Woensdag 16
juli 2014. Het is middag voorbij als we besluiten om een wandeling te maken. Er
is wat bewolking maar de temperatuur is aangenaam. Een 25° met een zwakke wind.
In het spoor van WOI rijden we naar
Essen. De grens in Essen heeft in het verleden altijd al een belangrijke rol
gespeeld. De gemeente vormde tot 1805 één parochie met de Nederlandse
buurgemeente, de heerlijkheid Nispen. Daar kwam een eind aan na de Belgische
afscheidingsoorlog in 1830. Essen en Nieuwmoer
verkeerden tijdens WOI weer in een bijzondere situatie. In april 1915 besliste
de Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door
middel van een elektrische draadversperring. De dodendraad volgt niet de
landgrens, maar een rechte lijn. Omwille van de grillige loop van de
noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden van de
buitenwereld. Aan de zuidkant is er de dodendraad. En in het noorden wordt Essen
eveneens afgescheiden door de Nederlandse prikkeldraadversperring. Alhoewel er
geen elektriciteit opstaat, wordt ze niet minder streng bewaakt. Essen komt in
een soort Niemandsland te liggen en de inwoners moeten smokkelen om te
overleven. Zo lees ik in de krant Vrij Belgie van vrijdag 3 augustus 1917,
(te koop aangeboden door de Gazet Van Antwerpen) Doodgeschoten. De
24-jarige Edward Haemerlinck, geboren te Eekloo, laatst wonende te Bassevelde,
is op last van de Duitsche krijgsoverheid met den kogel gestraft, om het
overbrengen van brieven uit en naar Nederland begunstig te hebben.
Een
werkgroep en de gemeentebesturen van Essen en Kalmthout hebben twee wandelingen
uitgestippeld met de naam: Het verleden in beeld. De wandeling Wandelen in
Niemandsland loopt door het centrum van Essen en is slechts 5km lang. Met het
thema Den Doodendraad tijdens WOI wandelen we langs acht fotodoeken met
beelden van 100 jaar geleden. Een tweede wandeling, Wandelen tussen Uil en
Schijf is 11km lang en komt door de groene Horendonkse bossen. Het foldertje
is gratis af te halen in het VVV-kantoor De Tasberg in de Moerkantsebaan 50
te Essen.
Onze
wandeling, van 5km, vertrekt oorspronkelijk op het Heuvelplein bij De Pomp.
Nabij het gemeentehuis van Essen. Ik zie de kerktoren met parkeerplaatsen
errond. Ik weet niet of we ver van het gemeentehuis zijn, maar staat de kerk en
het gemeentehuis niet steeds centraal in een dorp? Niet dus! Ik parkeer toch
bij de kerk. Deze neogotische parochiekerk Sint-Antonius van Padua is gebouwd
in 1907. Na WOII moest ze hersteld worden. Het Sint-Antoniusbeeld is van 1922. Te
voet willen we naar het plein wandelen. Maar als we de Beliestraat bereiken besluiten
we onze wandeling hier te beginnen. Ons foldertje heeft een routebeschrijving
en aan de hand van de tekening kan je je enigszins oriënteren. Het wordt
warmer. De temperatuur bereikt reeds de 30° in de zon. We hebben er niet aan
gedacht om water mee te nemen.
Ons eerste
WOI fotodoek staat naast de ingang van een statig gerenoveerd Herenhuis in de
Stationsstraat. Dit landhuis werd gebouwd in de tweede helft van de 19de-eeuw.
Het terrein is volledig omgeven door een haag. De foto vertoont twee soldaten
te paard voor de ingang van het Herenhuis Villa Rosa. Onderaan is de volgende
tekst te lezen: Veel welgestelde stedelingen bezaten een huis in de buurt van
het station, om tijdens het weekend de drukte van de stad te ontvluchten. De
grote huizen werden tijdens WOI in gebruik genomen door de officieren van het
Duitse leger. Villa Rosa werd gebruikt als casino en ontspanningshuis voor
de officieren. Het ijzeren hek, en de draadafsluiting voor de woning zijn
verdwenen. De inrijpoort is vervangen door twee grote eikenbomen. Het gebouw
zou een uitstekende locatie zijn voor een film van WOI.
Van hieruit
zien we de ingang van het mooie gerestaureerde stationsgebouw. We moeten eerst
linksaf in de Frans Noldusplein. Op de hoek van de Kerkstraat en de
Spoorwegstraat staat ons volgende fotodoek. Vlak voor de brug over de
spoorweg. Op de foto poseren drie Duitse soldaten met een treinmachinist.
Achter hen het dortoir gebouw. Na de komst van de trein in 1854 ontstond de
nieuwe wijk: Essen statie. Ze was vooral gericht op handel en zaken doen. Het
viaduct werd gebouwd op de plaats waar voorheen de dortoir stond, een gemeenschappelijke
slaapplaats voor machinisten.
Het
spoorstation is een groots gebouw. De spoorlijn Antwerpen-Essen-Roosendaal werd
aangelegd in 1854. Het dorp kwam sterk tot ontwikkeling door de komst van de
spoorweg. Het verschafte werk aan de plaatselijke bevolking. Het station werd
vervangen in 1901. Binnenin is er slechts één loket. Het is open tot 14:15u. Verderop
zien we het goederenstation langs de spoorweg. In 1891 deed het dienst als
voorlopig reizigersstation.
Op de hoek
van de Hemelrijklaan en de Schepenveraertstraat staat een mooie grote kapel.
Het getraliede hek is dicht maar niet op slot. Deze Mariakapel, gebouwd in gele
baksteen, werd voor het eerst gebouwd rond 1879. In de 20ste eeuw was
ze echter dringend aan renovatie toe en werd ze vergroot. Lindebomen werden
nadien aangeplant. Aan de binnenzijde werden de muren gemetst in witte
glanzende baksteen. Tegen de achtergevel is een rotsformatie gebouwd zoals in
Lourdes. De Heilige Bernadette zit links onderaan op haar knieën met haar
handen in elkaar te bidden tot Moeder Maria, rechts bovenaan. Het is de kapel
van Jan Huysmans. Maria onbevlekte ontvangenis. Nu eigendom van de parochie
St-Antonius. Gebouwd door Trien en Mieke Anthonissen als aandenken aan hun
ouders Anthonissen-Van Loon. Een gedenksteen van de familie is in arduin
onderaan in de grot ingemetst. Enkele houten geverniste banken en een kandelaar
met een brandende kaars sieren het geheel op. Alles is mooi en netjes onderhouden.
De maïs
staat hoog. Het is gedaan met de vergezichten. We wandelen langs de spoorweg
verder door de Handelstraat. Rechts van de baan allemaal nieuwbouw. Geen kleine
huisjes, maar serieuze , voor ons althans, villas of landhuizen. Huizen waar
je heel je leven met twee moet voor gaan werken. Het enige nadeel is de trein.
Hij rijdt bijna als het ware door de voortuin. Maar tegenwoordig zijn de
woningen zo goed geïsoleerd dat je binnen het lawaai niet meer hoort. In het
centrum van Essen zijn nog vele oude huisjes. Enkele zijn prachtig opgeknapt.
Anderen worden dan weer verwaarloosd. Rijp om af te breken. Van hieruit zien we
verschillende hoge kranen in het centrum staan. Hier is nog veel werk voor
aannemers.
