Dinsdag 19 mei
2015. Licht bewolkt en zonnig maar frisjes met een temperatuur van 10° C. Na
het ontbijt gaan we een kleine Middeleeuwse begraafplaats bezoeken. In eerste
instantie willen we dat te voet doen, maar er zijn geen voet- offietspaden. Door de steile smalle bochtige
straat razen de auto's in beide richtingen. Ze denken er gewoon niet aan dat er
nog wandelaars bestaan. Bon, we rijden met de auto een stuk bergop en merken
rechts van ons enkele oude kapelletjes langs de weg. Op een parkeerplaats stal
ik de auto. Bomma wandelt een stuk terug naar beneden om foto's te nemen. De
kapellen hebben geen heiligenbeelden maar een gedenksteen. De tekst erop is in
een Duits dialect gegraveerd. Een verweert reliëf toont enkele personen. Het is
mij echter onduidelijk wat ze moeten uitbeelden. In tweede versnelling rijden
we daarna verder de steile heuvel op die slingert langs nog verschillende
wegkapellen. Het uitzicht is adembenemend. Groene weiden met als achtergrond
bossen. Onderweg nog meer kapelletjes met gedenkstenen. Ze staan op een grote
afstand van elkaar tot bij de begraafplaats met de grote Loch-kapel. De
kapellen stammen nog uit de tijd dat de bedevaarders vanaf de parochiekerk
langs deze monumenten wandelden zodat ze geknield een rozenkrans konden bidden
tot bij de middeleeuwse begraafplaats waar wij naar toe rijden.
Te voet
wandelen we door de Lindenlaan tot bij de smeedijzeren poort die toegang geeft
tot de oude begraafplaats. In de herfst van 1782 plantte Nicolas Mertens hier
vier lindenbomen in de dreef waar reeds twee majestueuze linden groeiden. Hier
op deze hoogte staat een strakke wind. Het uitzicht is magnifiek en maakt de
beklimming de moeite waard. De Loch-kapel is afgesloten. Twee ovalen
'tochtgaten', met metalen raster, geven de kans even binnen te gluren. Houten
zitbanken staan tegen de muren. Drie kruisen op ware grote staan vooraan, bij
het altaar, met in het midden Jezus. De twee moordenaars zijn met touwen
vastgebonden aan het kruis. De glas-in-loodramen geven voldoende licht. Rondom
de kapel ligt de Middeleeuwse begraafplaats. De oudste zerken zijn tegen de
muur bevestigd. Het opschrift is nauwelijks leesbaar. Opzij van de inkom bevind
zich het 'praalgraf' van de familie Schoeters. Een heel voorname familie.
Tussen derecente graven zijn meerdere
zerken met de naam Schoeters. De meeste opschriften zijn in Duits opgesteld.
Een infobord vertelt de geschiedenis van de Loch-kapel: -Volgens de legende
ontstond de Loch-kapel als volgt: Anna-Maria, een oude alleenstaande vrouw,
begaf zich, kort voor haar dood naar de slotheer van Esch-sur Sûre, en sloot
een overeenkomst met hem volgens welke al haar bezittingen (een klein huis, een
klein vermogen in geld en twee geiten) na haar dood verkocht zou worden en het
op die manier bekomen geld besteed zou worden aan de bouw van een kapel op het
'Loch', waar het beeld van de heilige maagd vereerd werd. De op te richten
kapel moest de naam St-Anna krijgen. Verder moest het beeld van de patrones
boven het portaal worden aangebracht. De slotheer liet de twee geiten
onmiddellijk in pacht geven. Na de dood van de vrouw werden de geiten, die nu
een kudde van 300 stuks vormden, bij opbod verkocht. De slotheer en de
welgestelde burgers van Esch legden nog wat geld bij zodat de kapel gebouwd kon
worden. In deze kapel wordt sinds 1775 een stukje van het Heilig Kruis bewaard,
een geschenk van de uit Sollen afkomstige biechtvader van de Oostenrijkse
koningin Maria-Theresia en haar dochter Marie-Antoinette, de latere koningin
van Frankrijk. Om die reden veranderde de kapel op 8 mei 1780 van naam:
voortaan werd ze de Heilige-kruiskapel genoemd. Ze blijft echter bekend onder
de naam Loch-kapel (Christus aan het kruis met de 2 moordenaars uit lindenhout
op ware grote) behoort tot de belangrijkste van het Luxemburgs
cultuurpatrimonium.
Lucy, onze
GPS, brengt ons vervolgens naar Heiderscheid, een gemeente van Diekirch.
Slechts 8,1km rijden van Esch-sur-Sûre. Het gebied kent beboste rivierdalen die
afgewisseld worden door open landbouwgronden en kleine dorpjes. De kerk van
Heiderscheid is prachtig. Een kleurige parochiekerk met prachtige heiligen
beelden zoals de H. Aloys en H. Klara. De glas-in-loodramen zijn geschonken
door welstellende families. Enkele boerderijen in dit dorpje zijn sinds 1998
beschermde monumenten.
Op de terugweg
houden we halt in Heiderscheidergrund voor een bezoek aan een oude kapel bij
camping 'High Chaparal' naast de Sûre. Er zijn wegenwerken aan de gang. Hier
ook al? We moeten dus omrijden. Bij een grote taveerne met souvenirwinkel
kunnen we onze auto kwijt. Het etablissement is gesloten, blijkbaar heeft hij
een sluitingsdag. Het moeilijkste steile stuk doen we te voet. De kapel van
St-Kunigonde, uitgebeeld boven de ingangspoort, heeft een achthoekige vorm en
wordt door de plaatselijke bewoners 'de inktpot' genoemd. De kapel is niet te
bezichtigen, misschien door de wegenwerken? Een infobord geeft uitleg: De
kapel werd in 1850 onder pastoor J. Math. Schmit gebouwd en is daarmee de
oudste kerk van Luxemburg. Ze werd opgedragen aan de heilige Kunigonde. Men kon
niet achterhalen of deze in Luxemburg enige en unieke, achthoekige gewijde
plaats door een architect ontworpen werd of gewoon door de bouwondernemer op
deze wijze geconcipieerd werd. Pastoor Schmit had het geld ingezameld door
schenkingen van vrijwilligers uit de naburige dorpen en steden. De inwoners van
Heiderscheidergrund waren zo arm dat de staatskas de bouw van de school
volledig voor haar rekening moest nemen en nog moest bijspringen voor het
bekostigen van de bouw van de kapel. Heiderscheidergrund stond destijds bekend
als een bedelaarsnest. Het golvende dak van de kapel wordt door een
gelijklopende fries gescheiden van het eigenlijke bouwwerk, dat door een
doorlopende, sterk benadrukte lijst in twee helften wordt verdeeld. In de
bovenste helft bevinden zich kleine, dakraamachtige, drieledige vensters. Boven
het portaal staat een stenen standbeeld van de heilige Kunigonde, terwijl een houten
beeld op het hoofdaltaar naar de patrones verwijst. De patrones van de kerk is
eveneens te zien in een venster, trots toont zij de Kaunfunger abdijkerk.
Om 12:00 uur
bevinden we ons bij het stuwmeer en de toeristische dienst. Normaal sluit de
zaak tijdens de middag. We mogen toch binnen. Met een handvol folders staan we
even later terug buiten. Het is bijna 13:30 uur als we vertrekken voor een
bergwandeling rond Esch-sur-Sûre. Een wandeling van circa 4km. Het lijkt ons
voldoende voor een panoramawandeling met vergezichten. De bossen rondom het
dorpje nodigen uit voor een uitdagende wandeling. De lucht is helemaal
overtrokken. Het is bijlange niet zo'n mooi weer als gisteren. Hopelijk houden
we het droog. Het begint even verder te miezeren. Echter niet voor lang, de
wind waait de bui snel over. We moeten naar het bus depot waar wandeling 'A'
vertrekt. Het is onmiddellijk klimmen in het heuvelachtige landschap en we
worden meteen opgeslokt door een uitgestrekt loofbos. Voetje voor voetje
stappen we de berg op langs een smal pad. Traag komen we ook vooruit en
genieten des te meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We houden
regelmatig halt om op adem te komen. Puffen en hijgen. We moeten vaak over de
wortels van de bomen stappen. Door de regen komen deze bloot te liggen. Dat is
dan weer gevaarlijk voor de onoplettende wandelaar. Als je hier of hoger
verkeerd valt, donder je met je klikken en klakken langs de steile afgrond naar
beneden. De berm naast ons pad is begroeid met witte en gele bloemen. Tussen
het bladerdek vangen we een glimp op van het kleine stadje Esch dat bijna gans
omringt wordt door het riviertje de Sûre. De gele brem bloeit hier weelderig.
Er werden op regelmatige afstand zitbanken geplaatst langs ons pad. We maken er
dankbaar gebruik van om even uit te blazen. Luxemburg herbergt weelderige
natuur, oude kastelen en schilderachtige dorpjes zoals hier in Esch-sur-Sûre.
Op enkele plaatsen, waar geen bomen staan, kunnen we genieten van de zon. Er is
geen wind en we voelen de warme zonnestralen op ons gezicht branden. Tijd om
even te genieten van een mooi uitzicht op de ruïne van het kasteel. We laten
onze fantasie de vrije loop bij het zien van de machtige middeleeuwse burcht.
Een heerlijk landschap om bij weg te dromen. Bijzondere planten groeien en
bloeien op de kleurrijke bermen. We vinden regelmatig de wilde orchidee. We
blijven steeds klimmen. We zijn nog niet op het hoogste punt. Diep beneden ons
horen we de rivier stromen. Dennenappels liggen op ons pad. Boven ons een
gebied met dennenbomen. De stammen groeien loodrecht de hoogte in. Zonnestralen
bereiken ons niet door de dichte kruin van dennennaalden.
Als we het
hoogste punt bereikt hebben houden we nogmaals halt om uit te blazen. We
bevinden ons even in een stiltegebied waar slechts natuurgeluiden overheersen.
Hier komen we helemaal tot rust en moeten we geen moeite doen om de ruisende
bomen of fluitende vogels te horen. Ik sluit de ogen en probeer het geluid te
combineren met beelden van enkele vogels. Daarna dalen we stap voor stap af.
Voetje voor voetje. Als één van ons z'n enkel verzwikt weten we niet hoe het
verder moet. We zien nu het dorp van de andere zijde. De weg naar beneden is
iets gemakkelijker dan klimmen. Vanaf nu staan er geen rustbanken meer. We
blijven slechts staan om van het uitzicht te genieten. Groots en wild spreidt
de natuur zich uit voor ons. Verschillende vogels spelen hier de hoofdrol. In
verschillende kleuren en grootte. Rechts, hogerop, probeer ik wild te spotten.
Tevergeefs echter. Als er wild is hebben ze ons al eerder gezien en hebben ze
zich uit de voeten gemaakt. Tussen de wortels van de bomen en de spleten in de
rotsen zien we gegraven gangen van dieren die dieper, heuvel op, hun
schuilplaats hebben. Waarschijnlijk van nachtdieren. We blijven afdalen,
omringt door bos en prachtige lentebloemen. De dennen hebben we achter ons
gelaten. Het traject is zonder meer lovenswaardig. De rotsen bestaan
grotendeels uit leisteen. Ook ons pad ligt geplaveid met schilfers van de
rotsen. De wortels van de bomen groeien tussen de spleten en kieren in de
rotsen. Ze verpulveren de steen die dan naar beneden valt op het bospad.
Alhoewel de streek op toerisme mikt, komen we op ons pad niemand tegen. We
hebben het rijk voor ons alleen.
Even verder
werd tegen de rotswand een muur van zes meter breed in leisteen opgetrokken.
