In mijn
studie TIJD en TIJDEN, 2015, breng
ik in de eerste hoofdstukken een geschiedschrijving vanaf de Grote Vloed zoals
in het Bijbelboek Genesis beschreven, en geef daarnaast aandacht aan het
ontstaan van de Egyptische beschaving. Mijn bijgevoegde tijdstabellen in het
boek, starten dan ook vanaf de eerste farao Menes die een tijdgenoot van Terah
was, de vader van Abram-Abraham. Zie link voor eventuele aanschaf van het boek:
http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Ik heb
de laatste tijd aan schema s gewerkt die de chronologie vanaf de Zondvloed of
Grote Vloed tot aan Abraham beslaan. Net zoals in TIJD en TIJDEN, zijn het
schema s op millimeterpapier van telkens veertien jaar per schema. Zo doende
zijn de vier jaarkwartalen duidelijk zichtbaar en handig voor het aanbrengen
van de Bijbelse en westerse jaartelling.
In deze
aflevering (en nog te volgen afleveringen) bied ik ze aan mijn lezers met het
nodige commentaar, aan.

Mijn
schema s vangen aan bij de Grote Vloed die in het jaar 2341/2340 v. Chr.
gedateerd wordt, en dit op basis van het chronologisch werken met de Bijbelse
sabbat- en jubeljaren (volgens de rekenwijze van William Whiston) in verbinding
met de geslachtsregisters van het Bijbelboek Genesis.
In
september 2015 schafte ik via het internet het boek van Dr. Werner Papke aan: Die Sterne von Babylon, Die geheime
Botschaft des Gilgamesch nach 4000
Jahren entschlüsselt. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De
auteur brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de
astronomische datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn
verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is
hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn studie: TIJD en TIJDEN. En dit
op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens
William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de
roeping van Abraham, voorafgegaan met de Genesisgeslachtsregisters van de aartsvaders.
Ik
beschouw de verkregen astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke
voor het Gilgamesj-epos, als een
kruispeiling dat mijn in de tijd terug navigeren via de sabbat- en jubeljaren,
bevestigd. In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: de datering van de spraakverwarring, blz. 13-21, wijs ik op
afwijkende geslachtsregisters met hogere jaartallen dan de Masoretische
getallen uit onze Bijbel, wat twijfel oproept, een twijfel die nu ongegrond blijkt.
Verbazend
bij het lezen van het werk van Dr. Werner Papke, was ook de astronomische
kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar Copernicus vierduizend jaar
vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten niet om de aarde, maar om de
zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op de vierde plaats na Saturnus
komt. Het toont veel over de kennis van de nakomelingen van Noach in het derde
millennium v. Chr. Navigeren op zee moet voor hen ook eenvoudig geweest zijn,
en dit verklaart onder andere het snelle ontstaan van de eerste beschavingen in
Centraal-Amerika. Een continent dat vanuit Azië het eerst bereikt werd. Dit
alles is een kennis die later verloren ging en in het Westen slechts
vijfhonderd geleden opnieuw verkregen werd.