Ons volgende
fotodoek staat aan de spoorwegovergang in de Grensstraat. De foto is nagenoeg
100 jaar oud, maar het gebouw op de achtergrond lijkt op het eerste zicht nog
hetzelfde. In elk van deze huisjes tegen de grens werden soldaten
ondergebracht die langs beide zijden hun land bewaakten. Er zijn bepaalde
fotos waar we Duitse en Nederlandse soldaten broederlijk op één beeld zien.
Vaak nog aangevuld met lokale bewoners. Om te voorkomen dat de bezetters op
een te vriendschappelijke voet met de bevolking zouden omgaan, werden de
soldaten elke twee maanden verplaatst. Voor Essen en de bevolking was er weinig
reëel gevaar. De enige strijd die werd geleverd was deze met smokkelaars. Ik
mag duidelijk stellen dat de fotos, die op de doeken afgedrukt zijn, nog heel
scherp zijn. De gezichten van de personen zijn duidelijk te zien, zelfs tot in
detail. Moesten ze in kleur zijn zou je zweren dat het recente fotos waren.
We moeten de
spoorweg dwarsen voor onze volgende foto. Vanaf het begin dat Essen bezet was
door de Duitsers in 1914 namen deze de controle van de spoorweg over. Het
treinverkeer werd enkel nog gebruikt voor militaire doeleinden. Een aantal
soldaten was belast met de bewaking van het station. Deze oudere landsturmers
waren gezien hun leeftijd niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden
onder andere ook in voor het politietoezicht in de gemeente, het postkantoor en
voor het onderhoud van de elektrische draad. Via de controletoren hadden deze soldaten
een weid uitzicht tot over de grens en het hele spoorwegcomplex. In- en uitvoer
van goederen werd onmogelijk. Hier, op deze plaats, heeft de uitkijktoren
gestaan. Er blijft spijtig genoeg niets meer van over.
We wandelen
verder over de Grensstraat en slaan linksaf in Hemelrijk. Een infobord
verschaft ons de Geschiedenis van de Quarantainestallen. In 1896 kocht de
staat in Essen een landbouwland van 1,7 hectare, waar in de loop van de jaren
45 stallen werden op verdeeld. Deze stallen werden in 1897 officieel
geregistreerd als Veestallen. Koeien, paarden, varkens, het uit Nederland
ingevoerde vee werd hier gekeurd op besmettelijke ziekten en daarna gebrandmerkt
door een hiervoor aangestelde rijks veearts, die tevens in de stallen ook nog
proefnemingen deed op speciaal daartoe gekweekte schapen en marmotten. Eveneens
was er een slachterij aan het gebouw verbonden. Het vetvee kwam veelal per
trein toe en verliet de wagens op de Ramp (een speciaal door de spoorweg,
langs een zijspoor, aangelegde los- en laadkade voor het vee). In de aanpalende
straten werden van zodra de dieren de nodige quarantaine doorlopen hadden,
veemarkten georganiseerd door vee verkopers in feestelijke kostuums, met
bolhoed en wandelstok. Er kwamen lieden uit het ganse land voor het kopen van
deze dieren. Ter plaatse ontwikkelde zich verschillende middenstandsbedrijven,
15 herbergen, een paar hotels en allerlei winkels met snuisterijen omtrent de
Quarantainestallen. Talrijke Essenaren vonden werk bij de stallen met een
piek van 100 werknemers. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940
viel alle bedrijvigheid stil. De bezettingstroepen sloegen hier hun tenten op.
Met de oprichting van de EEG in 1957 kregen de stallen een heel andere rol, het
vee moest geen quarantaine meer ondergaan omdat ze reeds bij hun aankomst aan
de stallen van de nodige attesten voorzien waren. Ze moesten enkel gebrandmerkt
worden. Een laatste keer dat de stallen nog ruim in het nieuws kwamen, was in
1976, waar in het kader van hulpactie Caritas Catolica, 110 zwarte bonte
vaarzen van hieruit naar de landbouwers uit de Po-vlakte in Italië werden
vervoerd. We mogen het misschien een troost noemen dat de quarantainestallen,
samen met die van Visé, de enige overgebleven zijn van het land. Waarvan deze
in Essen terug als handelscentrum (rommelmarkt, met daarbij horend terras en
speeltuin, voor de oudere onder ons een rustgevende vijver met bijbehorende
vlindertuin) weer worden opengesteld voor het publiek, om zo de sfeer van
vroeger opnieuw te herroepen. Tot zover het infobord. Er word niet bij vermeld
dat ook de quarantainestallen tijdens WOI werden aangeslagen door de bezetters.
Ze dienden toen tijdelijk als opvangplaats voor vluchtelingen, later stalden
soldaten er hun paarden.
Terug naar
de Grensstraat en altijd rechtdoor. Links is Nederland. Stond hier ook een
Dodendraad? Nergens een info van te vinden tot aan ons volgende infodoek.
Langs een smal pad kan je hier de grens over. Hier stond tijdens de Eerste
Wereldoorlog een wachthuisje en een grenswachter. Op de foto staan twee
soldaten voor een prikkeldraadversperring. Bajonet op het geweer en de kolf op
de grond. Op de achtergrond staan
Nederlandse gezinnen nieuwsgierig toe te kijken. De eerste ramptoeristen. De
info vermeld: Elke grensovergang werd bewaakt door Duitse en Nederlandse
soldaten. De Duitse militairen droegen niet allemaal hetzelfde uniform. Het
Duitse Keizerrijk bestond bij het begin van WOI uit 39 verschillende staten,
die elk een eigen uniform hadden. Samen met de Nederlandse militairen en
douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van België naar Nederland. Om
smokkel en vluchten van kandidaat soldaten tegen te gaan. Het moet niet altijd
slecht nieuws zijn dat we lezen in de krant. Zo lees ik in de krant Vrij
Belgie die uitgegeven werd op 3 augustus 1917 en nu heruitgebracht door de
Gazet van Antwerpen: Weert. Over de grens. Zaterdagmorgen in de vroegte
wisten een 30-tal jonge Vlamingen de elektrische draadversperring nabij een
Limburgsch grensdorpje te verbreken en zonder ongevallen Nederland binnen te
komen.
Op de hoek
van de Grensstraat en de Nieuwstraat staat ons volgende bord tegen de zijgevel.
De grens is aangegeven door geel-zwarte klinkers in het wegdek. Op het bord staat
de volgende tekst te lezen: Aan de Belgische kant was het een druk bewoonde
straat, tegen de grens stond de kerk met een kerkhof. Welgestelde heren bouwden
hun woning zo dicht mogelijk tegen de kerk. Het Kerkeneind werd bewoond door
burgemeesters, dokters, handelaars, sigarenmakers, lederbewerkers, bakkers en
cafés. Aan de Nederlandse kant waren velden en weiden. De soldaten op de foto
staan bijna allen afgebeeld met een fiets. Voor de foto heeft het
gemeentebestuur betonnen zandzakjes gestapeld. Er groeien enkele klaprozen op. Links
strekken zich, op Nederlands grondgebied, weidse polder landschappen uit.
Essen, het sympathieke grensdorpje, rechts van ons, maken het moeilijk te
geloven dat het ooit minder vredig was in deze regio.
Het volgende
infobord staat in de Nieuwstraat. Ik lees: Vanaf oktober 1914 wapperde hier de
Duitse vlag die permanent bewaakt moest worden door de plaatselijke
veldwachter. Om te voorkomen dat dorpelingen ze zou ontvreemden.
