Er zijn
schriftelijke overleveringen die leren dat de wereld van de oudheid ooit een
jaar van 360 dagen kende in tegenstelling tot de huidige tijd waar een jaar uit
365, 25 dagen bestaat. De Bijbel bijvoorbeeld brengt de geschiedenis van de
zondvloed van meer dan vierduizend jaar geleden op basis van een jaar van 360
dagen. Ook in andere beschavingen rekende men met maanden van dertig dagen (BW
Bijbel en Wetenschap, Chronologie door F.J. Kerkhof, Blz. 25, ISBN 90
70145 04 9). De Assyriërs bijvoorbeeld rekenden met maan-maanden van dertig dagen. Een
jaar telde 360 dagen en een decennium of Sarus telde 3600 dagen. In India
verdeelden de Vedas het jaar in twaalf maanden van dertig dagen. Pas in de
zevende eeuw voor Christus begonnen de Hindoes te rekenen met een jaar van
365,25 dagen. In Babylon begonnen de maanden van dertig dagen met het licht van
de nieuwe maan, twaalf maal per jaar. In
de achtste eeuw voor Christus werden vijf dagen toegevoegd. Ook in Egypte
rekende men aanvankelijk met een jaar van 360 dagen. Het papyrus Ebers, een bewaard
document ten tijde van het Nieuwe Rijk had een jaar van twaalf maanden, elk van
dertig dagen. De vijf extra dagen het epagomena, werden pas later toegevoegd.
Deze toevoeging was niet het gevolg van een betere astronomische kennis maar
was noodzakelijk als een gevolg van veranderingen aan de sterrenhemel, zoals
het Canopus Decreet ook vermeldt. Dit document dateert uit 239 v. Chr. en stelt
dat gedurende een bepaalde periode in de geschiedenis van Egypte een jaar slechts
360 dagen telde en dat later vijf dagen werden toegevoegd. Een ander Egyptisch
document van de oudheid: het Sothisboek vermeldt dat het jaar van 360 dagen
tijdens de Hyksos-heerschappij tot stand kwam en dat in de achtste eeuw v. Chr.
de vijf epagomena aan het jaar werden toegevoegd.

Een kalenderafbeelding uit de tempel van Senemmoet, een dienaar van
Hatsjepsoet, achttiende dynastie.
Hierna een citaat van de
oudheidhistoricus Herodotos die over de Egyptische kalender van 360 dagen en de
wijziging naar 365 dagen berichtte.
Herodotos Boek II, 4. But as to those matters which concern men, the priests agreed with one
another in saying that the Egyptians were the first of all men on earth to find
out the course of the year, having divided the seasons into twelve parts to
make up the whole; and this they said they found out from the stars: and they
reckon to this extent more wisely than the Hellenes, as it seems to me,
inasmuch as the Hellenes throw in an intercalated month every other year, to
make the seasons right, whereas the
Egyptians, reckoning the twelve months at thirty days each, bring in also every
year five days beyond the number, and thus the circle of their seasons is
completed and comes round to the same point whence it set out. They said
moreover that the Egyptians were the first who brought into use appellations
for the twelve gods and the Hellenes took up the use from them; and that they
were the first who assigned altars and images and temples to the gods, and who
engraved figures on stones; and with regard to the greater number of these
things they showed me by actual facts that they had happened so.

En om af te sluiten:
Plutarchus, een Griekse historiograaf en filosoof (ca. 46/120 AD), schreef in
zijn leven van Numa, dat in de dagen van Romulus in de achtste eeuw v. Chr.,
de Romeinen een jaar van slechts 360 dagen hadden.
De beschavingen van de oudheid
bouwden veel van hun tempels en andere gebouwen in relatie tot en
rekeninghoudend met de sterren- en planetenhemel en dit met een heden bekende
verbazingwekkende nauwkeurigheid. Men kan er gerust van uitgaan dat zij een
grote astronomische kennis hadden en dat zij ook accuraat veranderingen aan
diezelfde hemel hebben genoteerd en doorgegeven. Deze veranderingen kunnen
historisch geduid worden en tegen het einde aan van de achtste eeuw voor
Christus werd een definitieve kalenderwijziging nodig.
