Woensdag 16 mei 2018. We zijn heel vroeg wakker
geworden. Onze slaapkamer heeft bijna rondom ramen. Er hangen wel overgordijnen
maar die kunnen niet alle daglicht buitensluiten. Na het fantastische ontbijt
nemen we afscheid van onze gastheer. Onze fietsen staan klaar voor een tocht
terug naar België. Het weer speelt een spel met ons. De zon schijnt maar er is
heel wat bewolking die vaak voor de zon schuiven. Er staat tevens een strakke
wind. Dus weer geen T-shirt dag. Vandaag fietsen we nog een tijdje door de
provincie Zeeland dat voor een groot gedeelte op en onder zeeniveau ligt. Sinds
de middeleeuwen wordt hier strijd geleverd tegen het water. Aanwinst en verlies
van land wisselen elkaar af. Het is stipt 09:00u als we vertrekken. We moeten
rechtdoor via de Tivoliweg. We steken de N290 over en gaan de eerste straat
linksaf op de Parallelweg West. Even verder, links van ons, vloeit de Oude
Vaart die nog ongeveer drie kilometer lang is. De voormalige waterweg vloeide
van landgoed Groot Eiland richting Hulst in de vestinggracht. De Oude Vaart
heeft geen scheepvaartfunctie meer. Verderop aan de driesprong is knooppunt 46.
Het is voorbij knooppunt 46, in de Havikdijk, als
we een eind voor ons langs de kant van de weg een hinde zien. Haar kop
verscholen tussen enkele struiken met bessen waar ze rustig van snoept. We
houden halt op een behoorlijke afstand zodat ons Rina er een foto van kan nemen
maar blijkbaar maken we teveel geluid. Haar kop schiet de hoogte in en onze
ogen staren elkaar aan. Niet voor lang echter want als een vuurpijl loopt ze de
dijk af en verdwijnt tussen de bomen. We volgen ze met onze ogen en we zijn
ervan overtuigt dat een bambi haar volgt. Dit alles gebeurt in een tijdspanne
van enkele seconden maar we zijn blij dat we een wilde hinde met jong gezien
hebben. Nog steeds boven op de dijk hebben we een prachtig uitzicht over de Zeeuwse
Vlaamse Polders. Het is een smal fietspad met aan één zijde statige hoge bomen.
Na knooppunt 45 is het nog rechtdoor via de
Havikdijk. Nog meer polderlandschap dat meer en meer op een lappendeken lijkt.
We kunnen er niet genoeg van krijgen. Elke vierkante centimeter landbouwgrond
lijkt bezaaid of beplant. Nu is het aan de zon en de regen om haar werk doen.
Hier zijn aardappel- en aspergeplantages in de meerderheid. Hopelijk wordt het
een vruchtbaar jaar. Nog steeds fietsen we langs de Oude Vaart. Op de andere
oever grazen bruine koeien langs nog meer waterplassen met talrijke
watervogels. Een stilleven. We rijden door buurtschap Vijfhoek. Het omvat
slechts ongeveer tien huizen met ca. 25 inwoners. Op de KleinCambrondijk fietsen we opnieuw tussen
het groen waar we even beschut zijn voor de wind.
Voorbij knooppunt 44 fietsen we door Luntershoek,
een buurtschap in de gemeente Hulst. Het bestaat uit een tiental woningen en
enkele boerderijen. Bij de Y-splitsing houden we links aan en vervolgen onze
weg langs de Nieuwe Zeedijk tot het eind. We fietsen pal naast het water van de
Spuikreek. De Spuikreek is een aantrekkelijk visgebied binnen de
Kanaalzone.We bevinden ons op het
grondgebied van Axel.
Na een tijdje bevinden we ons in buurtschap
Kijkuit. Rondom rond landbouwgrond met een eenzame hoeve. De weg loopt over de
Oude Linie gracht. Dit water vormde de grens tijdens de Tachtigjarige oorlog
(1568-1648). Eerste straat rechtsaf in de Liniedijk. Deze dijk werd opgetrokken
om de polder onder water te zetten. Op deze manier controleerden de strijdende
partijen strategische plaatsen in de frontzone. De skyline wordt gedomineerd
doorwindturbines. Ze zijn haast niet te
tellen. Daartussen, in de verte, spotten we de wieken van de stadsmolen van
Axel. Een korenmolen uit 1750 die nog regelmatig draait. De Buijzestraatbrengt ons in de gemeente Axel. We
rijden niet pal door het centrum. We fietsen tot aan de rotonde waar een
bronzen Zeeuws paard op een hoge sokkel werd geplaatst, vlak voor de visvijver
'De Grote Kreek'. Het kunstwerk werd gemaakt in opdracht van de gemeente Axel
door Josje Esselman. Op de Grote Kreek wordt veel gevist door de leden van de
visvereniging. Er komen in dit water vrij veel vissoorten voor: snoek, voorn,
brasem, paling en karper. Ons knooppuntenbord hangt aan een paal maar door
omstandigheden werd het verdraaid zodat het lijkt of we rechtsaf moeten. Maar
we moeten rechtdoor, daar is geen twijfel over want aan het volgende kruispunt
is knooppunt 74.