Het volgende
infopaneel staat tegen de voorgevel van een oude verlaten woning.
Waarschijnlijk één van de oudste staminees uit vervlogen jaren. In de 20ste-eeuw
had Essen meer dan 200 cafés. Duitse soldaten zochten er in hun vrije tijd pure
ontspanning. Deze foto is genomen achter café-bakkerij-winkel Van Henricus
Kamerling en Maria Cools. De meeste café-uitbaters hadden een tweede beroep in
hetzelfde pand, zoals winkelier, bakker, kleermaker of kapper. Het gezin op
deze foto baatte een café en winkel uit terwijl vader Henricus bakker was. Ook
op deze foto is te zien dat de bevolking er weinig problemen mee had om samen
met de bezetter gezien te worden.
We houden
een sanitaire stop bij café-restaurant 1804 in de Nieuwstraat. Het is
ondertussen 17:00u. We drinken een fris biertje op een zonovergoten terras. Dit
vormt de favoriete halte van menig wandelaar en fietser. Het hoort er nu
eenmaal bij. Soms met een streekgebonden hapje. Daarna houden we halt bij de
moderne Onze-Lieve-Vrouwkerk. Gebouwd in 1950, ter vervanging van een 18de-eeuwse
parochiekerk op de Nederlandse grens. De westertoren was oorspronkelijk van
1772 maar werd verwoest in 1944. In een nis boven het portaal staat het beeld uit
de 17de-eeuw, van O.L.Vrouw, patrones van Essen. Even verder is het driehoekige
Heuvelplein. Het H. Hartbeeld toornt hoog boven ons uit. Het werd opgericht in
1924. De tekst op de arduinen plaat is bijna volledig verweerd. De Pomp op het
plein is iets unieks. Het gietijzeren monument werd opgericht in 1836-44 voor
de vijf Belgische vrijwilligers die hier op de Heuvel sneuvelden tijdens de
Belgische Revolutie van 1830. Ook de gesneuvelden van de beide wereldoorlogen
worden door dit monument herdacht. De namen staan vermeld in de nissen.
Hier moeten
we eigenlijk linksaf in de Beliestraat. Omdat we langs het gemeentehuis
wandelen zien we de straat niet. Het moderne gemeentehuis dateert van 1952. In
1945 werd het oud-gemeentehuis vernield dat gebouwd was in 1823. Het wapen in
de voorgevel dateert van 1725-1799, gemaakt door een prelaat van de abdij van
Tongerlo. Het monument met de twee ossekoppen werd opgericht naar aanleiding
van 50 jaar carnaval. We
wandelen rechtdoor. Aan de grote weg krijgen we argwaan en draaien terug. We
vragen de weg aan een plaatselijke bewoner. Die stuurt ons terug tot bij de
Pomp op het Heuvelplein. Hier dus linksaf in de Beliestraat. Nog een eind tot
bij de kerk van St-Anthonis. Het is nog steeds warm. De temperatuur in de auto
wijst 27° aan. Nog een laatste foto van een sokkel met het beeld dat toegewijd is
aan O.L.Vrouw. Ingehuldigd op 18 mei 1947. Tot schrijfs.
Via de Antwerpse nieuwszender ATV winnen we 2
tickets voor de Shooting Range, fotografie in de vuurlinie. Een
tentoonstelling die loopt van 27 juni 2014 tot en met 11 november 2014. We zijn
echt benieuwd. We parkeren de auto gratis op de Waalse kaai. Er is sprake dat
er hier ook parkeermeters worden geplaatst. Gelukkig is dat nog niet gebeurd. Achter
het bestaande pakhuis, waarin het museum sinds 1986 is ondergebracht, werd een
prestigieuze maar sobere nieuwbouw opgetrokken. Het fotomuseum is op 21 maart
2004 feestelijk heropend na uitgebreide verbouwingswerken. Er bevinden zich
sindsdien grote tentoonstellingszalen, twee cinemazalen, een aantal extra
depots, een verruimde inkomhal en een workshop ruimte. Dankzij de landelijke erkenning
die het FoMu in 2009 verwierf, kon het museum een dynamisch beleid uitbouwen. In
de nieuwe museumopstelling, die om de vier maanden wordt gewisseld, wordt
fotografie getoond als een medium in een brede sociale en culturele context.
Naast artistieke fotos is er ook plaats voor journalistieke,
wetenschappelijke, documentaire en modefotografie, collecties van verenigingen,
familiefotos, prentbriefkaarten en reclamefotos.
We mogen individueel het gebouw bezoeken. Met
de lift stijgen we naar het vierde verdiep. Hier word een kleine
tentoonstelling gehouden met veel beeldmateriaal van Walker Evans. Hij
verzorgde de fotos, teksten en het ontwerp van het fotografisch magazine dat hij
tijdens zijn carrière maakte. Met de trap dalen we af naar het derde verdiep.
Hier word het nieuwste project getoond van de kunstenaars Mikhael Subotzky en
Patrick Waterhouse. Een project over één enkel monumentaal appartementsgebouw,
Ponte City, dat de skyline van Johannesburg domineert. Op het tweede verdiep is
het de beurt aan Richard Mosse. Hier worden fotos getoond van de Democratische
Republiek Congo met infraroodfilm. Mosse reisde sinds 2010 verschillende keren
naar Oost-Congo om er de eindeloze spiraal van geweld vast te leggen.
Het is tijd om af te dalen naar het gelijkvloers.
Daar worden we in twee groepen verdeeld en lopen samen met een ervaren gids via
de trap naar het eerste verdiep. Daar gaat het van de ene zaal naar de andere
waar we professionele uitleg krijgen over de fotografie tijdens WOI. De Groote
Oorlog is het eerste grootschalig conflict dat met fotos en films is
vastgelegd. De jonge media blijken ongekende krachten te bezitten: als alziend
oog, als herinnering, maar ook als wapen. Beelden leggen niet enkel een
conflict vast, ze spelen er zelfs een belangrijke rol in. Shooting Range
belicht op welke manier dat gebeurde, in een conflict dat de hele wereld vier
jaar in de ban hield. We hebben nooit geweten dat er nog zoveel fotos van WOI
in omloop waren. Tijdens onze rondleiding kunnen we zien hoe een stilstaand
beeld werd gebruikt in kranten, magazines, postkaarten of zelfs voor militaire
doeleinden. Propaganda- en antioorlogsfilms verrijken het beeld van dit
wereldconflict. Historische stukken worden in hun originele verschijningsvorm
getoond. Kleine fotos tonen soldaten met hun gezin. Ze lieten zich nog snel
fotograferen voor ze naar het front gingen. Zo hadden ze nog een aandenken van
hun geliefden op zak. Boeken met oude fotos liggen in een tentoonstellingsbak.
