Fietsknooppunten:
41-77-44-19-61-54-77-20-6-98-97-28-27-21-41.
Zondag 14
september 2014 vertrekken we vanuit Ekeren. Bij de afrit van Zemst slaan we
linksaf. De boordcomputer geeft slechts 17° aan. De zon krijgt geen kans om door
de dikke wolken te dringen. We hopen toch dat ze haar best zal doen en niet
wacht tot vanmiddag, zoals gisteren. Toen was het eerst twaalf uur toen ze door
het wolkendek heen brak. We kunnen
alleen maar hopen. Vandaag fietsen we langs de Dijlelinie fietsroute. Op deze
manier duiken we in de oorlogsgeschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant. Na
de terugtrekking in de fortengordel rond Antwerpen gaf koning Albert het bevel
om enkele uitvallen te doen en zo de druk op de Franse troepen rond Bergen te
minderen. Bij de eerste uitval van 24 tot 26 augustus 1914 raakten de Belgen
tot in Zemst, Wespelaar en Imde. Bij de tweede uitval van 9 tot 13 september
1914 baande het Belgische leger zich een weg tot Rotselaar en Aarschot. De
fietsroute is oorspronkelijk 91 kilometer lang. Wij maken er drie lussen van
die ons langs bestaande knooppunten, door enkele gezellige gemeenten, loodst
met informatieve buitenpanelen. Vandaag vertrekken we vanuit Boortmeerbeek dat
tijdens WOI bezet werd door de Krefelder Landsturm. De Landsturm was een korps
van reservesoldaten, die in het dagelijks leven gewone burgers waren. Omdat ze
minder goed getraind waren dan de echte stoottroepen, en meestal ook wat ouder,
werd er vaak de spot met hen gedreven. In Boortmeerbeek verbleven ze aan het
station.
We parkeren op
het dorpsplein. Boortmeerbeek ligt op de grens van de zuiderkempen en de
Brabantse leemstreek. De natuurgebieden Broek en Pikhakendonk maken deel
uit van deze gemeente. Het uniek landschap werd door de eeuwen heen door de
Dijle gevormd. De Sint-Antoniuskerk werd
heropgebouwd in 1924 nadat ulanen haar bij het begin van WOI afbranden. In de
toren hangen drie klokken die net beginnen te luiden. Om 11:00u is er een
eredienst en op deze manier weten de parochianen dat ze verwacht worden. De
deur staat open, we kunnen het interieur nog bezoeken. De vele
glas-in-loodramen dateren van 1925 en 1950. Ze maken de kerk te donker.
Vlak naast
de kerk staat onze eerste infozuil, nr 26. Ik lees: Op 18 augustus
1914 moest koning Albert zijn leger noodgedwongen terugtrekken naar Antwerpen.
Hij wilde de Duitsers echter niet zomaar vrije doortocht verlenen, en vanuit
Antwerpen viel hij ze tot twee keer toe in de flank aan. Telkens lag
Boortmeerbeek in de vuurlijn. Tijdens de eerste uitval, eind augustus 1914,
werd Boortmeerbeek zwaar beschoten door de Duitse en de Belgische artillerie.
In de nasleep van de gevechten staken Duitse troepen het gemeentehuis in brand.
Daarbij ging het archief in vlammen op. Na de oorlog werd het gemeentehuis
heropgebouwd; het is nu het wijkbureau van de politie. Tijdens de tweede
uitval, begin september, werd Boortmeerbeek opnieuw beschoten. Op 16 september
staken Duitse troepen de St-Antoniuskerk in brand- een monument uit 1610, met
een fraaie arduinen torenspits. De volgende dag bliezen ze de
kerktoren op. Dat deden strijdende legers in die tijd wel vaker: zo wilden ze
vermijden dat kerktorens door de vijand gebruikt werden als uitkijkpost, of als
richtpunt voor artilleriebeschietingen.
Naast de kerk
staat het monument voor de gesneuvelden. Dit monument herdenkt de inwoners van
Boortmeerbeek die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Tegenover het
plein staat een stijlvolle villa met een sierlijk torentje. Hier was het
gemeentehuis gevestigd dat nu dienst doet als politiebureel. Het nieuwe
administratieve centrum van 1988 staat op de plaats van de oude pastorie.
Als we
willen vertrekken zie ik dat er een lange schoenveter rond het tandwiel van
bommas fiets is gedraaid. Door aan de pedalen te draaien komt niet alleen de
veter los maar ook de ketting draait van het tandwiel. Ik denk erover na om de VAB
te laten komen. We zijn ervoor verzekerd. Maar dan moeten we misschien nog lang
wachten. Ik probeer het zelf en het lukt me toch om de ketting terug op de as
te krijgen. Dan zijn we echt vertrokken.
We rijden
naar het station van Boortmeerbeek. De bruin rood metalen zuil is een sober gedenkteken
van staal en werd in 1993 opgericht. De drie handen staan symbool voor: Verzet,
hoop en solidariteit. In het verroeste monument werd een tekst gegraveerd in
vier landstalen: Nederlands, Frans, Duits en het Jiddisch. Er staat: Vriend
voorbijganger, toon eerbied voor deze heldhaftige handen. Zij hebben hen gered,
die door de krachten van het kwaad naar de hel werden gezonden. Achteraan lezen we nog de tekst: Dit monument is
een symbool en een geheugenbaken in de strijd tegen elke volkerenmoord. Het is
opgericht als eerbetoon aan Robert Maistriau, Georges Livschitz en Jean
Franklemon die met onverzettelijke moed streden tegen de wreedheid en de
barbaarsheid van de onverdraagzaamheid.
