Met
onze aflevering van 01.04.2019
brachten we de Exodus van de Israëlieten uit Egypte en de Pesachweek onder de
aandacht. Met 15 Nisan 1483 v. Chr. begon na de middernacht van donderdag op
vrijdag de uittocht. Terwijl Egypte die nacht over de dood van hun
eerstgeborenen huilde begonnen de Israëlieten onder leiding van Mozes aan hun
trek naar de wildernis.
Exodus 12:29 En het
geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. 30 En Farao
stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was
een groot geschrei in Egypte; want
er was geen huis, waarin niet een dode was. 31 Toen riep hij Mozes en Aäron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn
volk, zo gijlieden als de kinderen van Israël; en gaat heen, dient den HEERE,
gelijk gijlieden gesproken hebt.
Maar
wie was de farao van de exodus die in de nacht van donderdag op vrijdag ook
zijn eerstgeborene aan de dood moest afstaan?
Als men
Hollywood wil geloven was het Ramses II alias Ramses de Grote die zijn oudste
zoon en troonopvolger die Pesachnacht verloor en op de vierde dag na het
vertrek van de Israëlieten met heel zijn legermacht aan de achtervolging in de
wildernis begon. De keuze voor Ramses II als farao van de exodus is een gevolg
van de foutieve rangschikking van de farao ’s op de tijdsbalk door de
gevestigde Egyptologie. De Egyptologie heeft vanaf de vijftiende tot de
twaalfde eeuw v. Chr. de achttiende en negentiende dynastiefarao ’s op de
tijdsbalk geplaatst. Geen een van de kandidaat-farao ’s voor de Exodus past
echter in het Bijbels-chronologische raamwerk. Over deze problematiek schreef
ik al eerder op dit blog. Zie het artikel van 28.01.2019, de late datering van de exodus, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800
In mijn
boek Exodus breng ik een volledige herziening van de plaatsing van de
Egyptische dynastieën op de tijdsbalk. De ankerpunten voor het chronologisch
verbinden van regeerperioden van de farao ’s met die van de aartsvader van
Israël halen
we uit de Bijbel, daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse
overleveringen en legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van
de geschiedenis van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de
Israëlieten uit Egypte met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een
ware breuk in de Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de
oudheidgeschiedenis waren het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte
contemporain met elkaar en gingen als een gevolg van de tien plagen en de
exodus met de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee, samen ten
onder. Binnen de revisie van de oudheidgeschiedenis van Egypte was er maar één
tussenperiode, die van de Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun
heerschappij over het Midden-Oosten vestigden.
Een
revisionist van het eerste uur was Dr. I. Velikovsky (1895/1979). In zijn
bekend werk ‘Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk I’ identificeerde hij de farao
van de Exodus als Thom of Thoem, naar een inscriptie op een schrijn gevonden te
El Arisj, een stad op de oude grens tussen Egypte en Kanaän. Het is een zwarte
monoliet beschreven met hiëroglyfen waarop koningen, residenties, geografische
plaatsen en de invasie van Egypte door vreemdelingen wordt beschreven. De
inscriptie beschrijft een periode van volslagen duisternis over Egypte voor een
periode van negen dagen, wat een bevestiging is van het relaas in het
Bijbelboek Exodus 10:22-23 waar een van de plagen beschreven staat met dikke
duisternis gedurende drie dagen. Dit was trouwens het eerste dat bij Velikovsky
in zijn onderzoek de aandacht trok, toen hij de inscriptie in het licht van de
Bijbel bestudeerde. Daarnaast verwijst de inscriptie naar Pi-Charoti waar farao
aan zijn einde komt. Dit Pi-Charoti uit Egyptische bron was voor Velikovsky
overduidelijk te identificeren met het Bijbelse Pi-ha-Chiroth aan de Schelfzee.
De inscriptie op het schrijn verhaalt verder dat een zoon van farao, ‘zijne
majesteit Geb’ op onderzoek uitgaat en naar de plaats Pi-Charoti trekt en daar
bij de lokale bevolking navraag doet naar de ramp die farao Thoem en zijn leger
getroffen heeft. Velikovsky merkt op dat de naam Thoem of Thom in de plaatsnaam
Pi-Thom zit, een voorraadplaats die de Israëlieten in slavernij moesten bouwen.
En de naam Thom, stelt Velikovsky, is ook identiek met het Griekse Timaios of
Toetimaeus zoals Manetho via Flavius Josephus, hem heeft doorgegeven. Farao
Timaios/Timaus is bij Manetho de farao die de invasie van de Hyksos of
Amalekieten onderging.
Nog een
revisionist van de geschiedenis van de oudheid voor wie de historische boeken
van de Bijbel gezag hadden, was Dr. Donovan A. Courville (1901/1996). Zijn opus
magnum: ‘The Exodus Problem and its Ramifications, 1971’, brengt een volledige
herziening van alle Egyptische dynastieën op de tijdsbalk. In Volume I, Chapter
IX, Who was the Pharaoh of the Exodus?, levert ook hij zijn bijdrage tot het
identificeren van de farao van de exodus. Courville hechtte veel belang aan de
Egyptische koningslijst bekend onder de naam: Sothis-lijst. Deze lijst geeft
(o.a.) vijfentwintig faraonamen (in de Griekse taal) vanaf de eerste farao
Menes tot aan Salatis. Deze laatste naam is de eerste Hyksos-farao. Aan de
Hyksos-invasie van Egypte ging de Exodus vooraf. De vierentwintigste naam is
die van Koncharis, wat volgens Courville een Griekse versie is van het
Egyptische ‘Ka-ankh-ra’ van de Karnak-koningslijst, een naam die dan weer
volgens Courville overeenkomt met Sobekhotep VI van de Turijn-koningslijst. En
volgens de Turijn-koningslijst regeerde Sobekhotep VI voor een periode van twee
jaar, twee maanden en negen dagen. Farao Koncharis/Ka-ankh-ra/Sobekhotep VI is
volgens Courville de farao die de Hyksos-invasie onderging. In het model van
Courville waren het Oude Rijk en het Midden-Rijk voor een belangrijke periode
contemporain. De farao van de verdrukking is in Courville ’s model Senwosret
III van de twaalfde dynastie. De dertiende dynastie was gedurende een periode
contemporain met de twaalfde dynastie en won na de dood van de farao van de
verdrukking, aan macht. De tachtigjarige Mozes stond aldus bij zijn terugkeer
in Egypte voor (een) Sobekhotep van de dertiende dynastie. Courville wijst in
zijn studie op nog een bijzonderheid van de Sothis-koningslijst. De voorgangers
van naam nummer 24.Koncharis hadden namelijk allen tot aan nummer 18. de naam
Ramesse in hun faraonamen verweven. Het is naar deze naam dat het Bijbelse
Pi-Ramesse of Raämses, een voorraadstad die de Israëlieten onder dwang moesten
bouwen, genoemd werd. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk Pitom en Raämses,
blz. 89-98, diep ik dit verder uit. In het aangehaalde hoofdstuk; Pitom en
Raämses, leg ik de link tussen het Bijbelse Raämses en de tot nu toe niet
gevonden tweede hoofdstad van het Egyptische Midden-rijk; It-taoey. De
dertiende dynastie’ farao’s hadden hier ook hun residenties. Van de eerste
farao’s van de dertiende dynastie; Hor, Sobekhotep II en Chendjer werden te
Dahsjoer hun laatste rustplaatsen teruggevonden. Vanaf Sobekhotep III en diens
opvolgers ontbreekt tot nu toe elk spoor naar een laatste rustplaats, of
mummie.
In het
variant dat de Egyptoloog David Rohl brengt (A Test of Time, 1995, Chapters 12
en 13) is de vermoedelijke farao van de exodus; Sobekhotep IV. David Rohl noemt
zichzelf een agnost maar hanteert wel in zijn studie van het oude Egypte de
Bijbel als een historisch boek. Rohl haalt de christelijke oudheidhistoricus
Eusebius aan die verwijst naar een nog oudere bron, de Joodse historicus
Artapanus, en deze laatste vermeldt dat de farao ten tijde van Mozes, de naam
‘Khe-neph-res’ had. Vanuit deze naam distilleerde Rohl de naam ‘Kha-nefer-re’
van de Egyptische koningslijsten. En de naam ‘Kha-nefer-re’ stemt overeen met
de koninklijke naam die alleen farao Sobekhotep IV Kha-nefer-re, van de
dertiende dynastie droeg. Het is boeiend studiewerk van David Rohl, iets dat
zijn boek als een detectiveverhaal laat lezen.
Ter
conclusie stellen we vast dat de farao waar Mozes in het Exodusjaar tegenover
stond, farao Sobekhotep IV van de dertiende dynastie was. Het is deze farao die
meende de Israëlieten te kunnen achterhalen in de wildernis, en als een gevolg
zijn einde vond in de Schelfzee. Het is deze farao wiens troonopvolger in de
Pesachnacht door de HEERE God gedood werd. Het is farao Sobekhotep VI die de
opvolger werd van Sobekhotep IV, de farao die niet terugkeerde van de Schelfzee
en bovendien het Egyptische leger naar de ondergang gevoerd had. Als resultaat
lag het Egypte van Sobekhotep VI wagenwijd open voor de kort daarop
binnentrekkende Hyksos of Amalekieten.
Dit jaar valt de Pesach week van vrijdagavond 19 april
tot zaterdagavond 27 april 2019. De historische Pesachweek verbonden met de
exodus ving met 15 Nisan 1483 v. Chr. aan bij het ondergaan van de zon op een
donderdagavond volgens de westerse kalender. Volgens de Joodse kalender eindigt
een dag bij het ondergaan van de zon en vangt een nieuwe dag aan. Op
donderdagavond nuttigden de Israëlieten per familie hun bereide Pesachlam en
brachten zoals opgedragen het bloed van het geslachte Pesachlam aan de
deurposten van hun woningen aan. Daarna maakten zij zich klaar voor de grote
trek onder leiding van Mozes naar de woestijn waar zij de HEERE God wilden
dienen. Te Middernacht sloeg de HEERE God al het eerstgeborene van mens en dier
in het land Egypte.
Exodus 12:29 En het
geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. 30 En Farao
stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er
was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet een dode
was. 31 Toen riep hij Mozes en Aäron in
den nacht, en zeide: Maakt u op,
trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van
Israël; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt. 32
Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden gesproken hebt, en
gaat heen, en zegent mij ook. 33 En de Egyptenaars hielden sterk aan bij het
volk, haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn
allen dood! 34 En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun deegklompen,
gebonden in hun klederen, op hun schouderen. 35 De kinderen Israëls nu hadden
gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geëist zilveren
vaten, en gouden vaten, en klederen. 36 Daartoe had de HEERE het volk genade
gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij
beroofden de Egyptenaren. 37 Alzo reisden de kinderen Israëls uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve
de kinderkens. (Statenvertaling)
Dat de exodus op een vrijdag geschiedde leert de
Joodse overlevering die stelt dat de
Tien Woorden aan Israël gegeven werden op een sabbat, op de vijftigste dag na het vertrek uit Egypte. Het is aldus een
eenvoudige berekening om zeven maal zeven weken eerder de Exodus met Pesach op
een vrijdag te plaatsen.
Dit alles was een voorafschaduwing van het Pesachlam
Jezus Christus die op goede vrijdag
7 april 30 AD Zijn Bloed plaatsvervangend voor de Verlossing van Israël en van
de wereld, gaf.
Het vertrek van de Israëlieten geschiedde onmiddellijk
na middernacht. Vanuit Rameses ging het richting Sukkot, en vervolgens naar
Etham aan het einde van de woestijn. De plaatsnamen Rameses en Pitom heb ik in
mijn boek: Exodus van 2016 geïdentificeerd en vervolgens de reisroute naar de
Schelfzee op een landkaart uitgestippeld. De plaats van de doorgang door de
Schelfzee wordt in het boek aangewezen en de berg Sinaï in Arabië
gelokaliseerd. Sinds de eerste historische Pesachweek zijn er nu 3501 jaar
verlopen.
Hoe ik
het jaartal 1483 v. Chr. voor het exodusjaar verkregen heb is vrij eenvoudig
uit te leggen. Vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD
te Nazareth volgens Lukas hoofdstuk 4, toen de Heiland het aangename jaar des
HEREN uitriep, wat het dertigste jubeljaar was, rekent men negenentwintig
jubeljaren terug de tijd in. Het eerste jubeljaar viel in okt.1395/sep.1394 v.
Chr. Zeven maal zeven jaar eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde land
Kanaän binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar
daarvoor waren de Israëlieten in 1483 v.
Chr. uit Egypte opgetrokken. De dertig jubeljaren zijn wetenschappelijk via elf historische vermeldingen op de
tijdsbalk verankerd. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het
vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van
Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde
regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in
oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober
1007 v. Chr. en zijn sterfjaar was het najaar van 967 v. Chr. Voor Salomo
hebben we de veertigjarige regeerperiode van David: 1047/1007 v. Chr. en daarvoor
regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van Israël. De
koningen van Israël en Juda heb ik tussen de jaartallen 967 en 586 v. Chr. op
de tijdsbalk herschikt met de historische sabbat- en jubeljaren als ijkpunten. Zie
o.a. mijn laatste uitgave: dertig jubeljaren, uit 2018.
Volgens
Flavius Josephus geschiedde de exodus in een jaar dat de Nisan-zon zich in het
astronomische Ram of Lam (Aries)-beeld op de veertiende dag van de maand nisan
bevond.
In the month of Xanthicus,
which is by us called Nisan, and is
the beginning of our year, on the fourteenth day of the lunar month, when the sun is in Aries, (for in this month
it was that we were delivered from bondage under the Egyptians,) the law
ordained that we should every year slay that sacrifice which I before told you
we slew when we came out of Egypt, and which was called the Passover; and so we do celebrate this Passover in companies,
leaving nothing of what we sacrifice till the day following. (Flavius
Josephus (Joodse Oudheden, Boek III.x.5)
Dat de
exodus volgens Flavius Josephus plaatsvond op het exacte moment dat de zon het
sterrenbeeld Ram/Lam binnenging is uiteraard geen toeval (The Witness of the
Stars, Rev. E. W. Büllinger (1837/1913), Chapter IV, The Sign Aries (The Ram or
Lamb). Het maakt deel uit van het plan der eeuwen, namelijk God s voornemen
(Efeze 3:11) dat zal leiden naar het herstel van alle dingen.
In mijn
boek Exodus, 2016, breng ik de
geschiedenis van Israël in het oude Egypte vanaf de aartsvader Jakob tot op
Mozes. De exacte Exodusroute wordt op de landkaart uitgestippeld en de Bijbelse
plaatsnamen Rameses, Sukkot en Etham op de landkaart geplaatst. De plaats van
de doorgang door de Schelfzee wordt in het boek aangewezen en de berg Sinaï in
Arabië gelokaliseerd. Mijn verhaal laat ik aanvangen in het Egypte van de
oudheid vanaf de aankomst daar van Jakob/Israël in 1699 v. Chr. op het
hoogtepunt van een wereldwijde hongersnood en eindigt met de Exodus uit Egypte
in 1483 v. Chr., gevolgd door het geven van de Tien Woorden aan Israël. De
geschiedenis van Israël en de Exodus halen we in de eerste plaats uit de Bijbel,
daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse overleveringen en
legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van de geschiedenis
van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de Israëlieten uit Egypte
met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een ware breuk in de
Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de oudheidgeschiedenis waren
het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte contemporain met elkaar en
gingen als een gevolg van de tien plagen en de exodus met de vernietiging van
het Egyptische leger in de Schelfzee, samen ten onder. Binnen de revisie van de
oudheidgeschiedenis van Egypte was er maar één tussenperiode, die van de
Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun heerschappij over het
Midden-Oosten vestigden. De twaalf stammen van Israël trokken intussen na een
periode van veertig jaar in de wildernis, het Beloofde Land Kanaän binnen.
De oorsprong van Kusch, de zoon van Cham, de zoon van Noach…
Mijn
eerste boek dateert uit het jaar 1985: DE NIEUWE ORDE in opkomst, ISBN
90-73739-01-2. Het was een eschatologisch werk met alle aandacht voor de
nakende wederkomst van Jezus Christus. Sindsdien zijn er vierendertig jaar verlopen
en heeft er zich een verdere (en niet voorziene) ontwikkeling naar het begin
van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan. Het boek was naar Nederlandstalige
normen een besteller, kende vier herdrukken met uiteindelijk vijfduizend
verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht en alleen
nog in gespecialiseerde antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele afleveringen
wil ik op dit blog op onderdelen van mijn boek stilstaan en een evaluatie
maken.
Met dit
artikel wil ik het Bijbelse Ethiopië onder de aandacht brengen. In de
Hebreeuwse grondtekst staat er KUSCH dat met Ethiopië vertaald werd. De
Statenvertaling vertaalde Kusch met Moren. In ‘De nieuwe orde in opkomst’, 1985,
identificeerde ik foutief dit Bijbelse Ethiopië met de moderne staat Ethiopië
aan de hoorn van Afrika.
Kusch
is volgens de profeet Ezechiël een bondgenoot van Magog, wanneer deze laatste
in de eindtijd Israël zal aanvallen, maar daar aan zijn einde komt. Hierna het
betreffende Bijbelcitaat:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs
en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden;
Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7
Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd
hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult
gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken
bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis
waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een
opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. (NBG Vertaling 1951)
De
oorsprong van Kusch vinden we in het Bijbelboek Genesis:
Genesis
10:1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs
zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun
werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog,
en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer
zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn: Elisa, en
Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de eilanden der
volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder
hun volken. 6 En de zonen van Cham
zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en
Kanaän.
Kusch
was een zoon van Cham, de zoon van Noach. Zijn oorsprong gaat zo terug tot de
periode onmiddellijk na de Grote Vloed van 2341/2340 v. Chr. Na de
spraakverwarring in het najaar van 2239 v. Chr. begon de clan van Kusch aan hun
trek naar Afrika (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 13-25). Zie ook het artikel van 27.06.2016, Genesis van de eerste
beschavingen na de Grote Vloed, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1466978400&stopdatum=1467583200
Met de
identificatie van het Bijbelse Kusch
met de moderne staat Ethiopië heb ik in 1985 de bal misgeslagen. Ik liet me toen leiden door wat Hal Lindsey in zijn ‘De planeet die
aarde heette’ over Ethiopië meende te kunnen invullen. Het land zat toen nog in
het Sovjetblok met zelfs een contingent Cubaanse huurlingen actief in de
strijdkrachten. Ik schreef in mijn boek over Ethiopië; dat het land zich naar het
noorden zou uitbreiden, naar Soedan toe. De reden was dat de Egyptische vijfentwintigste
dynastie van Manetho in het huidige Noord-Soedan haar basis had. Het was een
dynastie van zwarte koning-farao ’s die zelfs onder Sabakoos en de Bijbelse
Tirhaka in de achtste eeuw v. Chr. over beneden-Egypte geheerst hebben.
Met het
moderne Ethiopië is het sinds 1985 na de publicatie van mijn boek anders
gelopen. Het land zat na het marxistische avontuur een hele tijd aan de grond
en het noordelijke Eritrea heeft zich zelfs kunnen afscheiden. De correcte
identificatie van het Bijbelse Kusch vandaag is Noord-Soedan. Zuid-Soedan heeft
zich anno 2011 van het overwegend Arabisch-Islamietisch noorden afgescheiden.
Het is Noord-Soedan dat zich in de toekomst in een alliantie met Magog tegen
Israël zal keren.
Met de
studie van het Profetische Woord ben ik sinds 1975 bezig. Mijn eerste
kennismaking met de Bijbelse profetieën in verband met het nationale en
geestelijke herstel van Israël was via het boek ‘de planeet die aarde heette’
van Hal Lindsey. Deze Amerikaanse auteur verwachtte de wederkomst van Jezus
Christus voor de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een van zijn boeken volgend
op zijn bestseller ‘The Late Great Planet Earth’ had de titel ‘Counting Down the Eighties’, een titel
die voor zichzelf spreekt. Hal Lindsey ’s bestsellers werden geschreven toen de
koude oorlog van het communistisch-atheïstische Rusland en zijn satellietstaten
tegen het Westen nog gaande was en veel van de Bijbelse eindtijdprofetieën
kregen van Lindsey als een gevolg daarvan, een eigentijdse invulling. Veel van
wat Hal Lindsey meende in vervulling te zien gaan is toen niet uitgekomen en onderdelen
ervan intussen zelfs achterhaald.
Hoe was
de situatie in de wereld in die jaren tachtig? In het verre noorden ten
opzichte van Israël stond het (militair) machtige Sovjet-Rusland met aan de
grenzen van Israël de door Rusland militair uitgeruste Arabische bondgenoten
zoals Syrië en Irak. In Afrika zaten Angola, Mozambique, Libië en Ethiopië in
het Sovjet-Russische kamp. West-Europa had zich verenigd en maakte deel uit van
de NAVO. Hal Lindsey zag in de EEG (dat toen negen leden telden) de vervulling
van het Statenbeeld van de profeet Daniël. Hij verwachtte met de toetreding van
Griekenland als tiende lid, de eindvervulling van Bijbelse profetieën
dienaangaande. Een ander voorbeeld is Lindsey ’s identificatie van het Bijbelse eindtijd-Koesch met
Ethiopië. Dat land zat tijdens de koude oorlog in het Russische kamp en alzo
werd toen de foutieve identificatie gemaakt. Idem dito met het Bijbelse
eindtijd-Put dat met de staat Libië in Noord-Afrika geïdentificeerd werd
aangezien ook daar de Sovjet-Russen bases hadden.
Het
historische Koesh bevond zich echter
binnen de grenzen van het huidige Noord-Soedan. Met de val van de Berlijnse
muur in 1989 en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 kwam aan de koude oorlog
in het westen (voorlopig) een einde. In Europa vond de hereniging van het sinds
1945 gesplitste Duitsland plaats en landen uit het voormalige Oostblok vonden
aansluiting bij West-Europa. De Europese Economische Gemeenschap werd omgevormd
en uitgebreid tot een Unie. De politieke situatie in de wereld is sinds 1989
helemaal gewijzigd. Oude vijanden werden bondgenoten en nieuwe vijanden
verschenen op het toneel. De Verenigde Staten, de overwinnaar van de koude
oorlog en toen de enig overblijvende supermacht werd op 11 september 2001
onverwacht en op eigen terrein door Arabisch-Islamietische terroristen
aangevallen. De schurken hadden lijnvliegtuigen in de VS gekaapt en boorden
zich met de gekaapte Jumbo-toestellen in de gigantisch hoge torens van het WTC
‘World Trade Center’ te New York. Duizenden onschuldige mensen, werknemers in
de beide torens en de passagiers in de lijnvliegtuigen, kwamen bij deze
terreurzelfmoordactie om het leven. Deze daad mobiliseerde de VS om een
wereldwijde oorlog tegen het terrorisme te beginnen.
De
ontwikkeling rond de moderne staten Ethiopië en Noord-Soedan sinds de
publicatie van mijn boek in 1985 zijn een waarschuwing voor mij om niet te snel
expliciete profetische vervullingen te zoeken in eigentijdse ontwikkelingen.
Het gehele profetische plaatje moet kloppen alvorens men meent boude uitspraken
te kunnen doen. Een voorbeeld is de profetie van Ezechiël hoofdstukken 38 en 39.
Hoofdstuk 38:1-9 van de profeet Ezechiël heb ik bij de aanvang van mijn artikel
geciteerd. De chronologie van de profetie is als ’t volgt: op Gods tijd (38:4)
zal Magog met zijn bondgenoten tegen het nationaal herstelde Israël optrekken.
Volgens 38:7 zijn zij dan herbewapend en toegerust. Israël is dan (38:8b) uit
het gebied van vele volken bijeengebracht en leeft in gerustheid, zonder
(veiligheid)muren (38:11) en poorten. Als aan deze profetische voorwaarden
voldaan is zal Magog getrokken worden, en niet eerder: 38:9 ‘Dan zult gij optrekken als een opkomend
onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u’.
De
conclusie moet zijn dat bij de vervulling van de profetie van Ezechiël het ene
detail op een tijdsbalk gezien, niet voor het andere kan geschieden. Eerst
dient het nationaal weer vergaderde Israël in (schijn)vrede te leven en is de
voorwaarde vervuld voor de overige details van de profetie. De schijnvrede is
op basis van andere profetieën, het resultaat van een verbond dat Israël met de
koning van het noorden-Assyrië zal aangaan. Meer hierover in een volgende
aflevering.
Werd de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. bij de val van Jeruzalem vernietigd of werd ze toen verborgen en tot op heden ergens bewaard?
Deze
week geef ik aandacht aan de ark van het verbond die in 586 v. Chr. samen met
de Tempel te Jeruzalem door de Babyloniërs vernietigd werd. Sindsdien bestaan
er hardnekkige legendes die leren dat de ark ergens verborgen werd? De oorsprong van de Ark van het
Verbond gaat terug tot het ontstaan van Israël als natie na de Exodus in 1483
v. Chr. bij het geven van de Tien Woorden aan Mozes. In het Bijbelboek Exodus 25:10-22)
vinden we de opdracht tot het bouwen van de ark van het verbond .
De Ark van het Verbond heeft de
Israëlieten daarna op al hun tochten en belevenissen vergezeld. Het Beloofde
Land Kanaän werd in 1443 v. Chr. binnengetrokken met de Ark van het Verbond op
kop (Jozua 3:11-17). Tot aan de bouw van de Tempel van Salomo was zij
ondergebracht in de Tent der samenkomst. In het jaar 996 v. Chr. ten tijde
van Salomo werd zij in de tempel in het
Heilige der heiligen neergezet. Een vertrek van de tempel waar met Jom
Kippoer (de grote verzoendag) de hogepriester binnenging voor de verzoenings-handelingen.
Hier is de ark met zekerheid tot aan
haar vernietiging gebleven. De vernietiging gebeurde door de hand van de
Babyloniërs ten tijde van Zedekia, de laatste koning van Juda.
2 Koningen 25:8 Daarna in de
vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel)
kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te
Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis
des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem;
en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. (Statenvertaling)
Na de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door
Nebukadnezar de koning van Babylon, in 586 v. Chr. horen wij nooit meer iets over
de ark. In de tempel van Zerubbabel na de Babylonische Ballingschap, en in de
tempel van Herodes de Grote bevond zich in het Heilige der heiligen geen ark
meer maar volgens de Joodse overlevering alleen een steen waarop de
hogepriester op de grote Verzoendag het vat met reukwerk zette (Leviticus
16:12-14). Het is pas na de vernietiging van de tweede tempel in 70 AD dat de legendes
en het zoeken naar een verborgen ark een aanvang namen. De oorspronkelijke ark
echter was echter al in 586 v. Chr. vernietigd en dit volgens het gezaghebbende
woord van Asaf en Jeremia.
Psalm
74:1 Een onderwijzing, voor Asaf. O
God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de
schapen Uwer weide? 2 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven
hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij
gewoond hebt. 3 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom
verdorven. 4 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw
vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. 5 Een
ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid
van een geboomte. 6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met
houwelen en beukhamers in stukken geslagen. 7 Zij hebben Uw heiligdommen in het
vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. 8 Zij
hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle
Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. 9 Wij zien onze tekenen niet; er is
geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 10 Hoe lang, o God!
zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? 11
Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van
Uw boezem; maak een einde.
Jeremia
3:14 Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd,
en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u
brengen te Sion. 15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen
u weiden met wetenschap en verstand. 16 En het zal geschieden, wanneer gij
vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen,
spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken,
en haar niet bezoeken, en zij zal niet
weder gemaakt worden. 17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des
HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN
Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken
van hun boos hart. 18 In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van
Israël; en zij zullen te zamen komen uit het land van het noorden, in het land,
dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.
De hierboven
geciteerde Bijbelgedeelten leren dat de Ark van het Verbond door de Babyloniërs
te samen met alle andere Tempelattributen vernietigd werd. Volgens de profeet
Jeremia zou de Ark niet weder gemaakt worden. Het jaartal voor de vernietiging
Jeruzalem en de Tempel was 586 v. Chr. Zie het artikel van 31.10.2016 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1477868400&stopdatum=1478473200
Het is nu
duidelijk dat het verhaal in het apocrief (twijfelachtig niet gezaghebbend) boek
2 Makkabeeën gebracht, dat de Roomse kerk aan haar Bijbel heeft toegevoegd, haaks staat op de canonieke boeken van de
Bijbel. Hierna het betreffende gedeelte:
2 Makkabeeën 2:1 In
de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets
van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de
leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te
vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en
zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop
aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde
geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de
verbondstent en de ark liet halen en
achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had
om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een
rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de
ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van
zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats
niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij
zei: Die plaats moet onbekend blijven, totdat God
zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer
dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een
wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in
de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op
grootse wijze geheiligd zou worden.9 Ook werd erin verteld wat Salomo
in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het
inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes gebed tot de Heer vuur uit de
hemel was neergedaald, zo daalde er ook
tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met
betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: Omdat het zondeoffer niet
genuttigd is, is het door het vuur verteerd. 12 Ook Salomo heiligde acht dagen
lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk
de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd,
waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de
geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen
betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door
de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer
bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan
kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging
van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen.
17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het
priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat
in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons
ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige
plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. 19 De
geschiedenis van Judas de Makkabeeër
en van zijn broers, de reiniging van de grote tempel en de wijding van het
altaar, 20 de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eupator 21 en de
hemelse verschijningen die ten deel zijn gevallen aan degenen die met zoveel
toewijding en heldhaftigheid streden voor het jodendom. (Willibrord Vertaling
1995)
Waarom voegde de
Makkabeeënschrijver deze legende aan het apocriefe boek toe? Ik meen dat het
deel uitmaakt van een complot (Efeze 5:11, 6:12) dat de komst van de
pseudovredevorst de anti-Messias moet voorbereiden. In het artikel van 25.02.2019 op dit blog verwees ik naar
de koning van het noorden die als een
pseudovredevorst velen in Israël en de wereld zal misleiden. Een misleiding
zoals ze nooit voorheen is voorgekomen. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1551049200&stopdatum=1551654000
Hoewel de ark zonder twijfel
vernietigd werd zijn er hoogstwaarschijnlijk in de oudheid replicas van de ark gemaakt, die tot nu toe ergens op aarde
verborgen zitten. Een Joodse legende plaatst de ark van het verbond op een
verborgen plaats nabij de Dode Zee. Zij is hier verborgen in een van de vele
grotten waar ook de bekende Dode Zee-rollen gevonden werden. Een hardnekkige
legende leert dat de ark verborgen werd 'in' de tempelberg en op Gods tijd bij
de herbouw van de tempel tevoorschijn zal komen. Een andere legende zoals in het
aangehaalde apocriefe boek 2 Makkabeeën leert dat de ark van het verbond bij de
nadering van de Babyloniërs op de berg Nebo in Jordanië,verborgen werd. Een andere geheime
plaats zou zich te Axoem in Ethiopië bevinden waar een replica van de ark van
het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk Arabië de roem van de
koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten afstamming voor zich
op via Menelik, een zoon volgens hen van de koningin van Scheba en Salomo.
Hoogstwaarschijnlijk bracht de koningin van Scheba een replica van de ark naar
haar land mee. Enkele jaren geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire
over de verborgen ark te Axoem in Ethiopië. Volgens de documentaire wordt de
ark op een geheime plaats door een monnik bekend als de 'bewaarder van de ark' in
de kerk van de Heilige Maria van Sion,bewaard.
Al deze verhalen en legenden zijn
nochtans in strijd met de Bijbel die duidelijk door de mond van Jeremia leert
dat " en zij zullen aan haar
niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.
Het tevoorschijn komen van een
replica van de Ark van het Verbond in
de toekomst past in het chronologische eindtijdkader
dat de profetische gedeelten van de Bijbel leren. Het apocriefe boek 2
Makkabeeën zal aldus nog voor heel wat misleiding zorgen. Men kan op basis van
het profetische boek Daniël in het Oude Testament en het laatste Bijbelboek
Apocalyps in het Nieuwe Testament een
chronologisch eindtijdscenario schetsen. Het laatste boek van de Bijbel:
Openbaring (11:1), leert namelijk een alsnog toekomstig herstel van de
offerdienst ten tijde van de heerschappij van het beest. Ook de zeventigste
jaarweek van de profeet Daniel (9:27) leert een herstel van de offerdienst. Voor
een eventuele herstelde offerdienst in Israël heeft men een tent ter samenkomst
nodig, daarnaast een altaar én de ark van het verbond voor de
verzoeningshandelingen.
Hierna het citaat uit het Boek
Daniël gevolgd door het citaat uit het Boek Openbaring:
Daniël 9:27 en in de helft der
week zal hij het slachtoffer en het
spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een
verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal
uitgestort worden over den verwoeste.
Openbaring 11:1 En mij werd een
rietstok gegeven, een meet roede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en
meet den tempel Gods en het altaar,
en degenen, die daarin aanbidden. 2 En laat het voorhof uit, dat van buiten den
tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de
heilige stad vertreden twee en veertig
maanden. 3 En Ik zal Mijn twee
getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed. 4 Dezen zijn
de twee olijfbomen, en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan. 5
En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun
vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood
worden. 6 Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in
de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in
bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als
zij zullen willen. 7 En als zij hun getuigenis zullen geëindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt,
hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. 8 En hun dode
lichamen zullen liggen op de straat der
grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, alwaar ook onze
Heere gekruist is.
Beide Bijbelgedeelten leren dat
de zevenjarige oordeelsperiode in twee gelijke delen verdeeld is. Tijdens de
eerste helft van drie jaar en een half jaar, wat gelijk is aan 1260 dagen, bestaat
er een herstelde offerdienst in Jeruzalem waar twee getuigen van de HEERE God
tegen profeteren. Gedurende de eerste helft van de zeventigste jaarweek van
Daniël zal een anti/pseudo-Messias gepaard gaande met nooit eerder geziene
tekenen de offerdienst leiden.
Openbaring 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen,
en het had twee hoornen, des Lams
hoornen gelijk, en het sprak als de draak. 12 En het oefent al de macht van
het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde,
en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen
was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen. 14 En
verleidt degenen, die op de aarde wonen, door de tekenen, die aan hetzelve toe
doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen,
die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat de wond des zwaards had, en weder
leefde, een beeld zouden maken.
In de tweede helft van de
zevenjarige oordeelsperiode zal de toekomstige wereldleider (het beest uit de volkeren-zee
Openbaring 13) van het nieuwe Romeinse Rijk de nieuw ingestelde slacht- en spijsofferdienst
doen ophouden, wat aansluit met de beschrijving van het andere beest uit de
aarde dat de macht heeft zelfs vuur uit de hemel op het slachtoffer te doen
neerkomen. De ark van het verbond waarvan een replica inmiddels tevoorschijn is
gekomen zal hier haar rol spelen. Dit alles sluit ook aan bij de rede van Jezus
Christus over de laatste dingen:
Matteüs 24:15 Wanneer gij dan
zult zien den gruwel der verwoesting,
waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat
alsdan, die in Judea zijn, vlieden op de bergen;
De heilige plaats is de
Tempelberg te Jeruzalem waar de tempel van Salomo tot 586 v. Chr. stond. Na de
Babylonische Ballingschap werd de tempel door de teruggekeerde Joden herbouwd
(535/515 v. Chr.) Dezelfde Tempel die onder het bewind van Herodes de Grote tot
een wereldwonder herbouwd werd (20 v. Chr.-27 AD). De Tempel die in 70 AD,
veertig jaar na de verwerping van Messias Jezus, door het Romeinse leger van
Titus vernietigd werd.
De gruwel der verwoesting is
naar mijn mening de herstelde slachtoffer- en spijsofferdienst van de
pseudo-Messias rond een replica van de ark van het verbond. In helft van de
eindtijdperiode plaatst de koning van het noorden de wereldleider - zich in
het Heilige der heiligen en begint de grote verdrukking gevolgd door de vlucht
van een overblijfsel van Israël naar de woestijn (Openbaring 12:6).
2 Thessalonicenzen 2:3 Dat u
niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de
afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des
verderfs; 4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als
God geëerd wordt, alzo dat hij in den
tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is.
(Statenvertaling)
Tijdens de eerste helft van de
zevenjarige eindtijdperiode spreken twee getuigen van de HERE God tegen de
herstelde offerdienst.
Ik ben ook van mening dat het
niet noodzakelijk is dat er een nieuwe Joodse tempel op de tempelberg gebouwd
moet worden. De toekomstige Tempel die de profeet Ezechiël voor het Messiaanse
Vrederijk profeteert (Ezechiël 40-48) wordt overigens noordelijk van Jeruzalem
gebouwd en niet op de Tempelberg. Indien een replica van de ark in de nabije
toekomst ergens tevoorschijn zou komen, kan de ark ook in een tent der
samenkomst op de tempelberg geplaatst worden. Het Bijbelboek Openbaring
hoofdstuk 11:2 lijkt dit te veronderstellen. Dit betekent ook dat er dan een
overeenkomst met de Islam komt. De Koran vermeldt de ark van het verbond overigens
in de positieve zin. Hierna de betreffende Soera:
2:248 En hun profeet zeide tot
hen: het teken van zijn koningschap is, dat tot u zal komen de Ark, waarin is
een Godsrust van uw Heer en een nalatenschap, welke nagelaten hebben het
geslacht van Musa (Mozes) en het geslacht van Harun, (Aäron) en welke engelen
dragen. Daarin is waarlijk een teken
voor u, indien gij gelovigen zijt. (De Koran volgens de vertaling van Prof.
Dr. J. H. Kramers)
De profeet waarnaar verwezen
wordt is de profeet Samuël en het koningschap dat van Saul van het Verenigd
Koninkrijk van het oude Israël. Wat het teken zal zijn, weet ik niet. Men kan
vandaag alleen maar raden naar wat de reacties van de verschillende religies op
de mogelijke vondst van de ark zal zijn. Een ding is zeker: de drie
monotheïstische religies zouden haar kunnen claimen en vermoedelijk een
gezamenlijke rustplaats overeenkomen. En waarom niet op de tempelberg voor de
rotskoepel te Jeruzalem? In de eindtijd zullen alle religies samengaan. Het is zelfs
mogelijk dat de gevonden replica van de ark van het verbond aanvankelijk het
middel wordt tot verzoening en het verenigen van de godsdiensten. Een
misleiding zonder weerga. Dat de herstelde offerdienst op de heilige plaats
door de HEERE God middels zijn twee getuigen wordt afgewezen, lezen we ook bij
de profeet Jesaja:
Jesaja 61:3 Wie een stier slacht,
verslaat een mens; wie een schaap offert, breekt een hond de nek; wie
spijsoffer brengt, (offert) zwijnenbloed; wie wierook ten gedenkoffer
ontsteekt, prijst een afgod
.17 Zij, die zich heiligen en
reinigen, om achter de ene man in
het midden naar de hoven te gaan, die zwijnenvlees eten, gruwelijke beesten en
muizen, zullen tezamen verdwijnen, luidt het woord des HEREN. (NBG Vertaling
1951)
De rotskoepel werd in 691 AD door
kalief Abd al-Malik gebouwd. Het werd achthoekig gebouwd en heeft schijnbaar
geen Qibla of gebedsrichtpunt. Het werd blijkbaar in de eerste plaats als een
heiligdom gebouwd en het wordt binnen de moslimwereld als de derde heilige
plaats na Mekka en Medina beschouwd. Volgens de moslims werd de koepel gebouwd
om de hemelvaart van Mohammed te gedenken. Op de binnenmuren van het moslim
heiligdom staan Arabische Koranteksten die vooral tegen het Zoon-schap van de
God van de Bijbel gericht zijn:
Soera 112 Zeg: Hij Allah is één
Allah, de Eeuwige. - Niet heeft Hij verwekt noch is Hij verwekt. En niet is
één aan Hem gelijkwaardig.
Het evangelie zoals de Bijbel het
brengt zal in de tijd van het einde afgevallen worden. De verenigde religies
zullen de Heer Jezus Christus niet als de Zoon van God belijden worden maar
alleen nog als een profeet, zoals de Koran ook leert. Hij heeft dan ook niet
Zijn leven op Golgotha afgelegd en door Zijn Bloed verzoening gebracht, maar is
zoals iedere andere sterveling gestorven en in een graf bijgezet. Geen
opstanding, geen hemelvaart en geen hoop. Het Jeruzalem van de eindtijd wordt
in het laatste Bijbelboek: Apocalyps, dan ook Sodom en Egypte genoemd.
De eerste drie en een half jaar
van de oordeelstijd is de tijdsperiode dat het nieuwe Babylon (Openbaring 17)
alle religieuze macht zal hebben. Deze tijd zal aanvankelijk een periode van
vrede, voorspoed en vooral van religieuze eenheid worden. De leider en
componist van dit alles zal het eerder beschreven genie van Openbaring 13 zijn:
het beest met de horens als van het lam, de pseudo- of anti-Messias, die in
eigen naam komt en Joden en Arabieren samenbrengt. Vandaag nog een utopie? Stel
je echter voor dat degene die beschreven wordt als het beest uit de aarde als
nieuwe hogepriester in staat is om het eerste slachtoffer op het altaar
gebracht door vuur vanuit de hemel te laten verteren, en dit naar de hele
wereld toe via alle huidige en nog toekomstige mediakanalen getoond. Voor de
meeste mensen van die toekomstige generatie zal het ervaren worden alsof god
zich opnieuw geopenbaard heeft. Zij die altijd naar bewijzen vroegen worden
hier op hun wenken bediend. Diegene die in zijn eigen naam komt zal hier voor
zorgen.
Johannes 5:41 Ik neem geen eer
van mensen; 42 Maar Ik ken ulieden, dat gij de liefde Gods in uzelven niet
hebt. 43 Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien
zult gij aannemen. 44 Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander
neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt? 45 Meent niet, dat Ik u
verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt
hebt. 46 Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij
heeft van Mij geschreven. 47 Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult
gij Mijn woorden geloven?
2 Korintiërs 11:4 Want indien
degene, die komt (= pseudo-messias), een anderen Jezus predikte (Isa de
profeet?), dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest
ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen, of een ander Evangelie, dat gij niet
hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht. (Statenvertaling) - (woorden
tussen haakjes door de auteur toegevoegd)
Dat ooit een genie de eerste
ruiter van de Apocalyps universele vrede brengt staat geprofeteerd.
Openbaring 6:1 En ik zag, toen
het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren
zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie! 2 En ik zag, en ziet, een
wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat
Hij overwonne! 3 En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede
dier zeggen: Kom en zie! 4 En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien,
die daarop zat, werd macht gegeven den
vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd
een groot zwaard gegeven.
De tweede ruiter van de Apocalyps
neemt de vrede van de aarde weg die de eerste ruiter gebracht had, wat ook
aansluit bij de woorden van Paulus in zijn eerste brief aan Thessalonicenzen 5:1-3.
5:1 Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat
men u schrijve. 2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht. 3
Want wanneer zij zullen zeggen: Het is
vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk
de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; .
Uiteindelijk komt aan de
oordeelsperiode 3 ½ jaar later een einde bij de wederkomst van Jezus Christus als
Heer der heren en Koning der koningen, zoals beschreven in Openbaring hoofdstuk
19. Het replica van de Ark van het Verbond dat voor misleiding gezorgd heeft
zal Harmageddon niet overleven.
eerherstel voor de oudheidhistoricus Herodotos (vervolg)
We
vervolgen deze week onze reeks over de faraolijst van de oudheidhistoricus
Herodotos. Zoals de titel luidt gaat het om eerherstel voor de
oudheidhistoricus betreffende diens historische berichtgeving over het Egypte
van de oudheid. Herodotos geeft namelijk in zijn werk (boek 2) een faraolijst
weer die door de orthodoxe egyptologie wat rangschikking van de farao ’s
betreft, afgewezen wordt. Met de aflevering van 04.03.2019 hebben we de farao ’s Sesostris en Pheros behandelt.
Deze week gaan we verder met de faraolijst en behandelen we de farao ’s Proteus
en Rampsinitos. Hierna de betreffende faraolijst van Herodotos samen met hun
historische verankering op de tijdsbalk:
Herodotos
Boek:historische verankering op
tijdsbalk:
Sesostris2
:102Thothmosis III, Rehabeam – 961
v. Chr.
Feroos/Pheros2
:111Amonhotep II – 941
v. Chr.
Proteus2 :112Thothmosis IV – 800 v. Chr.
Rampsinitos2 :121Amonhotep
III – 776 v. Chr.
Cheops2 :124piramidebouwer – 8ste eeuw v. Chr.
Chefren2 :127piramidebouwer – 8ste eeuw v. Chr.
Mykerinos2 :129piramidebouwer – 8ste eeuw v. Chr.
Asychis2 :1368ste eeuw v. Chr.
Anysis2 :137tijdgenoot Sabakoos – 8ste eeuw v. Chr.
Sethoos2 :141tijdgenoot Sanherib, Assyrië – 716 v. Chr.
12
koningen 2 :147Ramessieden
Psammetichos2 :152675
v. Chr.
Neko2
:158Neko – 605 v. Chr.
Psammis2
:159
Apriës2
:161Hofra
Amasis2 :172525 v. Chr.