Door het glas kunnen we ze bewonderen. Een blad omdraaien is uit den boze. Een
foto hangt vergroot boven onze hoofden. Onze gids vraagt heel oplettend naar twee
fotos te kijken. We zien het niet direct, maar voor ons zijn ze gelijk. Doch
is de ene foto gecensureerd. De opname is gemaakt tijdens een oefening. De kolf
van een geweer is nog ingepakt. Een soldaat maakt met zijn hand een gebaar
richting vijand, terwijl ze uit de loopgraven kruipen. Op de gecensureerde foto
is dat alles weg geshopt. Dat wegwerken werd honderd jaar geleden reeds
gedaan. Er wordt bij deze tentoonstelling een boek aangeboden met
ongecensureerde fotos voor 39,99. Deze fotos zijn soms hartverscheurend. Een
foto vertoont enkele geblinddoekte burgers voor hun vuurpeloton. De soldaten
wachten slechts op het sein om te schieten. Een andere foto laat zien hoe
enkele soldaten in hun loopgraaf voorzichtig boven de zandzakjes proberen te
kijken of de vijand eraan komt. Wie wordt geraakt? Wie schiet eerst? Honderden
postkaarten werden genomen van soldaten, vrouwen en kinderen, dorpen en steden
alles wat maar enigszins kon verkocht worden. We worden een zaal ingeleid met
amateuristische fotos. Meestal getrokken door de soldaten zelf om naar het
thuisfront te sturen. Meestal met lachende of slapende soldaten. Alles behalve
afschuwelijke beelden die hun familie zouden afschrikken. Tegen het einde van
de oorlog kleurde men zelfs de fotos in. Bij overlijden van de soldaat laat de
familie van de bestaande foto een doodsprentje maken.Ook fotos van vrouwen met kinderen die zich
laten fotograferen bij het graf van hun man en vader, soms na maanden zoeken.
De rondleiding duurde iets meer dan een uur.
We vonden het heel interessant en hebben er beslist iets van bijgeleerd. Onze
gids neemt afscheid en haast zich weer naar beneden. Een volgende groep staat
reeds te wachten. We mogen nog rondkijken naar de vele fotos en films. Daarna
gaat het terug naar het gelijkvloers. Op de benedenverdieping kunnen de
bezoekers nog genieten van een eigentijdse fotogalerie waar hedendaags jong
talent een plaats krijgt. Of rondsnuffelen naar mooie fotoboeken en geschenken
in de Shop of even uitblazen in het aangename UFO Café. Tot schrijfs.
Zaterdag 31
mei 2014. Er hangen veel witte wolken tegen een helder blauwe lucht. We zijn
extra vroeg opgestaan, om 07:30u. We rijden vandaag naar de westhoek,
noordwesthoek. De temperatuur bedraagt voor het moment 17° en er staat een
zwakke wind. Maar hoe zal het in de westhoek zijn? Uit ervaring weten we dat er
steeds een hartig windje waait. Maar het blijft beslist droog, volgens de
weerman. Dus we klagen niet.
Om 09:00u
bevinden we ons al op de E17 snelweg, richting Gent. Door het vroege uur is het
rustig op de weg. Er rijden bijna geen vrachtwagens. We mogen zelfs 100 km/u
rijden in de Kennedytunnel. Dat moeten ze geen tweemaal zeggen. Lucy (GPS)
loodst ons voorbij Gent op de E40, richting Oostende. Vanaf Drongen verdwijnt
de zon achter de wolken. De temperatuur blijft echter 18°. De weerman had het
gisteren voorspelt, zegt ons Rina. In het westen moeten ze wat langer wachten
op de zon.
Bij afrit 4
nemen we de afslag van Middelkerke. We rijden tussen een groen landschap.
Landbouw- en weidegrond wisselen elkaar af, soms verstoort door een grote
boerderij. Op de weilanden grazen paarden, koeien en schapen. Voor ons duikt de
kerk op van Sint-Pieters-Kapelle. Lucy stuurt ons even richting Diksmuide maar
algauw moeten we rechtsaf naar Schore. Voorbij het centrum steeds rechtdoor tot
over de IJzer. Om de auto langdurig te parkeren kiezen we voor het kleine
dorpje Stuivekenskerke, aan knooppunt 36, vlak bij de kerk. Aankomst 10:30u.
Met de fiets
volgen we knppnt 39 omgeven door hectaren koren. Tarwe of gerst? Het is van
hieruit niet te zien. De meest gebruikte graansoort is echter tarwe. Van
tarwekorrels kunnen verschillende meel- en bloemsoorten worden gemaakt. Nu is
de tarwe nog groen. Het oogsten vind plaats wanneer de korrel voldoende
gedroogd is. Hier en daar een weiland met hoge gele bloemen. Het zijn koolzaadbloemen
waaruit koolzaadolie wordt getrokken. Men kan er ook biodiesel van maken. In
pure vorm wordt het vermengt met dieselolie. Sinds juni 2005 rijdt de Lijn op
koolzaadolie. Een mooi initiatief. Zo gaan er jaarlijks enkele tonnen CO2
minder de lucht in.
Na knppnt 5
komen we bij Oud-Stuivekenskerke. Een infobord verteld ons: Archeologische
site. Op deze weide zijn resten zichtbaar van middeleeuwse bewoning. Mogelijk
was hier een castrale motte, dat is een wooncomplex van een feodale heer. Archeologen
leiden dit o.m. af aan de vorm van de walgracht en aan de lichte bult in het
landschap. Ook de datering van de resten (vermoedelijk zijn ze uit het begin
van de 12de eeuw) wijst in de richting van een castrale motte. Op de
kunstmatig aangelegde heuvel, het opperhof, stond in de middeleeuwen de
versterkte toren van de heer. Op het neerhof stonden enkele woningen en de
bedrijfsgebouwen. De hoeve, den Hoogen Rooker genaamd, was tot aan de Eerste
Wereldoorlog in bedrijf. Nu rest nog een landelijke woning.
De straat
Oud Stuivekens deelt de site in twee. Aan deze kant bevonden zich vroeger het
opperhof en het neerhof met hun omwalling. Het Reigersvliet deed dienst als
buitenste omwalling. Aan de andere kant van de straat lag het noordelijke deel
van de wal.
Het
ruilverkavelingscomité Stuivekenskerke heeft het noordelijk deel van de
omwalling gereconstrueerd en de vroegere perceelgrens hersteld. Ook de vroegere
wal rond het opperhof is door uitgraving beter zichtbaar gemaakt.
De stad
Diksmuide is eigenaar van deze site. Ze zorgt ervoor dat de beide terreinen
begraasd worden door schapen. Tot zover de tekst op het bord. De
archeologische site is tevens in kleur uitgetekend zodat we een beter beeld
krijgen hoe het er hier ooit heeft uitgezien.
Vervolgens
belanden we in het O.L.Vrouwhoekje. De herdenkingskapel O.L.Vrouw ter zege
werd opgericht in 1924-25. Aan beide zijden staat een gedenkzuil. Een van 1928
die ingehuldigd werd voor het 1ste en het 2de bataljon
karabiniers-wielrijders. De andere gedenkzuil werd geplaatst voor het 5de
regiment lansiers. Ingehuldigd in 1948. Tussen 1956- 64 werden rondom de kapel 41
gedenkzuiltjes geplaatst. Op de schuine voorzijde staan de kentekens en nummers
van de onderscheiden regimenten van alle eenheden van het Belgisch veldleger
die tijdens WOI aan het front streden. In 1955 vond de inwijding plaats van de
15 nieuwe brandglasramen in de kapel. We zien koning Albert I en koningin
Elisabeth en nog enkele taferelen van de Grooten Oorlog. De roze granieten demarcatiepaal
met oorspronkelijke opschriften is van 1924.