Er was een historisch verifieerbare cyclus van
meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong aan voorafgegaan en deze was de
oorzaak van de storing van planeet aarde in haar omwenteling om de zon. Op dit
blog heb ik regelmatig aan de cyclus van meganatuurcatastrofes in de oudheid
aandacht gegeven. Het meest recente artikel dateert van 13.03.2017: de zondvloed van Deucalion, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489359600&stopdatum=1489964400
De hiervoor beschreven theorie
dat planeet aarde nog in een recent verleden van slechts 2800 jaar geleden door
een serie kosmische catastrofes getroffen werd wat een kalenderwijziging
noodzakelijk maakte, wordt door de moderne wetenschap kosmologie op basis van
de evolutietheorie afgewezen. De moderne wetenschap kosmologie volgt de uniformiteittheorie.
'The present is the key to the past': vanuit deze theorie neemt men aan dat wat
men tegenwoordig in de kosmos vaststelt altijd zo geweest is. Alle vermeldingen
naar kalenderwijzigingen in de achtste eeuw voor Christus worden door moderne
kosmologen als een slecht lezen van de hemellichamen door de oudheidastronomen
verklaard.
Het zijn de Bijbel en de Joodse overleveringen die
toelaten de periode van de kalenderwijziging nauwkeurig op de tijdsbalk te
duidden. In het sterfjaar van koning Achaz van Juda in het voorjaar van 722 v.
Chr. leert de Joodse overlevering een storing van de aarde in haar loop om de
zon.
While
the northern kingdom was rapidly descending into the pit of destruction, a
mighty upward impulse was given to Judah, both spiritually and materially, by
its king Hezekiah. In his infancy the king had been destined as a sacrifice to
Moloch. His mother had saved him from death only by rubbing him with the blood
of a salamander, which made him fire-proof. In every respect he was the
opposite of his father. As the latter is counted among the worst of sinners, so
Hezekiah is counted among the most pious of Israel. His first act as king is
evidence that he held the honor of God to be his chief concern, important
beyond all else. He refused to accord his father regal obsequies; his remains
were buried as though he had been poor and of plebeian rank. Impious as he was,
Ahaz deserved nothing more
dignified. God had Himself made it known to Hezekiah, by a sign, that his
father was to have no consideration paid him. On the day of the dead king's funeral daylight
lasted but two hours, and his body had to be interred when the earth was
enveloped in darkness.
(The Legends of the Jews, by Louis Ginzberg, IV, Bible
Times and Characters, From Joshua to Esther, Hezekiah)
Vierenvijftig
jaar en zes maanden eerder in oktober 776 v. Chr. werd de wereld van de oudheid
door een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong getroffen. De magnitude
van deze ramp en de datering heb ik in TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 279-284, beschreven.
Maar de
meganatuurcatastrofe die planeet aarde trof in het veertiende regeringsjaar van
Hizkia van Juda in 709 v. Chr. maakte dat daarna geen enkel religieus feest in Israël
noch daarbuiten nog seizoen-correct gebeurde.

In het
Bijbelboek Jesaja vinden we een verwijzing naar een verstoring van de omloop
van de aarde om de zon.
Jesaja 38:1 In
die dagen werd Hizkia ten dode toe ziek. Toen kwam de profeet Jesaja, de zoon
van Amoz, tot hem en zeide tot hem: Zo zegt de HERE: tref beschikkingen voor uw
huis, want gij zult sterven en niet herstellen. 2 Toen keerde Hizkia zijn
gelaat naar de wand en bad tot de HERE 3 en zeide: Ach, HERE, gedenk toch,
dat ik voor uw aangezicht in trouw en met een volkomen toegewijd hart gewandeld
heb en gedaan heb wat goed is in uw ogen. 4 En Hizkia weende luid. Toen
kwam het woord des HEREN tot Jesaja: 5 Ga en zeg tot Hizkia: zo zegt de
HERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen
gezien; zie, Ik zal aan uw levensdagen vijftien jaar toevoegen, 6 en Ik
zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur redden en deze stad
beschutten. 7 En dit zal u het
teken zijn van des HEREN kant, dat de HERE ook doen zal wat Hij gesproken
heeft: 8 zie, Ik doe de schaduw op
de treden waarlangs zij door de zon op de trap van Achaz is afgedaald, weer tien
treden teruggaan. En de zon ging tien treden (voeten) terug op de treden die
zij gedaald was.