Verderop fietsen we langs de N686 alsmaar
rechtdoor. Links van ons ligt het natuurgebied de Axelsche Kreek. Een van de
grootste kreken van Zeeuws-Vlaanderen. Het is een restant van de eens zo
machtige stroomgeul die vanuit de Westerschelde vanuit deBraakman, via Axel tot in Hulst stroomde en
die via het Hellegat terug in de Westerschelde uitmondde. Met de indijking van
de Bewesten Blijpolder in 1790 werd deze open verbinding afgesloten.
We rijden noordwaarts langs de Saswegmet zijn talrijke statige loofbomen.
Aan de splitsing rechts houden door de GraafJansdijk. Deze dijk liep in de Middeleeuwen van Knokke via
Assenede naar Terneuzen. Na de grote stormvloed van 1404 gaf de graaf van
Vlaanderen Jan zonder Vrees de opdracht om deze dijk te herstellen. In 1488
brak de dijk bij Hoek door waardoor een groot aantal polders tussen Terneuzen
en Assenede onder water kwam te staan. Tenminste zeven dorpen verdwenen onder
de golven. Achter de oude dijk werd toen een nieuwe dijk aangelegd. Door
krijgshandelingen kwam in 1584 bijna heel Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen opnieuw
onder water te staan. Bij het herbedijken van de ondergelopen polders volgde
men zoveel mogelijk het tracé van de oude dijk. Uiteraard volgt de dijk nu niet
meer overal het oorspronkelijke tracé. Door latere inpoldering verloor de
Graafjansdijk zijn taak als zeewering. Het viaduct is in 1913 gebouwd over de
spoorlijn Mechelen-Terneuzen. De laatste trein reed er in 1968 onderdoor en
sinds 1990 zijn de rails verwijderd. We fietsen bijna in het duister doordat de
kruinen van de bomen, aan beide zijden van ons pad, in elkaar gegroeid zijn.
Rechts ligt er een brug over de Spuikreek. De weg leidt naar buurtschap
Schapenbout.
We laten Schapenbout rechts liggen en fietsen
rechtdoor tot in Spui. Een klein dorp in de gemeente Terneuzen met een circa
300 inwoners. Linksaf op de Spui (straat).
De skyline vertoont tientallen windturbines. Het is geen zicht. Tussen de
grauwe wolken komt de zon tevoorschijn en we kunnen een glimlach niet
onderdrukken. Links zien we de witte beltmolen Eben Haëzer uit 1807 die tot
1952 in gebruik was. De gemeente Axel kocht de molen in 1985 en liet hem
restaureren. De molen draait nog regelmatig. Als het begint te druppelen
stoppen we onder het bladerdek van enkele bomen om onze regenkledij aan te
doen. Maar na een paar druppels is de bui al over gewaaid. Toch houden we onze
regenkledij aan. Het beschermt ons tegen de strakke koude westenwind. Wat
verder bevindt zich aan de linkerkantvan de weg het voormalige gebouw van de Gereformeerde kerk dat werd
opgetrokken in 1941. Sinds 1974 is het een vrijmetselaarsloge.
Rechts van ons ligt Terneuzen. De Tweede
Wereldoorlog begon in Terneuzen op 20 mei 1940 met het bevel van de Belgische
militaire commandant aan de bevolking om de stad te verlaten in verband met een
dreigend bombardement. De Duitsers trokken de stad in op 24 mei 1940. de oorlog
eindigde er begin september 1944 met de vlucht van Duitse troepen over de
Schelde. De Polen trokken de stad in op 20 september 1944. We blijven de
Hoofdweg N61 volgen. Ons traject loopt evenwijdig met de N62. We fietsen over
het kanaal Gent Terneuzen dat, in opdracht van Willem I, werd gegraven
gedurende de jaren 1825-1827. We fietsen steeds over dijken. Net voor knooppunt
27 houden we halt bovenop het viaduct over de N62 waar we een weids uitzicht
hebben over het omringende landschap. Een open vlakte met akkers. Geen enkele
woning te bespeuren. In de verte domineert een molen het landschap. We dwarsen
de N62.