Op het
infobord heeft men drie oude fotos geplaatst. De eerste toont ons de kerktoren
van Oud-Stuivekenskerke van 1914. Eronder staat de volgende tekst: Tot 1870
had Oud-Stuivekenskerke een kerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Later bleef
alleen de toren uit 1572 staan. Er wordt niet bij vermeld waarom het schip,
van de kerk, verdwenen is en nooit meer opgebouwd werd. Ik raadpleeg Wikipedia,
en deze vrije encyclopedie schrijft het volgende: In 1866-1872 wil men de Sint-Pieterskerk
restaureren. Omdat dit te veel werk bleek, besliste burgemeester J.B. De Graeve
om een nieuwe kerk te laten bouwen. De nieuwe kerk zou echter een tweetal
kilometer ten noorden van de dorpskern worden gebouwd, in de nabijheid van zijn
landgoed Vicogne. De jaren erna ontstaat al gauw een nieuwe dorpskern rond deze
kerk, met een pleintje, een schooltje, een pastorie, een herberg en een
kruidenierswinkel. De oude kerk wordt afgebroken, op de toren na. De oude
dorpskern vervalt tot een klein gehuchtje, met enkele kleine woningen en een
hoeve. Het krijgt de naam "Oud-Stuivekenskerk". Op foto twee zien we
dezelfde site met de westertoren in mei 1915. Geheel kapot gebombardeerd. Zelfs
enkele woningen op de achtergrond hebben hun portie gehad. Alleen het dak
geraamte en de buitenmuren bleven overeind. Het infobord vertelt: Na de slag
aan de IJzer (18 tot 31 oktober 1914) en de onderwaterzetting van het
frontgebied was Oud-Stuivekenskerke een eiland. Vanaf november 1914 werd er een
Belgische voorpost ingericht. De kerktoren of de hoeve ernaast was de
observatiepost van artilleriewaarnemer reserveluitenant Edouard Lekeux. Hij
bleef hier van december 1914 tot mei 1916, toen zijn divisie werd afgelost.
Later werd hij reservecommandant en pater franciscaan, frater Martial.
Gedurende de eerste oorlogsjaren (de stellingoorlog) werd hier een grote
wachtpost uitgebouwd. Er waren loopgraven en verbindingsgangen, schuilplaatsen
en bunkers. In de torenruïne maakte de genie een betonnen schuilplaats, met
daarbovenop een bunker als waarneming en mitrailleurs post. In deze sector was
dit de Grote Wacht Zuid of de Grote wacht van Oud-Stuivekenskerke, naast de
Grote Wacht Noord rondom de hoeve Reigersvliet. Zij maakten deel uit van een
reeks vooruitgeschoven luister- en observatieposten op de hoger gelegen
terreingedeelten in het overstroomde gebied. De Grote Wacht Zuid, op de plaats
nu genoemd Het-Onze-Lievevrouwehoekje was een sleutelpositie op de
linkerflank van de sector Kaaskerke, aan de IJzer en tegenover Diksmuide. De
restanten van de westertoren zijn toegankelijk. Een bronzen gedenkplaat, in de
twee landstalen, werd tegen de muur bevestigt als aandenken aan Martial Lekeux.
Een nog ouder gedenkplaat tegen de muur waarop te lezen is in verweerde
letters: Mardaga Georges, de tekst is volledig in het Frans. De korporaal van
het 12de regiment vond hier de dood op 14 December 1914. Opzij, van
de trap, staat nog een oude grafsteen tegen de muur van de voormalige dis- en
kerkmeester van 1789. Langs een betonnen draaitrap gaat het naar boven. De
oriëntatietafel werd verwijdert. Deze maakte plaats voor een houten constructie
die kan beklommen worden en van waaruit we een mooi uitzicht over het landschap
hebben. Hier wappert de Belgische vlag. In de verte de IJzertoren, gehuld in
mist. Als we 360° draaien zien we ontelbare spitse en stompe kerktorentjes.
Onmogelijk te zeggen van welk dorp of stad ze zijn. Spijtig dat de zon het laat
afweten. Het zouden mooie fotos zijn. Wat mij niet duidelijk is, op het
infobord, men schrijft duidelijk: een kerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw.
Andere sites, op Google, waaronder Wikipedia, schrijft dan weer: Sint-Pieterskerk?
Na een telefoongesprek met de archivaris van Diksmuide wordt het duidelijk. De
ruïne is wel degelijk het restant van de Sint-Pieterstoren uit 1572. Na WOI
werd de gedenkkapel Onze-Lieve-Vrouw ter Zege gebouwd. Sindsdien spreekt men
over de Onze-Lieve-Vrouwetoren. Vandaar de verwarring. Ik lees verder op het
bord: Na de oorlog ijverde pater Lekeux die zijn belevenissen neerschreef in
twee boeken: Mes Cloîtres dans la tempête en Le patelin de Notre-Dame
voor de bouw van een herinneringskapel ter nagedachtenis aan de gesneuvelde
soldaten. De kapel werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw ter Zege. Ze werd op 6
september 1926 ingewijd. Vijftien brandglasramen, met oorlogstaferelen en een
afbeelding van de geknielde Lekeux voor het Onze-Lieve-Vrouwebeeld, sieren de
kapel. Het bord besluit: De vzw De vrienden van het Onze-Lieve-Vrouwehoekje
te Oud-Stuivekeskerke (1954) staat in voor het beheer van deze belangrijke
oorlogssite.
Diep onder
de indruk vervolgen we onze weg. Ons fietspad is autovrij en slingert zich
tussen groene weilanden. Boterbloemen en distels groeien hier in weelde. Het is
een plezier om hier te fietsen. Zelfs al schijnt de zon niet. Een mens moet
tegenwoordig al blij zijn als het droog blijft. Onze volgende halte wordt de
kapel voor G. Delacave en alle gesneuvelden van de streek. Boven de lage
deuropening is een bas-reliëf ingemetst. Het vertoont Sint-Joris die te paard
een gevleugelde draak doodt. Op het altaar staat een buste van het Heilig Hart,
plastiek bloemen en twee kandelaars. Enkele marmeren gedenkplatenmet Franse opschriften over de dapperen van
de streek in 1914-18. We zijn op weg naar de dodengang bij knppnt 2. We slaan
rechtsaf en fietsen over de IJzerdijk langs de IJzer. Rechts van ons wordt een
nieuwe WOI site opgericht. Hier stonden tijdens WOI twee silos van petroleumtanks.
Van hieruit hielden sluipschutters van de vijand de dodengang onder schot met
mitrailleurs. Een 50m voor de dodengang stoppen we voor een enorme Duitse
schutsbunker. Tijdens WOI bouwden de Duitsers enkele bunkers in gewapend beton
als ondersteuning tussen de Petroleumtanks en de dodengang. De ruïne is afgezet
met hekken. We zien duidelijk de ijzeren profielen die de bunker ondersteunen.
Er is geen infopaneel voorhanden. Wordt de site gerestaureerd of afgebroken?
De dodengang
is een netwerk van meer dan een kilometer Belgische loopgraven en bunkers. Het
was de gevaarlijkste stelling op amper 50 meter van de Duitse stelling van
daarnet. Hier lezen we op een infopaneel: De hel van de soldaten in 1914-1918!
In 1914, lanceert het Belgische leger meerdere aanvallen om de Duitse machinegeweren
te neutraliseren die zich op een paar honderd meter van de stellingen bevinden.