Als ik links naar beneden kijk begrijp ik waarom. Beneden ons zijn enkele
woningen opgetrokken. Toen de eigenaars last kregen van vallende stenen werd
dezemuur van leisteen gebouwd. Een
kleine vervallen stal trekt onze aandacht. De deur staat open en we hebben
zicht op een oude vuile matras op de grond, een tafel met beschimmelde
etensresten en een krammikkige stoel. Het raam naast de deur bezit geen glas.
Het dak bestaat uit, hoe kan het anders, leisteen. Wie wil hier in godsnaam
wonen? De bebouwing neemt toe, we naderen het einde van onze wandeling aan de
andere kant van het dorp. Terug even klimmen en na de idyllische brug over de
Sûre staan we weer voor ons hotel. Die avond gaan we in het hotel absoluut het
restaurant uittesten. Een keuze maken uit de menukaart blijkt echter niet
evident. De uitgebreide wijnkaart toont wijnen uit verschillende landen. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Maandag 18 mei
2015. In de voormiddag rijden we richting zuidoosten, naar Groothertogdom
Luxemburg. In 1839, bij het Verdrag van Londen, werd Luxemburg voor de
zoveelste maal opgesplitst en verloor het meer dan de helft van zijn
grondgebied aan het nieuwe België. Het overige deel bleef onder het bewind van
de Nederlandse koning Willem III. In 1867, nog een Verdrag van Londen, werd
Luxemburg onafhankelijk, hoewel het nog met Nederland verenigd bleef. Na het
overlijden van Willem III, in 1890, werd Wilhelmina koningin van Nederland.
Luxemburg wordt het enige land in de wereld dat een groothertogdom als
staatshoofd bezit.
Om 12:20u, na
ongeveer 2u16, of 223km rijden, zijn we in Esch-sur-Sûre, in het klein dorpje
van Diekirch. In het Duits: Esch-Sauer. De gemeente heeft een totale
oppervlakte van 51,25 km² en is gelegen aan de Sûre. Nabij de plaats is een
groot stuwmeer in deze rivier aangelegd. Toerisme is een belangrijke bron van
inkomsten voor het dorp. Op een hoogte staat een kasteelruïne uit de 10de eeuw
met een panoramisch uitzicht over Esch-sur-Sûre en de gelijknamige rivier. Het
water is er ijskoud, zelfs in de zomer: het is het onderwater van het hoger gelegen
stuwmeer van 380 ha. Men kan beter in het stuwmeer zwemmen, want het is ook
gelijk een recreatieoord waar men kan duiken, zwemmen, kanoën, vissen en nog
veel meer.
Esch-sur-Sûre
ligt op een hoogte van 280 meter. Met de auto moeten we een steile helling op
tot bij 'Hotel De La Sûre'. Volgens de folder het 'eerste boek-hotel' van
Luxemburg. En inderdaad, we vinden hier bijna in elke hoek van het hotel
boeken. In alle talen en formaten. Bij de receptie worden we in de Engelse taal
begroet en krijgen we uitleg over de kamer, ontbijt en diner. We kunnen reeds
beschikken over onze kamer. Normaal is de check-in om 14:00 uur. Vlakbij het
hotel kunnen we niet parkeren. Het is uitladen en naar beneden rijden tot naast
de Sûre. Plaats genoeg. Onze hotelkamer is op het tweede verdiep. Een draaitrap
brengt ons naar de Fischermans room, kamer negen. We worden prettig verrast
door de inrichting. Alles wat maar met vis te maken heeft wordt hier
tentoongesteld. Kaders tegen de muren met vissersbootjes. Een miniatuurzeilboot
en -vuurtoren voor de vensterramen. Een uitgeschoven vis stok tegen de schuine
muren van de zoldering. Een kleurrijk visnet met plastieken vissen, dobbers en
reddingsboeien. Het is een grote kamer met naast het bed een kleerkast. Ervoor
staan twee relaxzetels, een bureau en TV. Als verrassing werd een fles bubbels
geschonken. Dat is voor straks. De badkamer heeft een dubbele douche met
'Hamam'. Een wastafel en uiteraard een toilet.
Bij een zachte
temperatuur van 16° Celsius wandelen naar het middeleeuws kasteel van het
dorpje. Op de hoek van de Rue du Pont vinden we het pestkruis van 1636.
Traditioneel werd hier op de tweede zondag voor Pasen een bedevaart gehouden.
Men vertrok aan de parochiekerk en aan het pestkruis werd een korte
plechtigheid gehouden waarbij de rozenkrans werd gebeden. Eerst een steile
afdaling tot bij de auto om de wandelschoenen aan te trekken. Vanaf hier gaat
het terug gestaag de hoogte in. Voor de kerk is een kapel gebouwd. De
Mariakapel is aan de buitenzijde niet versiert zoals bij ons in België. De
dubbele deur is op slot. Door het traliewerk zien we het sobere interieur. Een
groot Mariabeeld met achteraan Jezus aan het kruis. Maria wordt geflankeerd
door plastieken bloemen. Vervolgens komen we bij de parochiekerk van 1806. Naast
de ingang werd het monument ingemetst voor de gesneuvelden van de Tweede
Wereldoorlog. Onderaan bevind zich een bronzen herdenkingsplaat van 1715. Vanaf
hier beginnen de trappen naar boven. Af en toe moeten we blijven staan om terug
op adem te komen. We zijn de bergenwandelingen niet gewoon.
Steeds kijken
we naar ons eindpunt en proberen de afstand in te schatten. De vlag op de
uitkijktoren wappert uitnodigend. Af en toe moeten we over rotsformatie
stappen. Dan bereiken we de boogpoort met grote kapel van het voormalige
kasteel. Gebouwd in leisteen. De dubbel rood geverfde deur is afgesloten. Dan
zijn we bij de ruïne zelf. Het kasteel dateert van 744, zoals een eigendomsakte
uit de 8ste eeuw aantoont. Uiteraard is daar niets meer van te zien. Op 03/06/927
verwerven Maingaud en zijn vrouw Hiltrude van de abdij van Stavelot de gronden
met zijn 146 inwoners met het oog op de bouw van een versterkt kasteel. De
kerkers zijn gereconstrueerd, maar afgesloten mettraliewerk. Nergens vinden we infoborden. Een
folder van het Toerisme bureau vermeld vijf sites. De toegang die we net
onderdoor zijn, de stallen, de werd (wat dat dan ook mag zijn?), het paleis en
de donjon. Het is raden in welke zaal we staan, of welke zaal hier ooit geweest
is. We bevinden ons ter hoogte van de spitse kerktoren van Esch, maar we moeten
nog hoger. Tijdens de periode van de 'Dynasten', van de 10de tot en met de 12de
eeuw, wordt de vierkante slottoren gebouwd. Gelijk met enkele bijgebouwen en
het paleis. In de volgende eeuwen breidt het kasteel verder uit. De westelijke
en oostelijke woningen worden gebouwd, alsook de kapel, de stallingen en de
paardenstallen. Het zijn prachtige vergezichten vanop de ruïne. Heel veel
loofbomen, met tussenin de dennenbomen. Een school bezoekt eveneens de
kasteelruïne. De jeugd vliegt als het ware de steile hellingen op. Ondertussen
snel door elkaar pratend in het Frans. Na enkele minuten is het terug stil. De
jonge bezoekers zijn terug weg. Aan de andere zijde hebben we een panoramazicht
op het dorpje Esch-sur-Sûre en de oude brug over de stromende rivier. Van
hieruit is duidelijk te zien dat de oudste huisjes rond de kerk gebouwd werden.
Meer naar de rivier toe worden ze jonger en moderner tot zelfs mooie villa's.
De straten zijn smal en in één richting berijdbaar.
In de hoge
vierkante toren vinden we een open haard. Hier bevond zich hoogstwaarschijnlijk
de smidse van het kasteel. Een half ronde toren werd tegen de grote toren
aangebouwd en fungeerde als schouw. De muren van de ruïne zijn meer dan één meter
dik. Tijdens de volgende periode, in de 15de-16de eeuw, werd ten gevolge van
het buskruit (1413) en vooral onder het regime van de machtige leenheren van
Cronenburg en Rodermacher, de versterkingen aan de randen verwezenlijkt. Zo
werden de omgevingsmuren, alsook de versterkte torens gebouwd. Het gaat hierbij
vooral om de westelijke verdedigingstoren, dichtbij de Sûre, en de
zuidoostelijke ronde toren. De grote opening aan de achterkant van de toren,
die nog goed zichtbaar is, had toentertijd strategische redenen. In geval van
een inname van die toren door een eventuele aanvaller, stond die opening aan de
kant van het kasteel toe om de toren te controleren en in voorkomend geval om
te kunnen schieten op de toren om zich te kunnen verdedigen. Deze toren is van
hieruit niet bereikbaar.
Vanaf de 16de
eeuw begint de periode van verval. Ook al werd het kasteel van Esch-sur-Sûre
niet officieel ontmanteld, toch hebben de inwoners van het dorp de stenen van
de constructies weggehaald om ze te gebruiken in hun eigen woningen in het
dorp. Tot 1891 werden de bouwvallige gebouwen nog bewoond door 14 verschillende
eigenaren. Twee jaar later werd de Luxemburgse staat eigenaar en werden de
huiseigenaars verdreven. In september 1902 heeft een Egyptenaar de ruïne van het
kasteel voor 1.000 franken van de staat gekocht. Hij nam een architect onder de
arm om de ruïne te restaureren. Ondanks de wederopbouw van de kapel en de vele
reconstructiewerken worden de werken in 1907 stopgezet, waarschijnlijk omwille
van financiële redenen.
Langs dezelfde
weg terug naar beneden. Dat gaat iets sneller en gemakkelijker. Aan de kerk van
Esch probeert bomma de deur te openen. We kunnen toch binnen in de kerk. De
muren zijn in eenlichte kleur
geschilderd. De preekstoel en de zitbanken zijn dan weer in een donkere
houtsoort. Heiligenbeelden werden naast de inkom tentoongesteld achter
traliewerk. De preekstoel is bouwvallig en niet aan te raden om te beklimmen.
Boven de toegang bevind zich het orgel. Het altaar van imitatiemarmer bezit verschillende
beelden rondom Moeder Maria. Alle ramen zijn in loodglas. Terug buiten wandelen
we richting de Sûre, heuvel af, richting uitkijktoren. Tussen twee restaurants
brengen trapjes ons naar boven. We moeten regelmatig blijven staan om op adem
te komen. Maar we zijn niet alleen. Enkele meters voor ons klimt een man naar
boven en blijft ook regelmatig staan. Als we boven komen rust hij uit op een
zitbank. Hij maakt plaats en we nemen dankbaar naast hem plaats. Het komt tot
een gesprek. Hij is eveneens van Vlaanderen afkomstig. We praten nog een hele
tijd samen over koetjes en kalfjes en dan gaan we verder naar boven. Het is
echter nog maar een paar meter tot bij het grote standbeeld van Maria. Dan naar
de uitkijktoren met de vlag van Luxemburg, waar we een mooi uitzicht hebben
over de streek.
De tocht naar
beneden gaat iets gemakkelijker. Daar nemen we afscheid. Zijn echtgenote zit op
hetterras van het hotel. Wegens
gezondheidsredenen was ze niet mee naar boven gegaan. Haar man was blij dat wij
hem gezelschap gehouden hadden. Alleen is maar alleen. Langs het stadhuis van
Esch wandelen we langs de Sûre tot bij de derde uitkijktoren. Deze is echter
niet open voor het publiek. Een hotel-restaurant is er aangebouwd.
Waarschijnlijk wordt de toren gebruikt als stalling.