Een
wegwijzer wijst richting spoorweg naar het Dossin monument. Dat zien we
straks bij onze terugkomst. We volgen knppnt 41 door de Pastorijstraat. Voorbij
de spoorweg staat ons knooppunt. We moeten knppnt 77 hebben en dat staat er
niet bij. De fietsknooppunten zijn ondertussen alweer verandert. Ons plan
erbij. We kunnen ons niet goed oriënteren. Niemand in de buurt om uitleg te
vragen. Een klein bord vertelt dat de nummers 41, 77 en 44 verandert zijn, maar
hoe we nu moeten rijden is niet duidelijk. Ons Rina stelt voor om gewoon
rechtdoor te rijden tot we opnieuw een knooppunt-bord tegenkomen. Ik heb geen
ander alternatief en volg. We rijden voorbij de begraafplaats en zien enkele
zerken van soldaten. We stoppen en betreden de begraafplaats. We bezoeken het
monument en Ereveld van de Veteranen van beide Wereldoorlogen. Op sommige
zerken hebben familieleden een foto bijgezet van de overledene.
We verlaten
de begraafplaats en ik spreek een lokale burger aan die net de begraafplaats
wil betreden. Volgens ons plan moeten we richting de Dijle. Dus: -Rijden wij
richting de Dijle, meneer? Vraag ik hem en wijs naar links. Het antwoord is
bevestigend en volle moed fietsen we verder. Plots vertelt een bord dat we
Rijmenam binnen rijden. Terug ons plan ontplooien en dan zien we onze fout.
Oke, mijn fout. Ik vroeg naar de Dijle, en dat was verkeerd. Inderdaad, de
Dijle ligt vlak voor ons, maar wij moeten bij het kanaal Leuven-Dijle zijn.
Fietsen draaien en terug. Niets aan te doen. Terug naar knppnt 41, bij de
spoorweg brug. Onder de brug door en zien dan een bord staan met knppnt 77.
Eureka!
Aan de
Leuvensesteenweg moeten we rechtsaf. Normaal is dat na het bord. We rijden dus
wat verder, maar er is geen straat meer naar rechts. Terug dus en de eerste
straat linksaf. We dwarsen het kanaal en vervolgen knppnt 44. Na de vele
weilanden met alle soorten van runderen rijden we door het Steentjesbos. Een
welgekomen afwisseling. Asfalt wordt kiezel dat onder onze wielen alle kanten
opvliegt. Dorre bladeren liggen op ons fietspad. De herfst zet zich stillaan
in. Een infobord legt uit: Het steentjesbos ontleent haar naam aan de bospaden geplaveid met resterende
stukken steen van een Gallo-Romeinse gebouwencomplex. In het Steentjesbos
groeien vooral eiken. Voorjaarsbloeiers zoals bosanemonen en meiklokjes kleuren
de bosbodem in de vroege lente. Soms hoor je de bonte specht lachen of met zijn
snavel hameren op de bomen op zoek naar insecten. Het bos vormt een onmisbare
schakel in een groter netwerk van bossen zoals het Hellebos-Rotbos, het Weisetterbos,
het Schiplakenbos en het noordelijke Vriezenbroek. Binnenkort loopt hier een
project om een groene corridor te ontwikkelen van Kampenhout tot Winksele.
Spechten, eekhoorns en vleermuizen genieten van dit afwisselende gebied.
Hopelijk krijgt ook de sleedoornpage, een gemeentelijke koestersoort, zijn plek
in dit gebied. Na de
uitgesneden boomstam met vlinder en bosduif rijden we op een bospad tussen
loofbomen. We worden meteen opgeslokt door een heerlijk stuk natuur. De lucht
hangt nog vol vogelgeluiden. De bladeren zorgen straks voor schitterende
herfstkleuren. Onbewust speur ik de grond af naar paddenstoelen.
Na het bos vinden
we paneel 23 waarop we lezen: Op 18 augustus 1914 besliste koning Albert het
Belgische leger terug te trekken naar Antwerpen. Daar zat het voorlopig veilig
achter een stevige fortengordel. Bovendien was Antwerpen de ideale uitvalsbasis
om de Duitsers in de flank aan te vallen. Dat deden Belgische troepen twee
keer. Bij de eerste aanval, op 25 en 26 augustus 1914, lag het Steentjesbos
recht in de vuurlijn. Je kunt nog altijd zien waar het front die 25ste augustus
liep: langs de zuidrand van de bossen van Schiplaken tot de meest
noordwestelijke punt van het Steentjesbos. Over een afstand van 2,5 kilometer
lagen zeven Belgische bataljons, maar in de chaos hadden die het contact met
elkaar verloren. Bovendien botsten ze overal op hindernissen: het kanaal
Mechelen-Leuven, drie waterlopen (de Zenne, de Dijle en de Barebeek), de
spoorwegberm en de vijver van Hofstade. De volgende dag, 26 augustus, kreeg het 2de
Regiment Karabiniers het bevel om de vijand aan te vallen. In de vroege ochtend
marcheerden kolonel Biebuyck en zijn mannen naar het Steentjesbos. Om half zes
raakten ze slaags met de Duitsers, die zich hadden ingegraven. Later die
ochtend konden ze enkele tegenaanvallen afslaan, maar uiteindelijk moesten ze
zich terugtrekken. Een
sierlijke houten zitbank van Natuurpunt ernaast nodigt uit voor een eerste kop
koffie.