Deze eindigen echter telkens in een bloedbad. De soldaten graven dan in
erbarmelijke omstandigheden loopgraven in de dijk langs de IJzer in de richting
van de petroleumtanks. Het dagelijkse aantal doden loopt in deze sector dermate
op, dat hij al snel omgedoopt wordt tot Dodengang. Het bezoekerscentrum
is niet toegankelijk. Er worden restauratiewerken uitgevoerd. We kunnen wel
langs een geveltrap tot het balkonterras voor een mooi uitzicht. Hier is het
druk. Mensen van alle leeftijden. Zelfs jonge ouders met heel jonge kinderen. Terug
beneden wandelen we tussen de borstwering met cement gevulde zandzakjes. Ze
liggen hoog opgestapeld. Er groeien hier en daar klaprozen tussen de muur van
zandzakjes. Wij kunnen er niet over kijken. We volgen een betonnen pad. In
een vierkante ruimte werd een gebetonneerde uitkijkpost gereconstrueerd met
schiet- en granaatgaten. De demarcatiepaal nr. 12 staat op het uiterste punt
van de gang opgesteld. We wandelen als in een labyrint door gangen, over
betonnen trappen, aarden plateaus, observatieposten en kleine bunkers waar
soldaten rusten of gewonden verzorgd werden.
Na afloop
houden we onze picknick aan een tafel vlak naast de kronkelende rivier de
IJzer. Een pleziervaartuig legt aan bij de nieuwe aanlegsteiger. De twee
koppels komen de dodengang bezoeken. Dat dacht ik toch. Ze stevenen langs de
dijk naar beneden, recht naar de overzijde van de straat, de kroeg in. De
dorstige laven.
We rijden
verder langs knppnt 74 naar Kaaskerke. Een deelgemeente van Diksmuide. We
volgen nog steeds de rivier over het jaagpad. Er zijn tientallen luxe-jachten
aangemeerd.Aan de overzijde van de
IJzer staan hoge luxeappartementen. Ze hebben een mooi uitzicht op de
IJzertoren. We houden inmiddels halt bij een grote oude kapel. Een
calvariemonument ter herinnering aan alle doden van de Eerste Wereldoorlog. Het
werd ingehuldigd op 23 september 1928. Ooit werden naar deze plek bedevaarten
georganiseerd. Alle tekst is in het Frans. Twee metalen vleugelpoorten staan open. Een
kleine foto van koningin Astrid staat op het altaar naast Moeder Maria met
kind. Naast het altaar een hoge kandelaar zonder kaarsen. Plastieken
bloemenkransen van de jaren stillekes vooraan. Verdorde bladeren van afgelopen
herfst draaien door de wind in een kringetje.
Met de
historische boodschap Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus groet de
IJzertoren ons al van in de verte, die we uiteraard bezoeken. Het is 13:10u.
Voor een bezoek moeten we langs een nieuw betonnen complex lopen. Voor 8 p/p krijgen
we een ticket. Het nieuwe ontmoetingscentrum heeft bronzen maquettes van de
verschillende sites. Platen met brailleschrift voor de blinden en slechtzienden.
Buiten stappen we over een geïmproviseerde hangbrug door een verwoest
landschap. In een krater, gevuld met water, kwaken de kikkers tot een
kanonschot klinkt. Water spuit omhoog. Sommige bezoekers slagen een gil, en
grijpen de reling vast. Rechts liggen de resten van een gespan met het kadaver
van een paard. Geen echt paard natuurlijk. Maar zo zag het landschap er wel uit
tijdens de oorlog van 14-18. Infoborden vertellen ons meer. We komen naast de
parking op een reconstructie van een ondergrondse spoorbedding. Een info bord
verschaft ons informatie over de projectielen die men gebruikte tijdens de
Eerste Wereldoorlog: De artillerie tijdens WOI schoot geen stenen of ijzeren
bollen meer zoals vroeger.
De projectielen waren cilindervormig maar droegen
nog altijd de naam granaat. Die verwijst naar de granaatappel, een zaadrijke
appelvormige vrucht. Een volledige granaat bestaat uit drie delen: de huls
(ofwel het zakje) met de stuwlading kruit, de eigenlijke granaat as projectiel
en daarin de ontstekingsbuis. Er zijn veel soorten granaten: springgranaten en
granaatkartetsen, rookgranaten en gasgranaten, licht- en seingranaten,
berichtgranaten Ze krijgen vaak een naam volgens de doormeter van de loop
waaruit ze geschoten worden (bijvoorbeeld 75mm, 10,5mm). Bij de Franstaligen en
de Vlamingen wordt de naam obus gebruikt. Die komt van de Franse benaming van
een houwitser. De artilleriegranaten die men nu nog vindt, worden vaak als
bommen bestempeld. Nochtans is er een duidelijk onderscheid. De krachtterm
duizend bommen en granaten getuigt daarvan.
De hele site
bestaat uit de heropgebouwde Pax-poort, restanten van de oude IJzertoren met
crypte en de eigenlijke IJzertoren. In mei 1928 begint men aan de bouw van de
eerste 52m hoge IJzertoren. Op 24 augustus 1930 wordt de toren ingewijd tijdens
de elfde IJzerbedevaart. Eerst in 36 wordt de toren en de crypte opengesteld
voor het publiek. Tien jaar later, we schrijven 1946, word de IJzertoren door
onbekenden in de nacht van 15 op 16 maart gedynamiteerd en volledig verwoest
als reactie op de collaboratie van een groot deel van de Vlaamse beweging.
Bovenop de ruïne wordt een groot Heldenhuldekruis opgericht. Onder het enorme
witte kruis lezen we de tekst: Hier liggen hun lijken als zaden in t zand.
Hoop op de oogst o Vlaanderland. Met de puinresten wordt achteraf de Paxpoort
gebouwd en in 1950 ingehuldigd. De monumentale beelden worden gerecupereerd en
op de hoeken van de poort aangebracht. Begin jaren 50 besliste men een nieuwe
IJzertoren te bouwen, naar het vorige model, maar de toren wordt 34m hoger, die
in 1965 wordt ingehuldigd. De IJzerbedevaarten groeien uit tot
massabijeenkomsten van Vlaamsgezinden.
Het pad naar
de IJzertoren is in beton gegoten. Vooraan de tekst Gemmenich 4 augustus 1914.
Links en rechts werden naamplaatjes ingemetst van een stad of dorp waar de
Groote Oorlog heeft plaatsgevonden. Op de hoeken van het pad staan vier kunstwerken
uit oud ijzer. Verroest materiaal van WOI werd samengeperst tot een vierkante
kubus met, obussen, prikkeldraad, helmen Een nieuwe site, de muur van
herinnering, is nog in aanbouw. Hier komen alle namen op te staan van alle
Belgische soldaten die sneuvelden tijdens WOI en WOII. Een infobord legt uit:
Drie doden. Het Belgische leger bleef sinds de lente van 1915 erg passief om
zo weinig mogelijk manschappen te verliezen. Op 26 maart 1917 zette het voor
het eerst sinds lang een infanteriecompagnie in voor een aanval op een Duitse
loopgraaf bij Stampkot op het grondgebied van Steenstrate. Daarbij sneuvelden
drie jongens die als vrijwilliger de oorlog waren ingestapt. Hun namen zijn:
Edward en Frans Van Raemdonck en Amé Fiévez, twee Vlamingen en een Waal. Ze
worden ter plekke in een voorlopig graf ter aarde besteld. Later wordt het
stoffelijk overschot verzameld en in een gemeenschappelijke kist gelegd.
Daardoor liggen ze nu in de crypte van de IJzertoren. Zij staan symbool voor de
42.252 gesneuvelde militairen die wij een naam willen geven op deze muur.