Om 16:00 uur wandelen we terug naar ons hotel. We
zetten ons neer op het panoramisch terras. Van al dat klimmen hebben we dorst
gekregen. Het is er zonnig, maar winderig. We genieten van een frisse
'Diekirch' met zicht op de beboste bergen. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs.
Fietsknooppunten:
13-14-*-85-*-79-74-73-*-38-37-36-*-35-32-*-33-34-12-77-13. De sterretjes staan
symbool voor een afwijking naar een klaproosveld.
Afstand: 43
kilometer.
De klaproos of
papaver, waaruit opium gewonnen wordt, is een sierplant. De meest voorkomende
in ons land is de 'bleke klaproos'. De rode klaproos komt voor op droge
zanderige grond. De zaadjes behouden onder de grond heel lang hun kiemkracht,
zodat ze, soms na jaren, terug ontkiemen wanneer ze aan de oppervlakte komen.
De klaproos werd het symbool van de Eerste Wereldoorlog omdat ze als enige
bloem of plant op de slagvelden groeiden in Vlaanderen. De klaproos wordt
eveneens in kransen verwerkt en plechtig neergelegd bij monumenten. Het
agentschap voor Natuur en bos, simpelweg ANB, zaaide dit voorjaar verschillende
klaproosvelden in over de vijf Vlaamse provincies. Hiermee wil men de link
leggen tussen natuur en oorlog. Via de bekende fietsknooppunten worden in
Antwerpen-Noord de fietsers, via kleine vierkante klaproosbordjes, van het
fietsnetwerk omgeleid naar een ANB klaproosveld. De papaver bloeit vanaf mei
tot augustus. Dat willen we van dichtbij zien. Nog beter, we kunnen in Ekeren
starten bij knppnt 13.
Vrijdag 10
juli 2015. Schitterend weer.Blauwe
lucht met enkele witte schapenwolkjes. Een uitstekende dag voor een fietstocht
dicht bij huis. Het wordt een tocht langs bekende- fietsknooppunten en
locaties. Met andere woorden deze route rijden we met onze ogen dicht.
Op het
fietspad, in de Driehoekstraat, volgen we meteen knppnt 13 en bij het
speeltuintje op de hoek met Bund staat ons knppntbord. We moeten rechtdoor voor
knppnt 14. Voorbij de spoorwegbrug bevindt zich links de begraafplaats. De
dodenakker werd aangelegd in 1909-1910, ter vervanging van het kerkhof rond de
St-Lambertuskerk. Rechts, voorbij firma De Bruyn bevindt zich het voormalige
gemeentemagazijn 'De Vinck'. Hier ben ik in 1976 gestart met mijn 'carrière'
als gemeente arbeider. Nu is hier 'Stadsontwikkeling' in ondergebracht. Linksaf
de Puihoek in, langs de zijmuur van de begraafplaats. Schuin links op het brede
rode fietspad vervolgen we onze weg richting Kapellen. Links bebouwing en
rechts landbouwgrond. Op het eind van de Puihoek slaan we rechtsaf waar een
rechthoekig bordje ons 'Welkom in de Antwerpse Kempen' wenst.
Vervolgens
rijden we een stuk door Kapellen, maar slaan linksaf voor het centrum. Als we
de Streepstraat bereiken moeten we linksaf. Rechts van ons bevindt zich 'Domein
Het Rood'. Het gemeentelijk natuurgebied van Kapellen is een bos van 20ha
groot. De naam 'Het Rood' is afkomstig van de roestbruine kleur van de bodem.
We rijden tot het eind en fietsen vervolgens rechtsaf in de Parijseweg op het
grondgebied van Hoevenen, een deelgemeente van Stabroek. Het geluid van
talrijke vogels is een aangename afwisseling na het voortdurende geraas van
auto's in Ekeren en Kapellen. We volgen nog steeds knppnt 14. In deze straat
woont een ex-collega, ik kan echter niet meer herinneren waar. Zelfs aan een
lange weg komt een eind. Op de hoek met de Bonapartelaan is knppnt 14. Vanaf
hier moeten we uitkijken voor de afwijkbordjes. Een klaproosveld zou zich nabij
het 'Elsenbos' bevinden. We moeten rechtdoor voor knppnt 85. De Parijseweg
wordt smaller. Hier wordt massaal gefietst. Links en rechts van ons weiland
waar voornamelijk paarden grazen. De weiden zijn afgeboord met linten in plaats
van de bekende prikkeldraad. De weg waar we nu op fietsen is met grind
aangelegd. De kleine steentjes schieten onder onze banden alle kanten uit.
Hopelijk rijden we niet plat. We naderen een oefenweide van de Paddock manege
van Stabroek. Hier rijden enkele pony's en kleine paarden in een grote cirkel
achter elkaar. Op de paarden zitten uitsluitend meisjes van verschillende
ouderdom. Een jonge vrouw staat te midden van de cirkel klaar met een rijzweep
en met een rustige stem spoort ze de paarden aan. Om de kinderen te motiveren
zegt ze meermaals: -Goed zo, meisjes, jullie doen dat super goed. Wij blijven
onder een stralende zon verder fietsen. De skyline links van ons vertoont de
twee koeltorens van Doel die hoog boven de bomen uitsteken. Slechts één van de
torens spuwt witte waterdamp de lucht in. Rechts groeit rijkelijk maïs. Zelfs vanop
de fiets kunnen we het gewas niet meer overzien. In de berm groeit de paarsrode
Wilde Kattestaart. De plant bloeit langs sloten onafgebroken van juni tot en
met september. De witte schapenwolken in de lucht zijn ondertussen allemaal
opgelost. Een zwak briesje vergezelt ons aangenaam. Tijd om ons in te smeren
tegen de UV-stralen van de zon. Ook rechts groeit de ruim twee meter hoge
lisdodde. Ze komt meestal voor aan waterkanten en in zure, voedselrijke
plassen. Teneinde de straat is knppnt 85.
Geen afwijkbordjes
gezien! Ook geen Elsenbos. Volgens mij werden er geen afwijkborden aangebracht,
maar ons Rina wil terug rijden. Ik doe het zadel van mijn fiets, zet hem aan de
andere kant, en wij terug. We kijken onderweg nog beter uit. Echter zonder
succes. We komen weer bij knppnt 14. Misschien in die andere dreef, gokt mijn
echtgenote. Terug richting knppnt 85 en linksaf in de enige dreef die voor
handen ligt. Ook deze dreef is aangelegd in gemalen kiezel. Enkele minuten
later stoppen we bij een volgende kruising zonder bordjes of klaproosveld te
zien. We blijven niet zoeken en besluiten onze fietstocht verder te zetten naar
het volgende klaproosveld. Terug naar knppnt 85. Tussen dit punt en het
volgende knppnt moeten we weer afwijken. Dus we hebben nog een kans.
Oorspronkelijk
moeten we naar rechts, in de Waterstraat, maar er zijn wegenwerken aan de gang.
Hopelijk staan de knooppunten borden nog op zijn plaats. We komen geen bord
meer tegen, alleen in tegengestelde richting. We volgen even terug knppnt 85 in
de andere richting en komen een tijdje later terug bij het kruispunt met de
Waterstraat. Dan zien we dat ons knppnt omgelegd is. Wij moeten rechtdoor in
plaats van rechtsaf. Bon we rijden nu goed. Het moet niet altijd tegenslagen.
Langs een klein bos, een speeltuin en na een wir war van straatjes bereiken we de
Oude Galgenstraat. We blijven knppnt 79 volgen en kijken nog steeds uit naar
klaproosbordjes die ons moeten omleiden. Rechts van ons bevindt zich het
Mastenbos. We houden halt bij een zitbank en ons Rina vind tegen een
verlichtingspaal ons eerste vierkante omleidingsbordje met rode klaproos.
Eureka! Daar drinken we eerst een kop koffie op. Het is net 11:30 uur. Daarna
volgen we de bordjes per fiets door het Mastenbos in Kapellen. Dit 161 ha
natuurdomein is een afwisseling van bos en heide. We stoppen aan een open plek
waar het blauw oogt van de korenbloemen. De bloem groeit traditioneel op akkers
tussen het graan, net zoals de klaproos. Dit korenbloemveld kan ons ook
bekoren, toch zeker als de zon er op schijnt. Vooraan groeien enkele klaprozen
tussen het overwoekerende hoge onkruid. Je kan ze echter op twee handen tellen.
Is de grond hier te vruchtbaar? Is het door de droogte van de laatste weken? Op
de site van het Agentschap van Natuur en bos staat te lezen dat de mooiste
klaproosvelden in de Westhoek bloeien. En dat willen we onmiddellijk geloven.
Dit is niets. Regelmatig passeren we betonnen bunkers. Dicht gemetst door de
Duitse bezetter tijdens WOII. Sommigen doen dienst als winterslaapplaats voor
vleermuizen. We fietsen verder naar een volgende open plek. Hier zijn twee
werkmannen bezig met het graven van putjes vooraan bij de open plek. Er wordt
een bord geplaatst met een afbeelding van een klaproos. Hier groeien al wat
meer rode 'poppy's'. Maar het is niet echt wat we ervan verwachten. We fietsen
verder en verlaten het Mastenbos tegenover het Fort van Ertbrand.
Het
pantserfort van Kapellen maakt deel uit van de buitengordel. Het werd gebouwd
in 1908-1912. In augustus 1914 was het fort op volle sterkte met ongeveer 500
manschappen. Het fort werd zonder actie ontruimd toen Antwerpen bezet werd in
oktober 1914. Het fort is privé bezit en niet toegankelijk. Rechtsaf, nog
steeds, de Oude Galgenstraat blijven volgen tot knppnt 79. Het is verderop
rustig fietsen tot knppnt 74 en 73. Tussen knppnt 73 en 38 krijgen we weer een
omlegging en worden het domein 'De Uitlegger' ingeleid. Dit gebied van circa 90
hectare is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Kapellen en Brasschaat.
In 1917 zette de Duitse bezetter een bunkerlinie op, die na WOI door de
toenmalige eigenaar netjes verstopt werden onder het zand. Ook hier moet een
klaproos akker zijn. We dwarsen het fietsspoor van Kapellen-Brasschaat. We
houden halt want er komt net een spoorfiets aan. Een jong koppel trapt de
gezinsfiets en de twee kindjes zitten vooraan op de vloer. Blijkbaar vinden ze
het leuk. Ze wuiven al van ver naar ons. Uiteraard wuiven wij terug. Voor
komende zondag hebben wij ook een gezinsfiets gehuurd. We willen met de kindjes
ook eens 'in het spoor van de militairen' fietsen. Het avontuur start aan de
Fortsteenweg in Kapellen en vijf kilometer verder, in Kamp Noord te Brasschaat
wordt er halt gehouden om te picknicken. De spoorfiets wordt dan professioneel
gedraaid en kunnen we weer vijf kilometer terug fietsen over het spoor.
Hopelijk hebben we ook mooi weer. Dat is voor zondag.
We rijden
verder tot bij een grote open plek. We komen bijna oog in oog te staan met een
ree die rust in de schaduw van een majestueuze boom. De enige trouwens op de
open plek. Nog voor we van onze fiets afgestapt zijn is het diertje al
verdwenen. Hier staat net zo'n bord als de twee werkmannen in het Mastenbos in
de grond moesten planten. We lezen: In Vlaanderens velden bloeien de
klaprozen. Dan volgt het vertaalt gedicht van luitenant-kolonel John McCrea.
Verder vermeld het bord waarom het ANB op enkele locaties de klaproos of poppy
heeft ingezaaid. Ook op dit papaverveld vinden we slechts een handvol poppy's.