Onze
grindweg wordt een betonbaan. Links en rechts van ons wei- en landbouwgronden. De bloeiaren van de maïs is donkerbruin
geworden. Er kan geoogst worden. Ook het loof van de aardappelen heeft een
bruin rode kleur. Hectaren aardappelen kunnen gerooid worden. Na knppnt 19 rijden we terug over een grindpad en duiken weer het bos in en houden
halt bij een privaat-ingang. Er is een kleine kapel gebouwd in natuursteen. Het
ziet groen van het sap van de bomen. Een kaarsje brandt. Rondom vinden we info
over: Vleermuizen
staan regelmatig op postzegels! Maar ook: Een Australische legende. Toen de eerste man en vrouw
geschapen waren, werd hen gezegd weg te blijven van een enorme vleermuis die in
de opening van een grot hing. Met grote nieuwsgierigheid benaderde de vrouw de
vleermuis. Het dier schrok toen het de
vrouw zag en vloog weg. Op die manier kwam de dood, die opgesloten zat in de
grot en bewaakt werd door de vleermuis, vrij. Vanaf dat moment waren de mensen
sterfelijk. Als laatste
info: Mythen,
legenden en bijgeloof. Het Chinese woord Fu betekent zowel vleermuis als
geluk. Ook in landen als Bali, Japan en bij de Mayas in Midden-Amerika zijn
het gelukbrengers. In de oudheid werden ze aan deuren gespijkerd om het boze af
te weren. Aan groen
geen gebrek. Het moet heerlijk zijn om hier te wandelen langsheen de rustige
paden. We worden getroffen door de stilte die slechts onderbroken wordt door
natuurlijke geluiden van de omgeving.
Bij het
kasteel van Schiplaken staat infobord 24 met sprekende beelden. Ze tonen hoe
het kasteel er uitzag voor en na WOI. Triestige fotos. Geplunderd en
in puin geschoten
. noemt
het infobord, en verder: Tot de eerste Wereldoorlog stond hier het kasteel
van burggraaf Terlinden, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Het was
splinternieuw- de familie Terlinden had het pas in 1897 laten bouwen- maar het
zou de eerste oorlogsdagen niet overleven. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse
soldaten het kasteel binnen. Ze stalen alles wat los en vast zat. Schapen,
kippen, ezels, zelfs de pauwen werden geslacht en gebraden. Honderden flessen
wijn werden uit de rijk gevulde kelders het terras opgesleept en daar in grote
waskuipen gegoten. Zelfs flessen laxeermiddel gingen de kuipen in. Het mengsel
werd met de pollepel opgedronken. Het gevolg liet zich raden: algauw lagen
stomdronken officieren en schildwachten broederlijk naast elkaar op het gazon.
Na de plundering diende burggraaf Terlinden een klacht in bij de Duitse
bezettingsmacht. Gezien zijn hoge functie mocht hij in de Brusselse magazijnen
van Thurn en Taxis gaan kijken of er geen spullen uit zijn kasteel klaarstonden
voor transport naar Duitsland. Hij vond nog enkele schilderijen, maar de
meubels en het zilverwerk waren spoorloos. Van 11 tot 13 september 1914 werd er
opnieuw hevig gevochten in Schiplaken en omgeving. Het kasteel werd door de
Duitsers in brand gestoken en in puin geschoten. Zelfs de fundamenten werden
geraakt. Heropbouw was onmogelijk, en in 1920 werd een volledig nieuw kasteel
in neoklassieke stijl opgetrokken. Alleen de dienstgebouwen dateren uit de 18de
en 19de eeuw.
Verder naar knppnt
61, We rijden door het Schiplakenbos met overwegend dennenbomen. Er liggen
enkele gerooide bomen tegen de grond. Ontdaan van hun takken zijn ze klaar om
opgeladen te worden. Het bos wordt uitgedund om overblijvende bomen meer licht
te geven. Kruiden, struiken en jonge bomen krijgen daardoor meer kans om te
groeien. Bij de kerk van Schiplaken staat paneel 25 met een triestige foto van
de zwaar beschadigde kerk. We lezen: Op de militaire begraafplaats, rechts
van de kerk, liggen 90 Belgische militairen en officieren die tijdens de
gevechten rond Schiplaken gesneuveld zijn. Het monument, van de hand van de
Brusselse beeldhouwer Caillie, dateert uit 1920. De Heilige-Familiekerk is
vanaf 1899 gebouwd in de toen populaire neogotische stijl. Amper vijftien jaar
later werd ze door Duitse troepen in brand gestoken. Na de oorlog werd ze
heropgebouwd. De kerk van Schiplaken was lang niet de enige die in 1914 werd
vernield of in brand gestoken. De Duitsers deden dat naar
eigen zeggen uit noodzaak: ze wilden niet dat de Belgen kerktorens zouden
gebruiken als uitkijkpost voor hun artillerie of- wanneer de kerk in Duitse
handen was- als richtpunt voor beschietingen. De gevechten in en rond
Schiplaken kostten ook burgers het leven. Op 1 september werden zes inwoners
gevangen genomen door Duitse soldaten. Het waren J.H. Van Rompuy (46),
koster-organist van de kerk: de gebroeders Theofiel (16) en Edward (12) Vandenbrande,
E. Van Horenbeeck (34), de 19 jarige Jan Verbinnen en 36-jarige Edward
Vanderaerschot. Ze werden het laatst gezien toen ze de handen op de rug
gebonden, via de Leuvensesteenweg werden weggeleid in de richting van
Kampenhout. De lichamen van de burgers werden niet teruggevonden en in 1924
werden de zes mannen doodverklaard. In 1943, midden in de volgende
wereldoorlog, werd aan het sas van Kampenhout een viaduct aangelegd. Bij
graafwerken werden toen onder de dansvloer van een café zes geraamtes
opgegraven. Een van hen bleek de sleutel van de kerk van Schiplaken op zak te
hebben: dat was koster Van Rompuy. Meteen was duidelijk wie de vijf anderen
waren. De zes lichamen liggen begraven langs de kerkhofmuur, schuin tegenover
de militaire graven. De sleutel en enkele geldstukken zijn bewaard gebleven.
