Zaterdag 18
oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag:
1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt
was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22°
geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er
dankbaar gebruik van.
De
wandelbrochure 100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland behandeld drie
grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst,
Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die
tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en
het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers
in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden
Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm
en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een
barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de
kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige
doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand
gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om
het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de
Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren,
teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen
samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.
Het is een
paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van
de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit
wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet
5km.
Het is druk
op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee
tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren
op. Van ver prikkelen de kruiden van
de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee
verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden
zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie
en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er
de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling
over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige
gerenoveerde achtergevel. De
uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt
geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen
beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de
binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden
toezicht. Een infobord verklaard nader: in 1917 wordt op de Grote Markt een
thuis voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen Graaf van Egmont en
Liénart werden omgevormd tot Soldatenheim. Duitse soldaten vinden er een
tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet
gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten
schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters.
De
blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren
en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open
gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens
WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de
noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om
gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals:
zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: samen
met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4
december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco
Conventie van 1972. Het 15de- eeuwse belfort vormt hier
uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de
Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische
gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De
nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude
aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse
stadskern.
Het
schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de
gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de
graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als
graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje,
was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten
afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het
hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de
Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de
boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens
heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het
eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de
Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers
moeten hun rijwiel afgeven.
Via de
Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de
linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende
tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden
moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de
Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de
Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van
soldaten en officieren. Een infobord verklaard: tot 1933 worden in de
Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het
Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school
tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een
belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal
of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste
werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar
ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat
dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen. De oude foto op het
infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade
aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het
complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de
Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar
aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd
op 23 juli 1922 door prins Leopold.
Vervolgens
wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de
Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens
de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van
Aalst. Ook deze kerk is opengesteld
voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en
ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22
kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk
heeft toch van het vocht te wijten. De mooie
glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste
glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig
gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de
kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens
stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek
werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars.
Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten
verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een
buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog
wordt alles vakkundig hersteld.
Langs de
achterzijde van de kerk wandelen we naar de Oude Vismarkt. In de oudste kern
van de stad is het Stedelijk Museum t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam
door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om
14:00u. We moeten een klein
kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst.
Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van t Gasthuys staat het
standbeeld Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller. Ons Rina zet zich tegenover
hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van t Gasthuys staan
witte doodskisten opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de
achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het
stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte.
Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse
tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen
info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat
uit naar de lange muur: Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote
Oorlog 1914-1918. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier
elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping
komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.
Op het
Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De
foto toont The Battle of Alost. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september
1914. Onze aandacht gaat uit naar het grote
monument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door
een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de
fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders.
Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester.
Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het
nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit
zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op
de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.
De kapel: Onze
Lieve Vrouw ter druiven is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende
was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus
beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken.
Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van
de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.
We vervolgen
onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele
plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste
lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug
over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat
hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen. Ze werd tijdens WOI door de Belgische
genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle
treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers
ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de
Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend.
Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.
Langs de
Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27
september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen
zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met
mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters
slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in
de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen
worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds
september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de
gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd
hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de
Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op
de rechteroever om het leven. Het monument Via Dolorosa bestaat uit geperst
materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.
De Charles
Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het
stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de
hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws
kasteel. De laatste renovatie
dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord.
Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een
bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende
infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12
Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in
Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.
Via de Fabriekstraat
lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk
en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats.
Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De
stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private
herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de
inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van
de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er
Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.
Na de
Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het
imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide
wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier
ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november.
Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben
bezet laten ze geplunderd en vernield achter.
De
Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van
huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen,
schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding
installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn
hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.
Bij het
Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende
Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in
1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de
toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en een afleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om
werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In
september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.
Uit
dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument
op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim
recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs
het beeld van Roodkapje met de Wolf verlaten we het park.
Langs de
Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het
Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een
krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege.
Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na
een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot
schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina
Meurs. Bron: Dienst Toerisme
Aalst.





|