Achter ons een enorme vijver. Het gonst er van de insecten. Het is hier mooi,
rustig en warm. We houden het voor gezien. We twijfelen eraan of er in de
andere domeinen klaprozen bloeien. Het is de ene teleurstelling na de andere.
Het zal hoogst waarschijnlijk door de droogte komen. We besluiten de kortste
weg naar huis te nemen. Oke, we hebben gefietst in de natuur, het is mooi weer
en misschien hebben we weer iets bijgeleerd.
Even rijden we
gedesoriënteerd door Brasschaat, maar komen als vanzelf op de Lage Kaart. Aan
de rotonde slaat ons Rina rechtsaf. Ze wil er gelijk van profiteren om de
winkelketen Albert Heijn binnen te springen. Onze volgende halte is op het
Hendrik Luytenplein langs de Lage Kaart. Sinds juli 2013 wordt in het
voormalige postkantoor een ijssalon uitgebaat. Het is aanschuiven, maar het
verloopt vlot. Het is eigengemaakt ijs en dat proef je. We zetten ons buiten op
een stoel in de schaduw en genieten. Daarna fietsen we verder door Brasschaat
waar we halt houden bij Taveerne Oud Antwerpen in de Elisalei. Deze oude
gerestaureerde hoeve straalt een rustgevende sfeer uit. Het ruime terras nodigt
uit voor een geanimeerd gesprek of een intiem etentje. We drinken er een
Kasteelbiertje. In 1986 koopt de familie Van Honsebrouck het kasteel van
Ingelmunster en lanceert 3 jaar later 'Kasteelbier Donker', geïnspireerd op de
populaire abdijbieren. In 1995 wordt het Kasteelgamma uitgebreid met een
Tripel, in 2007 met Kasteel rouge, in 2008 met een Blond en in 2013 met Hoppy.
Ons Rina neemt een 'Kasteel rouge' en ik een 'hoppy'. We worden er happy van.
Een uurtje later fietsen we langs de parochiekerk O.L.Vrouw van Altijddurende
Bijstand van St-Mariaburg. We houden een laatste keer halt bij het
herdenkingsmonument voor de gesneuvelden van WOI. Enkele inwoners van de wijk
werden gedood door de bezetter. Vijf van de gesneuvelden kregen een straatnaam
te St-Mariaburg. We rijden verder naar het centrum van Ekeren.
Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs. Bron: Agentschap voor Natuur en Bos.
Afstand: 60
kilometer. Toeristische dienst en kerk te Zoutleeuw op maandagen gesloten!
Maandag 11
mei 2015. Voor onze tweede Geteliniefietstocht trekken we naar Halen, een stad
in de provincie Limburg. We lezen op 15 infopanelen, verspreidt over onze
fietsroute,enkele indrukwekkende verhalen,
ten tijde van WOI. Om 09:00 uur rijden we bij de Noorderlaan de snelweg op, net
buiten Ekeren. Onmiddellijk komen we in een file terecht. Soms moeten we zelfs
stilstaan. Voorbij de oprit aan het Sportpaleis moeten we rechts de E313 nemen,
richting Luik. We zijn verlost van de grootste drukte. Bij afrit Ham rijden we dan
de provincie Limburg binnen. De temperatuur wijst op het moment 20° C aan. Bij
het knooppunt van Lummen loods de GPS ons naar rechts, richting Brussel. We
rijden op de snelweg E314. Vanaf hier rijden we rustig op een twee baanvak. Nog
10 kilometer. Vlak over de Demer rivier nemen we afrit 25: Halen. Nog drie
kilometer tot het centrum. Precies om 10:00 uur staan we geparkeerd op het
Marktplein van Halen. Hier kan je lang parkeren.
Halen
behoort tot het Hageland. Het is hier rustig en dat komt omdat het maandag is.
Alles is hier gesloten, met uitzondering van de plaatselijke apotheek. Rondom
het plein bevinden zich verzekeringskantoren, banken, een belastingconsulent en
dergelijke meer. Slechts één taveerne bevindt zich aan de overkant en is
gesloten. De Gete en de Velpe stromen door de stad. Het stadhuis van Halen is
een modern gebouw met twee gebeeldhouwde soldaten en twee liggende leeuwen. Tijdens
de Middeleeuwen stond op deze plaats de Lakenhal. Op het Marktplein staat de
kiosk uit 1904. Gebouwd voor de Koninklijke Harmonie door bestuurder en
burgemeester (1914 tot 1921) Eugene Cleeremans van Halen.
Op het
Marktplein staat infopaneel 1. We lezen: De Slag der Zilveren Helmen.
Het Duitse aanvalsplan in 1914 stond of viel met snelheid. De Duitsers wilden
Frankrijk verslaan vóór Rusland zijn gigantische leger gemobiliseerd had.
Daarvoor moesten ze zo snel mogelijk door België maar dat was buiten het
Belgische leger gerekend. De Belgen hadden zich teruggetrokken achter de Gete,
het riviertje dat van Tienen naar Halen loopt en hier uitmondt in de Demer. Op
12 augustus 1914 kwam het tot een gevecht. De Duitse generaals vertrouwden op
hun ruiterij: zij zouden de Belgen met hun lansen in de pan hakken. Maar de
Belgen waren veel beter bekend met de velden en holle wegen tussen Halen en
Loksbergen, en kozen goed positie. Verscholen in grachten, achter struiken en
spoorwegbermen wachtten ze de aanvallers op niet met lansen, maar met
aanzienlijk dodelijkere karabijnen en geweren. 140 Duitse ruiters verloren het
leven. 600 anderen raakten gewond. Na de middag kreeg de Belgische cavalerie
versterking van enkele duizenden infanteristen van het 4de en het 24ste
Linieregiment. Die waren te voet gekomen uit de omgeving van Tienen, bijna 20
kilometer verderop. Behalve hun wapens en bepakking moesten ze ook nog eens een
dikke wollen mantel meezeulen: de Belgische uniformen waren niet aangepast aan
de zomerse hitte. Verder
verteld het infobord nog: De charge te paard was al sinds de
oudheid een gevreesde en efficiënte krijgstactiek, maar zelfs de meest fiere
ruiters hadden geen verhaal tegen de geweren en kanonnen. De Slag der Zilveren
Helmen is dan ook één van de laatste charges te paard uit de wereldgeschiedenis.
De naam Slag der Zilveren Helmen is bedacht door August Cuppens, de pastoor
van Loksbergen. Hij schreef een gedicht over de blinkende pinhelmen die in de
velden waren achtergebleven. De naam is een knipoog naar een ander glorieus
moment uit de vaderlandse geschiedenis, de Slag der Gulden Sporen in 1302.
De St-Pieter-in-de-Bandenkerk,
uit de 11de eeuw, heeft een ingebouwde vierkante westertoren die na WOI hogerop
werd bijgebouwd. De gebruikte ijzerzandsteen wordt gescheiden door kalkstenen
lijsten. Ernaast staat het vergulde ruiterstandbeeld van Jules Jourdains dat
herinnert aan de Slag der Zilveren Helmen. Het standbeeld werd bij de
10-jarige herdenking van de slag in 1924 onthuld door koning Albert I. De kolom
vermeldt de namen van de Belgische regimenten die meegevochten hebben tijdens
de Slag van Halen op 12 augustus 1914. Het initiatief van dit oorlogsmonument
kwam van de Touring Club van België. Deze organisatie had geijverd voor de
invoering van de fiets in het Belgische leger en stond mee aan de oprichting
van het regiment van de Karabiniers-Wielrijders die het Duitse leger sterk
verzwakten tijdens het gevecht. Vanaf hier vertrekt De Zilveren Helmenroute,
aangeduid met rode helmen, een fiets/wandelroute van 10km lang. De Slagveldwandeling,
aangeduid met blauwe helmen, loopt langs het slagveld en over de Mettenberg en
is 6,5 km lang.
Op 4 augustus
1914 valt het Duitse leger ons land binnen. Het is het begin van meer dan vier
jaar oorlogsellende. Ook hier, toen
nog Brabant, wordt er hevig gevochten. Al op 10 augustus, zes dagen nadat ze de
grens hebben overgestoken, staan de Duitsers in het Hageland.
Het Belgische leger is zich dan nog volop aan het groeperen in de fortengordel
rond Antwerpen en er moet dus tijd gewonnen worden. De Gete vormt een natuurlijke verdedigingslinie om de
opmars van de Duitsers te hinderen. De Belgische verdediging bestaat uit
ruiters van de Lansiers en Gidsen, een bataljon Karabiniers-Wielrijders (de
Zwarte Duivels) en twee voetvolk regimenten van het 4de en de 24ste Linie
ondersteunt door artillerie onder bevel van Generaal de Witte. De Duitse
generaal von der Marwitz vertrouwd op zijn gevreesde ruiterij. Maar de Belgen zijn
veel beter vertrouwd met de velden en holle wegen tussen Halen en Loksbergen;
verscholen in grachten wachtten ze de aanvallers op niet met de blanke sabel,
maar met karabijnen en geweren.
Op 10, 12 en 18 augustus wordt
er hevig gevochten in de buurt van Orsmaal-Gussenhoven, Halen en Tienen. Op 18 augustus trokken de Duitsers
door het centrum van Halen en staken de kerk en een dertigtal huizen in brand.
De toren werd beschadigd door kanonschoten. Het bovenste gedeelte van de toren
werd na WOI bijgebouwd. Aan Belgische
kant telde men 180 gesneuvelden (van de 5000 militairen), langs Duitse zijde
sneuvelden 140 van de 3000 manschappen. Meer dan 400 paarden vonden er de dood.
Het is amper te geloven
dat dit vredevolle, groene landschap het toneel was van fors oorlogsgeweld. Na afloop lag het slagveld bezaaid met blinkende helmen
en gaat de geschiedenisboeken in als de Slag der Zilveren Helmen. Maar het
plan lukte, de Duitsers lopen een week vertraging
op en het Belgische leger kan zich helemaal terugtrekken tot in Antwerpen.
Even voorbij half elf rijden we door de Nederstraat over de Velpe. In de
Zwarte Duivelstraat houden we halt bij de oude brug over de Gete. Deze brug
werd door Belgische troepen opgeblazen om de Duitsers op te houden. Op paneel 2
lezen we: Hinderlaag
aan de Gete. Voor het Belgische leger was Halen in augustus 1914 de ideale plek
om de Duitse stormloop op te vangen. Het lag op twee dagmarsen van zowel
Antwerpen als Luik, aan een cruciale spoorwegverbinding. De samenvloeiing van
de Gete en de Demer vormt een natuurlijke hindernis. En op de Mettenberg, iets
naar het westen, had de Belgische artillerie een prima uitkijkpunt. De meest
kwetsbare schakel in de voorste linie was de plek waar je nu staat; de brug
over de Gete. Die werd daarom verdedigd door 120 tot 150
karabiniers-wielrijders. Zij hielden de eerste Duitse verkenners tegen, maar
plooiden daarna terug tot achter de spoorwegberm aan de andere kant van het
centrum. De brug bliezen ze op. Het was een slimme zet: 1.500 Duitse ruiters
trokken de smalle straatjes in, waar ze onder vuur werden genomen door de
kanonnen op de Mettenberg.
Tegen de gevel van een loods, naast de Getebrug, werd de gedenksteen ingemetst
die herinnert aan het eerste treffen tussen de Karabiniers-Wielrijders en de
Duitse troepen. In beide landstalen wordt vermeld: Den 12-8-1914 hebben
de karabiniers-wielrijders hier den bijnaam verworven van Zwarte Duivels. In t
jaar 1940 de 12 en 13 mei de karabiniers wielrijders van het 2de regiment
hebben alhier naar voorbeeld van hun glorierijke voorgangers, de speciale
vermelding verdiend van La Gette.Boven deze steen werd een zwarte steen tegen
de gevel bevestigt met de volgende tekst: De hiernaast gelegen brug kreeg onderstaande
benaming als herinnering aan de heldhaftige inzet van de PPC tijdens de Slag
bij Haelen 1914. De gedenksteen werd geschonken
door de Pioniers-Pontonniers-Cyclistenbrug en ingehuldigd door het 6de Genie
Bataljon in 1984. Voorbij de Getebrug bevindt zich Donk, een dorpsgemeente van
Herk-de-Stad.