Het borstbeeld
van Burggraaf Terlinden (1851-1947) staat op zijn sokkel bovenop een vierkant
verhoog van oude kasseien. We betreden de begraafplaats, rechts naast de kerk, tegen
de zijmuur is de herdenkingsmuur van gesneuvelde Helden van Schiplaken. Van
de 90 Belgische soldaten van WOI zijn er 14
onbekenden, 47 Karabiniers, gesneuveld op 25/26 augustus 1914. Achter de kerk
staat de Calvarieberg, omgeven door oude en nieuwe graven. Opvallend zijn de
arduinen zerken van de familie Terlinden.
Nabij de
begraafplaats is een zitbank waar we onze meegebrachte boterhammekes nuttigen.
Een kopje koffie gaat er ook wel in. Van zon is nog steeds geen sprake. Het is
nochtans 12:00u. Vanaf knppnt 54 rijden we langs het 30 km lange kanaal
Leuven-Dijle. Gebouwd in 1750 van Leuven via Mechelen tot aan het Zennegat. Vanaf
12:30u breekt dan toch de zon door. Maar het blijft fris naast het water. Onze
jas is nog geen luxe. Rechtsaf over het kanaal voor knppnt 77, dan linksaf
langs het kanaal. 3,4 km ver tot knppnt 20. We houden even halt bij de Boortmeerbeeksluis
van het kanaal. De dubbele schutsluis is van de 18de- eeuw en één van de vijf
schutsluizen van het kanaal. Een infobord vertelt: De stad Leuven
kende vanaf de 16de-eeuw onder meer door de verzanding van de Dijle een
terugval van haar economie. Daarom werd tussen 1750 en 1753 een alternatieve
transportroute aangelegd: het Kanaal Leuven Dijle. De Leuvense Vaart
maakt(e) het binnenland ver oostwaarts bereikbaar via het water en zorgde er zo
mee voor dat België kon uitgroeien tot hét doorvoerland bij uitstek. Behalve op
het vlak van transport bekleedt het eveneens een recreatieve, sociale en
ecologische rol, zodat het een grote meerwaarde creëert voor de omringende
regio. Het vervoer via de waterwegen wordt vandaag gepromoot als volwaardig
alternatief voor het wegvervoer. En met reden: een gemiddeld binnenschip kan in
één reis de lading van tientallen vrachtwagens vervoeren. De scheepvaart levert
daarmee een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het fileprobleem en het
vergroten van de verkeersveiligheid op onze wegen. Daarenboven verbruikt een
schip van alle transportmodi de minste brandstof en heeft het laagste
CO-uitstoot. Samengevat is de scheepvaart dus efficiënt en milieuvriendelijk.
Vervoeren per schip is vandaag dan ook meer dan ooit hip!
Even klimmen
en we vervolgen onze weg over het jaagpad. Voorbij de sluis van Kampenhout
bevindt zich een kleine jachtclub Het Sas. Er zijn een tiental
pleziervaartuigen aangemeerd. De laatste jaren kent de pleziervaart steeds meer
succes. Tijdens WOI woedde in deze streek hevige gevechten tussen het Duitse
invasieleger en de Belgische strijdkrachten. De vijand herstelde de brug en staken
het kanaal over om de Belgen terug te dringen. Alle
huizen in de omgeving van Kampenhout-Sas waren verwoest en het gehucht Relst
werd totaal van de kaart geveegd. Bij knppnt 20 wijken we af naar knppnt 06. Een stuk door
het centrum van Kampenhout. De O.L.Vrouwkapel, op de hoek van de Terloonstraat
en de Aarschotsebaan, is overwoekerd met klimop. Het vensterglas is uit de
deur. Het interieur is echter onderhouden. Bij de kerk van Relst vinden we
paneel 21. Duitsers in het dorp. De
kerk van het gehucht Relst is een stille getuige van de doortocht van de Duitse
troepen in 1914. Vrijdag 21 augustus hoorden de mensen van Relst dat de
Duitsers langs de Haachtsesteenweg naar Brussel marcheerden. Wie kon, vluchtte
naar veiliger oorden. Zowat tweehonderd vluchtelingen werden door ulanen
(Duitse lansiers te paard) in de kraag gevat en opgesloten in het kasteel van
Wilder. Vier dagen later viel het Belgische leger het Duitse aan, tijdens de
zogeheten eerste uitval uit Antwerpen. De Duitsers koelden hun woede op de
plaatselijke bevolking. In Relst staken ze 80 huizen in brand, waarvan ongeveer
25 op het gehucht de Vierstraten. Al wie nog niet gevlucht was, werd naar de
zusterschool van Buken gebracht. Twee van hen, de neven Gustaaf (31) en Corneel
Heers (18), werden de volgende dag terechtgesteld. 250 anderen werden afgevoerd
naar Leuven. Op 7 september meenden de Duitsers dat er vanuit de kerktoren
lichtsignalen gegeven werden naar oprukkende Belgische troepen. Ze dwongen de
pastoor om alle vensters en galmgaten te dichten en staken de inboedel in
brand. De sacristie brandde uit. Vier dagen later, tijdens een nieuwe Belgische
aanval, gaf admiraal von Schröder het bevel om de hele kerk in brand te steken.