Na knooppunt 20 fietsen we al op het grondgebied
van Philippine. We bezoeken de stad die bekend staat als mosselstad, een
traditie die overgebleven is aan de vroegere haven die in verbinding stond met
de Westerschelde. In de negentiende eeuw ontwikkelde Philippine zich tot een
bloeiende plaats van vissers en mosselkwekers. Door verregaande verzanding van
de Braakman moest in 1900 een kanaal worden gegraven om de stad toch een
verbinding te laten behouden met de zee. Maar Philippine verloor zijn
belangrijke positie meer en meer aan het groeiende Terneuzen, dat direct aan de
Schelde lag. De afdamming van de Braakman in 1952 betekende het einde van de
mosselcultuur. Alle vestingwerken werden gesloopt om plaats te maken voor
nieuwe woonwijken. Wat bleef is de faam van de mosselrestaurants. Tijdens het
mosselseizoen kan je hier over de koppen lopen van de vele toeristen die van
een mosselmaaltijd willen genieten in één van de zeven mosselrestaurants. We
houden halt bij de reusachtige mosselschelp waaruit een beetje water spuit. Het
monument werd in 1988 gemaakt door J. van Driel. Professor Dokter Wisse Dekker
schonk terzelfdertijd een toepasselijk bankje dat er naast kwam te staan. Het
heeft de vorm van een opengeklapte mosselschelp.
De O.L.V. Hemelvaartkerk van 1862 werd in 1924
vervangen aan het Philipsplein. Deze kerk werd echter in 1944 door oorlogsgeweld
verwoest. Deze koepelkerk verrees in 1953-54. De koepel heeft een doorsnede van
18 meter die geheel vrij in de lucht, zonder ondersteuning werd gebouwd. Op het
Stadhuisplein zien we het voormalig stadhuis 'De Schotse Hoek' dat gebouwd werd
in 1869, voor de helft als stadhuis en voor de andere helft als lagere school.
In 1905 werd de school overgebracht naar een nieuw schoolgebouw 'De Meerpaal'
en kwam er een bewaarschool voor in de plaats. In 1970 verloor het stadhuis
zijn functie door een gemeentelijke samenvoeging. De bewaarschool was al eerder
vertrokken. Nu fungeert het gebouw als cultureel centrum. De herkomst van de
naam 'De Schotse Hoek' is niet achterhaald, maar heeft waarschijnlijk te maken
dat de oorspronkelijke rechte hoek aan het gebouw later is vervangen door een
schuine 'schotse' hoek. Vanaf 'De Schotse Hoek' kijken we over het Philipsplein
waar in de tijd van de vesting het exercitieterrein lag. Nabij de historische
wegwijzer staat de grenspaal, die herinnert aan de tijd (ca. 1720) dat
Zeeuws-Vlaanderen onder Oostenrijks gezag stond. Ook de oude gietijzeren
waterpomp doet ons denken aan de mensen die vroeger geen leidingwater hadden en
daarom hier emmers water moesten vullen om thuis de kinderen en of kleding
moesten wassen. Het restaurant 'In Den Vlaemschen Pot' is open en we kunnen er
iets drinken. We hebben zin in poffertjes en bestellen een portie bij ons
drinken. Geen enkel gedekte tafeltje is bezet. Het is nochtans voorbij het
middaguur. Als we afscheid nemen van de zaakvoerder komen er toch vier personen
het restaurant binnen voor een potje lekkere mosselen.
Bij knooppunt 88 fietsen we langs grenspaal No.
319. We rijden door buurtschap Posthoorn dat slechts uit enkele wegen bestaat.
Vroeger moet hier een herberg hebben gestaan met de naam Posthoorn. We rijden
vlak op de grens van Nederland en België. We bevinden ons meteen in het
Meetjesland, een regio van de provincie Oost-Vlaanderen. Het noordelijk deel
van het Meetjesland werd gewonnen na eeuwen strijd tegen de zee. Hier in de
vlakte liggen tal van dorpen begraven die ooit door de Honte of Westerschelde
van de kaart werden geveegd. Vooral de Elisabethsvloed, van 1376, zette grote
stukken polder voor meer dan 100 jaar opnieuw onder water. Na deze rampzalige
vloed, waarbij duizenden mensen het leven lieten, werd het Meetjeslandse
poldergebied nog getroffen door verschillende overstromingen. In totaal gingen
liefst 17 parochies, ook in Zeeuws-Vlaanderen, verloren. Ondertussen fietsen we
langs verschillende waterlopen, kreken, polders en dijken. Dit alles vormt het
gelaat van Assenede. Een infobordje: 'Bodemloze Put 1808 2008': vertelt over
de hevige noordwester-storm in 1808 en 1809 waardoor een aantal polders in
Assenede overstroomden. Voor zover bekend vielen er toen twee menselijke
slachtoffers te betreuren. Als we links afslaan om de Hollekensstraat te volgen
rijden we over het 'Zwarte Sluiswatering 1832-1967-2007'. Een infobord werd
geplaatst door het bestuur van de Zwarte Sluispolderen onthuld op zondag 2 december 2007. Dit als
herinnering aan het feit dat dan 175 jaar geleden het uitwateringskanaal naar
Boekhoute werd gegraven; en bovendien als herinnering aan het plan 40-jarig
bestaan van de Zwarte Sluispolder.