Wij rijden terug tot de eerste straat om linksaf te slaan in de Firmin
Jacobslaan. Onze tocht gaat over een aantal bruggetjes die de Velpe of de Gete
dwarsen. Het is een beetje heuvelachtig in het Hageland. Met onze e-fiets
worden we het bijna niet gewaar. Alle bomen hebben hun bladeren. Alles kleurt
groen. Alleen de voortuintjes kleuren nog door de azaleas, begonias en de
klimplant blauweregen. We worden vrolijk gevolgd door vogelzang.
Bij de
rotonde met het ijzeren kunstwerk van fietsers werd een bordje geplaatst. De
Cyclist. zoals vele anderen vocht hij mee voor onze vrede op 12 augustus 1914
tijdens de Slag der Zilveren Helmen. Een initiatief van VZW Haelen 1914-2014. Op
de hoek Zittaardstraat-Kanonnierstraat werd een herdenkingskapel opgericht ter
nagedachtenis van de gesneuvelden en de oud-strijders van Halen van beide
Wereldoorlogen. Links van de kapel is de herdenkingsplaat voor het 4de
Lansiersregiment dat de omgeving van de IJzerwinninghoeve heeft verdedigd.
Uiteraard in beide landstalen. De drie andere gedenkstenen zijn van
doodgeschoten burgers en weggevoerden. De andere gedenkstenen zijn van
gesneuvelde militairen van beide Wereldoorlogen. Het wit geschilderde interieur
heeft een imitatie marmeren altaar. Links de herdenkingsplaten van 1914-1918.
Rechts hangen die van 1940-1945. Over de IJzerenbeek verlaten we het centrum
van Halen. Na de mooie moderne villas volgt de poldergrond. De perenplantages
langs ons pad bevatten al trosjes kleine bruine peren. In de verte draaien de
energiemolens langzaam.
Om knppnt
355 te volgen rijden we langs de Betserbaan. Deze baan is een holle weg, net
zoals in 1914. Tijdens de slag van Halen was deze weg van strategisch belang.
Aan deze weg hadden de Duitse ruiters problemen om de steile hellingen af te
komen en werden onder vuur genomen door de Zwarte Duivels, die zich in de bosjes
en struiken verschanst hadden. We lezen op infobord 3; Soldaten
op de fiets. Tijdens de Slag der Zilveren Helmen, op 12 augustus 1914, was een
opvallende rol weggelegd voor een inmiddels lang vergeten legereenheid: het
bataljon karabiniers-wielrijders. Op en rond de slagvelden van de Groote Oorlog
werden heel wat recente uitvindingen ingezet: vliegtuigen, autos, telefoons,
zeppelins, filmcameras De fiets past in dat rijtje en dat is begrijpelijk:
het is een handige en flexibele manier om de omgeving te verkennen en om van en
naar het front te gaan. Rond de eeuwwisseling had al een kwart van al de
Belgische karabiniers een fiets. In 1913 werd het bataljon
karabiniers-wielrijders opgericht. Dat telde toen 500 à 600 man. Omdat ze zo
mobiel waren, werden ze vaak ingezet als verkenners. Op 12 augustus 1914
vochten ze echter in de eerste lijn: aan de brug over de Gete, aan de
spoorwegberm en in de velden, zoals hier. Daar lagen ze in een hinderlaag,
klaar om de Duitse ruiters op te vangen en terug te slaan. Achter hen lagen de
lansiers in een volgende hinderlaag. Vanwege hun donkere uniformen, en omdat ze
zo verbeten streden, kregen de karabiniers-wielrijders van de Duitsers de
bijnaam Schwarze Teuvel, Zwarte Duivel. Na de oorlog namen ze een zwarte duivel
op in hun embleem.
We moeten
enkele trappen omhoog tot bovenop de holle weg. De gedenksteen, van
indrukwekkende formaat, is een blok natuursteen uit de Oostkantons, een streek
die na de Eerste Wereldoorlog van Duitsland overging naar België. In 1976 werd
het monument ingehuldigd ter ere van de Karabiniers-Wielrijders voor hun
verbeten tegenstand tijdens het gevecht van 12 augustus 1914. Ter herinnering
aan al de gesneuvelden, zonder onderscheid van herkomst, godsdienst of taal,
werd bij gelegenheid van de 75ste herdenking in 1989 het Europese Kruis
opgericht. We hebben een schilderachtig panoramazicht van 360°. Een weids zicht
met een lappendeken van landbouwgronden, een tractor die zn veld omploegt, een
fruitplantage dat baadt in het zonlicht en weiden met grazende schapen en
koeien. Verscholen achter bomen een eenzame hoeve.
Volgende
straat rechts bij het pad dat naar de IJzerwinninghoeve leidt staat infopaneel
4. We lezen: Op 12 augustus 1914 vond in en om Halen de Slag der
Zilveren Helmen plaats: een van de laatste charges te paard uit de
wereldgeschiedenis, en een opmerkelijke overwinning voor het Belgische leger.
Generaal Leon de Witte was de bevelhebber van de Belgische troepen in Halen. De
avond voor de slag besprak hij het strijdplan samen met zijn staf in een
herberg in Kortenaken. De Witte was een ouderwetse houwdegen die popelde om
zijn cavalerie in de strijd te gooien, maar die avond liet hij zich door twee
jongere officieren overhalen om een nieuwe tactiek te proberen. De ruiters
zouden afstijgen en zich verschuilen achter hagen en in greppels en holle
wegen. Voor de eerzuchtige generaal moet het een pijnlijke beslissing zijn
geweest, maar het bleek de juiste keuze. Op 12 augustus 1914 voerden Duitse
ruiters in de velden tussen Halen en Loksbergen niet minder dan zeven charges
uit. Het doelwit waren de Belgische kanonnen op de Mettenberg (ten noordwesten
van deze plek, in de richting van Loksbergen) maar zo ver zouden ze nooit
geraken. De Belgen hadden zich verschanst waar je nu staat, in en rond de
strategisch gelegen hoeve IJzerwinning. Na hevige gevechten, waarbij de hoeve
in brand werd geschoten, wisten ze de aanvallers af te slaan. Het infopaneel staat hier wel
ongelukkig. Een zware tractor met oplegger komt van de hoeve en moet linksaf.
Het gevaarte komt gevaarlijk dicht langs ons rijden. In plaats van te stoppen
en ons de kans te geven plaats te maken, draait hij de Lancierstraat in. In
zeven haasten moeten we wegspringen om niet onder de brede banden terecht te
komen. We rijden verder naar de recent gerestaureerde IJzerwinningshoeve. In
degevel werd een arduinen
herdenkingssteen ingemetst met Franse tekst, die hier werd ingehuldigd op 25
augustus 1919. Gelegen aan de IJzerenbeek heeft dit gebouw (begin 19de eeuw)
een belangrijke rol gespeeld tijdens de bloedige veldslag op 12 augustus 1914.
Zij werd het strategisch punt voor de Duitse aanvallen te paard om zo de
Belgische kanonnen die opgesteld stonden op de Mettenberg uit te schakelen. De
Belgische soldaten hadden zich verschanst in de bijgebouwen en de struiken rond
de hoeve. Zij weerstonden gedurende meer dan drie uur de charges van de Duitse
ruiterij. Op de zolder van het lage bijgebouwtje, rechts van het
woonhuis, sneuvelden twee Belgische militairen. Wachtmeester Cerstens was
getuige: Commandant Demaret nam zijn kepie af en stak zijn hoofd door het
dakvenster. Onmiddellijk kreeg hij een kogel in het hoofd. Adjudant Rousselet
werd eveneens dodelijk getroffen. Ik ben in zeven haasten naar beneden gerend,
terwijl de hoeve zwaar onder vuur genomen werd. Ik herinner me niet hoe ik
weggeraakt ben. Commandant Demaret werd begraven in de tuin. Aan de muur hangt
nog steeds de stenen krans die zijn verloofde op zijn graf legde. Lezen we nog op het infobord. Even
verder staat het herdenkingskruis van het voormalige Duitse militaire
begraafplaats. We doen de korte afstand te voet. Fietsen is hier onmogelijk.
Het hardstenen kruis in de velden naast de IJzerwinninghoeve is het enige
restant van een Duitse begraafplaats uit 1915. Hier werden na de slag 111
Duitse gesneuvelden begraven. Ze werden in 1956 overgebracht naar de Duitse
begraafplaatsen in Vladslo en Langemark. De oorspronkelijke zuil met het
ijzerkruis is hier blijven staan met de nog duidelijk te lezen tekst: Hier
ruhten 111 Deutsche helden, gefallen am 12 avg 1914. Er werd een zeildoek geplaatst met
de afbeelding van twee Duitse officieren op de begraafplaats. We zien nog duidelijk
de vele bloemenkransen op de graven.
Terug naar
de baan en rechtsaf. Volgende kruispunt linksaf in de IJzerwinningstraat.
Volgende kruispunt moeten we oorspronkelijk rechtdoor, maar wij slaan linksaf
tot bij de Belgische militaire begraafplaats. Daar de Belgen de zwaarste
verliezen leden in de omgeving van Velpen werd er in 1915 op deze plek een
begraafplaats begonnen. Er zijn 181 graven, waarvan 109 gesneuvelden van de
Slag van Halen. Links staat het kleine houten schuilhuisje met bezoekersboek en
het naamregister. Rond de begraafplaats staan sierlijke eiken- en
platanenbomen. De Belgische driekleur wappert in het midden van het domein. Naast
de begraafplaats staat de gedenkzuil van het 4de en 24ste Linieregiment.
Onthuld in 1939. Bij de parking staat het Via Dolorosa monument met verroest
oorlogsmateriaal. Via Dolorosa is Latijn voor Lijdensweg of Kruisweg.
Het is
ondertussen warm geworden. Er staat wel een onaangename wind. Maar het is geen
koude wind. We rijden terug tot het kruispunt. Wij moeten normaal linksaf om
onze weg te vervolgen naar knppnt 355 langs de Gidsenstraat. Wij rijden eerst
rechtdoor tot het volgende kruispunt. We houden halt bij de versierde kapel van
O.L.Vrouw van Banneux. De traditie wordt sterk in ere gehouden. Tijdens de
Mariamaand worden de Mariakapelletjes versiert.Verder, op de hoek van de Lanciersstraat en de Zilveren-Helmstraat,
staat de gedenksteen voor het 5de Regiment Lanciers. In deze omgeving brak dit
regiment de stormaanval van de Duitse ruiterij. Hier was tot in 1924 een kleine
begraafplaats van gesneuvelde Belgische militairen. Nadien werden de lichamen
overgebracht naar de Belgische militaire begraafplaats van Halen. De
gedenksteen dateert van 1934.
We lezen op
de steen: Op deze plaats den 12den augustus 1914: dag van den Slag
van Haelen brak het 5de regiment lansiers den stormaanval der Duitsche
ruiterij. Dit regiment had te Loxbergen den dag zelf van de slag zijn standaard
ontvangen. Daaronder
dezelfde tekst in het Frans.
Terug naar
het vorige kruispunt en rechtsaf in de Gidsenstraat. We worden omgeven door
fruitplantages. In de Gidsenstraat vinden we de Rotemse molen. Of wat er van
overblijft. De Cisterciënzerinnenabdij van Mariënrode verwierf in 1420 een stuk
grond om op het riviertje de Velpe een watermolen te bouwen. Uiteindelijk kwam
de grote, schilderachtige molen er pas eind 17de begin 18de eeuw. Het rad is
verdwenen maar ving vroeger het water op langs de onderkant en was dus een onderslag
rad. In 1920 werd in de molen nog 75.000 kg graan gemalen. Hij werd uitgebaat
tot in 1961. Aan de overzijde van de voormalige molen staat nog een oude
vervallen schuur. We dwarsen de Velp of Velpe, een zijrivier van de Demer. Bij
het volgen van knppnt 43 houden we halt, op de hoek met de Struikstraat, bij
een oude lindenboom. Tegen de bast hangt een klein Mariakappelletje. Eveneens
versiert met plastieken bloembollen in blauw en wit. Een zitbank staat in de
schaduw van de boom. Het is fris, maar we picknicken hier.
We dwarsen nog
regelmatig de Velp of Velpe. We worden enorm getroffen door de mooie
panoramazichten met poldergronden, weilanden en als achtergrond, de skyline van
groene bossen. Bij knppnt 42 moeten we linksaf in de Lapstraat, hier dwarsen we
weer de Velp en rijden voorbij Loksbergen, een deelgemeente van Halen. In de
Diestsestraat zien we de kerktoren van Kortenaken boven de fruitplantages
uitsteken. Dan zijn we in het centrum van Kortenaken op het Dorpsplein. De
gemeente heeft een agrarisch lappendeken: uitgestrekte akkers en weilanden.
Kortenaken staat bekend om de fruitteelt en de wijdverspreide boomgaarden.
Leeft van veeteelt, land en tuinbouw. Rechtsaf voor bijna 5km fietsen tot
knppnt 45. Het Dorpsplein wordt Krawatenstraat. Wij nemen de eerste straat
links, de Groenstraat voor nog meer fruitplantages. We hebben een sterke wind
op kop.
Aan de
splitsing linksaf in de Voorbosweg tot het eind. Een hoge kapel trekt onze
aandacht. De deur is vast. We kijken door het getraliede raam naar een groot heiligenbeeld
dat op een mooi gedecoreerd altaar staat, versiert met bloemen. Nu 8km tot ons
volgende knppnt. We fietsen in Ransberg op een hoogte van ongeveer 80 meter. Rechts
zien we de O.L.Vrouw van de Rozenkranskerk. Ze dateert van 1419 en was
oorspronkelijk een kapel, maar werd in 1823 opgewaardeerd tot parochiekerk. We
rijden langs de watertoren de private weg in. Daarnet heuvelop, en nu naar
beneden. We maken er dankbaar gebruik van. In de Kiezelstraat te Linter staat
een verwaarloosde kapel. Gebouwd in grijze snel bouwsteen en vooraan bezet met
cement. De tekst boven de deur is amper te lezen. De kapel was toegewijd aan de
H. Theresia. Van interieur is niets te bespeuren. De bezetting is van de muur
gevallen. De klaprozen groeien rijkelijk op de zijbermen langs onze weg.
We belanden
vanzelf in het Hagelandse dorp Drieslinter. Een deelgemeente van Linter. Ons
plan zegt: derde straat linksaf in de Stationsbaan. Ik tel de zijstraten maar
wordt aangetrokken door de versierde kerk. De O.L.Vrouw van het Heilig Hartkerk
is van de tweede helft van de 19de eeuw. Voor de kerk wapperen de Britse- de Australische-
en de Amerikaanse vlag naast onze driekleur. In de voorgevel van het gebedshuis
zijn twee gedenkstenen aangebracht van plaatselijke slachtoffers en gevallen
vliegeniers. Menige bloemen en kransen werden onderaan neergelegd. De wind
heeft er af en toe vat op. Ons Rina loopt er achterna en legt de bloemen
eerbiedig terug onderaan de gedenkstenen. We rijden verder langs een apotheek
met digitaal logo. Het geeft de temperatuur weer van 28°C. We worden het niet
gewaar door de wind. Ik krijg plots het vermoeden dat we verkeerd rijden.
Bordje gemist? Terug draaien en vragen naar de Stationsbaan? Terug voorbij de
kerk. We moesten hier helemaal niet zijn. Enkele straten verder moeten we
rechtsaf. Terug op ons knooppuntennetwerk. Bij het voormalige station van
Drieslinter is paneel 25. We lezen: Je staat hier op het
Stationsplein van Drieslinter. Als je goed kijkt, herken je zelfs nog het
vroegere station. Treinen speelden een cruciale rol in de Eerste Wereldoorlog.
Lang vóór 1914 hadden stafofficieren in alle legers minutieus berekend hoe lang
het zou duren om honderdduizenden soldaten met de trein naar het front te
brengen. Zelfs een kleine vertraging, dachten ze, zou ertoe leiden dat de
troepen te laat zouden komen en dat hun land de oorlog zou verliezen. De
bekende Britse historicus A.J.P. Taylor sprak zelfs van een war by timetable:
volgens hem waren de dienstregelingen van de soldatentreinen een van de grote
oorzaken van de oorlog. Het station van Drieslinter lag aan de spoorweg die
vanuit het oosten naar Tienen liep. Een ideale invalsroute voor het Duitse
leger dus, en daarom hadden Belgische genietroepen begin augustus 1914 alle
bruggen op die lijn opgeblazen. Zo wilden ze de vijand tegenhouden. Dat lukte
maar voor even, want hun Duitse collegas legden snel noodbruggen aan. In de
zomer van 1914 lag de huidige gemeente Linter twee keer op het pad van het
Duitse leger. Op 10 augustus werd er zwaar gevochten om de bruggen over de Gete
in Orsmaal-Gussenhoven. Een week later, op 18 augustus, nam de Duitse
artillerie vanuit Wommersom de Belgische stellingen aan de Gete onder vuur.
Daarna joeg de Duitse infanterie de resterende Belgen op de vlucht. In de
dorpen vielen vele burgerslachtoffers.De spoorlijn werd in
de jaren 60 en 70 van vorige eeuw opgedoekt, gebetonneerd en plechtig open
gesteld als fietspad in 1994. Een zonnig terras lonkt, maar het zit stampvol
zonnige genieters en gedurig stoppen nog fietsers om iets koels te drinken.
Wij fietsen verder
over de betonnen spoorwegbedding tot knppnt 50. Rondom ons niets anders dan
natuur met vogelgeluiden. 3,4 km verder is infopaneel 14 bij de spoorwegbrug.
Het bord vermeld: De foto hierboven dateert van eind augustus
1914 en toont Duitse soldaten die de oude spoorwegbrug over de Gete herstellen.
Die was begin die maand tot ontploffing gebracht door de Belgische genie, die
zo de verwachte Duitse opmars wilden ophouden. Eerst waren honderden koeien en
varkens bij boeren opgeëist en op treinen naar Tienen gebracht, waar ze
geslacht werden om het Belgische leger te voeden. Ook alle andere bruggen op de
spoorlijn Tienen-Tongeren werden opgeblazen. Geplooid als grashalmen lagen
alsdaar de ijzeren balken en riggels, beschreef getuige Jozef Vincx de scene.
Overgroote steenblokken en ijzeren gebinten lagen in de rivierbedding en in de
omliggende weiden verspreid. De Duitsers waren in Zoutleeuw sinds de ochtend
van 18 augustus 1914. Er waren hier toen nauwelijks Belgische troepen het
front lag verderop aan de Grote Gete en na amper twee uur was Zoutleeuw in
Duitse handen. Vergeleken met de omliggende dorpen en gemeenten heeft het
historische centrum dan ook weinig schade geleden.
Bij knppnt
21 wijken we af richting knppnt 54 voor twee infoborden. Ook Natuurpunt heeft
hier een stuk landschap toegeëigend. Een infobord geeft daarover nuttige
uitleg. Via de aanlooproute, die wordt aangeduid met vierkante bordjes met
klaproos, rijden we over de Koepoortstraat dat een beschermd dorpsgezicht is
met kasseien die qua tracé over de eeuwen haast niet veranderd is. Dus er zit
geen beterschap in. Een verschrikkelijke straat. Putten en kuilen. Heel ons lijf
davert uiteen. Na enkele seconden doet elke spier in ons lichaam pijn. De
straat heeft menige bochten en telkens denk ik: Na de bocht wordt het asfalt.
Een utopie. De rit duurt eindeloos. Zware tractors hebben opzij de kasseien in
de grond gereden. Onderweg moeten we van de baan, opzij de berm in om zon
gevaarte door te laten. Toch komt er na 1,7 km eindelijk een eind aan bij het
kappelletje van Gedurige bijstand. Een mooi onderhouden interieur met enkele
heiligenbeelden die geflankeerd worden met kaarsen en bloemen. Het lijkt alsof
de kapel hier speciaal is gebouwd, net voorbij de kasseiweg om te verpozen na
een helse rit over de Koepoortstraat. Even verder vinden we de
St-Laurentiuskerk van Helen met infobord 15: Je staat hier voor
het kerkje van Helen: nu een rustige, haast idyllische plek, maar honderd jaar
geleden speelde zich hier een drama af. Op maandag 10 augustus 1914, nog geen
week na het begin van de oorlog, stonden de Duitsers in Helen. Ze gingen er
gruwelijk tekeer. Ze staken er vele huizen in brand en doodden zeven van de
honderd inwoners. Hun lot is beschreven door Pieter Vandeweyer, de
dorpspastoor, en zelfs na honderd jaar blijft het verkillende lectuur. Gustaaf
Henot werd met lansen doorboord. Clément Lenaerts werd samen met een Belgische
lansier aan een paard gebonden, meegesleurd naar Melkwezer en daar
doodgeschoten. Ook zijn 16-jarige dochter Emiliana werd neergeschoten, ze
stierf later die dag. De broers Alfons en Karel Neskens en de zeventienjarige
Herman Ponsaerts werden met de handen op de rug aan elkaar gebonden, in een
gracht geworpen en met lansen afgemaakt. Jozef Mombaerts kreeg een kogel in de
mond en stierf later in het Gasthuis van Zoutleeuw. De Duitsers spaarden ook
pastoor Vandeweyer niet hij werd geslagen en bedreigd, en zijn pastorie werd
geplunderd en in brand gestoken. Achteraf had hij alleen nog een alledaagse
toog en 11 frank. Toch bleef hij zijn ogen open houden. Zo viel het hem op dat
de Duitsers niet in een opwelling huizen in brand staken, maar met voorbedachten
rade: ze hadden drie soortenbrandstof
bij zich, evenals een soort pastilles wellicht ging het om fosfortabletten.
Het monument van
gesneuvelden staat met een WOII kanon op de begraafplaats rond de kerk.
Naast de
geschilderde poort van de kerk hangt een bord dat ons verwelkomt in de kerk. Ze
is toegewijd aan de H. Laurentius, diaken en martelaar in de Romeinse tijd. Het
houten klokkentorentje stamt uit de 18de eeuw, maar werd in de 19de eeuw
gerestaureerd. Het interieur vertoont een éénbeukig kerkje, dat nog kenmerken
vertoont van de laatgotiek. Het rechthoekig koor in baksteen, doorspekt met
lagen zandsteen, dateert uit de 16de eeuw. Het schip en de sacristie in grijze
en witte zandsteen zijn evenwel classicistisch en dateren uit de 18de eeuw. Tegen
de muur bevindt zich de grafsteen van pastoor Arnold Milemans. Hij stierf in
1667. Een monument van het AVV en VVK herdenkt de onschuldige en weerloze
slachtoffers der Duitse ulanen die vermoord werden op 10 augustus 1914.