De
regeerperiode van Sesostris en Pheros die we identificeerden met de farao ‘s
Thothmosis III en Amonhotep II eindigde in chaos als een gevolg van de zondvloed van Deucalion die in het
voorjaar van 941 v. Chr. in Egypte dood en vernieling veroorzaakte. Zie het
artikel van 13.03.2017 op dit blog,
link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1489359600&stopdatum=1489964400
In 933 v. Chr. volgde de
Nubische invasie onder leiding van de Bijbelse koning van Nubië: Zera (zie TIJD
en TIJDEN, 2015, blz 239-241). De Ethiopiër Zera rukte met zijn miljoenenleger vervolgens
Juda binnen maar werd daar door het Judese leger van koning Asa teruggeslagen. Voor
het Egypte van de achttiende dynastie begon toen een Ethiopisch/Nubische
tussenperiode. Ook de bekende wetenschapper
Isaac Newton (1643/1723) die een
grote interesse in de geschiedenis van de oudheid had, schreef dat de Bijbelse
Zera de Ethiopiër, doorheen Egypte naar Juda was opgerukt en aldus heer over
Egypte werd. Hierna het citaat van Newton uit mijn boek ‘De Zonaanbidder,
2016, blz. 14:
But in the
fifth year of Asa the land of Judah became quiet from war, and from thence
had quiet ten years; and Asa took away the altars of strange Gods, and brake
down the Images, and built the fenced cities of Judah with walls and towers and
gates and bars, having rest on every side, and got up an army of 580000 men,
with which in the fifteenth year of his Reign he met Zerah the Ethiopian, who came out against him with an army of a
thousand thousand Ethiopians and Libyans: the way of the Libyans was through
Egypt, and therefore Zerah was now Lord
of Egypt: they fought at Mareshah near Gerar, between Egypt and Judæa, and
Zerah was beaten, so that he could not recover himself: and from all this I
seem to gather that Osiris was slain in the fifth year of Asa, and thereupon
Egypt fell into civil wars, being invaded by the Libyans, and defended by the
Ethiopians for a time; and after ten years more being invaded by the
Ethiopians, …. (The chronology of ancient kingdoms amended by Isaac Newton)
Farao Thothmosis IV zou pas in 797 v. Chr. Egypte
van het juk van de Nubiërs kunnen bevrijden. Dit is een epoque die ik in het
bijzonder in mijn boek ‘De Zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige
farao volgens de profeet Jesaja’, 2016, behandelt heb.
De
laatste Ethiopisch/Nubische heerser van de beschreven tussenperiode in de
achttiende dynastie was de legendarische Memnon. Memnon was volgens de overlevering
een van de geallieerden van Priamos, de koning van Troje. Hij trok met een
leger vanuit Egypte over Klein-Azië naar Troje om het te steunen in zijn strijd
tegen de Grieken, maar kwam daar aan zijn einde. De dood van Memnon op het
slagveld van Troje had als resultaat dat ook de Ethiopische overheersing van
Egypte ophield. De Ethiopische tussenperiode voor de Egyptische achttiende
dynastie die begonnen was aan het einde van de regeerperiode van farao
Amonhotep II, kwam in de periode van 800 tot 790 v. Chr. aan haar einde met farao
Thothmosis IV die in Egypte de macht naar zich toe trok. Het beleg van Troje
plaatsen we gereviseerd van 800 tot 790 v. Chr. op de tijdsbalk.
De
faraolijst van Herodotos vervolgd met de Griekse naam Proteus na Pheros. In
zijn tweede boek verhaalt Herodotos de geschiedenis van Pheros tegen achtergrond
van de schaking van Helena gevolgd door de belegering van Troje door de Grieken.
Farao Proteus wordt namelijk door Herodotos met de
ontvoering van Helena verbonden. De geschiedenis over het stranden van Helena
op de Egyptische kust is de enige anekdote die Herodotos over de persoon van
Proteus vermeld. Ten tijde van Herodotos’ reis naar Egypte bevond het graf van
Proteus zich in Memfis alwaar ook een tempel gewijd aan Aphrodite de
vreemdelinge stond. Gefascineerd door deze tempel liet Herodotus zich door de
priesters van Egypte onderwijzen in de geschiedenis van Helena. Na de schaking
van Helena uit Sparta voer Alexandros op weg naar zijn vaderland, toen zijn
schip midden op de Egeïsche zee door winden uit de koers werd geslagen en naar
de Egyptische kust is afgedreven. Herodotus geeft zoveel details over het
wedervaren van deze Grieken in Egypte dat het heel aannemelijk wordt het
verhaal als historisch feit aan te nemen. Deze geschiedenis is dan een variant
op het relaas van Homeros' Ilias wat Herodotos ook bevestigd. Hierna een citaat
uit het tweede boek van Herodotos aangaande Proteus:
Book 2:112. After him, they said, there succeeded to
the throne a man of Memphis, whose name in
the tongue of the Hellenes was Proteus;
for whom there is now a sacred enclosure at Memphis, very fair and well
ordered, lying on that side of the temple of Hephaistos which faces the North
Wind. Round about this enclosure dwell Phenicians of Tyre, and this whole
region is called the Camp of the Tyrians. Within the enclosure of Proteus there is a temple called the
temple of the "foreign Aphrodite," which temple I conjecture to be
one of Helen the daughter of
Tyndareus, not only because I have heard the tale how Helen dwelt with Proteus,
but also especially because it is called by the name of the "foreign
Aphrodite," for the other temples of Aphrodite which there are have none
of them the addition of the word "foreign" to the name.
113. And the priests told me, when I inquired, that
the things concerning Helen happened thus:--Alexander having carried off Helen
was sailing away from Sparta to his
own land, and when he had come to the Egean Sea contrary winds drove him from
his course to the Sea of Egypt; and after that, since the blasts did not cease
to blow, he came to Egypt itself, and in Egypt to that which is now named the
Canobic mouth of the Nile and to Taricheiai. Now there was upon the shore, as
still there is now, a temple of Heracles, in which if any man's slave take
refuge and have the sacred marks set upon him, giving himself over to the god,
it is not lawful to lay hands upon him; and this custom has continued still
unchanged from the beginning down to my own time. Accordingly the attendants of
Alexander, having heard of the custom which existed about the temple, ran away
from him, and sitting down as suppliants of the god, accused Alexander, because
they desired to do him hurt, telling the whole tale how things were about Helen
and about the wrong done to Menelaos;
and this accusation they made not only to the priests but also to the warden of
this river-mouth, whose name was Thonis.
Enzoverder…
Zie de hierna volgende link voor wie het bericht vanaf boek 2:114-120 in zijn
geheel wil lezen: http://www.sacred-texts.com/cla/hh/
Ik
verwees al naar mijn studie ‘De Zonaanbidder, Achnaton de strenge en
hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja’, 2016, een boek dat met de
regeerperiode van Thothmosis IV begint. Hierna een citaat: Na een onderbreking
van honderddrieëndertig jaar sinds de dood van Amonhotep II en de invasie van
de Ethiopiërs/Nubiërs onder leiding van de Bijbelse Zera was het belangrijk
voor Thothmosis IV om zijn legitimiteit bij zijn troonsbestijging te
bevestigen.
De
zogenaamde ‘droomstele’ tussen de poten van de Sfinx op het Gizehplateau is
daar een voorbeeld van. De droomstele is van farao Thothmosis IV die de stele
in zijn eerste regeringsjaar liet aanbrengen (Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs, 1961, Chapter VIII). De
inscriptie verhaalt hoe de jonge prins Thothmosis op jacht was in de woestijn
en in de schaduw van de sfinx in slaap viel. De god Re verscheen toen in zijn
slaap en beloofde in de droom dat, wanneer Thothmosis IV het zand rondom de
sfinx weghaalde, hij legitiem koning zou worden. Zelfs voor de orthodoxe
Egyptologie roept dit alles twijfel op betreffende de wettelijke opvolging van
Thothmosis IV en worden vraagtekens bij zijn afkomst geplaatst.
Het feit
dat de sfinx bij het begin van de regeerperiode van Thothmosis IV volledig
onder het zand zat wijst op meganatuurcatastrofes zoals de eerder beschreven
zondvloed van Deucalion in het jaar 941 v. Chr. en op de lange periode daarna van
verwaarlozing. Dat er zich een tussentijd in de achttiende dynastie heeft
voorgedaan blijkt ook uit enkele vondsten die binnen het orthodoxe kader
vraagtekens oproepen. Zo is er een obelisk die heden in Italië opgesteld staat.
Een obelisk die door farao Thothmosis III te Aswan uitgehakt was en voor lange
tijd onafgewerkt bleef liggen. De onafgewerkte obelisk werd later door farao
Thothmosis IV overgenomen en met toegevoegde inscripties van zowel Thothmosis
III als van hemzelf opgesteld (Donald B.
Redford, 1992, Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times, Chapter 6). In
het gereviseerde model geeft dit een verklaring voor een lange periode tussen
het uithakken van de obelisk en het aanbrengen van de inscripties. Het
aanbrengen van een inscriptie door farao Thothmosis IV aan de obelisk had nu
als enige doel zijn legitimiteit als opvolger van de farao’s van de achttiende
dynastie te onderstrepen.
Naar
buiten toe was het belangrijk voor het nieuwe Egypte van Thothmosis IV om goede
relaties met de koninkrijken in Klein-Azië te hebben. En hoewel er inscripties
bewaard zijn gebleven waar Thothmosis IV beschreven wordt als ‘veroveraar van
Syrië’, beschrijft de orthodoxie deze eerder als inspectietochten (Peter A. Clayton, Kroniek van de
farao’s, 1995, hoofdstuk: het nieuwe rijk). In het achtste regeringsjaar van
Thothmosis IV staat er een veldtocht naar Ethiopië beschreven die past in de
revisie van de geschiedenis van de oudheid. Het achtste jaar van Thothmosis IV
is op de tijdsbalk: 790/789 v. Chr. Het is het jaar waarin Memnon vermoedelijk
te Troje sneuvelde, met Thothmosis IV die van de gelegenheid gebruik maakte om
het Nubische juk af te werpen. Naar Klein-Azië toe normaliseerde Thothmosis IV
de relaties door een huwelijk met een dochter van de koning van Mitanni:
Artatama (Donald B. Redford, 1992,
Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times, Chapter 6). De naam van de nieuwe
koningin was ‘Moet-em-wija’ en zij zou de moeder worden van de troonopvolger Amonhotep III. Het huwelijk betekende
de basis van een alliantie met Mitanni alias Assyrië voor een langere periode.
In mijn werk: De Assyriologie herzien,
2012, Appendix 1, blz. 115-120, heb ik aangetoond dat het door de moderne
Egyptologie gefabriceerde koninkrijk van Mitanni in feite het Assyrische Rijk van
de achtste eeuw v. Chr. was. De werkelijke garant voor vrede voor Egypte was
buurland Juda onder het koningschap van Uzzia. Tijdens de regeerperiode van
Thothmosis IV tot aan zijn dood in het jaar 776 v. Chr. was koning Azaria/Uzzia
als een buffer voor Egypte, die vrede en welvaart garandeerde. Zie het artikel
op dit blog van 08.12.2017, Azaria
de koning van Juda, heerser over Klein-Azië en Egypte in de achtste eeuw v.
Chr., link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1512342000&stopdatum=1512946800
De
regeringswissel in Egypte viel niet toevallig in een jaar dat getuige van een
meganatuurcatastrofe was. Op het bijgevoegde tijdschema heb ik de
meganatuurcatastrofe via een verticale balk in het najaar van 776 v. Chr.
markeert. Op 17.11.2017 plaatste ik
op dit blog een artikel met de titel: de moeder van alle verwoestingen, zie
link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400
Farao Amonhotep
III identificeer ik met Herodotos’ Rampsinitos, de opvolger van Proteus.
Herodotos (Boek 2, 121) schrijft dat Rampsinitos onmetelijk rijk was,
bouwwerken liet uitvoeren en het land onder zijn bewind voortreffelijk bestuurd
en welvarend is geweest. Opmerkelijk is dat we over Amonhotep III hetzelfde
commentaar vinden (Donald B. Redford,
Akhenaten The Heretic King, 1984, chapter: Amenophis the Builder). Amonhotep
III was een farao die vermeld wordt met een voorspoedige regering van meer dan
negenendertig jaar en beschreven als onmetelijk rijk en dit niet als een gevolg
van oorlogshandelingen, maar als het resultaat van internationale handel en een
overvloedige goudvoorraad. Het verband met Herodotus is treffend en past
precies in het plaatje van de revisie van de geschiedenis van het oude Egypte. Hierna het citaat uit het werk van Herodotos Boek 2,
121. After Proteus, they told me, Rhampsinitos received in succession the kingdom, who left as a
memorial of himself that gateway to the temple of Hephaistos which is turned
towards the West, and in front of the gateway he set up two statues, in height
five-and-twenty cubits, of which the one which stands on the North side is
called by the Egyptians Summer and the one on the South side Winter; and to
that one which they call Summer they do reverence and make offerings, while to
the other which is called Winter they do the opposite of these things.
121. (a) This king, they said, got great wealth of silver, which
none of the kings born after him could surpass or even come near to; and
wishing to store his wealth in safety he caused to be built a chamber of stone,
Etcetera…
De
voorspoedige regeringsperiode van Amonhotep III is in het gereviseerde model
een gevolg van de bescherming van Egypte door koning Uzzia van Juda. De
connectie met Juda wordt nog duidelijker wanneer blijkt dat de hoofdvrouw van
Amonhotep III: Teje, van Joodse origine was. Tot aan het jaar van het
terugtrekken van het Judese leger in 748 v. Chr. zou de schoonfamilie van
Amonhotep III gedurende zesentwintig jaar het bestuur over Egypte
gesuperviseerd hebben. Het huwelijk van Amonhotep III met Teje, de dochter van
luitenant-generaal Joeja, hield
Amonhotep III niet tegen om er naast zijn hoofdvrouw een harem van vrouwen op
na te houden. Over Joeja schreef ik eerder op dit blog op 12.12.2016 een artikel, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1481497200&stopdatum=1482102000
Er
waren ook nog een aantal diplomatieke huwelijken zoals met Gilukhepa, een
prinses uit Mitanni/Assyrië in Amonhotep ’s tiende regeringsjaar. Daarna huwde
Amonhotep III in zijn dertigste regeringsjaar wat een jubileumjaar was, met
zijn dochter Sit-amon, die aldus ook in zijn harem terecht kwam. Amonhotep III
had twee zonen waarvan de oudste zoon voor de dood van zijn vader gestorven is,
wat de weg baande bij de dood van Amonhotep III in 739 v. Chr. voor de jongste
zoon: de bekende Amonhotep IV die zijn naam zou veranderen naar Achnaton. Een
godsdienstfanaat die alle veelgodendomtempels in Egypte zou laten sluiten en
uiteindelijk het Egyptische Rijk met al zijn orde, pracht en praal teloor zou
laten gaan.
Herodotos Book 2:124. ‘Down to the time when Rhampsinitos was king, they told me
there was in Egypt nothing but orderly
rule, and Egypt prospered greatly; but after
him Cheops became king over them and brought them to every kind of evil:
for he shut up all the temples, and
having first kept them from sacrificing there, he then bade all the Egyptians
work for him’.
In het
artikel van 18.02.2019 op dit blog
schreef ik over een eerherstel voor de oudheidhistoricus Herodotos betreffende
diens historische berichtgeving over het Egypte van de oudheid. Herodotos geeft
namelijk in zijn werk (boek 2) een faraolijst weer die door de orthodoxe
egyptologie wat rangschikking van de farao s betreft afgewezen wordt.
Herodotos is mijn naam, ik kom uit Halikarnassos en maak hierbij het
verslag wereldkundig van het onderzoek dat ik heb verricht om de herinnering
aan het verleden levend te houden en de
grootse, indrukwekkende prestaties van de Grieken en andere volken te vereeuwigen.
Er
wordt aangenomen dat Herodotos zijn historisch verslag schreef tussen 450 en
420 voor Chr. Zijn titel vader der historie kreeg hij na zijn dood van de bekende
Romeinse staatsman Cicero. Uit het werk van Herodotos kunnen we vooral de duur
van de regeringsjaren van Griekse en Perzische vorsten vernemen. Halikarnassos,
de plaats waar hij geboren werd, heet tegenwoordig Bodrum en ligt aan de
zuidwestkust van Turkije. In Herodotos tijd was het een Griekse kolonie met
het Ionisch als omgangstaal. Herodotos was de eerste classicus die een
gedetailleerd verslag over Egypte neerschreef. In de vijfde eeuw voor Christus
wanneer Herodotos Egypte bezocht, was de geschiedenis van dit land nog steeds
een levende geschiedenis. De piramiden in beneden-Egypte hadden bijvoorbeeld
nog steeds hun glanzende buitenbedekking. Herodotos reisde het gehele land door
tot aan de grens met Nubië. Zoals eerder opgemerkt wordt Herodotos geschiedschrijving
over Klein-Azië niet in twijfel getrokken, wat Egypte betreft echter wordt hij door
de gevestigde Egyptologie niet gevolgd. We zullen zien wie gelijk heeft.
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, (blz. 43,
310, 345, 371, 375, 385) gaf ik al aandacht aan Herodotos. De Egyptische
koningslijst van Herodotos is niet volledig. Hij vermeldt weliswaar een bestaande
lijst in zijn tijd van 330 koningen (Boek 2:100) die na de eerste farao Menes
over het land regeerden, maar geeft geen namen op. Al die namen slaat hij over
om daarna (Boek 2:102) alle aandacht op Sesostris en diens opvolgers te
richten. Hierna vooreerst een opgave van Herodotos farao s vanaf Sesostris, samen met
hun historische verankering op de tijdsbalk:
Herodotos Boek:historische verankering op
tijdsbalk:
Sesostris2
:102Thothmosis III, Rehabeam 961
v. Chr.
Feroos/Pheros2
:111Amonhotep II 941 v. Chr.
Proteus2
:112Thothmosis IV 800 v. Chr.
Rampsinitos2 :121Amonhotep
III 776 v. Chr.
Cheops2
:124piramidebouwer 8ste eeuw v. Chr.
Chefren2
:127piramidebouwer 8ste eeuw v.
Chr.
Mykerinos2
:129piramidebouwer 8ste eeuw v.
Chr.
Asychis2
:1368ste eeuw v. Chr.
Anysis2
:137tijdgenoot Sabakoos 8ste eeuw v. Chr.
Sethoos2 :141tijdgenooot van Sanherib - 716 v. Chr.
Het is mijn bedoeling om via een aantal afleveringen
op dit blog al de farao s van Herodotos vanaf Sesostris te behandelen. Met het
artikel van deze week wil ik de farao s Sesostris en Pheros belichten.
Sesostris was volgens Herodotos (Boek 2:102-110) een farao die met een groot
leger alle volken rondom Egypte onderwierp en hierbij zelfs in het noorden de
Kaspische Zee bereikte. Ook Nubië in het zuiden werd door Sesostris overheerst.
Dit was een unieke gebiedsuitbreiding die alleen aan farao Thothmosis III van
de achttiende dynastie toegeschreven kan worden. Zie hierna een link voor een
Grieks/Engelse vertaling van het werk van Herodotos: http://www.sacred-texts.com/cla/hh/
De Egyptoloog J. H. Breasted vergelijkt hem met een
Alexander of een Napoleon. Dr. I. Velikovsky identificeerde Thothmosis III overtuigend
met de Bijbelse Sisak die in het vijfde jaar van de zoon van Salomo: Rehabeam,
in het voorjaar van 961 v. Chr. Jeruzalem en de tempel plunderde. Zie het meest
recente artikel dienaangaande op dit blog van 01.10.2018, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1538344800&stopdatum=1538949600
De opvolger van Thothmosis III was zijn zoon Amonhotep II die logischer wijze nu met
Herodotos farao Pheros geïdentificeerd dient te worden. Het is een
identificatie echter die via meer dan één aanwijzing tot stand komt. In mijn
studie Genesis versus
Egyptologie, 2009, hoofdstuk 18 gaf ik al aandacht aan de
periode van tien rust dat het land Juda kende ten tijde van het koningschap van
Asa, de zoon van Abiam, de zoon van Rehabeam. Koning Asa van Juda was een
tijdgenoot van Amonhotep II.
2
Kronieken 14:1 Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad
Davids, en zijn zoon Asa werd koning
in zijn plaats. In zijn dagen was het
land tien jaren stil. 2 En Asa deed dat goed en dat recht was in de ogen
des HEEREN, zijns Gods. (Statenvertaling)
Het is
geen toeval dat de periode van rust of stilte voor het land Juda gelijk viel
met de periode dat farao Pheros met blindheid geslagen was. Bovendien stemmen
de beide genoteerde perioden van tien jaar voor zowel Juda als Egypte overeen. Hierna het relevante gedeelte uit het werk van
Herodotos: Book 2,
111. Now after Sesostris had brought his life to an
end, his son Pheros, they told me,
received in succession the kingdom, and he made no warlike expedition, and
moreover it chanced to him to become
blind by reason of the following accident:--when the river had come down in flood rising to a height of eighteen
cubits (8 meter), higher than ever before that time,
and had gone over the fields, a wind
fell upon it and the river became agitated by waves: and this king (they
say) moved by presumptuous folly took a spear and cast it into the midst of the
eddies of the stream; and immediately upon this he had a disease of the eyes
and was by it made blind. For ten years
then he was blind, and in the eleventh year there came to him an oracle
from the city of Buto saying that the time of his punishment had expired, and
that he should see again if he washed his eyes with the water of a woman who
had accompanied with her own husband only and had not knowledge of other men:
and first he made trial of his own wife, and then, as he continued blind, he
went on to try all the women in turn; and when he had at last regained his
sight he gathered together all the women of whom he had made trial, excepting
her by whose means he had regained his sight, to one city which now is named
Erythrabolos, and having gathered them to this he consumed them all by fire, as
well as the city itself; but as for her by whose means he had regained his
sight, he had her himself to wife. Then after he had escaped the malady of his
eyes he dedicated offerings at each one of the temples which were of renown,
and especially (to mention only that which is most worthy of mention) he
dedicated at the temple of the Sun works which are worth seeing, namely two
obelisks of stone, each of a single block, measuring in length a hundred cubits
each one and in breadth eight cubits.
Wanneer
Sesostris alias Thothmosis III een tijdgenoot van Salomo en Rehabeam was, is
zijn opvolger Pheros alias Amonhotep II logischerwijze een tijdgenoot van Asa
van Juda en zit de vermelding van tien jaar stilte of rust voor het land Juda,
op zijn plaats. Herodotos schrijft over Pheros dat deze no warlike expedition ooit uitvoerde. Dit stemt overeen met wat we
over Amonhotep II vandaag weten. Over de veronderstelde militaire activiteiten van Amonhotep II lopen de
meningen overigens uiteen. Er is melding van een veldtocht naar Syrië in zijn
tweede regeringsjaar. In zijn derde jaar was hij in Nubië en in zijn negende
regeringsjaar opnieuw in Syrië. De orthodoxe Egyptologie beschouwt Amonhotep nochtans
als een overgangsfiguur tussen twee
machtige faraos in: Thothmosis III en IV. Volgens mijn eerder geïntroduceerde
revisie van de geschiedenis van de oudheid regeerde Amonhotep II in co-regentschap
met zijn inmiddels oude vader Thothmosis III. De Egyptoloog James. H. Breasted (1865/1935) (Geschichte
Ägyptens, Fünftes Buch, Kapitel 16), plaatst Amonhotep II als co-regent van
Thothmosis III op de troon wanneer deze op hoge ouderdom zijn levenskracht
voelde verdwijnen.
En de egyptoloog Donald B. Redford (1934-) geeft het
volgende commentaar (Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times, 1992, blz.
164) over de bewaard gebleven berichtgeving van Amonhotep II: one should be
cautious in assessing these two passages. In view of Amenophiss bombast
and braggart nature, there may lie behind the first no more than the receipt of
diplomatic gifts of the same sort as Thutmose III had recorded more soberly on
the morrow of his Euphrates campaign; and whatever else Amenophis says about
motivation may be nothing more than his eisegesis.
Sir Alan Gardiner (1879/1963), Egypt of the Pharaohs, 1961, VIII, The Theban Supremacy,
vermeld de algemene onbetrouwbaarheid van Amonhotep s bewaard gebleven stele
s: The Amada stele is dated in year 3, and the Syrian campaign is there
described as the first campaign of victory. This expression has caused
puzzlement to scholars because the same words are applied to another great
stele of year 7 with which we shall be dealing shortly . Thutmosis III is here
ostensibly the king referred to, but perhaps it was really Amenophis II acting
in his father s stead.
De twee genoteerde veldtochten van Amonhotep II naar Syrië vielen samen met
expedities van zijn vader Thothmosis III (rode pijlen) waar Amonhotep II met
zijn eigen legertroep aan deelnam (groene pijlen).
Op het bijgevoegde tijdschema uit
mijn laatste boek dertig jubeljaren, 2018, heb ik de eenentwintigjarige
regeerperiode gelijk geplaatst met de laatste jaren van de lange regeerperiode
van Thothmosis III. De voor Amonhotep II genoteerde militaire campagne naar
Naharin (Syrië) valt nu samen met de negende campagne van Thothmosis III in
diens vierendertigste regeringsjaar. De genoteerde campagne van Amonhotep II in
zijn derde regeringsjaar naar Nubië was niet meer dan een verkenningstocht.
De reden voor de blindheid van
Pheros is een allerongelooflijks verhaal dat Herodotos in Egypte in de vijfde
eeuw v. Chr. door de priesters ter plaatse verteld werd. Een bijzondere vloed
had de Nijl tot een hoogte van acht meter boven haar normale stand gebracht, een grote vloed die zich nog nooit
eerder had voorgedaan met daarbovenop nooit eerder geziene opzwepende golven in
de Nijl. Farao Pheros wierp daarop als een dwaas zijn speer in het midden van
de stroom en werd als een gevolg onmiddellijk met blindheid geslagen. Het is
vandaag aan ons de taak om zoals met andere oude overleveringen en legendes het
bruikbare van het onbruikbare te scheiden. Met bruikbaar bedoel ik dat wat
chronologisch/historisch zin geeft en gebruikt kan worden ter reconstructie van
de geschiedenis van de oudheid.
Aangezien
Amonhotep II in co-regentschap met zijn vader de troon deelde is het aantoonbaar
dat de door Herodotos beschreven grote vloed die de Nijl tot acht meter boven
het normale pijl deed stijgen gelijk was aan de zondvloed van Deucalion die de
Egyptische oudheidhistoricus Manetho met de regeerperiode van Thothmosis III
verbond. Op het bijgevoegde tijdschema zien we deze meganatuurcatastrofe in het
voorjaar van 941 v. Chr. door een verticale balk gemarkeerd. Over de zondvloed
van Deucalion en de verankering van dit historisch feit op de tijdsbalk schreef
ik eerder op 13.03.2017 op dit blog
een artikel, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1489359600&stopdatum=1489964400
De
meganatuurcatastrofe van het voorjaar van 941 v. Chr. maakte deel uit van een
cyclus van meganatuurcatastrofes die de aarde periodiek teisterde. Het is de
studie van de geleerden Donald W. Patten,
Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, met hun boek The Long Day of Joshua
and Six Other Catastrophes, dat al langer op dit blog mijn aandacht heeft. Zij
leveren een tijdschema van een cyclus van catastrofes van 2484 v. Chr. tot 701
v. Chr. waarbij zij zeven rampen van kosmische oorsprong identificeren die
planeet aarde in de oudheid teisterden. Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and
Loren C. Steinhauer tonen in hun werk aan dat de cyclus van rampen haast gelijk
aan een klokwerk alle 54 jaar en zes maanden in de oudheid de aarde teisterde.
Hoewel zij rekening hielden met af en toe afwijkingen in de cyclus. De alom
bekende wegvoering van de profeet Elia in een vuurstorm met vurige wagens valt
chronologisch op de tijdsbalk exact 54 jaar en zes maanden na de zondvloed van
Deucalion in het najaar van 887 v. Chr. Zie
het artikel van 10.09.2018 ,op dit blog: de datering van
de wegvoering van Elia met vurige wagens, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1536530400&stopdatum=1537135200
De zondvloed van Deucalion
tijdens de regeerperiode van Thothmosis III in 941 v. Chr. in diens 45ste
regeringsjaar geeft een verklaring voor het feit dat farao (noch zijn
co-regent) daarna geen veldtochten meer ondernomen heeft. De
meganatuurcatastrofe was verantwoordelijk voor heel wat schade waar het Egyptische
land en staat zich voorlopig niet van konden herstellen. In 933 v. Chr. volgde
de Nubische invasie onder leiding van de Bijbelse koning van Nubië: Zera (zie
TIJD en TIJDEN, 2015, blz 239-241).