De pastoor en enkele burgers werden gegijzeld en moesten machteloos toezien hoe
hun gloednieuwe kerk in vlammen opging. Op de kerkmuur is een gedenkplaat aangebracht van WOI. Aan onze
Helden. Ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers van de parochie St-Jozef
Relst. De glasramen laten veel licht binnen. Een
orgel boven het portaal en een kleiner naast het altaar. Binnen in de
kerk kunnen we twee tastbare overblijfselen van de oorlog zien: twee met
houtskool geschreven teksten die daar waarschijnlijk in 1914 zijn aangebracht
door een Pruisische officier. Op de achterkant van de eerste pilaar links
staat: Ein feste Burg ist unser Gott (Een vaste burcht is onze God een
citaat van Luther dat ook op de Duitse soldatengespen stond). Op de achterkant
van de eerste pilaar rechts staat: Wir Deutsche fürchten Gott. Sonst nichts
auf dieser Welt (Wij Duitsers vrezen God, en verder niets op deze wereld).
We moeten
niet terug. Een wegwijzer met een klaproos brengt ons langs een pad tussen
weilanden. Eigenlijk geen fietsroutenetwerk, maar het lukt. Soms is ons pad zo
breed als onze fietsbanden. Links en rechts staan de netels een meter hoog.
Hopelijk krijgen we geen tegenliggers. We horen en zien regelmatig vliegtuigen
boven onze hoofden opstijgen of landen. Zaventem is niet veraf. De temperatuur
is ondertussen gestegen. Onze jassen worden in de fietszakken opgeborgen. Ons
pad eindigt in de Wildersedreef bij het kasteel van Wilder waarvan reeds sprake
was in de 14de-eeuw. Omringd door een ruim park met enkele zeldzame boomsoorten
wordt het kasteel momenteel bewoond door de familie de Broqueville. De oude
hoeve op het domein werd sinds 1990 omgevormd tot secretariaat, cafetaria en
lokalen voor de uitbating van een golfclub. De mooie Wilderdreef werd in 1687
aangelegd door graaf de Cruyckenburg. Tegen de witgekalkte tuinmuur werd een
O.L.Vrouwekapel aangebracht.
Linksaf
richting knppnt 98 en infopaneel 20. We hebben ondertussen 25 km gereden. We
lezen: Het
kasteel van Wilder speelde in augustus 1914 een kleine maar tragische rol in de
Duitse opmars door België. Het bood onderdak aan tweehonderd vluchtelingen, en
even aan een dubbele moord die zelfs na honderd jaar nog altijd choqueert. Op
20 augustus 14 leidden Duitse soldaten een groep burgers uit Buken en het
gehucht Vierstraten naar het kasteel van Wilder. Daar wilden ze hen een
tijdlang vasthouden je wist maar nooit of het geen francs-tireurs waren. Toen
de stoet in Wilder kwam, gebeurde daar wat eerder al in Buken was gebeurd: de
mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten mee. Judocus Hendrickx, een
slechtziende zeventiger, had net bezoek van Jan Hendrik Volkaerts, een man met
een mentale handicap. Ook zij werden meegenomen, maar algauw bleek dat ze niet
in staat waren om het marstempo te volgen. Ter hoogte van het kasteel van
Wilder werden ze uit de groep gehaald en na een kort schijnproces in een veldje
geëxecuteerd.
De soldaten keken niet om naar de lijken. Het kasteel van Wilder is eigendom van
de familie de Broqueville. De bekendste telg van de familie, Charles de
Broqueville, was in 1914 minister van Oorlog en regeringsleider. Een jaar
eerder had hij de algemene dienstplicht ingevoerd- een beslissing met
vérstrekkende gevolgen, zo bleek toen het oorlog was. In oktober 14 volgde de
Broqueville koning Albert en de rest van het leger naar de Westhoek. Omdat het
zo dicht achter het front niet veilig werd geacht, of toch niet voor ministers,
verhuisden hij en zijn regering naar Frankrijk. Tijdens de oorlogsjaren werd
zijn functie steeds belangrijker, tot hij een echte eerste minister werd, de
allereerste uit de vaderlandse geschiedenis. Charles de Broqueville overleed in
September 1940: hij maakte dus nog net het begin van de volgende wereldoorlog
mee.
De
Stokstraat is een smalle asfaltbaan die slingert tussen de maïsvelden. Een lust
om hier te fietsen. Alleen de autos maken het gevaarlijk. Zonder te vertragen
scheren ze ons voorbij. We houden halt bij een hoge kapel met brede
ingangsdeur. Op de hoek van de Tweelindenstraat en de Stokstraat. Slechts één
lindenboom overschaduwd de kapel. De stronk van de tweede boom moet nog
uitgeboord worden. Er staan behoorlijk wat heiligenbeelden in de kapel. De drie
Heilige maagden, met hun moeder, staan rechts van het Heilig hart op de grond.
De Heilige Antonius met kind op een smal altaar erboven. Plastieken bloemen
sieren het geheel op. We rijden weer tussen de maïs. Er is geen zuchtje wind. Hier
is het zalig fietsen, en ik hoop stiekem dat het eindeloos mag duren.