Het resultaat dat het teruggaan van de schaduw op de
trap van Achaz had wordt verhaald in de Joodse legenden:
Furthermore,
the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than
its wonted time.( The Legends of the Jews, by
Louis Ginzberg, IV, Bible Times and Characters, From Joshua to Esther, Miracles
wrought for Hezekiah)

De Trap van Achaz is volgens het studiewerk van
Donald W. Patten (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Page
123) een
zonnewijzer zoals het ook in Egypte gebruikt werd. Patten maakt zijn berekening
op basis van een hoogte van zestig voet of ongeveer achttien meter en een
breedte van acht tot tien voet aan de basis.
Een conclusie echter die heel
wat revisionistische onderzoekers van de geschiedenis van de oudheid niet maken
is dat wanneer de vermelding van het teruggaan van de zon zoals vermeld door de
profeet Jesaja een historisch feit is, men geen correcte zonsverduisteringen
voorbij het jaar 709 v. Chr. in de tijd terug, meer kan uitvoeren.
Naar mijn weten is er maar één
onderzoeker geweest die op het feit van de kosmische catastrofe in het
veertiende regeringsjaar van Hizkia wees en de onmogelijkheid er aan verbond om
voorbij dit jaartal terug de tijd in exacte zonsverduisteringen te berekenen: de
heer Christoph Marx (1932/2016). Zijn opmerking werd gepubliceerd in het
Amerikaanse wetenschappelijk magazine Ancient
History and Catastrophism in juni 1980 maar kreeg geen bijval en niemand
maakte naar mijn weten, daarna gebruik van zijn bevinding.
De hoofdreden volgens mijn
mening voor het afwijzen van de kalenderwijziging in de achtste eeuw v. Chr. is
de Assyriologie en haar ijkpunt op de tijdsbalk: de genoteerde
zonsverduistering over Nineveh in 763 v. Chr. Dit jaartal is voor de
Assyriologie een ijkpunt op de tijdsbalk waar de regeerperioden van de koningen
van Assyrië mee verbonden zijn.
Het ankerjaar van de Assyriologie met de
genoteerde veronderstelde zonsverduistering over Nineveh in 763 v. Chr. komt echter
op losse schroeven te zitten wanneer
we aannemen dat 709 v. Chr. en het veertiende regeringsjaar van Hizkia een
mijlpaal op de tijdsbalk is. Accurate zonsverduisteringen voorbij dit jaartal
de tijd zijn niet meer mogelijk. De geavanceerde computersystemen zijn alle
geprogrammeerd op basis van de uniformiteittheorie: de aarde is nooit in haar
baan om de zon verstoord en ons zonnestelsel loopt sinds mensengeheugenis als
een klokwerk.
Het orthodoxe ankerpunt en navigatiepunt
in de tijd terug met de vermeende zonsverduistering over Nineveh ten tijde van
de koning Assur Dan III in het eponiem van Bur-Saggile is nochtans van geen tel
meer wanneer men aanneemt dat de omloop van de aarde om de zon inderdaad tegen
het einde van de achtste eeuw voor Christus van een jaar van 360 dagen naar een
jaar van 365,25 jaar is gewijzigd.
De consuquentie is dat de
datering van de Assyrische koningslijst volledig herzien moet worden.
De genoteerde
zonsverduistering over Nineveh ten tijde van de koning Assur Dan III in het
eponiem van Bur-Saggile heb ik in mijn boek De Assyriologie herzien, 2012, verankerd met het jaar van de
meganatuurcatastrofe in 800 v. Chr. ten
tijde van de profeet Amos.
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2016, blz.
271-278 heb ik een hoofdstuk geschreven over de profeet Amos en het dateren van
de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong waar hij het begin van zijn
bediening aan koppelt.
Amos
8:9 Te dien dage zal het geschieden, luidt het
woord van de Here HERE, dat Ik op de middag de zon zal doen schuilgaan en bij klaarlichte dag het land in het
donker zal zetten. 10 Dan zal Ik uw feesten in rouw verkeren, en al uw
liederen in klaagzang. Dan zal Ik rouwgewaad brengen op alle heupen en kaalheid
op elk hoofd. En Ik zal het maken als de rouw over een eniggeborene en het
einde ervan als een bittere dag.
De
profeet Amos (4: 11) vergelijkt de
ongewone zonsverduistering met de ramp die Sodom en Gomorra een millennium
eerder getroffen had: Ik heb onder u een omkering aangericht, gelijk God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft, zodat gij gelijk zijt geworden
aan een brandhout uit het vuur gerukt.
