal maar als we dichterbij komen
zien we toch reeds de open gesprongen bladknopjes. Vandaag voorspellen ze
temperaturen tot 20° Celsius. Als deze temperaturen aanhouden staan binnen
enkele dagen alle bomen in blad. We stappen door een holle weg die begroeid is
met bomen en struiken. De wortels komen bloot te liggen door het spoelende regenwater.
De takken en twijgen boven ons zorgen voor schaduw. Dat maakt het voor het
moment nog fris. We zijn ondertussen ver weg van de straat. We horen geen
autos meer. Vanaf nu worden we prettig omringt door vogelgeluiden. Het is soms
uitkijken voor paardenuitwerpselen op ons pad. Als andere wandelaars ons
passeren wordt er oogcontact gemaakt en een goedendag gewenst. Leuk toch?
Stilaan
worden we geconfronteerd met de witte anemoon. Na een betonnen bunker hebben we
een reusachtig mooi zicht over een groene vallei. Schapen en koeien grazen in
de omringende weiden. Op de achtergrond bevindt zich het Eikenbos. De lucht is
vol vogelgeluiden. We horen de vink en verder weg doet een specht zijn best
tegen de stam van een boom. Ons Rina probeert meermaals een klein vogeltje te
fotograferen. Ze blijven niet lang genoeg stil zitten. Het is soms hopeloos ze
met de verrekijker te spotten. We kunnen toch genieten van de koolmees tussen de struiken. Hij is
duidelijk herkenbaar aan zijn zwarte kruin en gele borst. Ook de boomklever
laat zich zien. Het actieve vogeltje met een lengte ven 20 cm heeft een puntig
snaveltje. Als we lang genoeg stil staan wil het roodborstje zich ook vertonen.
Vele boomstammen zijn bedekt met klimop. Ik vindt het maar niets. Ik heb echter
gelezen dat het geen kwaad kan voor de boom. De klimop, het woord zegt het
zelf, wil slechts hogerop om ook te genieten van lucht en licht.
Als we links
afslaan, richting Eikenbos, hebben we een mooi uitzicht over de vallei. Het is
een schilderachtig plaatje, wat we nu zien. Deze weilanden liggen er nog
verlaten bij. De enkele kale bomen voor het bos hebben maretakken. De maretak
is een half parasiet die leeft op bomen. Het is afhankelijk voor zijn water en
zouten. Langs een tractorspoor bereiken we het Eikenbos. De naam zouden ze
beter veranderen in Beukenbos. Eik is soms ver te zoeken, maar het zicht is
betoverend. Een brede verharde dreef leidt ons door het dichte bos. We worden vergezelt
van vogelzang. We horen ze duidelijk dichtbij, maar hun schutskleur beschermt
hen. Alleen als ze bewegen verraden ze hun schuilplaats. Af en toe blijven we
hijgend staan. We zijn het klimmen en dalen niet gewoon. Vanaf hier ligt er een
groen en wit tapijt van anemonen. Soms afgewisseld met de gele anemoon of is
het de gewone speenkruid?. De witte bloempjes hebben zes à zeven
bloemblaadjes. De gele meeldraden wachten op insecten om het stuifmeel te
verspreiden. Tussen de bomen ligt gesnoeid hout. De dunne en dikke takken
worden netjes gesorteerd. Hier wordt duchtig werk geleverd. De dikste stammen
worden verwijderd, de rest blijft ter plekke als schuilplaats voor insecten.
Nog steeds horen we de specht op de achtergrond.
We komen bij
de speelweide t Vossenhol dat opgestart werd in 2012. Hier moeten we linksaf.
Er staan geen speeltoestellen. Men laat aan jong en oud over om creatief te
spelen. De heuvels hebben een doorloopkoker en een vossenhol. De picknicktafels
zijn op dit moment bezet door ouders met kleine kindjes. Achteraan zien we een
enorme schuilhut. Bij de halfronde amfitheater zetten we ons bovenaan om te
picknicken. Van al dat klimmen en dalen hebben we een reuze honger gekregen.
Beneden ons, in het midden, werd onlangs nog een vuurtje gestookt. De
achtergebleven as en houtskool ruiken nog na.
Een volgende
bolle kasseiweg leidt ons tot bij de radar van Belgocontrol, die gebouwd werd in
1985. De rood wit geschilderde radar staat hoog op zijn betonnen paddenstoel.
Hij draait constant in het rond. Zijn functie is er om te zorgen dat vliegtuigen
veilig kunnen landen en opstijgen op de nationale luchthaven van Zaventem.
Mocht deze radar door om het even wat uitvallen, dan wordt zijn functie
overgenomen door een verderop gebouwde tweede exemplaar. Bij de eerste is op
het gelijkvloers de administratie aangebouwd. Rondom rond werd een hoge
afspanning geplaatst met prikkeldraad. In de vier hoeken staan pilaren met
telkens drie cameras. Ons Rina vraagt zich af of hier een gezin woont. Ik kan
het mij niet voorstellen. Hier wonen met zon draaiend ding boven je hoofd? Wat
een lawaai moet dat hier niet zijn s nachts?
Op het
kruispunt van vier straten moeten we linksaf. Langs de tweede toren komen we
niet. We wandelen door de Hoge Veldbaan die eveneens in kasseien is aangelegd.
Terug door een holle weg. Tussen de wortels van de bomen bevinden zich diepe
zwarte gangen in de grond. Vogels, vlinders, vleermuizen en knaagdieren vinden
in de holle wegen voedsel en beschutting. We komen bij een volgende bunker. Bovenop
de bunker groeien bomen en struiken. De wortels omstrengelen de betonnen
constructie. De struiken zijn ideale schuilplaatsen voor de heggemus. De
zenuwachtige vogeltjes springen gedurig van tak naar tak. Ondertussen tjilpen
ze er duchtig op los. Een infobord aan de bunker geeft nuttige uitleg: Deze
gevechtsbunker maakt deel uit van de KW-linie, een verdedigingslinie die België
aan de vooravond van WOII bouwde om ons land te beschermen tegen een Duitse
inval. De KW-linie loopt vanaf het fort van Koningshooikt tot Waver en bestaat
uit meer dan 400 betonnen bunkers. Slechts een klein aantal van deze bunkers
werd tijdens de gevechten ook effectief gebruikt. Dankzij hun robuustheid
bleven de meeste bunkers bewaard. Ze zijn enerzijds interessant historisch
erfgoed, maar kunnen daarnaast een verrassende nieuwe bestemming krijgen. Deze
bunker is bijvoorbeeld ingericht als winterslaapplaats voor vleermuizen.
Vleermuizen slapen in de winter omdat ze dan weinig voedsel (insecten) vinden.
Tijdens de winterslaap draait het bioritme van vleermuizen op een laag pitje:
hun lichaamstemperatuur en hartslag zakken. Ze gebruiken hun vetreserves om de
winter door te komen. Om uitdroging te voorkomen moeten winterverblijfplaatsen
voldoende vochtig zijn. De temperatuur moet stabiel blijven tussen 2° en 10° C.
Er moet voldoende rust zijn zodat de dieren niet wakker worden tijdens hun
winterslaap. Daarom werd deze bunker afgesloten met een dubbele deur en werden
de schiet- en verluchtingsgaten dichtgemaakt. De buitendeur is een replica van
de originele deur, maar heeft een speciale invliegopening voor vleermuizen.
Na de holle
weg belanden we in het centrum van Bertem. Deze Vlaams-Brabantse gemeente ligt
in het Dijleland en heeft enkele mooie bezienswaardigheden en monumenten met
een verhaal. De Sint-Pieters-Bandenkerk is een oude romaanse kerk met een
opmerkelijk Mariabeeldje. De pastorie is opgetrokken in de stijl van Lodewijk de
XVI en het Sint-Medardushof heeft een legendarische pachthoeve van de 17de
eeuw. Het is hier vredig en stil in het dorp. We wandelen langs de gezellige
huisjes met kleurige voortuintjes. De struiken met de bekende gele bloemen, die
bloeien in menig tuintje, wordt het Chinees klokje genoemd. Elke soort grond
is geschikt voor deze plant. Een plek in de zon of lichte schaduw is voldoende.
Linksaf in de Weygenstraat waar we meteen het centrum verlaten. Onmiddellijk
worden we omringt door een landschap van akkers en weiden in een glooiend
landschap. Tot hiertoe werd de wandeling mooi aangegeven. Alle bordjes zijn
aanwezig. Op enkele zou een nieuwe sticker mogen. Ze zijn bijna verweert door
de zon. We naderen het Bertembos. Ooit vormde het Bertembos en het Eikenbos één
geheel. De naburige gemeenten rooiden eeuwen geleden de bomen. Het hout werd gebruikt
voor verwarming en meubels. De kale plekken
werden verbouwd ten behoeve van landbouw en veeteelt.
We wandelen
terug door een holle weg. Weer over kasseien die hier al heel, heel lang
geleden zijn aangelegd. Een holle weg heeft een microklimaat. Het is er wind luw
en schaduwrijk. Bij de splitsing houden we rechts. Nog steeds worden we
vergezeld van de witte en gele bosanemoon. We houden van het geluid die de specht
maakt als hij tegen een boomstam ramt. Deze vogel laat zich niet zien. Aan een
zijpad moeten we rechtdoor. Ons pad slingert zigzag tussen de bomen en is afgeboord
met witte anemonen. Een stil leven en een foto meer dan waard. Ons pad wordt
een zandweg dat spijtig genoeg stuk gereden is door een zware tractor met
oplegger. De bandensporen laten diepe afdrukken na die soms nog hemelwater bevatten.
Insecten dwarrelen rond de poel. In de schaduw van een bouwvallige barak
drinken we een slokje koffie. Rechtstaand bij gebrek aan zitbanken. We hebben
een pet op ons hoofd. Dat is geen luxe, maar broodnodig. Het is in de zon
warmer dan 20°. Toch genieten we volop van deze wandeling. Van de bloemen, de
vogels en het zicht op het glooiend landschap.
Bij de
volgende splitsing moeten we linksaf en duiken opnieuw het bos in. We blijven
staan en genieten van het gezang van de vogels. Tussen de bomen groeit opnieuw
rijkelijk de anemoon in het wit. Het lijkt alsof er een tapijt van sneeuw ligt.
Alleen het groen verraad het seizoen. Het is bijna onmogelijk om vogels te
spotten. Soms lijkt het of ze ons hoog in de bomen uitlachen. Kortbij zit een boomklever
op een dikke tak van een oude beuk. Ons Rina kan eindelijk een foto nemen van
de kleine vogel. Ik probeer hem met de verrekijker te spotten, maar tevergeefs.
Hij fladdert alweer verder. Het is hier sterk heuvelachtig. We voelen het in
onze kuiten. Onze koffie is bijna op. Het is warm en we zouden liever iets fris
op een terrasje drinken. Ook hier worden de stammen om woekert door klimop. Het
is ondertussen 13:30 uur geworden. Ons bospad is zwart door de bosgrond. Dennen
groeien hier niet. Ik mis ze nu niet. De eik en de beuk groeien als pilaren
recht omhoog. De kruin verroerd geen vin. Het is windstil. De oude eikenbomen
zijn op sterven na dood. Slechts de kruin wordt nog groen. De dikke takken op
ongeveer vier meter van de grond hebben reeds geen schors meer. Ze zijn dor en
afgebroken. Het lijkt alsof de beukenboom de eik verdringt. De heerser van het
bos. Een steile helling brengt ons tot in de vallei. Hier wil je niet wandelen
tijdens een regenbui. Als een waterval stort dan het water naar beneden. Kort
daarop maken we een steile klim naar boven. Daar moeten we even uitblazen. Mijn
conditie heeft ooit beter geweest. Weer hetzelfde scenario. De anemoon rondom
de beuk. Hier en daar een stil leven. Het is ogen strelend. Voor een kunstenaar
is dit hier een waar paradijs. Kon ik de vogelgeluiden vast leggen op doek. Het
zou het gat in de markt zijn. Toch?
voelen ons
alleen op de wandeling. Af en toe worden we gedwarst door een jong koppeltje.
Waar is de tijd dat we zelf ? Maar ik wordt nostalgisch. Op het eind van de
bosdreef komen we bij het boswachtershuisje van 1878. Het lijkt op een grote
kapel met zijn boogramen. Achteraan staat een moderne houten jachtchalet. Dit
is het hoogste punt van Bertem. We staan ongeveer 92,5 meter boven zeespiegel.
We zetten ons neer bij een picknicktafel. In de schaduw van de nabij gelegen
watertoren drinken we het laatste restje koffie op. De watertoren is gemetst in
rode baksteen en meet 32 meter in de hoogte. Met een opslagruimte van 750 m³
voorziet hij de omliggende gemeenten van gezuiverd water.
We moeten
verder rechtdoor wandelen. De watertoren laten we rechts liggen. Een eindje
verder vinden we een appelplantage. De laagstam fruitbomen bloemen nog niet.
Maar met deze temperaturen zal het niet lang meer duren. Een informatiebord
geeft ons enige uitleg over de aangeplante fruitbomen: Fruitbedrijf t
Hoogveld produceert op een milieuvriendelijke manier appelen en peren en
investeert in de aanleg van een nieuwe fruitplantage. Deze plantage is de
eerste in België van deze omvang met deze variëteit. Verder geeft het bord nog
enkele cijfers van gebruikte materialen: 1.460 houten palen, 24.000 m draad,
enzoverder. We moeten rechtsaf langs een smal pad. We houden het bos rechts
van ons en het weiland met jonge koeien links. Een langdurige afdaling met
zand, modder en boomwortels. De mooie vergezichten zijn verhuld in een wazige
mist. Na de afdaling rechtdoor over kasseien. We naderen de drukke baan en het
einde van de stilte. Na de dreef met gele bosanemoon komen we terug in de
werkelijkheid. Rechtsaf op de baan tot op de Oude Bosstraat. Linksaf door het
dorp met eveneens oude kasseiweggetjes. De oude waterpomp op het kleine
pleintje is overwoekert door klimop. Alleen aan de hendel is nog te zien dat
hier vroeger water uit de grond werd gepompt. Nog één steile klimming. We horen
de vink ijverig suskewieten. Om 15:15 uur zijn we terug bij de parking waar
onze auto trouw heeft gewacht. We rijden naar het centrum om iets te drinken.
We zijn uitgedroogd. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
We schrijven
7 april 2015. Een zonnige lentedag tijdens het paasverlof. De kleinkindjes,
Joey en Yuna zijn bij ons op bezoek. Het is reuze gezellig om in de tuin te
spelen, na zoveel maanden te moeten binnen zitten. Doch Joey surft graag op de
computer. Met bomma gaat hij na een tijdje terug naar binnen. Ik speel ondertussen
een gezelschapsspelletje met Yuna op de tuintafel. Een half uur later ben ik
toch nieuwsgierig wat er in de huiskamer gebeurt. Ik ga stilletjes kijken en
hoor Joey met bomma discuteren over voetbal. Over wat anders?
Ik speel
ondertussen verder met Yuna. Een tijdje later komen ze toch naar buiten met
enkele bladen papier. Bomma en ik hebben een spreekbeurt gemaakt. Wil je het
horen bompa?Uiteraard wil bompa dat.
Ze gaan op een afstand voor Yuna en mij staan. Joey leest van een blad papier een
tekst af, terwijl bomma af en toe een afgeprinte foto in de hoogte houdt: -- Onze spreekbeurt gaat over KRC Genk.
KRC Genk is
opgericht in 1923. Het stadion noemt De Cristal Arena. Bomma toont een
kleuren foto van het betreffende voetbalstadion. Er zijn 20.000 zitplaatsen
en 5.000 staanplaatsen. Een capaciteit van 25.000 toeschouwers. Geopend in 1999
en speelt in eerste klas, hun trainer is Alex McLeish. Hij was vroeger verdediger
bij Genk en is een Schotse coach. Dit is hun groepsfoto. Bomma toont nu een
groep voetballers net voor de match.
Enkele
spelers hurken voor hun ploegmakkers. Joey leest verder: - KRC Genk heeft al
vier keer de beker gewonnen, en drie keer de landstitel. De clubkleuren zijn
wit en blauw. Het thuistenue is blauw en wit en uit is zwart. Bomma toont de
laatste twee fotos van twee verschillende tenues. Dit was onze spreekbeurt
van bomma en Joey.
Yuna en ik geven
een daverend applaus. Iets voordragen is niet altijd evident. Voor Joey is dat
helemaal geen probleem. Dat hij voor deze ploeg gekozen heeft verwonderd mij
niet. Sinds VTM de reeks Spitsbroers uitzend is hij in de ban van Racing
Genk. Bomma vertelt mij later dat hij alles zelf heeft opgezocht en
neergeschreven. De fotos uitzoeken heeft hij ook alleen gedaan. Ze afdrukken
heeft bomma voor haar rekening genomen. Tot schrijfs.