Bij de neobarokke
St-Antoniuskerk van Buken dateert van 1842-44 en de toren van omstreeks 1700. Sint-Antonius,
afgebeeld met varken, wordt vereerd tegen besmettelijke ziekte bij mens en
dier. De kerk en haar interieur werden tijdens WOI volledig verwoest. We kunnen niet verder dan het portaal. Door
het glasraam kunnen we het interieur bewonderen. Infobord 19 vertelt: Buken werd
zwaar getroffen tijdens de begindagen van WOI. Huizen werden leeggeroofd en
platgebrand: onschuldige burgers werden gearresteerd en terechtgesteld omdat ze
op de Duitsers geschoten zou hebben. Er vielen vele burgerslachtoffers. Hun
namen staan vermeld op de herdenkingsmuur, rechts van de kerk. De Duitse
soldaten in België waren doodsbang van francs-tireurs: gewapende burgers van
wie gefluisterd werd dat ze op Duitsers schoten. In hun angst namen ze
gruwelijke represailles. Ze hadden het vooral gemunt op priesters: die jutten
volgens hen de bevolking op. Twee geestelijken uit Buken werden het slachtoffer
van die geruchten. Pastoor De Clerck was oud en ziekelijk, maar volgens de
Duitsers zou hij in de kerktoren geklommen zijn en schoten hebben gelost. Hij
en onderpastoor Sombroek nota bene een burger van het neutrale Nederland
werden zwaar mishandeld. Volgens een getuige was de pastoor gansch beslijkt,
overstampt en overslagen. Na een lange lijdensweg werden ze allebei
doodgeschoten. We hebben het lijk
van de pastoor opgegraven te Relst-Kampenhout, herinnerde zijn huishoudster
zich achteraf. Ik heb zijn aangezicht gewassen, en ik heb geen oren meer
gezien .
De
herdenkingsmuur is in rode baksteen gemetst. De zwarte plaatjes met de namen
van burgerslachtoffers werden mee in de muur gemetst rond een arduinen
monument. Een infobord
verklaart: Op 20 augustus viel het Duitse leger met zijn Doodskop-Uhlanen
Buken binnen. Als gevolg hiervan stonden binnen enkele dagen de
St-Antoniuskerk, pastorie, school en andere woningen in brand. Dit was een
vergelding voor de vertraagde opmars van het Duitse offensief, maar ook een
reactie op de valselijke betichting dat Bukenaars vanuit de kerktoren op de
Duitsers zouden geschoten hebben. Op 26 augustus 1914 werd de toenmalige pater
Sombroek, helper van pastoor De Clerck, samen met 10 andere dorpelingen,
neergeschoten tegen de muur van het kasteel de Meulenaere. Op 8 mei 1988 werd
tussen kerk en pastorie een licht gebogen gedenkmuur opgericht. Deze
symboliseert de muur van het kasteel. De namen van al de Bukense gesneuvelden
uit beide wereldoorlogen werden hierop aangebracht in marbrieten plaatjes,
met centraal de grafplaten van pastoor De Clerck (gefusilleerd op 2 augustus
1914 nabij Kampenhout-Sas) en pater Sombroeck. Het initiatief tot oprichting
van dit monument kwam van het feestcomité Tres Secula Bukenholt oftewel 3
eeuwen Buken, gesticht om de 300ste verjaardag van Buken te vieren. Het kasteel is verbouwd tot enkele appartementswoningen.
We rijden
verder tot knppnt 97. We rijden terug langs het kanaal voor 1,5km tot knppnt
28. Weer afwijken. We rijden naar het centrum van Tildonk. Aan de brug is het
heel druk. Al van ver zien we mensen van de brug afspringen. Zelfgemaakte
vlotten worden door Chiro-jongeren bestuurt en pikken de waaghalzen op. Ook kanos
peddelen op het water. Bij de St-Jan de Doperkerk van Tildonk stallen we de
fietsen. De kerk groeide op vanaf de 13de-eeuw en de Westertoren van witte
zandsteen is van de 14de-eeuw. We kunnen de kerk niet bezoeken maar wel het
ommuurde kerkhof. Hier werd pastoor J. Lambertz begraven (1785-1869). Stichter
van de Ursulinen van Tildonk. Eveneens rusten hier twee bemanningsleden van een
Engelse bommenwerper die in 1942 boven Tildonk werd neergehaald. De muurhaken in de pastorie
geven het jaartal 1761 aan. Het verwijst naar een restauratie, het gebouw is
ouder. In Tildonk is het vandaag Dijlelanddag. We wandelen te voet langs de
kraampjes met straffe streekgerechten en artisanale bieren, escargots, warme
wafels, Hagelandse wijnen, etc. We brengen een exclusief bezoek aan het
Belevingscentrum 14-18. We kunnen over de koppen lopen. Langs de enorme mensenmassa. We weten niet waar we
moeten zijn. We volgen een groep mensen die naar het klooster afzakken. Het is
nu een school. Maar het klooster is groter en complexer dan ik dacht. We mogen
vandaag gratis het Belevingscentrum binnen. We bevinden ons in het voormalige
Ursulineklooster uit de 19de-eeuw. In augustus en september 1914 was hier het
hoofdkwartier gevestigd van de Duitse generaal von Beseler. Van hieruit leidde
hij het beleg van Antwerpen. De voorbereidende besprekingen voor de overgave
van Antwerpen hadden hier plaats. De kloostergebouwen werden fel beschadigd
door de Belgische artillerie. Huizen werden platgebrand en de Duitsers
vermoorden dertien inwoners, waaronder zeven Valckenaers. Een bronzen
gedenkplaat werd aan de kerk bevestigd met daarop de namen van gesneuvelde soldaten
en gemartelde burgers van Thildonck. Op de benedenverdieping is de tentoonstelling
van WOI. Fotos tonen ons het leven van de bewoners die moesten samenleven met
de bezetter. Hoe het klooster werd
bezet, het leven van de dorpelingen aan het front
etc.
De twee
infopanelen (15 en 16) vinden we niet. Wegens de werken naast het gebouw werden
ze niet geplaatst. De zon in en weg van de drukte. Er staat ondertussen een
lange rij aan te schuiven bij de ingang. Allen wachten op een gids. Volgens mij
hebben de inrichters het allemaal wat onderschat. Om deze mensen rond te leiden
zijn wel enkele gidsen nodig. Het is tamelijk warm geworden ondertussen. Wij
drinken een Kartuisbiertje bij een kraam.
Als we het
centrum van Tildonk verlaten hebben fietsen we door een schilderachtig
landschap. In de verte een grote hoeve met bijhorende stallen. Een infobord
verklaard: Het kasteeltje, een mottesite met
woonhuis en landschuur, was de voormalige zetel van een kleine heerlijkheid
(Ter Borcht, 1401; Nieuwenborg, 1684). De kern van het blokhuis gaat terug tot
de 15de eeuw, het huidige gebouw dateert uit 1642 (jaartal vereeuwigd in de
muurankers). De bakstenen langsschuur is van ca. 1850. Hier resideerden in de
12de-eeuw waarschijnlijk de ridders van Tildonk. In de 17de 19de-eeuw waren
heerlijkheid en kasteeltje in bezit van de adellijke families Archier en de
Lalaing, graven van Tildonk. Het
kasteeltje en de onmiddellijke omgeving werden wettelijk beschermd in 2002.
Tegen de
zijgevel van een hoeve staat infobord 17. Een aangrijpend verhaal: Hoeves in de
vuurlijn. Op 26 augustus, tijdens de eerste uitval, rukte een eenheid vanuit
Wakkerzeel op in de richting van Tildonk. Op hun weg lagen twee grote
boerderijen, aan weerszijden van de spoorweg: de Dormaalhoeve, waar we nu
staan, en hoeve Het Kasteeltje, een paar honderd meter terug richting
Tildonk. Daar botsten ze op hevig Duits verzet. Bij het kasteeltje werden ze
teruggeslagen. De vaart in Tildonk zouden ze nooit bereiken. Een zwart wit
foto toont het gezin Valckenaers, vlak voor de oorlog. we lezen verder:
"Dicht bij de Dormaalhoeve vond één van de gruwelijkste moordpartijen van
de zomer van 1914 plaats. In de Hambosstraat, een paar honderd meter ten oosten
van hier, stonden twee inmiddels verdwenen hoevetjes. Daar woonden twee broers, Eduard en
Isidoor Valckenaers. In de vroege ochtend van 26 augustus 1914 kreeg Eduard
bezoek van Belgische soldaten. Die openden het vuur op een eenheid Duitsers,
wat verderop. Toen de Belgen zich moesten terugtrekken, namen de Duitsers wraak
op de familie Valckenaers, die ze ervan verdachten de Belgen geholpen te
hebben. Frans (20), Juul (17) en Jozef (14), drie zonen van Eduard, werden
doodgeschoten. Eduard zelf kon zich verstoppen in een beerput, waar hij de hele
dag zou blijven zitten.
De vrouwen en kinderen kregen het bevel naar de tuin te gaan.
Josephine, de vrouw van Isidoor, herinnerde zich achteraf: Na een paar minuten
vroeg een Duitser ons waar alle mannen waren. Wij zeiden dat die vertrokken
waren, en smeekten hem ons te laten leven. Niemand zal u kwaad doen, zei hij,
maar ge moet een witte vlag hijsen. Dat deden we, maar meteen klonken er
schoten. Mijn dochtertje Vitorine van 2, die bij mij op de arm zat, werd
geraakt door drie kogels. Haar zussen
Louise van 19 en Hortense van 17 waren op slag dood. Jeanne van 6 werd
zwaargewond naar het klooster van Tildonk gebracht, waar ze drie dagen later
overleed. Ikzelf kreeg een kogel in het gezicht en verloor een oog.
We fietsen
langs weilanden met betonnen bunkers. Hier staat een infobord met fietsroute
Bunkers Binnenste Buiten. De route is 30 km lang en loopt door de gemeenten
Haacht, Herent en Kampenhout. Het vertrekpunt is aan het station van Wespelaar.
De route heeft geen eigen bewegwijzering. Een brochure is bij de Toeristische
diensten van gemeenten te koop. Lijkt ons ook interessant.
Twintig
minuten later arriveren we te Wespelaar. Ook hier is het Open Monumentendag.
Het is echter al na 17:00u en de kerk is reeds afgesloten. De oorsprong van de
Parochiale Sint-Luciakerk gaat terug tot het begin van de veertiende eeuw. Uit
die periode bleven alleen de zandstenen westertoren over. In 1860 werden de
neogotische zijbeuken aangebouwd. Rond de kerk herinneren vele relieken aan de
vroegere bewoners en eigenaars van het parkkasteel. Vlakbij de kerk staat paneel
18 waarop we lezen: Alles namen ze mee, eeuwenlang stond oorlog gelijk aan
roof en plundering. Het was vrijwel onmogelijk om een rondtrekkend leger te
bevoorraden, en dus moesten soldaten hun kostje zelf maar bij elkaar stelen. In
1914 was de Duitse bevoorrading beter geregeld, maar kennelijk had de
mentaliteit van de soldaten zich nog niet aangepast. Toen ze op 13 september
het kasteeldomein van Wespelaar bereikten, sloegen ze dan ook enthousiast aan
het plunderen. Onder
deze tekst werd een zwart wit foto geplaatst van burggraaf de Spoelberch. Hij
hield tijdens WOI een dagboek bij waarvan een korte anekdote werd afgedrukt: Dekens, linnen,
zilverwerk, wijn, alles namen ze mee. Ze doodden de kippen en de schapen en
visten de kasteelvijver leeg. Nadat ze de kolenvoorraad en het hout hadden
opgestookt, vonden ze niets meer om zich te verwarmen; toen hebben ze de
meubelen maar in brand gestoken. In de rest van het dorp is ook veel
geplunderd. De salons van leegstaande huizen dienden als paardenstal, en de
kerk ook. We lezen ook
nog: Het
kasteeldomein van de brouwersfamilie de Spoelberch gaat terug tot de 12de eeuw.
Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1954, maar voor die tijd stond er een ouder
kasteel in neorenaissancestijl. Dat kasteel kreeg in 1914 twee keer Duitse
troepen over de vloer. Wespelaar en het domein de Spoelberch werden op 20
augustus door de Duitsers bezet. Tijdens de tweede uitval, van 9 tot 13
september, werden dorp en domein bezet door het 11de Linieregiment. Twee keer
bereikten de Belgen via het domein de vaart Leuven Mechelen, maar ze slaagden
er nooit in die over te steken. Bij de gevechten sneuvelden tientallen
Belgische en Duitse soldaten. De Duitsers maakten ook 21 burgerslachtoffers. Even verder werd in 1956 een gedenksteen
opgericht, als hulde aan de manschappen van het Elfde Linieregiment, die van 9
tot 12 september 1914 in Wespelaar een bloedige slag uitvochten tegen de bezetter.
Tegenover de
kerk bevindt zich het kasteelpark dat sinds de 19de eeuw in het bezit kwam van
de familie de Spoelbergh. Langs een typische koetspoort, in 1923 opgericht door
burggraaf Guillaume de Spoelberch, betreden we het domein. Links van ons is de
vroegere hoeve van het kasteel en de koetsierswoning. Ook voor de wandeling
naar het arboretum zijn we te laat. We lopen een verzameling van aangeplante
boomsoorten mis. Verspreidt over
een oppervlakte van 20 ha. Het levenswerk van burggraaf Philippe de Spoelberch.
Op het landgoed bevinden zich nog twee
kastelen. De Herkenrode en Bosveld.
Vanaf
Wespelaar fietsen we naast de spoorweg op de Elfde Linielaan. In Heike rechts
afslaan voor het monument van gesneuvelden van beide wereldoorlogen op de gemeentelijke
begraafplaats van Wespelaar. Een cirkelvormig monument in baksteen, daarboven
een witte sierband met de bekende woorden: Hier liggen hun lijken als zaden in t
zand, hoop op de oogst o vaderland. Een bronzen siervaas staat op het altaar.
Op een blauw
bord met witte letters, geplaatst naast de weg, nabij een spoorweg overgang
lezen we: De enige plaats in Europa waar een jodentransport door de weerstand
gestopt werd om ontsnappingen mogelijk te maken op 19 april 1943. Bij de spooroverweg, van Mechelen
naar Leuven, staat paneel 27, ons laatste infobord. Enkele fotos en de tekst
vertellen ons: je staat hier bij de spoorweg tussen Mechelen en Leuven,
een centrale as van het Belgische spoornet. Dat was in 1914 ook al zo: via deze
spoorlijn brachten de Duitsers hun enorme 420 mm-kanonnen naar het front. De
Belgen wilden dat verhinderen, en op 27 september 1914 deden ze een gewaagde
zet. Vanuit Muizen, het grote rangeerstation nabij Mechelen, stuurden ze drie
onbemande, met zand geladen locomotieven in de richting van Leuven. De
spooktrein reed hier in Boortmeerbeek in op een Duitse legertrein. Dat gebeurde
op amper een paar honderd meter van de plek waar de Duitsers een kanon in
stelling hadden gebracht.
De Belgische stunt kon de Duitsers niet lang tegenhouden: die legden
snel een parallel stuk spoorlijn aan om de hindernis te ontwijken. Onder een foto van een Duits
officier staat de tekst: De Belgen doen alles om ons weg te krijgen.
Zondagmorgen vroeg lieten ze drie treinen achter elkaar op onze trein los,
waaruit we net de 420 mm-kanonnen stonden uit te laden. De drie treinen reden
tegen een aarden wal die we uit voorzorg vlak voor onze posities hadden
opgetrokken. Het spoor ligt nu vol brokstukken, maar onze specialisten hebben
inmiddels al een noodspoor aangelegd, zodat we verder kunnen met ons werk.
(Otto Wolfien, pionier bij een artillerieregiment van het IIIde reservekorps,
in een brief aan zijn vrouw). Ook een in België wonende Noorse dame schreef in een brief aan een
vriendin in Oslo deze brief: Langs de volledige lengte van de spoorweg
Mechelen-Leuven zagen wij het ene graf na het andere. Platgetrapte akkers,
grote gapende bomtrechters, een echte chaos. Al de huizen aan weerszijden van de
spoorweg zijn vernield, en de bossen zijn gekapt.
Nog 1,4 km
fietsen tot de kerk van Boortmeerbeek en onze auto. Naast de overweg aan het
station staat het Dossin monument dat in 1993 werd onthuld. Vanuit de
voormalige Dossin- kazerne te Mechelen werden tussen 4 augustus 1942 en 31 juli
1944 over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners vervoerd door de nazis
naar Auschwitz. 1.205 overleefden het konvooi. Op 19 maart 1943 hielden drie
verzetslieden het 20ste konvooi tegen. Er zaten 1.631 mensen op de trein. Door
hun hulp konden die dag 231 gedeporteerden uit de trein ontsnappen. 205
hervonden hun vrijheid en 26 lieten- als vrije mens- hierbij het leven. De zon werpt reeds lange schaduwen op
de grond. Het is 18:30u. Tijd voor de terugtocht. Tot schrijfs. Tekst: Luc
Verschooten Fotos: Rina Meurs.



|