De
geboorte van Arpachsad, de zoon van Sem, laat ik twee jaar na het einde van
de Grote Vloed plaatsvinden. De Zondvloed duurde namelijk een jaar van
oktober/november AM 1656 tot oktober/november van AM 1657.
Genesis
7:10 Na zeven dagen kwamen de wateren
van de vloed over de aarde. 11 In Noach s zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand (oktober/november), op de zeventiende dag der maand, op
die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des
hemels geopend. 12 En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de
aarde.
Genesis
8:13 In het zeshonderd en eerste jaar,
in de eerste maand (september/oktober),
op de eerste der maand, waren de wateren opgedroogd van de aarde; daarop
verwijderde Noach het luik van de ark, en hij zag uit, en zie, de aardbodem
droogde op. 14 In de tweede maand (oktober/november), op de zevenentwintigste dag der maand,
was de aarde droog.
Dat ik
aan twee jaar na de Zondvloed voor de geboorte van Arpachsad uitkom is het
resultaat van het terugrekenen vanaf het jaar okt997/sep996 v. Chr., toen de
Tempel van Salomo gebouwd was en daarna de Heerlijkheid des HEREN in de Tempel
woning nam. Dat jaar was het ankerpunt om het Anno Mundi jaar 3000 met te
linken. Wanneer men vanaf dit jaar met de chronologische gegevens die de Bijbel
verstrekt terugrekend arriveert men op de tijdsbalk voor Arpachsad in het
tweede jaar na het einde van de Grote Vloed.
Ik wijk
hier met één jaar van de tijdsconstructie van Ivan Panin (1855/1942) met zijn
werk Bible Chronology, af. Men kan opperen: wat maakt nu een jaar verschil
uit? Wel veel, indien men op zoek is naar exacte chronologie. Tweeënzeventig
jaar geleden bijvoorbeeld landden de geallieerde legers o.l.v. Eisenhouwer op
de stranden van Normandië, exact op dinsdag 6 juni 1944. Wanneer men hier een
jaar van afwijkt klopt het verhaal rond de landing niet. Wanneer men vijf of
tien jaar van dit historische gebeuren afwijkt kloppen de politieke
verhoudingen zelfs niet meer.
De
orthodoxe Egyptologie zit er tot zeshonderd jaar naast wanneer men de
Bijbels-chronologische gegevens in hun gefabriceerd raamwerk wil inbrengen. En
daarom de noodzaak van het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid.
De
constructie die Panin levert blijft boeiend ter algemene studie van de Bijbelse
chronologie. Hij verdedigt bijvoorbeeld glanzend dat de periode van de 480 jaar
(1 Koningen 6:1) tussen het vierde regeringsjaar van Salomo en het jaar van
Exodus, een historische periode was, waarbinnen de overige chronologische
gegevens dienen ondergebracht te worden. De chronologie van de Richteren wordt
aan de hand van de verlopen schijf van driehonderd jaar ten tijde van de
richter Jefta, bepaald en de overige richteren op de tijdsbalk gerangschikt.
Ook de geboorte van Abram/Abraham volgend op het 130ste jaar van
Terah verdedigt Panin via gedegen Bijbelstudie, glansrijk.
Zijn
enige navigatiepunt op de tijdsbalk echter (en dat is een zwakte) is het begin
van Adam in het Bijbelboek Genesis van waaraf hij via de aartsvaders een Anno
Mundi jaarrekening opbouwt. De link met de westerse tijdrekening wordt pas bij
het vijftiende regeringsjaar van Keizer Tiberius gemaakt met het optreden van
Johannes de Doper en de doop van Jezus Christus. De kruisdood van Jezus
Christus en Zijn Opstanding en Hemelvaart plaatst Panin op de tijdsbalk in Anno
Mundi 4032 wat volgens zijn berekening gelijk valt met het jaar 30 AD.
Ik was
onder de indruk van het ontzag dat Panin had voor het Woord van God. De man was
een autodidact op veel gebied, waaronder wiskunde. Zijn enig navigatiepunt op
de tijdsbalk bij het begin van zijn oefening echter, met als eindpunt het jaar
30 AD, en de vermeende juistheid van zijn constructie wat
jaartallen en regeerperioden betreft, rechtvaardigde hij door gebruik van een
Bijbelse getallensymboliek via zeven- en elfvouden. Zijn boek sluit
dienaangaande af met een hoofdstuk getiteld: The Numeric Phenomena.
In de
te volgen afleveringen zal ik het werk van Panin nog enkele malen aan halen.

Onderaan
het tweede schema merken we de naam van Cham. De nakomelingen van Noach en hun
geschiedenis vinden we in het Bijbelboek Genesis opgetekend vanaf hoofdstuk 10:
Genesis
10:1 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth; hun werden namelijk zonen geboren na de vloed.
Jaartallen
voor de leeftijden van Cham en Jafeth geeft de Bijbel niet. We kunnen nochtans
aannemen dat zij de leeftijden van de nazaten van Sem evenaarden. Cham is
volgens de Bijbel Egypte gaan koloniseren.
Het
Bijbelboek Psalmen heeft twee verwijzingen naar Egypte als het land van Cham.
Psalm
105: 23
Daarna kwam Israël in Egypte, en
Jakob verkeerde als vreemdeling in het
land van Cham.
Psalm
78:51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in
de tenten van Cham.
Cham en
zijn nakomelingen zijn identiek met de door de moderne Egyptologie tot mythe
verklaarde god-koningen die voor de eerste farao Menes, over Egypte heersten.
De bekende Palermo-steen (zie TIJD en
TIJDEN, 2015, blz.73-75) verhaalt over een lijst van een honderdtal
god-koningen, die start met de Egyptische god Horus. Volgens deze geschreven
Egyptische primaire bron heeft de eerste farao Menes het bewind over Egypte,
van deze god-koningen overgenomen. Toen de oudheidhistoricus Herodotos in de vijfde
eeuw v. Chr. Egypte bezocht en met de priesters aldaar sprak, kreeg hij
dezelfde geschiedenis te horen:
Toch
is Egypte voor de tijd van die
mannen door goden bestuurd die te midden van de mensen leefden. Nu
eens had de een dan weer de ander de macht en de laatste van hen was Oros, de
zoon van Osiris. Deze heette Apollo in het Grieks; hij heeft Tyfon ten val
gebracht en daarna als laatste god de troon bestegen. Osiris kun je aan
Dionysos gelijkstellen. Herodotos Boek 2:144

De
Bijbelse Cham was een van de acht
overlevenden van de grote vloed en was aldus nog tijdens de
pre-zondvloedperiode van de aarde geboren. Wat vooral opvalt wanneer men de
Genesis-geslachtsregisters bestudeerd, zijn de hoge leeftijden van de
zogenaamde aartsvaders. Noach
bijvoorbeeld, leefde nog tot 350 jaar na de grote vloed (Genesis 9:28). Van
zijn zoon Sem, en broer van Cham,
staat een leeftijd opgeschreven van zeshonderd jaar (Genesis 11:10-11), waarvan
502 jaar na de Vloed. We kunnen aannemen dat ook Cham en zijn onmiddellijke
nakomelingen zulke enorme leeftijden bereikten. Deze mensen kwamen daarenboven uit
een beschaving zonder weerga, met een tot dan toe bewaarde kennis die samen met
hun hoge leeftijden, hen in de ogen van mensen wier leeftijd tot zeventig en
tachtig jaar (Psalm 90:10) herleidt was, tot schijnbaar onsterfelijke goden
maakten. Het is aldus logisch te concluderen dat de god-koningen van de
Palermosteen gewoon stervelingen waren, en afstammelingen uit de lijn van Cham.
Cham en zijn nakomelingen namen overigens zelf, in afwijzing van het verbond
van de HERE God met Noach, de status van goden aan. Dat blijkt o.a. uit het
Gilgamesj-epos dat leert dat Gilgamesj, de koning van Oeroek, twee-derde god
was en een derde mens. Dit maakt deel uit van de in het Bijbelboek Genesis
beschreven rebellie ten tijde van Nimrod, de kleinzoon van Cham.

De
steden Babel, Erek, Akkad en Kalne werden in de negentiende eeuw al door
archeologen blootgelegd en onderzocht. Het Bijbelse Erek is het Uruk dat door
archeologen werd blootgelegd, het verschil in schrijfwijze is een gevolg van
het gebruik van verschillende klinkers. Duizenden kleitabletten werden in de
vermelde steden opgegraven en vertaald. Het bekendste hiervan is het
Gilgamesj-epos, dat een Babylonische versie van het Bijbelse zondvloedverhaal
is. Maar er is meer, de oud-Soemerische koningslijst begint met een koning
genaamd: Kisj. Het vraagt weinig verbeelding om in deze naam de Bijbelse naam
Kus of Kusj te herkennen, de zoon van Cham, de zoon van Noach in Genesis 10:6.
Een probleem is ook hier het conflict tussen de gebruikte dateringsmethoden. Conventioneel
plaatst men de Soemerische Kisj in 2900 v. Chr. Vanuit het Genesismodel
plaatsen we de eerste beschaving in het Tweestromenland rond 2300 v. Chr.
Gilgamesj
was koning van Uruk en sprak volgens het Gilgamesj-epos met een overlevende van
de Grote Vloed: Oetnapisjtim. Dit zou de Bijbelse Noach geweest kunnen zijn of
Cham, de grootvader van Nimrod. Er zijn namelijk onderzoekers die Gilgamesj met
de Bijbelse Nimrod identificeren. De betekenis van het Hebreeuwse Nimrod is:
opstandeling. Gilgamesj zou dan zijn werkelijke naam geweest zijn, en Nimrod
zijn synoniem. En er zijn heel wat raakpunten tussen beide heersers. Zie link:
http://davelivingston.com/nimrod.htm



Het
begin van zijn macht plaatsen we volgens het Genesisbericht in het land Sinear,
in het tweestromenland. Het was pas toen Peleg (in de lijn van Sem) geboren
werd (Genesis 10:25) dat de aarde onder de nakomelingen van Noach verdeeld
werd. De spraakverwarring was hier een belangrijke drijfveer. Wat hier aan
voorafging was de bouw van de eerste stad en toren door Nimrod, de kleinzoon
van Cham in afwijzing van het verbond van de HERE God met Noach na de Grote
Vloed.
Genesis
10:6 En de zonen van Cham waren Kus,
Misraïm, Put en Kanaän. 7 En de
zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama
waren Seba en Dedan. 8 En Kus verwekte Nimrod;
deze was de eerste machthebber op de aarde; 9 hij was een geweldig jager voor
het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het
aangezicht des HEREN als Nimrod. 10 En het begin van zijn koninkrijk was Babel,
Erek, Akkad en Kalne, in het land
Sinear. 11 Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir,
Kalach 12 en Resen tussen Nineveh en Kalach; dat is de grote stad. (NBG
Vertaling 1951)

De
geschiedenis van de eerste opstand na de Grote Vloed vinden we in het
Bijbelboek Genesis hoofdstuk 11:
Genesis
11:1 De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak. 2 Toen zij
oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. 3 En zij zeiden tot
elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel
diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. 4 Ook zeiden zij:
Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de
hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele
aarde verstrooid worden. 5 Toen daalde de HERE neder om de stad en de toren, die
de mensenkinderen bouwden, te bezien, 6 en de HERE zeide: Zie, het is één volk
en zij allen hebben één taal. Dit is het
begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen
onuitvoerbaar zijn. 7 Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal
verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. 8 Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de
gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. 9 Daarom noemt
men haar Babel, omdat de HERE daar de taal der gehele aarde verward heeft en de
HERE hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft. (NBG Vertaling 1951)

Genesis
10:1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs
zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en
Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn:
Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de
eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun
huisgezinnen, onder hun volken.
De
nakomelingen van Jafeth kwamen met hun trek na de spraakverwarring, in de
zogenaamde kustlanden of Europa terecht. De Joodse overlevering leert dat de
Germanen bijvoorbeeld in de lijn van Askenaz, de zoon van Gomer terug te vinden
zijn. Sinds de tiende eeuw na Christus wordt de naam Askenaz namelijk in de
Joodse literatuur gebruikt voor Duitsland, demografisch, het grootste Germaanse
land in Centraal Europa.
De clan
van Jafeth kwam na de spraakverwarring in onherbergzame gebieden terecht. De
aarde werd tijdens deze periode nog meermalen door natuurrampen geteisterd,
en dit als een gevolg van een aardkorst in beweging, die zich nog van de Grote
Vloed aan het herstellen was.
Kus, de
zoon van Cham, wordt in de Bijbel enkele malen in verband met Ethiopië
gebracht. Dat is dan niet het Ethiopië dat vandaag de naam van de staat aan de
hoorn van Afrika draagt, maar eerder het noorden van het huidige Soedan.

Een andere
zoon van Cham: Misraïm, trok naar Egypte. Op de bijgevoegde kaart heb ik de
vermoedelijke reisweg van Kus (purpere kleur) vanuit de Arabische Golf, over de
Indische Oceaan naar Ethiopië getekend, en zo verder langs de Nijl richting
noorden. De groene kleur toont de trekroute van Misraïm over land naar Egypte.
Hierbij
zij opgemerkt dat we de wereld van na de Grote Vloed moeten voorstellen als een
wereld die nog na geteisterd werd door natuurrampen aller aard. Het waren de
dagen van Peleg, de periode dat de wereld, volgens Genesis, verdeeld werd. Volgens
het Genesismodel moeten we ook de continentale drift in deze periode plaatsen,
maar dan versneld. Hierbij werden nieuwe bergmassieven gevormd en zochten
stromen en rivieren een nieuwe weg naar de zeeën. Van de Arabische Golf bijvoorbeeld
neemt men aan dat deze zich veel verder in land tot aan de stad Uruk bevond.
Ook van de huidige Nijldelta neemt men aan dat de Middellandse Zee toen verder
in land zat. Het was nog een groot moerasgebied toen Misraïm daar arriveerde. Over
de eerste farao Menes schrijft Herodotos dat deze de Nijl vanaf Memfis
kanaliseerde en zorgde voor het droogleggen van het land (Herodotos Boek 2,
99).

De
geschiedenis die ik hier breng staat haaks op de door de evolutietheorie
beïnvloede wereldgeschiedenis. De gangbare geschiedschrijving hanteert voor het
begin van het neolithische tijdperk in het Midden-Oosten jaartallen van
ongeveer 6000 tot 4500 v. Chr. De dooddoener wat de dateringsmethode betreft,
is de Egyptologie die via het gebruik van een vermeende Sothis-kalender in het
oude Egypte, te oude data opgeeft. Met de volgende aflevering geven we aandacht
aan de berekeningswijze van de Egyptologie.
Het
Bijbelboek Genesis leert een wereldwijde grote vloed dat het einde van de
eerste beschaving sinds de Schepping betekende, met een nieuw begin in 2340 v.
Chr.
De
wereld die onderging was een beschaving zonder weerga, gelijk aan het Atlantis
uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen
weg naar de ondergang ging.

De
wereld van de voortijd die onderging was een wereld zonder weerga geweest, en
dit op alle gebied. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed was de maat vol en
was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol
maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als
resultaat; de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald wordt met
reuzen of geweldenaars.
Genesis
6:1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun
dochters geboren werden, 2 zagen de
zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich
daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet
altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar
zijn. 4 De reuzen waren in die dagen
op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen
kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit
zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

5 Toen
de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de
overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6
berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte
Hem in zijn hart. 7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb,
van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend
gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt
heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEREN.
Een
periode van Gods handelen met de mens werd definitief afgesloten. Opmerkelijk
vind ik dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HERE God de
deur van de ark sloot, en niet Noach:
Genesis
7:16
en de HERE sloot de deur achter hem.

Het betekende
het afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en
vier vrouwen, overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen
daarna opnieuw, met een verbond van God en de belofte dat Hij nooit meer de
aarde zou verderven (Genesis 9:9-11).
%%%FOTO16%%
Het
kwaad (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark ingegaan en in de geslachtslijn van
Cham, zou er dra een nieuwe opstand opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die
zoals eerder vermeld, het verzet na de grote vloed leidde.

Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder