Fietsknooppunten:
89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km
Woensdag 17
september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind.
De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag
zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we
vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk
van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is
het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het
monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen
aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het
altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de
kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we
door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen
met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast
het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het
plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant
op. We maken een praatje. Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een
kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als
monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en
uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl. We verlaten samen
de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.
Ons eerste
infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: De
eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914,
enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs
controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden
23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op
in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven
maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later
kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek zichtbaar zenuwachtig, want
aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de
kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De
volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van
daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit
naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas
maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars
stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis. De list van de luitenant. Toen
een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de
kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De
ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan
en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één
derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden
er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten. Zeven anderen werden daadwerkelijk
geëxecuteerd. Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste
oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met
voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze
hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de
Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De
pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten.
Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd
opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14
november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode.
Op de
begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument
is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de
kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden
gefusilleerd. Een zerk vermeld: Doodgemarteld in Roeselare. Enkele grafzerken
van WOII.
Het stenen
kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een
half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg
ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de
parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele
maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We
wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten
klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid
staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of Moedermeule werd
omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd.
De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast
voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming
langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op.
Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een
appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met
trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.
We rijden
terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor
het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven
silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de
Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds
getroffen en stuiken neer. Het infobord
tegen de gevel verklaard: Op deze plaats werden op 20 augustus
1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten
terechtgesteld. Een
arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst.
Voorbij het
dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan
leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk
vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit
voorzorg haar fietshelm. Bij elke
dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met Verboden toegang, privaat
domein. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten
ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is
uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het
Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile
klimming die we als echte veteranen te voet afleggen. De tekst is in het Frans. Achter het
memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: Ter herinnering aan
de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de
heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen
van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars,
laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914.
Mogen zij rusten in vrede.
Hier vinden
we info 4: In koelen bloede gefusilleerd. Op deze plek toen nog
een weide werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig
onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig
anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het
stadscentrum. Een foto
boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij
bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen
vervolgens: Om elf uur s avonds werd een groep van tientallen
gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op
de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen
van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een
slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten.
Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de
beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in
een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de
executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het
overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt.
Schuin
achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in
1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens
vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat Christus op de
koude steen, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte
toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het
standbeeld van de Mijmering, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk
van G. Wouters. Een bordje verklaart: 19 en 20 augustus 1914. Wij
hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet.
We rijden
verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de
beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel houden we halt. De Ommegangkapel Weg om is een
Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: Hersteld in 1989. Ze is echter
ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en
muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de
maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het
begijnhof staan de gerestaureerde s Hertogenmolens over de Demer. Via een
waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier
verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie.
Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie,
feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar
is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel
ijzerzandsteen gebruikt.
Aarschot is
één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die
bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel
België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We
stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de
bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door
Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797.
In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond
de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de
inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans
wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven
elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het
Begijntje. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit.
Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende
bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de
herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge
toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo
geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: Vereerd meer dan 300
jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912. Het tweede steentje vermeld: In
den Demer teruggevonden werd het door t Aarschotsch volk in eere hersteld op
28 april 1912. De kapel
wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.
Tussen het
begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger
de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een
kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens
WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de
Waffen-SS er zijn intrek. In dat jaar
bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het
heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot
een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van De Magister in de
voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.
Bij de O.L.Vrouwekerk
van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de
ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van
de foto luidt: Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een
brandstapel gebouwd. We
lezen verder: Kazerne, stal en gevangenis. De
O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van
Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de
Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken
opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de
kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als
paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen:
iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw
zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als
bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest,
vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog
honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun
huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind. Een Belgische soldaat schreef in
zijn dagboek: Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en
vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie
weken geleden waren opgesloten. Ze
waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood
en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig.
De O.L.Vrouwekerk
is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd
pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren
is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572
de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in
de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts
naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard,
de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor
van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een
plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de
kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de
hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.
In het
stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster
dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning
worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk
zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben
gezeten. Het
Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc
Blickx, onthuld op 15 augustus 1949. Ook
hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende
herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J.
Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn
geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort,
gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan
linksaf. De oude Waterpomp op het plein
is een armpomp van 1776 met een Kasseistamper uit de 20ste eeuw. Kasseistamper
is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote
monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele
huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl
heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als
titel: De
lont in het kruitvat. In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat
woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de
Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste
akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de
ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun
bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester
Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon.
Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er
in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu
weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen
soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende
burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners
naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er
werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen
mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de
slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige
zoon Louis. Een getuige van 13 jaar vermeldt: De
soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden
doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs
de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. Nu gaan wij jullie
in die brandende huizen duwen, riepen ze. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na.
Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek
staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide
wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de
arduinen muur gebeiteld.
Het is vrij
rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen
zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De
parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen
met trapgevels. Op de hoek staat
het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de
bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland
Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild
van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De
toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang
zit een beetje onder het straatniveau.
Voorbij het
moderne glazen stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en
gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring
hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden
uiteraard. De jonge en de vis wordt Demerdromen genoemd, een beeld van M.
Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van
de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen
steen staat de tekst: Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27
augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van
zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer.
We komen
terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken
op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.
Met de
fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat
naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker.
De Orleanstoren op
de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens
de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend
neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar,
noemde deze plaats Bekaf. Julius was gevleid door de mooie woorden en
beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren
welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op
enkele fotos was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten
kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog
de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen
de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun
angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot
bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen
herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: Aan
Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 18.
Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op
18 oktober 1943. Het
standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we
omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude
kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek
bloemen.
We rijden
naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de
begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld
oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: Aarschot
dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914
1918. Verderop is paneel
nr 1: Hier,
op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen
slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren
en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar
liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort
maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in
de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers,
maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet
minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg
en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord. De meeste doden werden eind 1914 opgegraven
waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers dikwijls
bemiddelde, Franstalige notabelen liggen elders op deze begraafplaats in een
familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie,
het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen nu niet langer te zien met
het opschrift: laffelijk vermoord door de Duitsers werd in 1940 door de
familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België
binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe
represailles.
Tegen de
muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het
Sancta Maria instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de
grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in
2003.
De molen is
totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs
geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het
reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al
jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking
groeit het onkruid een meter hoog.
Opdat we een
kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar
de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha
groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het Grotteke van
Meetshoven werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken
laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de
grot staat de Calvarieberg. Dankbetuigingen
werden tegen de grot bevestigt: Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze
Lieve Vrouw
om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan
verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In
deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en
grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op.
Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een
klein stuk terug en volgen knppnt 10.
Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de
Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen.
Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij
knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord
heeft men fotos geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een
jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die
kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de
rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten
brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar. Bij taverne Torenhoven stappen we van onze
fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de
Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: Toren
ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de
eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de
heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem.
De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een
wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De
toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar
via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de
oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen
dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse
renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij De
Toren. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 1939 bier
gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel
Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument
sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is
genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar.
Om 18:15u
rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier
en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een
eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt.
De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter
geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen
Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een
kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide
school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene
bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We
trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar de St-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van
lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we
infopaneel nr 7 en lezen we: Je
staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide
wereldoorlogen. Elk dorp in de
wijde omgeving heeft zon monument, en daar is een reden voor: de dorpen van
het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19
augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en
vermoordden twee inwoners onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich
uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers
opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in
de flank had aangevallen. Twee
dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen,
vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten.
Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland
werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de
kapel. De
gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: Op
donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn
huis naar de kerk gejaagd. Mijn noenmaal
was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus s morgens ten
4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist
het! Over de gijzeling in de kerk, vertelden
pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: Tegen
de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode,
Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man
(waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van
donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier
geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en
sloegen. Op het bord staat een oude foto
afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: Aan
de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg.
Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het
Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost
zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een
replica.
Op de herdenkingszuil
staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de
zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de
namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten
Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet
onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van
O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die
prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden.
Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden
een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen
heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de
kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op
transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van
de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers
van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland
en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de
zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden
in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van
Munster. De foto
onderaan toont een grafzerk: Het lijkt een grafsteen, maar er ligt
niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van
Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster. In het kamp van Munster werden
meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De
gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en
uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet
levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en
ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde
Wezemaalnaars. We lezen: Den eersten nacht meenden wij dat er
niemand van ons s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten
werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals
hier de mussen geschoten worden. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee
gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van
Munster: We werden door de soldaten in een grote donkere
paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake.
We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half
ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd
rondgejaagd. Maar t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren
binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en
stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen.
Het laatste
stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en
geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van
voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote
appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de
donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden
te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot
schrijfs.




|