Daarom zijn zij de eersten. Tot zover de herdenkingsmuur.
Het kruis
bovenaan de IJzertoren bevat het opschrift AVV-VVK en Nooit meer oorlog, in
het Engels, het Frans en het Duits. In het gebouw is een museum ondergebracht
van 22 verdiepingen. Langs automatische schuifdeuren treden we binnen. Rechts
van ons een tekst op de muur: Wat rest van het leven. Wat blijft van het land.
Deze merkwaardige toren heeft de vorm van een reusachtige grafzerk en werd
gebouwd ter herdenking van de Vlaamse soldaten die sneuvelden tijdens de Groote
Oorlog. Nooit meer oorlog is de vloek aan de oorlog die de toren in het
landschap plaatst waarin zich van 1914 tot 1918 het Belgisch-Duits front
uitstrekte. De tentoonstelling Wat rest van het leven. Wat blijft van het
land herleest de geschiedenis van de Groote Oorlog en de IJzertoren. Wat
rest van het leven toont de rampzalige impact van elke oorlog op ieders
bestaan, maar ook: hoe het leven ondanks alles verder gaat. Wat blijft van het
land verwijst naar de littekens die de oorlog in deze velden trok maar stelt
evenzeer vragen over nationale identiteit.
Op het
gelijkvloers worden we vriendelijk ontvangen door een jonge vrouw, die ons
verteld hoe we moeten lopen. Met de lift naar het hoogste verdiep. Daarna met
de trap naar beneden. Verdiep per verdiep langs half verlichte ruimtes die de
rode draad vormt en de bezoeker meevoert langs fotos en tekstuitleg verstrekt
over WOI en uiteraard over de IJzertoren. Opzij van de lift bevindt zich een
kapel met glasramen.
Met de lift
reizen we in enkele seconden naar de 22ste verdieping. Hier komen we
in de panoramazaal met tegeltjes tegen de muur met de namen van de talrijke
schenkers. Het Davidsfonds, de Vereniging van Oud-Strijders en de VTB om
enkele bekende te noemen. Boven onze hoofden hangt het tafereel van het
frontlandschap in een cirkel dat geschilderd is door Pieter Vermeersch. Een
paar trappen hoger kom je op een balkon. We staan in open lucht. De wind
nemen we erbij. De zon komt zelfs de IJzertoren bekijken. We nemen mooie
panoramische fotos. De mensen beneden ons zijn talrijke mieren. Dan nemen we
de trap naar de twintigste verdieping. Op elke etage is een ander thema van WOI
aangebracht. We nemen de tijd om alles te zien. We slagen geen enkel verdiep
over. Het ene verdiep is al wat interessanter dan het andere, maar we genieten.
Voor zover je van de oorlog kan genieten dan. Op het 17de gaat het
om het leven als mollen onder de grond. Een verdiep lager over het
Kerstbestand. Enzovoort. Ook de Tweede wereldoorlog komt aan de beurt vanaf het
10de. De twee laatste etages gaat over de modder en de Dug-out. Op het
gelijkvloers komen we in het auditorium met videofilm, museumwinkel en de broodnodige
toiletten.
We wandelen
naar de resten van de eerste IJzertoren. We dalen enkele trappen af tot de
crypte. In de muren zijn nissen uitgespaard, waarin heldenhuldezerkjes staan. Pas
in 1932 tijdens de 13de IJzerbedevaart werden de eerste IJzersymbolen in de
crypte begraven. Hun heldenhuldezerken liggen op de grond. Enkele bekende
namen: Joe English, de gebroeders Van Raemdonck en Amé Fiévez. De originele
klok (Klok Nele), die in de kruiskop van de IJzertoren hing en 1200kg woog,
barstte tijdens het dynamiteren van de IJzertoren. Ze werd nadien overgebracht
naar de crypte. Omwille van waterinfiltratie, barsten, scheuren, verzakte muren
werd in overleg met Monumenten en Landschappen beslist de crypte grondig te
restaureren. Op 2 juni 1997 werden de kisten van de IJzersymbolen naar de kapel
in de toren overgebracht. De restauratie was ingrijpend, maar de restanten van
de oude toren bleven zichtbaar en de steen van Merkem, de klok Nele, de eerste
steen van de eerste toren, de naamstenen en de oorspronkelijke ingangsdeuren werden
verwerkt in de nieuwe crypte. Op 18 augustus 2001 werden de kisten van de IJzersymbolen
bijgeplaatst in de Crypte. Het wijden van de zerkjes gebeurde op de Bedevaart
van 2001. Het is niet duidelijk hoeveel mensen er exact in de crypte begraven
liggen.
Na ons
bezoek is het 15:45u. We hebben amper 7km gereden. We hebben nog een eind te
gaan. Ondertussen schijnt de zon. Als de wolken voor de zon schuiven zakt de
temperatuur met enkele graden. Even terug oriënteren. We volgen nu route 49 tot
voorbij de parking van de IJzertoren. Bij knppnt 49 moeten we naar rechts. Vanaf
hier begint de Frontzate.
Deze
vroegere spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort, een aftakking van de lijn Gent-De
Panne, is in 1868 aangelegd en deed dienst totin 1974. 14km rijden we over de voormalige spoorwegbedding. Nu ligt de
spoorweg links van ons een paar meter hoger. Een grindpad brengt ons naar
knppnt 48. Op de akkers en weiden aan de IJzer willen de manschappen van het
Belgische leger midden oktober 1914 de Duitse troepen kost wat kost stoppen. De
Duitse staf wilde namelijk de kanaalhavens Calais en Duinkerke veroveren om zo
de aanvoer van geallieerde troepen en voorraden vanuit Engeland af te snijden.
Als de tegenstander over de IJzer komt, wordt de spoorweg van groot belang. Bij
een picknicktafel houden we halt. Links van ons is het centrum van Kaaskerke.
Een infobord verteld de geschiedenis van het dorp tijdens WOI. Door de ligging
op de frontlijn wordt Kaaskerke volledig verwoest en omgebouwd tot een groot loopgravencomplex,
met aan de IJzer de beruchte Dodengang. In 1921 begint de eigenlijke
wederopbouw, waarbij de dorpskom om de onbewaakte spoorwegovergangen te
vermijden zon 250m verder heropgebouwd wordt. Na de kerk, de pastorie en de
gemeenteschool ontwikkelt het dorp zich tot een typisch straatdorp.
We rijden
verder richting Nieuwpoort. De wind wakkert aan. We nemen een extra
ondersteuning voor onze e-fietsen. Ook hier enorme velden met korenaren. Niet
zo hoog als daarstraks. Dat heeft misschien iets te maken met de koude
westenwind? Heel wat schuilplaatsen, bunkers, monumenten, gedenktekens en
oorlogsbegraafplaatsen langsheen de spoorlijn herinneren aan de bloedige Slag
aan de IJzer en vier jaar stellingenoorlog. Verderop een rust en schuilplaats
in de vorm van een kiosk. Hier drinken we de laatste druppels koffie uit ons
thermos. Vanaf hier zien we nog steeds de IJzertoren. Het volgende dorp dat we
passeren is Pervijze. Net voor knppnt 35. We moeten een drukke baan oversteken.