We rijden verder zuidwaarts. Vlak voor knooppunt 91
zien we rechts de Rode Geul. De Rode Geul is 10 ha groot en het resultaat van
zware overstromingen van honderden jaren geleden. De Elisabethsvloed van
november 1376 liet een spoor van dood en vernieling achter. Hele dorpen
verdwenen in de golven. Toen de zee zich uiteindelijk terugtrok bleven de
kreken achter als stille getuigen. Uiteraard is het een paradijs voor vogels,
kleine fauna en zeldzame vegetatie. Langs ons pad is een werkman bezig een
infobordje aan een paaltje over de Rode Geul. Omdat wij belangstelling tonen
wil hij in geuren en kleuren vertellen wat hij allemaal weet over het water dat
zich voor ons uitstrekt. Spijtig genoeg praat hij in het plaatselijk dialect
waardoor we niet alles begrijpen wat hij zegt. We danken hem toch hartelijk
voor zijn vriendelijke uitleg en fietsen verder. Op de hoek Oude Molen en de
Hollekensstraat nemen we onze zoveelste foto van het Mariabeeldje van Assenede.
We volgen knooppunt 51 slechts voor een gedeelte.
Aan café Passé moeten we rechtsaf. Het etablissement lijkt leeg en verlaten,
of het heeft net vandaag zijn sluitingsdag. We vangen nog een glimp op van de
Rode Geul en links zien we het water van de Grote Geul die beiden deel uitmaken
van het Asseneedse krekengebied. Het Krekenlandschap is bij overstromingen
ontstaan na het wegtrekken van de zee. De Grote Geul is 14 ha. groot en
kronkelt meer dan twee kilometer door de polder.
Het is iets na 15:00u als we bij ons
overnachtingsadres Buitengewoonslapen aankomen. Te vroeg blijkbaar. We bellen
aan maar niets roert zich. We besluiten om verder te rijden naar Assenede dorp.
Drie kilometer verder. In een supermarkt hopen we om wat avondeten te kunnen
kopen.
De poldergemeente Assenede is één van de oudste
gemeente van Vlaanderen. De Sint-Petrus en Sint-Martinuskerk op de Markt kende
een woelige geschiedenis. De oudste delen van de kruiskerk komen uit de dertiende eeuw en tijdens de veertiende eeuw werd het koor uitgebreid. De periode
1940-1945 was een woelige tijd waarin vele gebouwen en kunstvoorwerpen verloren
gingen. Ondanks langdurige gevechten had de kerk over het algemeen niet al te
veel schade opgelopen. Maar toen de oorlog ten einde liep, bij de
bevrijdingsgevechten in september 1944, sloeg het noodlot toe. Bij het naderen
van de geallieerden beseften de Duitsers dat de uitkijktoren die ze
installeerden in de kerktoren niet in handen mocht vallen van de Canadezen. Om
dit ten allen kosten te vermijden, staken ze de toren, gevuld met stro en
benzine, in brand. De gevolgen waren catastrofaal: de kerkklokken smolten door
de hitte, de brandende torenspits viel op de bedaking van de middenbeuk
waardoor de brand oversloeg naar de ganse kerk en het waardevolle interieur in
vlammen opging. Vier jaar later begon men met de restauratie en op paaszondag
van 1950 werd de kerk weer ingezegend. Momenteel wordt de kerk wit geschilderd.
Ze is tevens open voor een bezoek.
Bij de kerk staat de schandpaal met ketting en
handboei. De paal dateert uit de achttiende eeuw en werd tijdens de Franse
revolutie afgebroken. In de negentiende eeuw kende de schandpaal een tweede
leven als pomplichaam, het begin van zijn reis door de gemeente. Pas in 1980
verscheen hij opnieuw op zijn oorspronkelijke plaats, als een stille getuige na
een woelig verleden. Het infobordje is praktisch onleesbaar geworden doordat de
ketting er tegen schuurt.
Aan de overzijde werd in 1871 de pastorie gebouwd.
Het voormalige gemeentehuis op de Markt nummer 4 wordt gerestaureerd. De
voorgevel vermeld het jaartal 1771 en werd toen oorspronkelijk gebouwd als
land- of schepenhuis. Tot 2006 waren de gemeentediensten hier ondergebracht.
We vinden een supermarkt en doen onze inkopen voor
vanavond. Daarna fietsen we terug naar de Kapellestraat 60. Op ons aanbellen
komt er nu toch iemand om ons te verwelkomen. We worden rondgeleid door een
prachtige locatie waarop de woonwagen staat. We krijgen borden en bestek om in
de woonwagen te eten. Het is er gezellig warm bij een elektrisch vuurtje.
Buiten steekt er een krachtige wind op. Gelukkig moeten we nu niet fietsen.
Alleen voor het sanitair moeten we nog buiten. De douche bevindt zich achter
het atelier van onze gastheer die steenkapper op rust is. We hebben in totaal
47 km gefietst. Fotos: Rina Meurs.
Dinsdag 15 mei 2018. Na een zalige nachtrust
ontwaken we door de zon die langs de kieren van de gordijnen onze slaapplaats
binnen gluurt. Het beloofd een mooie dag te worden met een wolkenloze blauwe
lucht. Het uitgebreid ontbijt wordt, zoals afgesproken, om acht uur, naar de
kamer gebracht. Het is meer dan we op kunnen, met dank aan B&B Carpé Diem.
Vandaag fietsen we niet. We gaan een wandeling maken in Hulst-centrum.
Slenteren langs de unieke monumentale gebouwen, struinen door de zonovergoten
smalle bijzondere straatjes met een rijke geschiedenis en op tijd en stond een
natje en een droogte in één van de talrijke horecagelegenheden. Hulst is een
oud stadje net over de Nederlandse grens in Zeeuws-Vlaanderen. Misschien wel
'De meest Vlaamse stad van Nederland'. De dag van vandaag hoor je het niet
meer, maar ik herinner me nog goed, toen je vroeger de mensen vroeg waar ze
gingen winkelen of wandelen, werd er steevast Hulst genoemd. De stad is tevens
één van de best bewaarde vestingsteden van de Lage Landen. De 3,5 kilometer
lange wandellus over de intacte wallen is een schitterend tochtje. Deze
verdedigingswal werd met aarde opgeworpen tijdens de tachtigjarige oorlog. In
dit conflict in de zeventiende eeuw werd de grens tussen Nederland en België
bepaald. Tot dan behoorde Hulst bij Vlaanderen. De wallen moesten de stad
beschermen tegen Spaanse soldaten. De smalle steegjes van het historisch
centrum zorgen voor een sfeervol decor. We wandelen terug, via de Tivoliweg,
naar de wallen die de stad omsluiten, en houden halt bij de dubbele poort. Ze
werd gebouwd in 1619/1620 en genoemd naar de Dobbele of Bollewerckpoort. Het
jaartal boven de linker boogpoort (1771) verwijst naar een hoognodige
restauratie. Oorspronkelijk bestond slechts de middelste boogpoort, maar ten
behoeve van de toegenomen verkeersdrukte in 1932 werd deze uitgebreid met een
tweede doorgang en een voetgangerstunnel.
Na de poort slaan we linksaf en volgen even de oude
vestingwallen. De verdedigingswal, van tien meter hoog, werd met aarde
opgeworpen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Tijdens dit conflict in de
zeventiende eeuw werd de grens tussen Nederland en België bepaald. Tot dan
behoorde Hulst bij Vlaanderen. De wallen moesten de stad beschermen tegen
Spaanse soldaten. De Nederlanden maakten toen deel uit van Spanje. Hulst wilde
zich afscheiden en bouwde daarom deze moeilijk in te nemen vesting. We staan
vervolgens voor de windmolen die hoog op een dijk werd gebouwd. Daar krijgen de
wieken de meeste wind. De stadsmolen werd gebouwd in 1792 op last van de
Generaliteit en is daarom een stuk jonger dan de aarden wal. Oorspronkelijk
maalde de molen het graan voor de soldaten van het versterkte stadje. Na de
Franse tijd ging de molen in particuliere handen. De molen werd door de
gemeente aangekocht in 1954 en weer maalvaardig gemaakt. Boven de oostelijke
ingang bevindt zich het wapen van de Generaliteit.