Naderhand
rijden we terug naar de vervloekte kasseiweg waar we rechtsaf moeten om knppnt
54 te vervolgen tot paneel 16. Hier moeten we op een grindpad rijden. Dat is
beter dan kasseien, maar daarom niet minder gevaarlijk. De putten worden
regelmatig opgevuld met steenpuin. Dat is niet evident voor onze fietsbanden.
Het is slalommen om het puin te ontwijken. Dankbaar houden we halt bij een
picknicktafel met infopaneel 16 waarop we lezen: Een natuurlijke
hindernis. Je staat hier aan de Kleine Gete: nu een onschuldig kabbelend
beekje, maar in de zomer van 1914 een formidabel obstakel voor het Duitse
leger. Elke rivier, hoe smal ook, is een natuurlijke hindernis. Wanneer er geen
bruggen zijn, moet het hele leger soldaten, kanonnen, paarden, wagens door
het water. Op zon moment is het extra kwetsbaar. Een verdedigend leger weet
dat en zal de oversteekplaats onder schot houden of op de andere oever in een
hinderlaag gaan liggen. De bruggen worden extra verdedigd. Zo pakte het
Belgische leger het in 1914 aan. De Belgische tactiek werkte, of toch voor
even. Hier vlakbij, in Orsmaal-Gussenhoven, werd op 10 augustus hevig gevochten
je verneemt er meer over nabij fietsknooppunt 54. Twee dagen later leed de
Pruisische ruiterij bij Halen, waar de Gete in de Demer stroomt, een pijnlijke
nederlaag in de Slag der Zilveren Helmen. Maar het was uitstel van executie. Op
18 augustus braken Duitse troepen overal langs de Getelinie door het Belgische
front. Diezelfde dag nog gaf koning Albert zijn troepen het bevel om zich terug
te trekken naar Antwerpen. Voor de Belgen was er een extra reden om de vijand
juist hier op te wachten: tijdsnood. Doordat er in de weidse Haspengouwse
akkers zo weinig natuurlijke hindernissen waren, rukten de Duitse legers snel
op naar het westen. Dat gaf de Belgen te weinig tijd om loopgraven aan te
leggen. Zebesloten
de Duitsers dan maar op te wachten bij de eerste natuurlijke barrière: de Kleine
en de Grote Gete. 1914 was niet de eerste keer dat de Gete als
verdedigingslinie werd gebruikt. Bij de Slag bij Neerwinden, in 1693, werd de
Gete al geroemd om zijn scherpe en diepe oevers.
We hebben
een panoramazicht van 360°. We horen zang- en watervogels. Een lust voor het
oor. Hier verpozen we even onder het genot van onze laatste koffie. Even rusten
want we moeten terug langs ons grindpad en last-but-not-least, terug over de
kasseiweg tot knppnt 21 op de voormalige spoorwegbedding. We slaan rechtsaf,
richting knppnt 51.
Tussen knppnt
51 en knppnt 48 ligt de stad Zoutleeuw. De stad lijkt een beetje op een
mini-Brugge met het middeleeuwse stratenpatroon. We stoppen bij het monument
van beide Wereldoorlogen. De St-Leonarduskerk van Zoutleeuw werd opgetrokken
tussen de 13de en de 16de eeuw. Ze heeft hoegenaamd niet geleden onder de
beeldenstorm en de Franse Revolutie. De westertoren staat momenteel in de
steigers voor een grondige restauratie. Op de Grote Markt hebben we het
Historisch Stadhuis met hallentoren en de Toeristische dienst. In 1530-38
opgebouwd als raadhuis. In de 19de eeuw bouwvallig verklaart. Tussen 1846-58
wordt de voorgevel gerestaureerd. Boven de ingang staan religieuze beelden. De
benedenverdieping bestaat uit het kabinet van de burgemeester, de raadszaal en
de ontvangstzaal. Op de eerste verdieping wordt de tentoonstelling gehouden van
Archeologische vondsten uit Zoutleeuw. De torenhallen, ontstond in de
middeleeuwen opdat de stad een belangrijk handelscentrum was. De stad bezat in
1281 al een Vleeshuys. De huidige toren vervangt de 12de eeuwse toren, die te
klein was. De Halle werd eveneens gebruikt als ontmoetingsplaats en kazerne
voor de schuttersgilden. Nu is de Toeristische Dienst in ondergebracht. Over
het gotische stadhuis, met felgekleurde vlaggen, staat de arduinen waterpomp
van 1762. Dan zetten we ons op een schaduwrijk terras om onze dorst te stillen.
Vervolgens
rijden we langs ons knppnt verder over het water voor paneel 13 bij de
Paardenbrug. Het vermeld: Een kerk vol krijgsgevangenen. Op 18
augustus 1914 vielen Duitse troepen het nauwelijks verdedigde Zoutleeuw binnen.
Omdat ze boven op de Sint-Leonardustoren de Belgische vlag zagen wapperen,
hielden ze de burgemeester en de onderpastoor aan, die ze mishandelden en
bedreigden. Ze stampten de torendeur in, haalden de vlag weg en ontregelden de
beiaard en het uurwerk. Gelukkig had de deken de 16de-eeuwse beiaardklokken op
tijd verborgen, net als de grote Sint-Leonardusklok. Op andere plaatsen werden
kerkklokken vaak omgesmolten tot kanonnen, maar de Zoutleeuwse klokken bleven
bewaard. Ook de waardevolle kerkschat bleef uit Duitse handen. Hun snelle
opmars door België stelde de Duitsers voor een logistiek probleem: waar moesten
ze blijven met de krijgsgevangenen die ze onderweg maakten? Deporteren naar
kampen in Duitsland was ingewikkeld en tijdrovend. Vandaar dat ze hen vaak
tijdelijk onderbrachten in de grootste gebouwen die ze konden vinden: kerken.
Dat gebeurde ook hier in Zoutleeuw. Op 18 augustus 1914 leverden Duitsers en
Belgen slag nabij Tienen. Die nacht werden zowat 400 krijgsgevangen Belgen naar
Zoutleeuw gebracht en opgesloten in de St-Leonarduskerk.
Recht
tegenover ons paneel staat campu OCMW. Eén brok natuur. Het beekje, de kleine Gete,
dat hier door het centrum loopt was tijdens de 13de en de 16de eeuw één van de
grote handelsroutes van het Hertogdom Brabant. Voor we rechts de Koepoortstraat
inslaan nemen we een foto van de gedenksteen. Zoutleeuw was tot aan het einde
van de 18de eeuw een versterkte stad aan de grens van het voormalige Hertogdom
Brabant en het Prinsdom Luik. De eerste wal omheen Leeuw had vijf poorten,
waaronder de Koeipoort. De 1ste poort werd gebouwd op ruim 130 m hiervandaan
in de richting van het centrum. Ten gevolge van een eerste stadsuitbreiding
begin 14de eeuw werd er, even verderop waar nu de Koepoortstraat en het
fietspad op de ijzeren weg elkaar kruisen, een nieuwe (2de) poort gebouwd. De
oorspronkelijke poort werd voortaan Dodenpoort genoemd omdat de overledenen
langs hier de stad werden uitgedragen naar het Sint-Sulpitiuskerkhof. Rond 1552
werd een derde verdedigingswal opgetrokken, gevolgd door de aanleg van een
aarden citadel (vanaf 1670) op de heuvel even verderop. De 2de koepoort en de
Sint-Sulpitiuskerk werden geïncorporeerd in deze vesting. Op de locatie waarop
wij ons nu bevinden werd een nieuwe 3de poort gebouwd die de verbinding
tussen de stad en de vesting moest verzekeren. Na de ontmanteling van de
citadel werd, in 1826, uiteindelijk ook de 3de poort vervangen door een brug
over de Bethaniagracht met rondboog in natuursteen. Met de realisatie van het
Bethania project in 2009, in opdracht van de stad Zoutleeuw, werd de site al
historische poortomgeving en als onderdeel van de voormalige citadel
heropgewaardeerd. In één van de twee vergaarbakken kwaken luidruchtige kikkers
er duchtig op los. Ze werden vakkundig gerestaureerd. De kleine kapel van
O.L.V. Sterre-der-zee op de Getebrug is nog een herinnering aan het eens zo
rijke havenverleden van de stad. Het beeldje was een schenking van de schippers
die Maria om bescherming baden tijdens hun tochten naar Antwerpen. Eerste straat
linksaf in de Vleesstraat en direct rechtsaf in de Begijnhofstraat.
Teneinde ons
fietspad moeten we oorspronkelijk rechtsaf. Even slaan we linksaf tot bij de Bethaniakapel, een bezienswaardigheid van Helen-Bos.
Ik geef een korte historiek van de kapel: In 1659 bouwen de kloosterzusters van
Bethania een kapel ter ere van Maria, Troosteres der Bedrukten. Ze wordt
aanbeden om hulp bij hoge koorts. In 1975 wordt de kapel gerenoveerd. In 1999
wordt de kapel beschermd als monument. Ze heeft religieuze, historische en
volkskundige waarde. En in 2013 wordt de directe omgeving van de kapel
opgeknapt. De ommegang wordt heraangelegd, een nieuwe zitbank geplaatst en
hagen geplant. Ons fietspad slingert verder langsgroenelanderijen en
moderne villas. We spotten de blauwe reiger en fazanten in een weide.
Vergezichten links en rechts van ons fietspad. In de Bosstraat vinden we paneel
12 bij de voormalige kapel O.L.Vrouw van zeven smarten van Bos. Het infopaneel
vertelt: De Duitse soldaten die in 1914 België binnenvielen,
waren doodsbang van franc-tireurs: gewapende burgers, zonder uniform en dus
onherkenbaar, over wie gefluisterd werd dat ze Duitsers beschoten of
verminkten. In werkelijkheid waren er nauwelijks burgers die vijandelijke
soldaten aanvielen ze keken wel uit. Maar uit angst, en uit afschuw over wat
zij zagen als een achterbakse manier van oorlog voeren, namen de Duitsers
gruwelijke represailles. In 1914 gebruikten het Duitse en het Belgische leger
dezelfde Mauser-geweren. Daardoor dachten Duitse soldaten vaak dat ze de vijand
hoorden schieten, terwijl het hun eigen kameraden waren. De Duitsers hadden
niet helemaal ongelijk om de Belgen te wantrouwen: sommige burgers gaven in het
geheim informatie over Duitse troepenverplaatsingen door aan de Belgische
bevelhebbers. Die konden vervolgens hun tactiek aanpassen. Zulke spionnen
riskeerden hun leven, want het Duitse leger kon hen ter plaatse terechtstellen.
Ook hier in de streek waren spionnen actief. Onder meer waarnemend burgemeester
Vanderhove van Dormaal en de stationschef van Wilderen gaven informatie over
Duitse troepenbewegingen door. In steden als Aarschot en Leuven vielen
honderden doden, maar ook vele dorpen werden zwaar getroffen. Over heel België
werden naar schatting vijfduizend burgers vermoord; tienduizenden anderen
werden mishandeld, bedreigd of bestolen. Eén van hen was boer Wuestenberg uit
Bos. De Duitsers zagen hem aan voor een franc-tireur en wilden hem fusilleren.
Boer Wuestenberg had geluk: de kogel ging door zijn oor. Hij liet zich vallen
en bleef roerloos liggen. De Duitsers dachten dat hij dood was en lieten hem
achter. Zeven mensen uit het naburige Helen hadden minder geluk: zij vonden de
dood, vaak op gruwelijke wijze. Daarover verneem je meer op het paneel bij de
kerk van Helen. De vroegere
gotische kapel O.L.Vrouw van zeven Smarten heeft een éénbeukig schip,
bekroond met een dakruiter, een kort transept en een rechthoekig koor. De
westgevel draagt boven de ingang het jaartal 1559. In de loop van de 16de eeuw
werd de zuidelijke kruisarm laatgotisch herbouwd. De sacristie werd in de 18de
eeuw vergroot. Rond de kapel groeide de kloostergemeenschap van de Zeven
Smarten ten Bossche, die in 1555 de regel van St-Augustinus aannam. Tijdens de
godsdienstoorlogen in de tweede helft van de 16de eeuw werd het klooster
verwoest en vonden de zusters onderdak in het Bethaniëklooster te Zoutleeuw.
We dwarsen
nogmaals de Grote Gete. Verderop fietsen we tot knppnt 192. Rechtsaf op
fietspad tot knppnt 49. Vanaf nu is het alsmaar rechtdoor over de voormalige
spoorwegbedding. Paneel 11 vinden we aan het station van Budingen: In
1914 had Budingen veel meer te lijden onder het oorlogsgeweld dan het naburige
Zoutleeuw. Op dinsdag 18 augustus lag het dorp recht op de frontlijn. Hier,
nabij het oude station, werden de Duitsers opgewacht door vijfhonderd man van
het regiment Gidsen, onder leiding van een majoor met de even fraaie als
toepasselijke naam de Schietere de Lophem. Hun opdracht: volhouden tot het uiterste.
Om zeven uur s ochtends zagen ze de eerste Duitsers hun kant opkomen. De
overmacht bleek al snel te groot en ze moesten zich terugtrekken om niet te
worden omsingeld. Dertien Belgische militairen sneuvelden. Eén van de gedode
Belgische militairen was luitenant Wolfgang dUrsel. Hij was geraakt aan het
hoofd, maar het vijandelijke mitrailleurvuur was zo hevig dat hij niet in
veiligheid kon worden gebracht. Achteraf werd hij teruggevonden met een kogel
door het hart. Een andere gewonde soldaat G. Scheys was met kolfslagen
afgemaakt. De doden werden eerst begraven achter het koor van de kerk, en later
overgebracht naar een militair kerkhof. Op 18 augustus 1919, precies vijf jaar
na de feiten werd aan de kerk van Budingen een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis
van de gesneuvelden. Nadat de Duitsers de Belgen op de vlucht hadden gejaagd,
drongen ze door het dorp. Daar staken ze zonder enige aanleiding eenenzestig
huizen in brand. In het gehucht Terweiden gingen nog eens achttien huizen in
vlammen op. De weinige inwoners die nog niet waren gevlucht, werden beschoten.
Eén van hen, Emile Pulinckx, werd dodelijk geraakt. De Duitsers mishandelden
een andere inwoner en dwongen hem een huis in brand te steken. Een vrouw,
Hubertina Stroom, werd levend verbrand. Haar verkoolde lichaam was bijna
onkennelijk, schreef de pastoor achteraf, en had de grootte van dat van een
kind.
Het station
werd geheel gerenoveerd tot burgerwoning. Budingen ligt aan de samenvloeiing
van de Grote en de Kleine Gete. Het is
een plezier om hier te fietsen. Omgeven door groene bomen, struiken,
landerijen, tjilpende vogels en op de achtergrond hectaren fruitplantages. Tot
knppnt 356 vinden we vier panelen over bijna vier kilometer. Paneel 10 is nabij
de brug van de Gete. Begin augustus 1914. Vanuit Luik rukten de
Duitsers op naar het westen. Vroeg of laat zouden ze de Gete oversteken maar
waar? Voor de zekerheid namen de Belgen stelling in over de volledige lengte
van de rivier, van Tienen tot Halen. Bovendien blies de genie alle bruggen over
de Gete op. Als de Duitsers naar de andere oever wilden, zouden ze door de
rivier moeten waden en dan waren kwetsbaar. Hier in Geetbets werden zo de
bruggen aan de Araanstraat, de Kasteellaan en de Dorpstraat tot ontploffing
gebracht. Het plan was zeker niet dwaas. Toen op 12 augustus een groepje Duitse
ruiters vanuit Grazen de Gete probeerde over te steken, werden ze hier door
Belgische troepen teruggedreven. Twee ruiters werden gedood. Maar een week
later, op 18 augustus, was de Duitse overmacht simpelweg te groot. De Belgische
verdedigers werden overrompeld en moesten halsoverkop een veilig heenkomen
zoeken. Tijdens de Duitse opmars werden duizenden Belgen mishandeld en
vermoord, maar er waren ook burgers die gewoon stierven in het strijdgewoel.
Eén van hen was Maria Catharina Van Den Dijck uit Geetbets. Zij stierf vlak bij
de plek waar je nu staat. Pastoor E. Schurmans, van Geetbets schreef in zijn
dagboek: In het jaar des Heren 1914 de 18de augustus is hier door het Duitse
leger gedood; Maria Catharina Van Den Dijck, al vluchtend voor vijandelijke
soldaten, haar kind in haar armen sluitend, dat ook zwaar gewond werd in de
voet, evenwel niet gedood; dochter van Callistus en Florentina Knaepen, hier
geboren op de 3de november 1876, echtgenote van Ludovicus Croes, die op
hetzelfde ogenblik ook zwaar gewond werd aan de bil.
Paneel 9
staat in de Glabbeekstraat en vermeld: Op 12 augustus 1914 leed de
fiere Duitse ruiterij bij Halen een pijnlijke nederlaag in de Slag der Zilveren
Helmen. Tijdens die gevechten had de Belgische legerleiding het 1ste en 2de
regiment Gidsen achter de hand gehouden. Na de slag, toen hun kameraden genoten van een paar dagen
welverdiende rust, werden die regimenten naar de eerste lijn gestuurd, aan de
oevers van de Gete. In afwachting van de verwachte Duitse stormloop legden ze
loopgraven aan. Een week later lagen de kaarten helemaal anders. De stad Luik
was gevallen en de Duitsers rukten massaal op naar het westen. Op 18 augustus
bereikten ze Geetbets. De meeste bewoners waren toen al gevlucht: maar goed
ook, want de Duitsers schoten op alles wat bewoog. De Belgische achterhoede van
het 1ste regiment Gidsen hield niet lang stand, en ook op andere plaatsen aan
de Getelinie moesten de Belgen op de loop gaan. Nog diezelfde dag gaf koning
Albert zijn troepen het bevel om zich terug te trekken naar Antwerpen.
Een paar
honderd meter verder bevindt zich paneel 8 met de volgende tekst: Op
18 augustus 1914 kreeg Geetbets voor de derde keer in twee weken Duitse soldaten
op bezoek. Pastoor Schurmans beschreef de ravage na de doortocht: Op dinsdag
18.8.1914 vielen de Duitse troepen binnen in Geetbets terwijl de Belgische
soldaten en de bevolking de vlucht namen. Acht woningen en de statie staken ze
in brand, dekens, klederen en eetwaren stalen ze in bijna alle huizen.
Verscheidende personen, waaronder Louis Keyen, Emiel en Mathilde Borgers, Louis
Luyten en een moeder met verscheidene kleine kinderen, namen ze mee tot
Kortenaken. Die moesten met de armen omhoog getuige zijn van het afbranden der
statie. Toen de statie in de as lag, werd een zekere Arthur Wauters van Grazen,
20 à 21 jaar oud, van zeer deftige familie, alhier voor den krijgsraad
gebracht, door de Duitsers ter dood veroordeeld, neergeschoten en begraven onder
de ogen van dezelfde Betsenaren. Het infobord staat voor het centrum van Geetbets. Op de
achtergrond zien we de parochiekerk Heilige Petrus en Paulus in de Dorpstraat. Het
is net 19:15u geworden. We hebben tot hiertoe 51km gefietst. Een wereldprimeur.
Misschien staat bij onze aankomst, in Halen, wel een fanfare te spelen? Het
dorp, Geetbets, lag tijdens WOI in de frontlijn toen het Belgisch leger zich
terugtrok achter de Gete. Duitse ruiters, die vanuit Grazen de brug over de
Gete naderden, werden teruggedreven. Vele gewonde Belgische soldaten werden van
Halen naar Geetbets gebracht en er verzorgd. In 1916 moesten vele Betsenaren
zich in Diest gaan aanmelden. Een vijftigtal werd naar Duitsland weggevoerd. In
1917 kwamen talrijke vluchtelingen uit Frankrijk toe, uit de streek van Nancy.
Zij verbleven tot aan het eind van de oorlog bij burgers. Elf soldaten uit
Geetbets bleken op het eind van de oorlog te zijn gesneuveld.
Paneel 7
staat oorspronkelijk bij het station en melkerij van Geetbets. Er zijn
momenteel wegenwerken aan de gang. Materiaal ligt overal verspreidt. We zien
van alles liggen en staan maar geen infobord. Een plaatselijke bewoner vertelt
ons dat het station is afgebroken, maar van een melkerij weet ze niets. Ze
wonen hier nog niet zo lang. We houden het hierbij. De aannemer van de grondwerken
heeft waarschijnlijk het infobord weggenomen voor de afbraak van het station.
We vervolgen onze weg. Bij knppnt 356 weer rechtdoor. Ons laatste infopaneel 6
vinden we bij het kasteel van Geetbets. We lezen: Wanneer
je van hieruit naar het oosten kijkt, zie je het Kasteel van Bets (Heerlijkheid
Elsmeren), dat in zijn huidige vorm teruggaat tot de 17de eeuw. In 1914 was het
een schakel in de Belgische verdedigingslinie. Op 16 augustus 1914 veroverden
Duitse troepen de stad Luik. De weg naar het westen, het binnenland in, lag nu
open. De Belgen wisten dat de Duitsers op komst waren en de Gete wilden
oversteken, maar ze wisten niet precies waar. Daarom installeerden ze troepen
over de hele lengte van de rivier, van Tienen tot Halen. Hier in Geetbets lag
een compagnie karabinierswielrijders soldaten op de fiets, zeg maar en een
peloton pontonniers-wielrijders die konden noodbruggen bouwen en explosieven
leggen. Ter hoogte van het kasteel lag ook nog een eskadron van het 1ste
regiment Gidsen. Hier dichtbij, aan de inmiddels verdwenen brug over de Gete,
raakten de Gidsen in de ochtend van 18 augustus slaags met de Duitsers. Het was
een kort maar gewelddadig treffen. Later die middag leverden Belgen en Duitsers
een grotere slag bij Sint-Margriete-Houtem. Het resultaat was in beide gevallen
glashelder: de Belgen moesten zich terugtrekken in de richting van Antwerpen.
In 1917 bood het kasteel van Geetbets, dat toen al vele jaren leegstond
onderdak aan vluchtelingen uit de streek van Nancy in Frankrijk. Na de oorlog
trof men op de deuren en muren van het kasteel met krijt geschreven opschriften
aan, waarin de vluchtelingen zich lovend uitlieten over de Belgische
gastvrijheid.
Over de
grens van Brabant rijden we terug door Limburgs Haspengouw tot knppnt 354. Dan
fietsen we 2,5km tot knppnt 352. In Halen houden we nog halt bij de grote kapel
van St-Barbaraop het
Sint-Barbaraplein. Slechts afgesloten door een laag wit geschilderd hek staat
de H. Barbara op het altaar. Drie potjes met plastieken bloemen fleuren het
interieur op.
Vanaf hier fietsen
we terug naar de Markt van Halen. Bij knppnt 352 rechtsaf in de Koekoeklaan.
Ten einde linksaf in de Firmin Jacobslaan. Volgende splitsing links aanhouden
en eerste straat linksaf in Raubrandplein tot op de Markt. Het is 20:00 uur.
Nog een uur rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs. Bron: Wikipedia.