Het voormalige treinstationnetje van Pervijze is een gerenoveerde woning. Het
is slechts aan de dorpsnaam te zien dat het een station geweest is. De
treinsporen verdwenen eind zeventiger jaren en de Frontzate is nu een vredevol
wandel- en fietspad. Het gebied bezit een heel eigen biotoop met
karakteristieke planten zoals: pastinaak, vroegeling, koningskaars en
sleutelbloem. Soms grazen hier schapen en ze beklemtonen de rust die hier is
weergekeerd. Van de voormalige bunkers die we te zien krijgen, zijn het enkel brokstukken die tussen het hoge gras
tevoorschijn komen. Tussen knppnt 35 en 22 is een landschapskunstwerk van
1914-1918 tentoongesteld. Het is een sobere herdenking aan de lokale
oorlogsgebeurtenissen. 104 gelijkvormige betonblokken zijn in een wel bepaald ritme
in het perceel gelegd. Deze blokken vormen getallen die verwijzen naar de
begin- en einddatum van de Eerste Wereldoorlog. Na een tijdje kunnen we het
ontcijferen. Vier augustus 1914 11 november 1918. Voorbij de voormalige
Booitshoeke Statie houden we halt bij onze eerste bunker. Betonnen zandzakjes
steken een eind boven het fietspad uit. Slechts aan de buitenzijde te
bezichtigen. De ingang achteraan is zorgvuldig afgesloten. Een brug over een
brede beek draagt het opschrift Ramskapelleleed. We naderen Ramskapelle.
Langs onze weg vinden we brokstukken van wat ooit bunkers geweest zijn. Sommige
bunkers zijn overwoekerd door onkruid. In de verte, omgeven door weiland, een
grote bunker. Bij het voormalige stationnetje van Ramskapelle stoppen we voor enkele
fotos te maken. Enkele jaren geleden waren we hier ook. Sindsdien werd er het
één en ander veranderd. Voor de muur van betonnen zandzakjes verwijst een bord
naar het 14de Linieregiment dat op deze plaats in oktober 1914
heldhaftig strijdt leverde voor de herovering van Ramskapelle. De ingang is
afgesloten en een kunstwerk werd geplaatst van drie soldaten die zitten te
kaarten. Een knipoog naar het Kerstbestand. In hun nabijheid staat een
kerstboom. Een moment van vrede tussen Belgen en Duitsers.
Hier wijken
we even af van onze route. We slaan linksaf en komen bij de begraafplaats van
Ramskapelle. Achteraan staat een vlaggenstok waaraan de Belgische vlag wappert.
Tussen de grafzerken groeien witte rozen. Hier rusten 632 gesneuvelde soldaten
waarvan er meer dan 400 niet meer konden geïdentificeerd worden. In 1952 werd
de laatste soldaat bijgezet. Bij het ploegen werden de stoffelijke resten van
Louis Notaert teruggevonden in Stuivekenskerke.
Om 17:45u rijden
we langs de spaarbekken Nieuwpoort binnen. We rijden naar het strand langs de
houten voetgangersdijk. We volgen eerst route 67 en dan 82 langs de winkels met
dure merkkleding. Via de jachthavenwijk rijden we voorbij luxeappartementen. We
parkeren onze fietsen vlak bij het strand van Nieuwpoort-Bad. Er is bijna geen
wind. Zeiljachten komen binnen gevaren langs de havengeul. De zeilen steken
majestueus boven de kade uit. We wandelen langs het mulle strandzand tot aan
het water. Het is afnemend tij. Rechts in de verte de rood witte vuurtoren. We
zien veel verbrande mensen. Hun huid is roze rood gekleurd. Onze weerman had er
gisteren nochtans voor gewaarschuwd. Insmeren en insmeren. De zon brandt. Wie
niet horen wil moet voelen. Aan de horizon nog tientallen grote witte
zeilboten. Het is vandaag een excellente dag geweest om te zeilen. Na enkele
fotos slenteren we terug naar de wandelboulevard. We willen iets eten voor we
terug vertrekken. Op het verhoogd terras van hotel Sandeshoved is nog plaats.
Tijdens onze maaltijd zien we een ex-collega voorbij wandelen met vrouw en
kleinkind. Roepen helpt niet. Er is te veel lawaai. Erachteraan lopen is ook
geen optie. Ik stuur thuis wel een mailtje. Na onze hoofdschotel van varkenshaasje,
witloof en snijboontjes met aangepaste saus wachten we op ons dessert. Komt
Ludo weer voorbij gewandeld. Deze keer hoort hij ons wel roepen. Spijtig dat we
niet samen konden zitten. Onze tafel verlaten zonder betalen gaan ze niet graag
hebben. We zien elkaar beslist weer.
Het is
20:30u als we met de fiets terug vertrekken. We moeten nog eind. Maar we hebben
energie opgedaan en fietsen iets sneller. We volgen knppnt 08 door het centrum
van Nieuwpoort. Richting het monument van Koning Albert I. Langs het kanaal
Nieuwpoort-Diksmuide, vlak bij het sluizencomplex houden we nog even halt bij
een gedenksteen van 1914-18. Hier moet de schuilplaats gestaan hebben van de
sluiswachters.
Tussen
knppnt 09 en 10 rijden we langs de grote spaarbekken. Een oord voor vissers en
zonnekloppers. Rechts de kerk van Sint-Joris. Vanaf knppnt 10 loopt het mis. We
stoppen nog bij het monument op de linkeroever langs de IJzer, vlakbij de
Uniebrug. Hoog op de sokkel staat het beeld van een soldaat met de handen over
het geweer. Het opschrift is in het Frans en herinnerd aan de deelname van het
Belgische 7de Linieregiment aan de Slag van de IJzer van 17 tot en
met 23 oktober 1914. En de gevechten bij Lombardsijde op O4 november van
datzelfde jaar. Het monument werd onthuld in 1932.
Als we de
Uniebrug willen overrijden zien we nog een monument. Een muur gebouwd in
hardsteen voor het 14de Linieregiment. Links de Franse tekst. Rechts
staat in het Nederlands te lezen: Hier verdedigde het 14de
Linieregiment op 22, 23 en 24 oktober 1914 het laatste stukje vaderlandse
bodem. 900 helden vergoten er hun bloed. Ook dit monument herinnerd aan de
deelname aan de Slag aan de IJzer.
We rijden de
IJzer over en volgen knppnt 23. Voorbij een taveerne die te huur staat. Enkele
jaren geleden hebben wij hier nog iets gedronken op het terras. We moeten op
een brede baan verder rijden. Niet zonder gevaar. Het is niet druk. Tot hier
toe konden we steeds apart op een fietspad rijden. Gescheiden van de baan. Ons
Rina vindt dat het lang duurt voor we weer een bordje van ons knooppunt te zien
krijgen. We stoppen en kijken op ons meegebracht plannetje. Ik zie dat we het
water rechts van ons moeten hebben. Op dit moment is het water links van ons. We
rijden in tegenovergestelde richting. We moeten terug. Weer een bordje gemist?
Aan de Uniebrug zien we wat er gebeurt is. Bij de taveerne die te huur staat
moesten we linksaf onder de brug door. Dat bordje hebben we gemist. We werden
afgeleid door het etablissement. We rijden op het jaagpad van de IJzer. Het
begint frisser te worden. We moeten onze jassen aandoen. De zon gaat langzaam
onder. We halen het misschien nog voor het donker wordt.
Om 22:OOu
zijn we terug bij de auto. Nog anderhalf uur rijden tot thuis. Tot schrijfs.