Langs de parking van het Galgenbolwerk komen we bij
de Begijnepoort of Grauwse Poort. Gebouwd in de eerste helft van de 17de eeuw
onder het bestuur van burgemeester Benjamin de Beaufort. In 1704 werd de poort
vernieuwd. Het landverkeer van en naar Grauw ging door deze poort. Voor de
poort lag een ravelijn dat door houten bruggen met de stad verbonden was. Een
ravelijn is een buitenwerk van een vesting. Een eiland dat zich omgeven door
water in de vestinggracht bevindt. Ooit bevond er zich de galg waar ter dood
veroordeelde mensen opgeknoopt werden. Tot 1859 werden de poorten 's avonds
gesloten met houten deuren. De rechter doorgang is begin jaren zestig van
vorige eeuw gerealiseerd ten behoeve van het voetgangers- en fietsverkeer.
Langs de Begijnestraat wandelen we tot op de Grote
Markt. We bezoeken de protestantse Sint-Willibrordusbasiliek. Sinds 31 mei 2009
de 'Mooiste Kerk van Nederland' genoemd. De bouw vond plaats van 1200 tot 1534
in de rijke Vlaamse cultuur. De tegenstelling Katholiek en Protestant ontstond
pas in de 16de eeuw. In 1645 veroverde Frederik Hendrik de stad Hulst en gingen
er veel kunstschatten verloren. De kerk werd protestant. Ook de Tachtigjarige
oorlog tekende de basiliek. Door twee Beeldenstormen en de verovering van Hulst
door Frederik Hendrik gingen veel kunstschatten verloren. Alhoewel de
protestanten er een kale kerk van maakten kwam hierdoor wel de prachtige
Gotische bouwkunst volkomen tot zijn recht. In 1806 werd de basiliek een
simultaankerk toen Napoleon bepaalde dat ook de katholieken recht hadden op een
gedeelte van de kerk. In 1944 werd de toenmalige toren door de bevrijders van
de kerk geschoten. In 1957 stond er een nieuwe toren op. Onbegrepen en
verbijsterd voor de bevolking, die een meer traditionele toren ambieerden en
ook verwacht hadden. Voor de grote Sint-Willibrordusbasiliek preekt de
mooiprater, Reinaert de Vos, onder andere de passie voor een familie
goedgelovige ganzen. Bij de hoofdingang van de kerk staat ook nog de oude
stadspomp. Vroeger was er geen waterleiding en moesten de inwoners hun water
bij de stadspomp halen met emmers. Het water kwam uit een diepe bron.
Het stadhuis is een met ledesteen, een geel witte
kalksteen uit Oost-Vlaanderen, bekleed gebouw met Halletoren. De dubbele
adelaar werd verleend door Maximiliaan van Oostenrijk aan zijn keizerstad. Het
gebouw werd in 1452 door de Gentenaren verwoest. In de strijd tegen Gent door
de bevolking van Hulst in 1485 in brand gestoken. Herbouwd van 1518 tot 1534
door de Gebroeders Keldermans en Willem van Sassen. In 1844 verlaagde men de
kap en werden de dakkapellen en ornamenten verwijderd. De wapenstenen in het
bordes zijn afkomstig van een vroegere torenbekroning van de basiliek.
Het bronzen herdenkingsbord aan het stadhuis werd
geplaatst voor de opvang van honderdduizenden Belgische vluchtelingen van WOI.
De vluchtelingen werden ondergebracht bij burgers in schuren, openbare
gebouwen, het gemeentehuis, de kerk en in de open lucht. Er wapperen twee
vaandels aan het gebouw met de afbeelding van een Vlaamse Leeuw. Een infobord
legt uit: Graaf Philips van den Elzas verleende Hulst in het jaar 1180 stadsrechten
en een aantal handelsprivileges, waaronder tolvrijdommen in Vlaanderen. Deze
voorrechten waren van grote betekenis voor de ontwikkeling van Hulst. Het
beroemde dierenepos Van den Vos Reinaerde herinnert aan de middeleeuwse
periode. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog raakte de stad meermalen betrokken bij
de strijd tussen de Spaanse en Staatse troepen. Aanvankelijk maakte Hulst deel
uit van het graafschap Vlaanderen (Zuidelijke Nederlanden), totdat Prins
Maurits de stad in 1591 veroverde. Enkele jaren later, in 1596, plaatste
Aartshertog Albertus van Oostenrijk, die na de dood van de Hertog van Parma
enige tijd landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden was, Hulst opnieuw onder
Spaans gezag. Tussen 1615 en 1621 werden de stadswallen, bolwerken, contrescarpen
en ravelijnen aangelegd, deze speelden een belangrijke rol bij de verdediging
van de stad. Hulst zou tot 1645 deel blijven uitmaken van de Spaanse gebieden.
In dat jaar werd Hulst veroverd door de Staatse troepen onder leiding van Prins
Frederik Hendrik. Onder het Staatse bewind was handel op de Schelde verboden.
De betekenis van Hulst als handelsstad ging hierdoor verloren. In 1795 was de
verbinding met de Westerschelde volledig dichtgeslibd. Na de Tweede
Wereldoorlog werd Hulst opnieuw een bloeiend koopcentrum.
De gemeentewinkel, aan de overzijde, werd
oorspronkelijk gebouwd als gouverneurshuis van het kapittel van Kortrijk, de
Rijckenborch. In de 17de eeuw ingrijpend verbouwd om als woning te
dienen voor Hendrik van Nassau Siegen, de eerste Staatse gouverneur van Hulst.
Begin 19e eeuw werd het pand aangekocht door de familie Seydlitz en door deze
bewoond tot 1973. De voorgevel is in 1990 in oorspronkelijke stijl herbouwd.
Omdat ons Rina dringend moet en omdat dit een openbaar gebouw is gaan we vragen
of ze naar het toilet mag, maar we worden onder lichte dwang naar de
winkelstraat verwezen.
Langs de winkelstraat, waar moeder de vrouw van één
van de vriendelijkste winkelierster van de straat, van het sanitair mag
gebruiken maken, komen we weer bij de Gentse poort waar we door wandelen. De
poort werd gebouwd in 1780. Het front bestaat uit een stellingwerk van
pilasters, een architraaf en ornamenten. De doorgang is niet recht gebouwd,
maar met een kromming om vijandelijke kogels het binnendringen te beletten. De
coupure in de vestingwal links van de poort is in 1902 gemaakt ten behoeve van
de stoomtram Hulst- Walsoorden. De vestinggracht is hier gedempt. Links, aan
de voorzijde van de Gentse poort werd het Reinaertmonument geplaatst dat
ontworpen werd door de Antwerpse beeldhouwer A. Damen. Het monument werd in
1938 onthuld op de Houtmarkt. Na de Tweede Wereldoorlog werd het kunststuk naar
hier verplaatst. De bezoeker ziet de verbondenheid van de Reinaertstad Hulst
met het verhaal Van den Vos Reinaerde uitgebeeld. Van den Vos Reinaerde is
geschreven omstreeks 1260 in een Vlaams dialect door Willem. Aan de overzijde
van de Gentsepoort werd een beeld geplaatst op een hoge sokkel van de 'Tamboer
en Vaandeldrager. Gebeeldhouwd door Nederlander Gerard Brouwer en ingehuldigd
in 2005.
We dwalen langs de straatjes door het centrum. De
beiaard laat van zich horen. Het is net elf geworden als we in de Steenstraat belanden
bij een prachtige herenwoning. Het Refugium Ter Duinen dat in de 15de eeuw gebouwd werd als gevangenis (Het Steen) en later in gebruik genomen werd
als Lombardenhuis. De Cisterciënzers van Duinen uit de Potterstraat kochten het
als vluchthuis voor de monniken die de uithof Te Zande in het huidige
Kloosterzande bewoonden.Na 1645 in
gebruik als Princehof. Omstreeks 1800 werd het gebouw ingericht als
jeneverstokerij. Nadien werd het gebouw gerenoveerd als dokterswoning. Thans is
hier het museum van de Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten gevestigd. Het
traptorentje is na de Tweede Wereldoorlog van een bekapping voorzien. Aan de
overzijde werd Het Cachot gebouwd. Dit is het 'S Landshuis', het gerechtshuis
en bestuurshuis van het Hulster Ambacht. Op 28 mei 1561 door baljuw Jan Boxtale
gekocht van jonkvrouw Marye Swulfs. Eerder werd er vergaderd in een huis aan de
Vlasmarkt. In 1596 werd het gebouw vernield door Spaans kanonvuur. Het was
wachten tot 1710 voor het huis werd herbouwd en van een hollands-klassicistische
gevel en een daktorentje voorzien. In 1844 in gebruik genomen als
marechaussee-kazerne. De wapenschilden boven de ingang zijn in de Franse tijd
weggehakt.Thans is hier het VVV-kantoor
gevestigd, dat net vandaag zijn sluitingsdag heeft.
Langs een oude waterpomp in blauwe hardsteen
belanden we bij een oude woning op de hoek van de Steenstraat en de
Pierssensstraat. Er hangt een infobordje: Refugium van Cambron. Oorspronkelijk
hadden de Cisterciënzer monniken van Cambron hun vluchthuis aan de Vlasmarkt.
Na de stadsbrand van 1562 kochten zij dit huis. In de 19de eeuw is
dit pand door de burgemeestersfamilie Pierssens bewoond geweest. Aan de
achterzijde bevindt zich een koetshuis. In de zijgevel zijn tekens van
geglazuurde bakstenen te zien. Mogelijk stellen ze odalrunen voor, tekens ter
afwering van onheil. Thans biedt een vastgoedwinkel hier zijn waren aan.
Hoog tijd voor een verfrissing. We bereiken de
nieuwe Bierkaai, waarvan de uitvoering begon in het jaar 2009. Het meest in het
oog springend is de waterpartij met brug. Op de plek waar nu het water is was
vroeger de haven gevestigd. We wandelen voorbij het bronzen beeld dat een
'Winkelende Vrouw' moet voorstellen. Op een schaduwrijk terras van een Grieks
restaurant drinken we een koel biertje en kijken in het water naar de talrijke
vissen die een plaatsje zoeken in het zonnetje. Naderhand wandelen we over de
brug tot aan het infobord: De Haven van Hulst. In vroeger eeuwen kronkelde
zich door Oost-Zeeuws-Vlaanderen de Hulsterhavengeul, de verbinding van de stad
Hulst met de Westerschelde. De haven was eeuwenlang van groot belang voor de
stad. Iedereen die turf, wijn, zout, haring of mosselen vervoerde door de haven
moest daarvoor tol betalen. Toen eind vijftiende eeuw werd begonnen met de
aanleg van een aarden wal en een gracht rond de stad, bleek het punt waar de
haven de stad bereikte een zwakke plek in de verdediging. Daarom werd daar een
indrukwekkend stenen verdedigingswerk gebouwd waarvan de huidige
Keldermanspoort een restant is. Via een 30 meter lange en 6 meter hoge tunnel
kon het water van de haven onder twee poorten door de stad instromen tot aan de
Vismarkt. Behalve Vismarkt verwijzen ook de huidige straatnamen Overdam,
Bierkaai en Oude Havensteeg nog naar het bestaan van deze stadshaven.
We wandelen langs de waterpartij die nog sporen
vertoont van de dikke oude kademuur en een pijler van de oude Vischbrugghe. De
Keldermanspoort was een land- en waterpoort. Ze liet mensen en boten binnen in
het vestingstadje. Bij de inval van de Gentenaars in 1491 en tijdens de
Tachtigjarige Oorlog werd de poort verwoest en grotendeels door aarde bedekt.
In 1952 werden de restanten ontdekt en is de opgraving begonnen. Sinds 2012 is
de Keldermanspoort opnieuw verbonden met de binnenstad via het project
Bierkaai. Voor de poort werd in 2005 een monument geplaatst van Kathleen
Verhegge en Ronald de Maet De Overwonnene. Twee bronzen beelden staan op een
voetstuk. De winnaar kijkt neer op de verliezer die zijn zwaard aanbiedt ten
teken van overgave.
Na een rustpauze in de speeltuin met klim- en
speelattributen uit de Tachtigjarige Oorlog wandelen we terug door de
Keldermanspoort tot op de open vlakte met een hoge gemetselde stenen muur. Dit
was de tuinmuur van het Franciscaner klooster. In 1448 werd het klooster, dat
buiten de Asschepoort stond, afgebroken en hier op de Schelphoek in vierkante
vorm herbouwd. In 1645 moesten de gebouwen ontruimd worden, waarna ze werden
ingericht als weeshuis en diaconie. De verdreven paters trokken naar Sint
Niklaas. De kerk is in 1821 afgebroken. In een gedeelte van het voormalige
klooster was van het begin van de 19e eeuw tot 1972 de bierbrouwerij
De Halve Maan gevestigd. De tuinmuur is het enige dat nog herinnert aan de
Minderbroeders. Vanaf hier maken we een wandeling over de intacte wallen van
het vestingstadje. Langs enkele exemplaren van geschut kanonnen die nog
opgesteld staan. De stadswal kronkelt omdat hij in een stervorm aangelegd werd.
Dat was gemakkelijker voor de soldaten om de stad te verdedigen. Het word
warmer en we besluiten om terug te gaan naar ons B&B huisje. Aan het
Brederode Bolwerk dalen we de wallen af en via de Tivoliweg zijn we binnen
enkele minuten terug 'thuis'. In de tuin genieten we nog lang na op een
schaduwrijk plekje. Een uitstekend idee om te rusten. Morgen trekken we opnieuw
verder met de fiets richting kust. Tot schrijfs. Foto's: Rina Meurs.