Wanneer
ik de aardbeving ten tijde van de profeet Amos een meganatuurcatastrofe noemde
heb ik niet overdreven. De ramp die het Midden-Oosten en heel de wereld in 800 v. Chr. trof was gelijk aan het
geweld toen Sodom en Gomorra in 1889 v. Chr. vernietigd werden.
Genesis
19:24 Toen liet de HERE zwavel en vuur op Sodom en
Gomorra regenen, van de HERE, uit de
hemel; 25 en Hij keerde die steden om, benevens de gehele Streek, met al de
inwoners der steden en het gewas van de aardbodem. (NBG Vertaling 1951)
Dat de
kosmos in de dagen van de profeet Amos letterlijk in beroering was leert de
Bijbel duidelijk. Hierna een citaat met tussen haken de namen der planeten
toegevoegd:
Amos
5:8 Die het Zevengesternte
(KHIMA=Saturnus) en den Orion
(KHESIL=Mars) maakt (ordonneert), en de doodsschaduw in den morgenstond
verandert, en den dag als den nacht
verduistert; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem,
HEERE is Zijn Naam. 9 Die Zich verkwikt door verwoesting over een sterke; zodat
de verwoesting komt over een vesting. (Statenvertaling)
Het
jaartal 800 v. Chr. is ook het resultaat-jaar waar men op de tijdsbalk
arriveert wanneer men de regeerperiodes van de Assyrische koningen vanaf
Salmaneser III aanbrengt. In het artikel van 23.01.2017 heb ik de regeerperiode van Salmaneser III met het rampjaar 860 v. Chr. verbonden. Zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485126000&stopdatum=1485730800
Al de
koningen van Assyrië en hun vermelde regeerperioden van Salmaneser III af tot
Assur Dan III hebben aldus in mijn studie op de tijdsbalk hun plaats gevonden.
Het is opmerkelijk hoe Salmaneser III en Assur Dan III via twee genoteerde
meganatuurcatastrofes met elkaar verbonden zijn, en op de tijdsbalk nu meer dan
één ankerpunt opleveren, in tegenstelling tot de conventionele
zonsverduistering van 763 v. Chr. met slechts een ankerpunt.
De
verwijzing in het eponiem van Bur-Saggile zegt alleen dat de zon verduisterd
werd. Wanneer men op de tijdsbalk de genoteerde zonsverduistering van Bur
Saggile met de buitengewone zonsverduistering van de profeet Amos verankerd,
was een ander hemellichaam verantwoordelijk voor de verduistering en overigens
veel schrikwekkender. Ik vraag me ook af waarom men in de eponiemlijsten alleen
de zonsverduistering ten tijde van Assur Dan III zou vermelden en niet het
astronomisch fenomeen ten tijde van de profeet Amos? Beiden gaan volgens mij
over dezelfde zonsverduistering dat zowel over Jeruzalem als Nineveh zichtbaar
was.
De
afkeer bij onderzoekers voor het in twijfel trekken van het jaar 763 v. Chr.
als ijkpunt voor de plaatsing van de Assyrische koningen op de tijdsbalk zijn
de consequenties daarmee verbonden. Ik merkte al op dat de Assyrische
koningslijst en haar regeerperioden opnieuw op de tijdsbalk gerangschikt dient
te worden. Dit betekent ook dat heel wat constructies door revisionisten van de
geschiedenis van de oudheid hun huiswerk opnieuw dienen te maken. Ik haal twee
voorbeelden met dit artikel aan.
De Egyptoloog David Rohl
bijvoorbeeld maakt in zijn boek A TEST OF TIME van Saul en David tijdgenoten
en vazallen van farao Achnaton. Dit als gevolg van zijn hanteren en voor waar
houden van de uitgedokterde tijdsconstructie van Edwin R. Thiele van de
koningen van Israël en Juda in relatie tot de koningen van Assyrië. Zijn
ankerpunt voor Achnaton op de tijdsbalk is een
zonsverduistering over Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. op 9 mei in de namiddag, precies te 18.09 u. (A Test
of Time, Chapter Eleven, Navigating by the Stars. The Ugarit Solar Eclipse).
Een astronoom berekende voor hem met een computerprogramma dat geprogrammeerd
volgens de uniformiteittheorie de exacte (?) tijd voor de zonsverduistering
over Oegarit. Rohl bouwt zijn thesis op rond de ontdekking van een kleitablet
in de ruïnes van Oegarit. Het
ontcijferde kleitablet KTU 1.78 bevat de volgende tekst: The day of the new moon of Hiyaru was put to shame as the sun (goddess)
set, with Rashap (?) as her gate keeper. In de Amarnabrief EA151
beschrijft de koning van Tyrus: Abimilki, het catastrofale einde van Oegarit
aan farao Achnaton: En vuur heeft
Oegarit, de stad van de koning, verteerd; de helft ervan is verteerd, en de
andere helft niet; en het volk van het leger van Hatti is niet daar. Rohl
verankerde vanuit zijn bevindingen het twaalfde regeringsjaar van farao
Achnaton met het jaar 1012 v. Chr.,
en rangschikte de overige regeerperioden van de farao s van de achttiende
dynastie op basis van dit ankerjaar.
De
reconstructie van Rohl met Saul en David als tijdgenoten van Achnaton houdt
echter alleen steek wanneer de uitgedokterde jaartallen van Thiele voor de
koningen van Israël correct zijn? Thiele s reconstructie van de koningen van
Juda en Israël op de tijdsbalk gaat er van uit dat er een genoteerde
zonsverduistering in 763 v. Chr. was
tijdens het eponiem van Bur Saggile, en dat de slag bij Karkar in 853 v. Chr. negentig jaar eerder gedateerd
moet worden. Thiele verbond het laatste regeringsjaar van koning Achab van
Israël met het jaartal van de slag bij Karkar waar Achab met zijn leger aan
deelnam. De verankering van de regeerperiode van Achab met de slag bij Karkar
maakt dat Salomo op de tijdsbalk met de regeerperiode 970/930 v. Chr. verbonden
wordt. Saul krijgt volgens deze noodlottige constructie een regeerperiode van
1050/1010 v. Chr., gevolgd door David met een regeerperiode van 1010/970 v.
Chr.
Dat
Schriftuurlijk gezien Saul en David geen vazallen of knechten van farao van
Egypte konden zijn heb ik al eerder op dit blog aangetoond. Zie het artikel van
20.03.2017 : de Bijbelse farao
Sisak, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200 en
scrol naar beneden.
Ik wil
er op wijzen dat ik hier op een onderdeel van het werk van David Rohl
opmerkingen heb en niet op heel zijn studie. Wie met regelmaat mijn blog volgt
weet de maat van de waarde die ik aan het algemene onderzoek van de Egyptoloog
David Rohl hecht.
Een
volgend voorbeeld dat ik wil aanhalen is de tijdsconstructie die Dr. Stephen E. Jones uitwerkte. Ook
deze chronoloog gaat ervan uit dat het jaar 763 v. Chr. een ijkpunt op de
tijdsbalk is en de schikking van de koningen van Assyrië correct. Ik gaf al
aandacht aan de studie van Dr. Stephen E. Jones, Secrets of Time, 1996, in het
artikel op dit blog van 07.07.2017.
In zijn
aangehaalde boek: Secrets of Time, 1996,
hoofdstuk 2: Fundamentele Bijbelse chronologie, H: van Salomo s dood tot de
dood van Achab, blz. 43, gaat Jones uit van de correctheid van de plaatsing van
de regeerperioden van de koningen van Assyrië op de tijdsbalk door de orthodoxe
Assyriologie aan de hand van de door de moderne astronomie gedateerde
zonsverduistering in 763 v. Chr. over Nineveh. Hij laat Achab in hetzelfde jaar
van de slag bij Karkar waar deze zich geallieerd met Aram/Syrië tegen Salmaneser
III streed, tegen Aram keren en in de slag bij Ramoth-Gilead het leven laten.
Indien Achab aan de slag bij Karkar geallieerde met
Aram/Syrië heeft deelgenomen, want de Bijbel zwijgt over dit wapenfeit, dan is
het toch de logica zelve dat hij dit deed ten
tijde van het drie jaren-bestand (1 Koningen 22:1) tussen Israël en Aram
(zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
243-249).
Het
aanvaarden dat de slag bij Karkar in 853 v. Chr. hetzelfde jaar voorafging aan
de slag bij Ramoth Gilead waar Achab sneuvelde levert bovendien een anomalie
op. Twaalf jaar later namelijk in het achttiende regeringsjaar van Salmaneser
III claimt de Assyriër schatting ontvangen te hebben van Jehu van het huis van Omri.
Maar in dat jaar had Jehu de dynastie van Omri al uitgemoord en het koningschap
over het tienstammenrijk overgenomen. Thiele ging er van uit dat de Assyriërs
niet wisten wie hen schatting bracht, wat toch onzin is? Hier is het ook
logischer het brengen van schatting aan Salmaneser III op de tijdsbalk onder te
brengen toen Jehu nog generaal van het leger van Israël was. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik generaal
Jehu van het huis van Joram, de kleinzoon van Achab, twee jaar eerder op de
tijdsbalk passend ingevuld.
Het is
alleen een drastische herziening van de regeerperioden van de Assyrische
koningen in lijn met de Bijbels-chronologische gegevens dat soelaas brengt. Zoals eerder opgemerkt ontbreken er zondermeer namen
van Assyrische koningen in de lijst die om verschillende redenen door de
Assyrische kroniekschrijvers van de oudheid in opdracht van hun koningen verwijderd
werden. In het artikel van 14.07.2017
verhaalden we over de Bijbelse koning Jareb van Assur, een naam die in de
Assyrische koningslijst ontbreekt. De niet bij naam genoemde Assyrische koning
in de Bijbel die zich op de prediking van Jona tot de God van Israël ter
uitredding richtte, wordt in de eponiemlijsten ook niet vermeld, noch de
beschrijving van het afwenden van de aangekondigde meganatuurcatastrofe van 776
v. Chr. De Grieken begonnen in dat jaar hun Olympische Spelen als dank naar hun
goden voor de afgewende ramp. In Assyrië was het een en al anarchie en chaos
tijdens deze periode. De Griekse legende over Sardanapallos heb ik in mijn boek
De Assyriologie herzien op de tijdsbalk tijdens deze periode ondergebracht.
Het was ook in het jaar 776 v. Chr. dat we het optreden van de Hebreeuwse
profeet Jona plaatsen. De Assyrische koning die niet bij naam in de Bijbel
vermeldt wordt en zich op de prediking van Jona tot de God van Israël voor
uitkomst keerde werd ook door de Assyrische kroniekschrijvers in opdracht van
hun koningen van de lijst als onwaardig verwijderd.
Voldoende
redenen om de rangschikking door de orthodoxie van de Assyrische koningen op de
tijdsbalk met als ijkpunt het jaar 763 v. Chr. af te wijzen. Er rest nu de taak
tot een volledige revisie van de chronologie van de Assyrische koningen te
komen. De Egyptoloog en revisionist van de geschiedenis van de oudheid Dr.
David Rohl, maakte al een begin in zijn bekende boek: A TEST OF TIME, 1995,
door een appendix E toe te voegen over de Assyrische chronologie en op de
noodzaak tot correcties te wijzen. Hij gaat echter niet ver genoeg, blijft in
zijn eigen vakgebied: de Egyptologie en laat in wezen de echte taak over aan
een eventuele Assyrioloog (die nog moet opstaan) om tot actie over te gaan.
Met het
artikel van 21.06.2017 op dit blog
gaf ik aandacht aan de chronoloog Dr.
Floyd Nolen Jones en zijn boek 'The Chronology of the Old Testament'. Deze
onderzoeker laat de fabricatie van Thiele vallen en keert terug naar de normale
onverkorte regeertijd van de koningen van Israël en Juda, wat zondermeer lovenswaardig
is. Ook deze onderzoeker beseft dat men dan in conflict met de gevestigde
wetenschap Assyriologie komt en de noodzaak tot correctie van de bewaarde
Assyrische gegevens. Ook deze onderzoeker gaat echter niet ver genoeg en laat
bijvoorbeeld de val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen in
ballingschap door de Assyrische koning Sargon II voltrekken. Daar waar de
Bijbel leert dat Salmaneser V hiervoor verantwoordelijk was (2 Koningen 17:2)
en niet de usurpator Sargon II die met dit Schriftgedeelte als een leugenaar en
geschiedvervalser ontmaskerd wordt.
De
sleutel tot het corrigeren van de regeerperioden van de Assyrische koningen
Salmaneser V, Sargon II en Sanherib is het volgende Bijbelgedeelte:
2
Koningen 18:9 Het geschiedde nu in het vierde jaar
van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende jaar van Hosea, den zoon van
Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië, opkwam tegen
Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was
het negende jaar van Hosea, den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd.
11 En de koning van Assyrië voerde Israël weg naar Assyrië, en
deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der
Meden. 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam
geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des
HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. 13 Maar in het veertiende jaar van den koning
Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van
Juda, en nam ze in.
(Statenvertaling)
Tussen
de val van Samaria door het leger van Salmaneser V in het zesde regeringsjaar
van Hizkia en de vernietiging van het Assyrisch leger van Sanherib voor de
poorten van Jeruzalem in het veertiende regeringsjaar van Hizkia zitten er
volgens de Bijbel acht jaar. In het
chronologische model dat de moderne Assyriologie levert past de Bijbelse chronologie
niet. De Assyriologie laat Samaria door Sargon II in 722 v. Chr. veroveren en
de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. of een periode van eenentwintig jaar wat een verschil van
dertien jaar op de tijdsbalk oplevert. Voor Thiele was het onmogelijk de
Bijbels-historische gegevens dienaangaande met de Assyrische bronnen te
verzoenen en dus verklaarde hij schaamteloos dat 2 Koningen hoofdstuk 18
kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd was. Wanneer we echter de chronologische
gegevens van 2 Koningen 18:9-13 als historisch correct hanteren (alsof er een
andere wijze zou bestaan?) vormen zij de sleutel tot het op losse schroeven
zetten van heel het Assyrische model en tegelijkertijd de oplossing.
Het
veertiende regeringsjaar van Hizkia zit namelijk op de tijdsbalk verankerd met
het sabbat- en jubeljaar van 709/708 v. Chr. Het was het jaar dat het
Assyrische leger van Sanherib bij Jeruzalem vernietigd werd en Jeruzalem gered.
Acht jaar daarvoor in het zesde regeringsjaar van Hizkia zijnde 717 v. Chr.
werd Samaria door Salmaneser V ingenomen.
In mijn
boek De Assyriologie herzien heb ik de Assyrische koningen Salmaneser V,
Sargon II en Sanherib op de tijdsbalk herschikt. Salmaneser V veroverde Samaria
in 717 v. Chr. met Sargon II op dat ogenblik als co-regent en ondergeschikt aan
Salmaneser V. Bij de belegering van Jeruzalem in 709 v. Chr. is Salmaneser V
verdwenen en regeert Sargon II met zijn zoon Sanherib als co-regent. Sargon II was een usurpator van de
Assyrische troon die een damnatio memoriae naar zijn voorganger Salmaneser V
doorvoerde. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1462140000&stopdatum=1462744800
De
bekende prismastele van Sanherib waar onder andere de belegering van Jeruzalem
op beschreven wordt verwijst naar het aantal veldtochten en niet naar de regeringsjaren
van Sanherib. Ten tijde van Achaz en Hizkia deelden meerdere Assyrische
koningen de troon met elkaar. De Bijbel verwijst tijdens deze periode dan ook
meerdere malen naar de koningen van Assyrië in het meervoud.
Ik heb
in mijn geciteerde boek een begin gemaakt met de herziening van de Assyrische
koningslijst en haar plaatsing op de tijdsbalk. Het werk is echter niet af.
Wat
naar mijn mening nodig is, is een nieuwe autodidact zoals eertijds Dr. I.
Velikovsky (1895/1979) er een was die schaamteloos met kennis van zaken buiten
zijn vakgebied trad en op de vele anomalieën wees bij zowel kosmologie als
geologie, egyptologie enzoverder en dit tot irritatie van velen.
Wat als
een paal boven water staat is dat de achtste eeuw voor Christus een eeuw van
een planeet aarde in beroering was. Aan het eind van die eeuw werd een kalenderwijziging
nodig die door de beschavingen van die tijd genoteerd werd. Daarenboven kende
de oude wereld in de achtste eeuw voor Christus een klimaatwijziging. Flora en
fauna waren in het Nabije Oosten nooit meer dezelfde als voorheen.

Het laatste boek (Mankind in
Amnesia, 1982) dat de controversiële onderzoeker Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979)
schreef was gewijd aan het verdringen van de historische
meganatuurcatastrofes dat hij catologeerde onder een collectief geheugenverlies van de moderne mensheid. Velikovsky
omschreef het als het volgt: De
herinnering aan catastrofes werd uitgewist, niet door gebrek aan geschreven
overleveringen, maar door een kenmerkend proces, dat later gehele naties,
tezamen met hun geletterden, in deze overleveringen allegorieën of
vergelijkingen deed zien, terwijl in werkelijkheid kosmische natuurverstoringen
daarin heel duidelijk stonden beschreven.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009: dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis
op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar.