Genesis van de eerste beschavingen na de Grote Vloed.
In mijn
studie TIJD en TIJDEN, 2015, breng
ik in de eerste hoofdstukken een geschiedschrijving vanaf de Grote Vloed zoals
in het Bijbelboek Genesis beschreven, en geef daarnaast aandacht aan het
ontstaan van de Egyptische beschaving. Mijn bijgevoegde tijdstabellen in het
boek, starten dan ook vanaf de eerste farao Menes die een tijdgenoot van Terah
was, de vader van Abram-Abraham. Zie link voor eventuele aanschaf van het boek:
http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Ik heb
de laatste tijd aan schema s gewerkt die de chronologie vanaf de Zondvloed of
Grote Vloed tot aan Abraham beslaan. Net zoals in TIJD en TIJDEN, zijn het
schema s op millimeterpapier van telkens veertien jaar per schema. Zo doende
zijn de vier jaarkwartalen duidelijk zichtbaar en handig voor het aanbrengen
van de Bijbelse en westerse jaartelling.
In deze
aflevering (en nog te volgen afleveringen) bied ik ze aan mijn lezers met het
nodige commentaar, aan.
Mijn
schema s vangen aan bij de Grote Vloed die in het jaar 2341/2340 v. Chr.
gedateerd wordt, en dit op basis van het chronologisch werken met de Bijbelse
sabbat- en jubeljaren (volgens de rekenwijze van William Whiston) in verbinding
met de geslachtsregisters van het Bijbelboek Genesis.
In
september 2015 schafte ik via het internet het boek van Dr. Werner Papke aan: Die Sterne von Babylon, Die geheime
Botschaft des Gilgamesch nach 4000
Jahren entschlüsselt. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De
auteur brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de
astronomische datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn
verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is
hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn studie: TIJD en TIJDEN. En dit
op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens
William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de
roeping van Abraham, voorafgegaan met de Genesisgeslachtsregisters van de aartsvaders.
Ik
beschouw de verkregen astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke
voor het Gilgamesj-epos, als een
kruispeiling dat mijn in de tijd terug navigeren via de sabbat- en jubeljaren,
bevestigd. In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: de datering van de spraakverwarring, blz. 13-21, wijs ik op
afwijkende geslachtsregisters met hogere jaartallen dan de Masoretische
getallen uit onze Bijbel, wat twijfel oproept, een twijfel die nu ongegrond blijkt.
Verbazend
bij het lezen van het werk van Dr. Werner Papke, was ook de astronomische
kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar Copernicus vierduizend jaar
vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten niet om de aarde, maar om de
zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op de vierde plaats na Saturnus
komt. Het toont veel over de kennis van de nakomelingen van Noach in het derde
millennium v. Chr. Navigeren op zee moet voor hen ook eenvoudig geweest zijn,
en dit verklaart onder andere het snelle ontstaan van de eerste beschavingen in
Centraal-Amerika. Een continent dat vanuit Azië het eerst bereikt werd. Dit
alles is een kennis die later verloren ging en in het Westen slechts
vijfhonderd geleden opnieuw verkregen werd.
De
geboorte van Arpachsad, de zoon van Sem, laat ik twee jaar na het einde van
de Grote Vloed plaatsvinden. De Zondvloed duurde namelijk een jaar van
oktober/november AM 1656 tot oktober/november van AM 1657.
Genesis
7:10 Na zeven dagen kwamen de wateren
van de vloed over de aarde. 11 In Noach s zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand (oktober/november), op de zeventiende dag der maand, op
die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des
hemels geopend. 12 En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de
aarde.
Genesis
8:13 In het zeshonderd en eerste jaar,
in de eerste maand (september/oktober),
op de eerste der maand, waren de wateren opgedroogd van de aarde; daarop
verwijderde Noach het luik van de ark, en hij zag uit, en zie, de aardbodem
droogde op. 14 In de tweede maand (oktober/november), op de zevenentwintigste dag der maand,
was de aarde droog.
Dat ik
aan twee jaar na de Zondvloed voor de geboorte van Arpachsad uitkom is het
resultaat van het terugrekenen vanaf het jaar okt997/sep996 v. Chr., toen de
Tempel van Salomo gebouwd was en daarna de Heerlijkheid des HEREN in de Tempel
woning nam. Dat jaar was het ankerpunt om het Anno Mundi jaar 3000 met te
linken. Wanneer men vanaf dit jaar met de chronologische gegevens die de Bijbel
verstrekt terugrekend arriveert men op de tijdsbalk voor Arpachsad in het
tweede jaar na het einde van de Grote Vloed.
Ik wijk
hier met één jaar van de tijdsconstructie van Ivan Panin (1855/1942) met zijn
werk Bible Chronology, af. Men kan opperen: wat maakt nu een jaar verschil
uit? Wel veel, indien men op zoek is naar exacte chronologie. Tweeënzeventig
jaar geleden bijvoorbeeld landden de geallieerde legers o.l.v. Eisenhouwer op
de stranden van Normandië, exact op dinsdag 6 juni 1944. Wanneer men hier een
jaar van afwijkt klopt het verhaal rond de landing niet. Wanneer men vijf of
tien jaar van dit historische gebeuren afwijkt kloppen de politieke
verhoudingen zelfs niet meer.
De
orthodoxe Egyptologie zit er tot zeshonderd jaar naast wanneer men de
Bijbels-chronologische gegevens in hun gefabriceerd raamwerk wil inbrengen. En
daarom de noodzaak van het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid.
De
constructie die Panin levert blijft boeiend ter algemene studie van de Bijbelse
chronologie. Hij verdedigt bijvoorbeeld glanzend dat de periode van de 480 jaar
(1 Koningen 6:1) tussen het vierde regeringsjaar van Salomo en het jaar van
Exodus, een historische periode was, waarbinnen de overige chronologische
gegevens dienen ondergebracht te worden. De chronologie van de Richteren wordt
aan de hand van de verlopen schijf van driehonderd jaar ten tijde van de
richter Jefta, bepaald en de overige richteren op de tijdsbalk gerangschikt.
Ook de geboorte van Abram/Abraham volgend op het 130ste jaar van
Terah verdedigt Panin via gedegen Bijbelstudie, glansrijk.
Zijn
enige navigatiepunt op de tijdsbalk echter (en dat is een zwakte) is het begin
van Adam in het Bijbelboek Genesis van waaraf hij via de aartsvaders een Anno
Mundi jaarrekening opbouwt. De link met de westerse tijdrekening wordt pas bij
het vijftiende regeringsjaar van Keizer Tiberius gemaakt met het optreden van
Johannes de Doper en de doop van Jezus Christus. De kruisdood van Jezus
Christus en Zijn Opstanding en Hemelvaart plaatst Panin op de tijdsbalk in Anno
Mundi 4032 wat volgens zijn berekening gelijk valt met het jaar 30 AD.
Ik was
onder de indruk van het ontzag dat Panin had voor het Woord van God. De man was
een autodidact op veel gebied, waaronder wiskunde. Zijn enig navigatiepunt op
de tijdsbalk bij het begin van zijn oefening echter, met als eindpunt het jaar
30 AD, en de vermeende juistheid van zijn constructie wat
jaartallen en regeerperioden betreft, rechtvaardigde hij door gebruik van een
Bijbelse getallensymboliek via zeven- en elfvouden. Zijn boek sluit
dienaangaande af met een hoofdstuk getiteld: The Numeric Phenomena.
In de
te volgen afleveringen zal ik het werk van Panin nog enkele malen aan halen.
Onderaan
het tweede schema merken we de naam van Cham. De nakomelingen van Noach en hun
geschiedenis vinden we in het Bijbelboek Genesis opgetekend vanaf hoofdstuk 10:
Genesis
10:1 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth; hun werden namelijk zonen geboren na de vloed.
Jaartallen
voor de leeftijden van Cham en Jafeth geeft de Bijbel niet. We kunnen nochtans
aannemen dat zij de leeftijden van de nazaten van Sem evenaarden. Cham is
volgens de Bijbel Egypte gaan koloniseren.
Het
Bijbelboek Psalmen heeft twee verwijzingen naar Egypte als het land van Cham.
Psalm
105: 23
Daarna kwam Israël in Egypte, en
Jakob verkeerde als vreemdeling in het
land van Cham.
Psalm
78:51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in
de tenten van Cham.
Cham en
zijn nakomelingen zijn identiek met de door de moderne Egyptologie tot mythe
verklaarde god-koningen die voor de eerste farao Menes, over Egypte heersten.
De bekende Palermo-steen (zie TIJD en
TIJDEN, 2015, blz.73-75) verhaalt over een lijst van een honderdtal
god-koningen, die start met de Egyptische god Horus. Volgens deze geschreven
Egyptische primaire bron heeft de eerste farao Menes het bewind over Egypte,
van deze god-koningen overgenomen. Toen de oudheidhistoricus Herodotos in de vijfde
eeuw v. Chr. Egypte bezocht en met de priesters aldaar sprak, kreeg hij
dezelfde geschiedenis te horen:
Toch
is Egypte voor de tijd van die
mannen door goden bestuurddie te midden van de mensen leefden. Nu
eens had de een dan weer de ander de macht en de laatste van hen was Oros, de
zoon van Osiris. Deze heette Apollo in het Grieks; hij heeft Tyfon ten val
gebracht en daarna als laatste god de troon bestegen. Osiris kun je aan
Dionysos gelijkstellen. Herodotos Boek 2:144
De
Bijbelse Cham was een van de acht
overlevenden van de grote vloed en was aldus nog tijdens de
pre-zondvloedperiode van de aarde geboren. Wat vooral opvalt wanneer men de
Genesis-geslachtsregisters bestudeerd, zijn de hoge leeftijden van de
zogenaamde aartsvaders. Noach
bijvoorbeeld, leefde nog tot 350 jaar na de grote vloed (Genesis 9:28). Van
zijn zoon Sem, en broer van Cham,
staat een leeftijd opgeschreven van zeshonderd jaar (Genesis 11:10-11), waarvan
502 jaar na de Vloed. We kunnen aannemen dat ook Cham en zijn onmiddellijke
nakomelingen zulke enorme leeftijden bereikten. Deze mensen kwamen daarenboven uit
een beschaving zonder weerga, met een tot dan toe bewaarde kennis die samen met
hun hoge leeftijden, hen in de ogen van mensen wier leeftijd tot zeventig en
tachtig jaar (Psalm 90:10) herleidt was, tot schijnbaar onsterfelijke goden
maakten. Het is aldus logisch te concluderen dat de god-koningen van de
Palermosteen gewoon stervelingen waren, en afstammelingen uit de lijn van Cham.
Cham en zijn nakomelingen namen overigens zelf, in afwijzing van het verbond
van de HERE God met Noach, de status van goden aan. Dat blijkt o.a. uit het
Gilgamesj-epos dat leert dat Gilgamesj, de koning van Oeroek, twee-derde god
was en een derde mens. Dit maakt deel uit van de in het Bijbelboek Genesis
beschreven rebellie ten tijde van Nimrod, de kleinzoon van Cham.
De
steden Babel, Erek, Akkad en Kalne werden in de negentiende eeuw al door
archeologen blootgelegd en onderzocht. Het Bijbelse Erek is het Uruk dat door
archeologen werd blootgelegd, het verschil in schrijfwijze is een gevolg van
het gebruik van verschillende klinkers. Duizenden kleitabletten werden in de
vermelde steden opgegraven en vertaald. Het bekendste hiervan is het
Gilgamesj-epos, dat een Babylonische versie van het Bijbelse zondvloedverhaal
is. Maar er is meer, de oud-Soemerische koningslijst begint met een koning
genaamd: Kisj. Het vraagt weinig verbeelding om in deze naam de Bijbelse naam
Kus of Kusj te herkennen, de zoon van Cham, de zoon van Noach in Genesis 10:6.
Een probleem is ook hier het conflict tussen de gebruikte dateringsmethoden. Conventioneel
plaatst men de Soemerische Kisj in 2900 v. Chr. Vanuit het Genesismodel
plaatsen we de eerste beschaving in het Tweestromenland rond 2300 v. Chr.
Gilgamesj
was koning van Uruk en sprak volgens het Gilgamesj-epos met een overlevende van
de Grote Vloed: Oetnapisjtim. Dit zou de Bijbelse Noach geweest kunnen zijn of
Cham, de grootvader van Nimrod. Er zijn namelijk onderzoekers die Gilgamesj met
de Bijbelse Nimrod identificeren. De betekenis van het Hebreeuwse Nimrod is:
opstandeling. Gilgamesj zou dan zijn werkelijke naam geweest zijn, en Nimrod
zijn synoniem. En er zijn heel wat raakpunten tussen beide heersers. Zie link:
http://davelivingston.com/nimrod.htm
Het
begin van zijn macht plaatsen we volgens het Genesisbericht in het land Sinear,
in het tweestromenland. Het was pas toen Peleg (in de lijn van Sem) geboren
werd (Genesis 10:25) dat de aarde onder de nakomelingen van Noach verdeeld
werd. De spraakverwarring was hier een belangrijke drijfveer. Wat hier aan
voorafging was de bouw van de eerste stad en toren door Nimrod, de kleinzoon
van Cham in afwijzing van het verbond van de HERE God met Noach na de Grote
Vloed.
Genesis
10:6 En de zonen van Cham waren Kus,
Misraïm, Put en Kanaän. 7 En de
zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama
waren Seba en Dedan. 8 En Kus verwekte Nimrod;
deze was de eerste machthebber op de aarde; 9 hij was een geweldig jager voor
het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het
aangezicht des HEREN als Nimrod. 10 En het begin van zijn koninkrijk was Babel,
Erek, Akkad en Kalne, in het land
Sinear. 11 Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir,
Kalach 12 en Resen tussen Nineveh en Kalach; dat is de grote stad. (NBG
Vertaling 1951)
De
geschiedenis van de eerste opstand na de Grote Vloed vinden we in het
Bijbelboek Genesis hoofdstuk 11:
Genesis
11:1 De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak. 2 Toen zij
oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. 3 En zij zeiden tot
elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel
diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. 4 Ook zeiden zij:
Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de
hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele
aarde verstrooid worden. 5 Toen daalde de HERE neder om de stad en de toren, die
de mensenkinderen bouwden, te bezien, 6 en de HERE zeide: Zie, het is één volk
en zij allen hebben één taal. Dit is het
begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen
onuitvoerbaar zijn. 7 Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal
verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. 8 Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de
gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. 9 Daarom noemt
men haar Babel, omdat de HERE daar de taal der gehele aarde verward heeft en de
HERE hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft. (NBG Vertaling 1951)
Genesis
10:1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs
zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en
Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn:
Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de
eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun
huisgezinnen, onder hun volken.
De
nakomelingen van Jafeth kwamen met hun trek na de spraakverwarring, in de
zogenaamde kustlanden of Europa terecht. De Joodse overlevering leert dat de
Germanen bijvoorbeeld in de lijn van Askenaz, de zoon van Gomer terug te vinden
zijn. Sinds de tiende eeuw na Christus wordt de naam Askenaz namelijk in de
Joodse literatuur gebruikt voor Duitsland, demografisch, het grootste Germaanse
land in Centraal Europa.
De clan
van Jafeth kwam na de spraakverwarring in onherbergzame gebieden terecht. De
aarde werd tijdens deze periode nog meermalen door natuurrampen geteisterd,
en dit als een gevolg van een aardkorst in beweging, die zich nog van de Grote
Vloed aan het herstellen was.
Kus, de
zoon van Cham, wordt in de Bijbel enkele malen in verband met Ethiopië
gebracht. Dat is dan niet het Ethiopië dat vandaag de naam van de staat aan de
hoorn van Afrika draagt, maar eerder het noorden van het huidige Soedan.
Een andere
zoon van Cham: Misraïm, trok naar Egypte. Op de bijgevoegde kaart heb ik de
vermoedelijke reisweg van Kus (purpere kleur) vanuit de Arabische Golf, over de
Indische Oceaan naar Ethiopië getekend, en zo verder langs de Nijl richting
noorden. De groene kleur toont de trekroute van Misraïm over land naar Egypte.
Hierbij
zij opgemerkt dat we de wereld van na de Grote Vloed moeten voorstellen als een
wereld die nog na geteisterd werd door natuurrampen aller aard. Het waren de
dagen van Peleg, de periode dat de wereld, volgens Genesis, verdeeld werd. Volgens
het Genesismodel moeten we ook de continentale drift in deze periode plaatsen,
maar dan versneld. Hierbij werden nieuwe bergmassieven gevormd en zochten
stromen en rivieren een nieuwe weg naar de zeeën. Van de Arabische Golf bijvoorbeeld
neemt men aan dat deze zich veel verder in land tot aan de stad Uruk bevond.
Ook van de huidige Nijldelta neemt men aan dat de Middellandse Zee toen verder
in land zat. Het was nog een groot moerasgebied toen Misraïm daar arriveerde. Over
de eerste farao Menes schrijft Herodotos dat deze de Nijl vanaf Memfis
kanaliseerde en zorgde voor het droogleggen van het land (Herodotos Boek 2,
99).
De
geschiedenis die ik hier breng staat haaks op de door de evolutietheorie
beïnvloede wereldgeschiedenis. De gangbare geschiedschrijving hanteert voor het
begin van het neolithische tijdperk in het Midden-Oosten jaartallen van
ongeveer 6000 tot 4500 v. Chr. De dooddoener wat de dateringsmethode betreft,
is de Egyptologie die via het gebruik van een vermeende Sothis-kalender in het
oude Egypte, te oude data opgeeft. Met de volgende aflevering geven we aandacht
aan de berekeningswijze van de Egyptologie.
Het
Bijbelboek Genesis leert een wereldwijde grote vloed dat het einde van de
eerste beschaving sinds de Schepping betekende, met een nieuw begin in 2340 v.
Chr.
De
wereld die onderging was een beschaving zonder weerga, gelijk aan het Atlantis
uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen
weg naar de ondergang ging.
De
wereld van de voortijd die onderging was een wereld zonder weerga geweest, en
dit op alle gebied. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed was de maat vol en
was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol
maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als
resultaat; de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald wordt met
reuzen of geweldenaars.
Genesis
6:1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun
dochters geboren werden, 2 zagen de
zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich
daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet
altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar
zijn. 4 De reuzen waren in die dagen
op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen
kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit
zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.
5 Toen
de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de
overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6
berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte
Hem in zijn hart. 7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb,
van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend
gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt
heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEREN.
Een
periode van Gods handelen met de mens werd definitief afgesloten. Opmerkelijk
vind ik dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HERE God de
deur van de ark sloot, en niet Noach:
Genesis
7:16 en de HERE sloot de deur achter hem.
Het betekende
het afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en
vier vrouwen, overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen
daarna opnieuw, met een verbond van God en de belofte dat Hij nooit meer de
aarde zou verderven (Genesis 9:9-11).
%%%FOTO16%%
Het
kwaad (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark ingegaan en in de geslachtslijn van
Cham, zou er dra een nieuwe opstand opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die
zoals eerder vermeld, het verzet na de grote vloed leidde.
2
Koningen 19:36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en
keerde weder; en hij bleef te Nineveh. 37 Het geschiedde nu, als hij in het
huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn
zonen, hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van
Ararat; en Essarhaddon, zijn zoon, werd
koning in zijn plaats. (Statenvertaling)
We
vervolgen onze reeks over de koningen van Assyrië in hun relatie tot Israël en
Juda met Essarhaddon, de zoon en
troonopvolger van Sanherib. Voor de kroniek van de Assyrische koning Sanherib,
zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2893029
Het
sterfjaar van Sanherib was 680 v. Chr. Het eerste regeringsjaar van zijn zoon
Essarhaddon zit op de tijdsbalk verankerd in het jaar 680/679 v. Chr. De
overige jaren van zijn twaalfjarige regeerperiode lopen tot 669 v. Chr. Essarhaddon
staat bij naam in de Bijbel vermeldt in het Boek Ezra:
Ezra 4:2
Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot
hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden;
ook hebben wij Hem geofferd sinds de
dagen van Esar-haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen
optrekken. (Statenvertaling)
Aan het
woord zijn de vreemde volken ten tijde van Ezra, die Essarhaddon in het
ontvolkte Israël geplaatst, doen wonen heeft.
Tijdgenoot
van Essarhaddon in Juda was de afgodendienaar koning Manasse, de zoon van
Hizkia. Manasse werd uiteindelijk door de legeroversten van de koning van Assur
naar Assyrië in gevangenschap weggevoerd:
2
Kronieken 33:9 Manasse verleidde Juda en de inwoners van Jeruzalem ertoe, meer
kwaad te doen dan de volken die de HERE vóór de Israëlieten had verdelgd. 10 De
HERE sprak tot Manasse en zijn volk, maar zij luisterden niet. 11 Daarom bracht
de HERE over hen de legeroversten van de
koning van Assur, die Manasse grepen met haken, hem boeiden met twee
koperen ketenen en naar Babel voerden. 12 Maar, toen hij in het nauw geraakt
was, zocht hij de gunst van de HERE, zijn God; hij verootmoedigde zich diep
voor het aangezicht van de God zijner vaderen 13 en bad tot Hem; toen liet Hij
Zich door hem verbidden, hoorde zijn smeking, bracht hem naar Jeruzalem terug
en herstelde hem in zijn koningschap. En Manasse erkende, dat de HERE God is.
(NBG Vertaling 1951)
De naam
van de koning van Assyrië wordt in dit Bijbelgedeelte niet meegedeeld, evenmin
als het jaartal voor de wegvoering van Manasse, maar in de Legends of the
Jews lezen we dat Manasse in zijn tweeëntwintigste regeringsjaar naar Assur
werd weggevoerd, en daar tot inkeer kwam. Indien dit jaartal klopt gebeurde de
wegvoering ten tijde van de regering van de Assyriër Essarhaddon. Het land Juda
was in deze dagen schatplichtig aan Assyrië.
In het
tiende regeringsjaar in 671 v. Chr. rukte Essarhaddon met zijn legers tegen
Egypte op. Hij liet hierbij het land Juda links liggen en rukte langs de kust
naar Egypte op. Hierna
een citaat uit Essarhaddon s annalen dienaangaande:
From
the town of Ishupri as far as
Memphis, his royal residence, a distance of fifteen days march, I fought
daily, without interruption, very bloody battles against Tirhakah, king of Egypt and Ethiopia, the one accursed by all the
great gods. Five times I hit him with the point of my arrows, inflicting wounds
from which he should not recover, and then I laid siege to Memphis, his royal
residence, and conquered it in half a day by means of mines, breaches, and
assault ladders; I destroyed it, tore down its walls, and burned it down.
The
Sendjirli Stele translated by Luckenbill, Records of Assyria, II. 580.
Een anomalie voor de
orthodoxe Egyptologie is dat de annalen van de Assyriër Essarhaddon, naar een Egyptische
stad met de naam Ishupriverwijzen. De naam van de stad is vanuit
Egyptische bronnen onbekend en dit intrigeerde heel wat Oriëntalistische
wetenschappers toen de annalen van Essarhaddon begin twintigste eeuw bekend
werden. En wanneer de Duitser Albrecht Alt de oplossing vond gaf deze uitkomst nog
een groter probleem voor de orthodoxe Egyptologie. Albrecht Alt stelde namelijk
dat de Assyrische naam Ishupri verwees
naar farao Wesher-khepru-re van de
negentiende dynastie, beter bekend onder zijn Griekse naam: farao Sethos. Het Assyrische Ishupri betekende aldus burcht van Sethos of burcht van Khepru-re.
Een anomalie ontstond aangezien volgens de orthodoxe Egyptologie er ongeveer
zes eeuwen tijdsverschil zitten tussen Sethos en Essarhaddon en het
onwaarschijnlijk leek dat Essarhaddon zes eeuwen na de era van farao Sethos,
naar een stad met diens naam zou verwezen hebben.
In het model van Velikovsky echter is er slechts één generatie
verschil tussen Sethos en Essarhaddon, en is het logisch dat de Assyrische
kroniekschrijver naar de stad van Sethos
verwees wanneer hij de marsroute van het leger van Essarhaddon naar Egypte beschreef.
Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 366-373, link voor eventuele aankoop: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Te
Nahr-el-Kelb in Syrië liet Essarhaddon een inscriptie in een rotswand
aanbrengen ter vereeuwiging van zijn veroveringstochten. Farao Ramses II, de
zoon van Sethos, liet in zijn tweede regeringsjaar tijdens zijn eerste
veldtocht naar Klein-Azië, vlak naast de inscriptie van Essarhaddon zijn eigen inscriptie
achter. Volgens de orthodoxe Egyptologie zit er een tijdsverschil van zes
eeuwen tussen beide heersers en komt Ramses II voor Essarhaddon op de tijdsbalk
terecht? Volgens het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid is er
slechts een tijdsverschil van minder dan een eeuw, en is het Ramses II die in
609 v. Chr. zijn inscriptie naast die van Essarhaddon aanbrengt.
Bij het bestuderen van
de annalen van Essarhaddon doen zich nog meer vraagtekens voor. Na het
onderwerpen van Tyrus aan de Middellandse Zeekust en aldus de flanken van zijn
leger beschermende, marcheerde Essarhaddon met zijn leger door Arzani naar Egypte. De plaatsnaam
Arzani identificeren en op de landkaart plaatsen blijft tot op heden een moeilijkheid.
De bijgevoegde kaart uit de The MacMillan Bible Atlas waar men Arzani nabij
Gaza geplaatst heeft, is giswerk geweest.
Het is de verdienste van
wijlen Dr. I. Velikovsky die aantoonde dat de Assyrische geografische term
Arzani in feite een verbastering is van het Hebreeuwse Arzenoe, wat ons
land betekent. Essarhaddon marcheerde aldus door het gebied van Samaria en
Juda richting Egypte waar als eerste plaats Ishupri ingenomen wordt, vooraleer Memfis te belegeren.
De
identificatie van Ishupri met Sethosburg behandel ik in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 375-384. Hier identificeer
ik bovendien het Bijbelse Tachpanhes
van de profeet Jeremia met de stad Daphnai
in de Noordoostelijke Nijldelta. Ook postuleer ik dat de tot nu toe niet bloot
gelegde hoofdstad Saïs één en
dezelfde was als het in de Bijbel beschreven Tachpanhes. De Bijbelse plaatsnaam
Tachpanhes zou ook kunnen staan voor het Egyptische Te-haph ne-hes wat huis van de Nubiër betekend. Dit is een
puzzelstukje dat exact past in het plaatje bij de strijd van Essarhaddon tegen
de Nubiër of Ethiopiër Tirhaka in de Noordoostelijke Nijldelta. De stad met de
Assyrische benaming Ishupri is dezelfde plaats als het Bijbelse Tachpanhes dat
voor Te-haphne-hes staat en ook dezelfde plaats is als Daphnai.
Essarhaddon verwijst in
zijn annalen naar Tirhaka als de farao van Egypte én Ethiopië die hij volgens
zijn annalen in de strijd bij de belegering van Memfis dodelijk verwonde. Dit
ook echter is grootspraak van de Assyrië want Tirhaka kon na het verlies van
Memfis naar het zuiden ontkomen.
Tirhaka kwamen we al
tegen op de prismastele van Sanherib, de vader van Essarhaddon, toen in 709 v.
Chr. Sanherib Jeruzalem belegerde. Tirhaka was in slag bij Eltekeh door
Sanherib krijgsgevangen gemaakt en zat tijdens de belegering van Jeruzalem in het
Assyrische bivak in ketens. Na de vernietiging van het Assyrische leger nabij
Jeruzalem door de Engel des HEREN, werd Tirhaka door Hizkia bevrijd en huiswaarts gezonden. Achtendertig jaar later in 671 v. Chr.
stond hij opnieuw tegenover de Assyriërs, ditmaal tegen de zoon van Sanherib:
Essarhaddon.
Het waren volgens de
revisie van de geschiedenis van de oudheid de nadagen van de Egyptische
achttiende dynastie. Te Thebe had de oude Eje de weduwe van Toetanchamon
getrouwd en zich de troon toegeëigend. De vijfentwintigste Ethiopische dynastie
onder Tirhaka was een bondgenoot van de Aton-volgers, zie DE ZONAANBIDDER,
2016, blz. 73-75.
Na de onderwerping van heel
Egypte stelde Essarhaddon vazallen over het land aan die voor hem het land
schatplichtig maakte. De belangrijkste vazal en farao was volgens mijn revisie
van de geschiedenis van de oudheid: Horemheb. Hier volg ik een eigen variant
los van Velikovsky, die Horemheb door de Assyriër Sanherib liet benoemen. In
mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
357-359, werk ik dit uit. Ook in DE
ZONAANBIDDER, 2016, blz. 85 haal ik summier Horemheb aan. (zie link voor
eventuele aanschaf van het boek: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
Met de
vakantie voor de deur wil ik mijn boek TIJD
en TIJDEN, 2015, nogmaals onder de aandacht brengen. Voor velen is de
vakantie een tijd om eens andere lectuur ter hand te nemen:
Het
boek is niet goedkoop, het telt dan ook 496 pagina s met een geschiedkundig
overzicht vanaf de Grote Vloed in 2340 v. Chr. tot de komst van Christus. Vanwege
het gewicht zijn ook de portokosten navenant.
Hierna ter
introductie een hoofdstuk dat ook eerder als een artikel op dit blog verscheen:
Het Bijbelse Ofir en de Toekkijim
1
koningen 9: 26 De koning Salomo maakte ook schepen te Ezeon-geber, dat
bij Eloth is, aan den oever der Schelfzee, in het land van Edom. 27 En Hiram
zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, kenners van de zee, met de
knechten van Salomo. 28 En zij kwamen te Ofir,
en haalden van daar aan goud, vierhonderd en twintig talenten, en brachten het
tot den koning Salomo. (Statenvertaling)
De
bedoeling van deze aflevering is te achterhalen wat met het Hebreeuwse woord: Toekkijim, dat in onze Bijbel met
pauwen vertaald werd, bedoelt is? Daarnaast wil ik het Bijbelse land Ofir op de landkaart
van heden plaatsen. Waar Ofir lag is een punt van discussie onder Bijbelvorsers
aangezien de naam in de loop der eeuwen verloren ging. Vanuit Ofir haalde de
geallieerde vloot van Hiram van Fenicië en Salomo van Israël, goud en andere
producten. Het hierboven vermelde Bijbelcitaat spreekt van 420 talenten goud of
ongeveer 12600 kg wat ook vandaag nog enorm is.
1
koningen 10: 11 Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir
voerden, brachten uit Ofir zeer veel
almuggimhout en kostelijk gesteente.
12 En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen voor het huis des
HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de
zangers. Het almuggimhout was zo niet gekomen noch gezien geweest, tot op dezen
dag .
. 22
Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze
schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal
in drie jaren, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. (Hebreeuws: Toekkijim)
Het
hiervoor vermelde Bijbelcitaat vermeldt verder dat naast goud ook zeer veel almuggimhout, edelgesteente, zilver,
ivoor, apen en pauwen vanuit Ofir
door de vloot van Hiram naar Esjon-Geber gebracht werd. Vers 22 leert dat de
zogenaamde Tarsis-vloot van Salomo die samen met de vloot van Hiram zeilde, er
drie jaar over deden. Vanuit Esjon-Geber naar Ofir en terug. Dit gegeven maakt
dat we Ofir niet te dicht bij het land Israël mogen zoeken maar eerder aan een
reis naar een ander werelddeel moeten denken. De plaatsing van het land Ofir in
Arabië door de orthodoxie is zo fout bevonden. Moest Arabië met Ofir
bedoelt zijn zou het voor Salomo ook niet nodig geweest zijn om de Feniciërs in
te schakelen. Een reis via de bestaande karavaanwegen met de nodige
transportmiddelen van die tijd was voldoende geweest.
Wat de
zeereis naar het verre Ofir betreft hebben we vanuit de oudheid een indicatie
van wat drieduizend jaar geleden mogelijk was. Zo verwijst de historicus
Herodotos (Boek 4,42) naar een prestatie ten tijde van farao Neko (621/605 v.
Chr.) in Egypte waarbij farao zijn zeelieden om Afrika heen liet varen. Zij
vertrokken met hun vloot vanuit de Rode Zee naar het zuiden om Afrika heen, en
daarna noordwaarts. Een tocht van in totaal twee jaar alvorens zij via de
straat van Gibraltar de Middellandse Zee invoeren. Met deze informatie is het
mogelijk om aan te nemen dat de geallieerde vloot van Hiram en Salomo zelfs
Amerika en/of Azië kon bereiken. In weet-magazine schreef Tjarko Evenboer twee
interessante artikels betreffende de Feniciërs en de ontdekking van Amerika
lang voor Europeanen daar voet aan land zetten. Zie link:
Wanneer
men deze twee studies doorneemt is er nog weinig twijfel dat het Bijbelse Ofir
inderdaad in het huidige Brazilië gezocht moet worden. Ik heb in mijn studies
gedurende een hele tijd Ofir in India geplaatst en dit vooral omdat de
historicus Flavius Josephus, Ofir in India plaatst (Joodse Oudheden Boek.
VIII,vi.4), en daarnaast zijn er de vermelde producten in de Bijbel zoals pauwen dat naast het goud en zilver uit
Ofir gehaald werd. Pauwen komen alleen in India en in de onmiddellijke
buurlanden voor en niet in Zuid-Amerika en dus leek het dat de keuze
voor India correct was. Het is na het doornemen van de artikels in Weet-magazine
dat ik verder onderzoek naar de Pauw als vogel in de Bijbel deed. Het wondermooie
kleurrijke beestje dat verantwoordelijk is voor het feit dat ik in mijn denken met
India vastzat. Het blijkt nu dat er maar twee verwijzingen naar
Pauwen in de ganse Bijbel voorkomen en dat is in het eerder geciteerde
Bijbelboek 1 Koningen en in het Bijbelboek Job hoofdstuk 39 vers 16.
Daarenboven kon ik in een Bijbelse Encyclopedie bij het woord Pauw lezen,
dat het helemaal niet vaststaat dat de in het Hebreeuws vermelde vogel met Pauw
te vertalen is. In de Hebreeuwse grondtekst staat er: Toekkijim. Nu ben ik geen expert in talen maar mijn eerste
ingeving was dat de Toekkijim
gewoon de Hebreeuwse versie van de vogelsoort Toekan in Brazilië was. Een dier even mooi en kleurrijk als de pauw
en ook een geschenk een koning waardig. Heeft men daarom trouwens voor de
vertaling pauw gekozen? Ik herhaal dat ik geen taalexpert ben en merk alleen
het eerste gedeelte Toek dat in beide talen met elkaar overeenkomt. Dit alles
is uiteraard geen bewijs op zich maar alleen een hint, een aanwijzing dat indien
mijn veronderstelling juist is, de plaatsing van Ofir in het huidige Brazilië nogmaals
onderlijnt is.
Het Bijbelse Ofir en Almuggimhout
Het
volgende product uit Ofir, na de Pauw, dat ik onder de aandacht
wil brengen is het Almuggimhout dat in 1 Koningen beschreven wordt.
1 koningen 10: 11
Bovendien bracht de vloot van Hiram, die goud uit Ofir aanvoerde, uit Ofir zeer
veel almuggimhout en edelgesteente
mee. 12 De koning verwerkte het almuggimhout
tot meubels voor het huis des HEREN en voor het huis des konings, ook tot
citers en harpen voor de zangers. Zulk
almuggimhout is nooit meer aangekomen noch gezien tot op deze dag
Het
Hebreeuwse woord voor Almuggim (meervoud) is onbekend. Ook hier is het niet geweten, net zoals met
de vogels TOEKKIJIM, wat met ALMUGGIM bedoelt is noch waar
het hout vandaan kwam. De Statenbijbel en de NBG 1951 Bijbel hebben in hun
vertaling Almuggim gehandhaafd maar de vertalers van het NBV 2004 hebben
gemeend de houtsoort te mogen identificeren met Sandelhout dat uit Azië
afkomstig is. De vertaling met Sandelhout blijft echter gissen.
De
beschreven houtsoort in 1 Koningen 10:11 is ongetwijfeld regenwoudhout. Een
dure duurzame houtsoort die ook heden nog in het noordelijk halfrond haar nut
heeft en waar men veel geld voor over heeft. Het Bijbelse Almuggimhout was een
unieke houtsoort die wanneer de Kroniekschrijver aan het Bijbelboek 1 Koningen werkte
en de geschiedenis van Salomo neerschreef, toen al niet meer gezien was. De in
de Bijbel beschreven meubels die Salomo in Israël van dit hout liet maken, zijn
over de eeuwen heen verloren gegaan. Maar in Egypte zijn sommige meubelstukken
bewaard gebleven. In het British Museum kun je een stoel van drieduizend jaar oud bewonderen die tot de meubels van de
vrouwelijke Farao Hatsjepsoet behoord heeft. Het gebruikte hout voor de stoel wordt
door het museum als ebbenhout bestempelt. Dit is een woord dat ontleend werd
van het Grieks. Maar de uiteindelijke oorsprong van dit Griekse woord gaat
terug naar Egypte waar deze bijzondere houtsoort HBNJ heette. De klinkers zijn hier onbekend. Het blijft vraagteken
op vraagteken wanneer men deze zaken onderzoekt. Een ding staat vast en dat is
de duurzaamheid van dit tropisch-hout dat in Egypte noch in
Klein Azië voorkwam. Het Bijbelse Almuggimhout
was een begeerde houtsoort. Het was dit hout dat Salomo en Hiram uit Ofir
haalden en aan Egypte leverden.
De
vrouwelijke farao Hatsjepsoet werd door de Egyptologie op basis van een
vermeend dubbelkalendergebruik in het oude Egypte in de vijftiende eeuw v. Chr.,
op de tijdsbalk geplaatst? Vijf eeuwen voordat Salomo zijn handelsvloot naar
Ofir stuurde. De Sothis-kalender is echter door het revisionisme van de
geschiedenis van de oudheid weerlegd en Hatsjepsoet hoort thuis in de tiende
eeuw v. Chr. Op dit blog schreef ik dienaangaande eerder een artikel op 06.07.2015: de dochter van farao. Zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1436133600&stopdatum=1436738400
Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië
2 Koningen 18:9 Het
geschiedde nu in het vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende
jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië,
opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van
drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea,
den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd. 11 En de koning van Assyrië
voerde Israël weg naar Assyrië, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij
de rivier Gozan, en in de steden der Meden. 12 Daarom dat zij de stem des
HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden
hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet
gehoord, noch gedaan.
13 Maar in het
veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib,
de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in.
(Statenvertaling)
Sanherib staat als
koning van Assyrië in de Bijbel vermeld in het veertiende regeringsjaar van
Hizkia van Juda. En het veertiende regeringsjaar van Hizkia is duidelijk
verbonden met het negende regeringsjaar van Hosea van het tienstammenrijk en de
inname van Samaria door het leger van de Assyrische koning Salmaneser V. In het
artikel op dit blog van 18.05.2014
over Sargon II (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2885923)
zagen we dat Sanherib de
troon met zijn vader Sargon II deelde. Koning Hizkia van Juda verwees in zijn
veertiende regeringsjaar in 709 v. Chr. (2 Kon. 18:13) naar de koningen
van Assyrië in het meervoud:
2
Kronieken 32:1-4 Na deze gebeurtenissen, waarin Jehizkia 's trouw bleek, rukte Sanherib, de koning van Assur, op. Hij
trok Juda binnen en zeide: Waarom zouden de koningen van Assur bij
hun komst zoveel water vinden
Terwijl
Sanherib in 709 v. Chr. Jeruzalem belegerde, leidde zijn vader en mede-koning
Sargon II een veldtocht tegen Babylon.
Sanherib
verwijst in zijn annalen op zijn bekende prisma-stele naar de belegering van
Jeruzalem, maar dateert deze actie als zijn derde veldtocht, zonder de vermelding
van een regeringsjaar:
18
As for Hezekiah the Judahite, 19who
did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as
20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling
with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and
storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them.
24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses,
camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and
counted as spoil. (Hezekiah) himself,
like a caged bird 28 I shut up in
Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him 30the one
coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which
I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33
Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I
diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him
the surrender of their land and impostsgifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the
Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem,
his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and
42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large
carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides,
elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well
as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had
brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept
servitude, he dispatched his messengers.
(Prisma-stele
kolom 2)
Moesten
we alleen de gegevens van de Assyriër bezitten, zouden we moeten aannemen dat
Sanherib Jeruzalem inderdaad met succes belegerde, en een grote schatting van
Hizkia ontving, de Judese koning die hij als een vogel in een kooi opgesloten
had.
De
historische werkelijkheid zag er anders uit. Volgens de Bijbel werd het
belegerende Assyrische leger door de Engel des HEREN vernietigend verslagen en
moesten zij afdruipen. Later zou Sanherib volgens de Bijbel te Nineveh door
twee van zijn zonen vermoord worden.
2
Koningen 19:32 Daarom zo zegt de HEERE van den
koning van Assyrië: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar een pijl
inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, en zal geen wal
daartegen opwerpen. 33 Door den weg, dien hij gekomen is, door dien zal hij
wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE. 34 Want Ik zal
deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns
knechts wil. 35 Het geschiedde dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrië honderd
vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten,
ziet, die allen waren dode lichamen. 36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en keerde weder; en
hij bleef te Nineve. 37 Het geschiedde nu, als hij in het huis van Nisroch,
zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn zonen, hem met het
zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en Esar-haddon,
zijn zoon, werd koning in zijn plaats. (Statenvertaling)
De
plaatsing van Sanherib op de tijdsbalk met zijn eerste regeringsjaar in 705 v.
Chr. door de orthodoxe Assyriologie wijs ik af.
Het
jaartal 709 v. Chr. als veertiende regeringsjaar van Hizkia is op de tijdsbalk
verankerd het zevende sabbatjaar van apr709/mrt708, gevolgd door het vijftiende
jubeljaar van okt709/sep708 v. Chr. en is een navigatiepunt op de tijdsbalk. Dit
gegeven plaatst Sanherib als koning van Assyrië al in het jaar 709 v. Chr. op
de tijdsbalk.
Aan de
veldtocht naar Jeruzalem in 709 v. Chr. gingen overigens nog twee campagnes
vooraf. Op basis van de Bijbels-chronologische gegevens was Sanherib ontegensprekelijk
een mede-koning die de troon van Assur met Sargon II deelde.
Er is
nochtans een manier om op basis van Sanherib s eigen annalen tot de berekening
van zijn eerste co-regeerjaar te komen. Er is namelijk een verklaring (Assyrian
Kings from Adasi to Assur Dan II - synthesized from Synchronistic Chronicle,
Meissmers list, and corrected to the Khorsabad List - as quoted by Courville)
van Sanherib, die stelt dat er 418
jaar waren tussen zijn regering en die van Tiglath Pileser I. Wanneer men de
gangbare chronologie hanteert, klopt deze verklaring van Sanherib niet. De
gereviseerde regeerperiode van Tiglath Pileser I heeft de jaren: 1134/1096 v. Chr. (zie De Assyriologie
herzien, 2012, blz. 113 voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)
Wanneer
we echter de rekensom in het gereviseerde plaatje toepassen verkrijgen we de
som van 1134 min 418 geeft het jaartal 716 v. Chr. voor het eerste
regeringsjaar van Sanherib.
Het is
hetzelfde jaar dat Sargon II een
veldtocht tegen Mannea leidde en Salmaneser
V de stad Tyrus belegerde. Het Assyrische Rijk kende in dat jaar aldus een
waar triumviraat.
Vermoedelijk
leidde Sanherib in dat jaar zijn eerste veldtocht naar Babylon. Daar zat
Merodach Baladan op de troon die weigerde voor het Assyrische juk te buigen.
Met
het relaas van Sanherib s derde veldtocht naar Jeruzalem in gedachte en zijn historische
nederlaag aldaar, mogen we echter dezelfde twijfels hebben betreffende zijn
bombastisch commentaaraangaande Babylon, op de prisma-stele:
20
In my first campaign I accomplished the defeat of
Merodach-baladan, 21 king of Babylonia, together with the army of
Elam, 22 his ally, on the plain of Kish. 23In the midst of that battle he
deserted his camp, 24 and he escaped alone, so he saved his own life. 25 The
chariots, horses, wagons, mules, 26 which he left behind at the beginning of
the battle 27 my hands seized. Into his palace, which is in 28 Babylon, I
entered jubilantly. 29 I opened his treasure-house: gold, silver, vessels of
god and silver, 30 precious stones of every name, goods and property 31without
limit, heavy tribute, his harem, 32 courtiers and officials, singersmale and
33 femaleall his artisans, 34 as many as there were, his palace servants 35 I
brought out, and I counted as spoil. In the might of Assur 36 my lord,
seventy-five of his strong walled cities 37 of Chaldea, and 420 small cities 38
of their area I surrounded, I conquered, I carried off their spoil. 39 The
Arabs, Arameans, and Chaldeans 40 who were in Erech, Nippur, Kish,
Harsagkalamma, 41 Kutha and Sippar, together with the citizens, 42 the rebels I
brought out and counted as booty ..
De stad
Babylon werd pas in 709 v. Chr. door Sargon II onderworpen, en het relaas van
Sanherib is als grootspraak te ontmaskeren.
De
tweede beschreven veldtocht van Sanherib op de prismastele leidde hem naar het
land van de Kassieten in het oosten van Assur. Deze veldtocht is ergens tussen 715 en 710 v. Chr.te dateren
65
In my second campaign, Assur, my
lord, encouraged me, and 66 against the land of the Kassites and the land of
the Yasubigallai, 67 who from of old had not been submissive to the kings, my
ancestors, 68 I marched. In the midst of the high mountains 69 I rode on
horseback where the terrain was difficult, 70 and had my chariot drawn up with
ropes: 71 where it became too steep, I clambered up on foot like the wild-ox.
72 The cities of Bît-Kilamzah, Hardishpi, 73and Bît-Kubatti, their strong,
walled cities 74 I besieged, I captured. People, horses, 75 mules, asses,
cattle, and sheep 76 I brought out from their midst and counted as booty. 77 And
their small cities, which were beyond numbering, 78 I destroyed, I devastated,
and I turned into ruins. The houses of the steppe, (namely) the tents, 79 in
which they lived, I set on fire and 80 turned them into flames. I turned round,
and 81 made that Bît-Kilamzah into a fortress 82 I made its walls stronger
than they had ever been before .
Over
de historische waarde van de beschrijving van deze veldtocht, is er geen andere
bron beschikbaar dan de Assyrische. We mogen er echter wel van uitgaan dat er
inderdaad een veldtocht heeft plaatsgevonden en dat er bijzonder wreed,
buitenproportioneel in de naam van de god van Assur is opgetreden.
De
prismastele vermeldt een totaal van acht veldtochten en sluit af met de
beschrijving van de uitbouw van de stad Nineveh en Sanherib s paleis. Het
invoegen van deze veldtochten in de bewaarde eponiemlijsten van Sanherib is
moeilijk en niet geheel passend mogelijk. Daarenboven is er een breuk, een
hiaat in de eponiemlijsten vanaf 699/698 v. Chr.
[705/704] Tijdens het eponiem van Nashru-Bêl, de gouverneur van
Amedi, de koning marcheerde tegen Tabal; tegen Gurdi, de Kulummaean, [...] de
koning werd gedood; het kamp van de koning van Assyrië [...] In Abu, de
twaalfde, Sanherib, de koning [?].
[704/703] Tijdens het eponiem van Nabû-deni-epu, de gouverneur van
Nineveh, naar Larak en Sarrabanu; het paleis van Kalizi werd hersteld, in [...]
de edelen tegen de Kulummaean.
[703/702] Tijdens het eponiem van Nuhaya, de gouverneur van Kalizi,
veldtocht tegen [?].
[702/701] Tijdens het eponiem van Nabû-le'i, de gouverneur van
Arbela, veldtocht tegen [?].
[701/700] Tijdens het eponiem van Hananu, de goeverneur van Til-Barsip,
[...] van Halzi [...]
[700/699] Tijdens het eponiem van Metunu, de gouverneur van Isana,
Aur-nadin-umi, de zoon van Sanherib, [] van het paleis, in de stad [...],
grote ceder balken, alabaster in Ammananum [...], in Kapri-Dagili [...] voor
[...] de koning [...].
[699/698] Tijdens het eponiem van Bêl-arrani, gouverneur van
Kurba'il,
afgebroken - HIAAT in de
Eponiemlijst
De historische
regeerperiode van Sanherib hebben we in dit artikel vastgesteld over de periode
van 716 v. Chr. tot 680 v. Chr., of zesendertig jaar. Een belangrijk gedeelte
van deze periode was Sanherib echter een co-koning met zijn vader Sargon II.
Het einde van Sanherib hebben we beschreven gezien in het Bijbelboek 2
Koningen:
2
Koningen 19:37 Het geschiedde nu, als hij in het huis van Nisroch, zijn god,
zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard
versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en Essar-haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.
Het eerste
regeringsjaar van Essarhaddon, de zoon en troonopvolger van Sanherib, zit op de
tijdsbalk verankerd in het voorjaar van 680 v. Chr., maar dat is stof voor een
volgende aflevering.
Tot
slot wil ik aandacht geven aan de vernietiging van het Assyrische leger van
Sanherib bij Jeruzalem in 709 v. Chr. Volgens het Bijbelrelaas is het de Engel
des HEREN die in de Pesachnacht 185.000 man van het leger neerslaat, zodat de
rest van het leger moest afdruipen. Ook de Joodse oudheid-historicus Flavius
Josephus vermeldt de nederlaag van Sanherib voor de poorten van Jeruzalem.
"Now
when Sennacherib was returning from his Egyptian war to Jerusalem, he found his
army under Rabshakeh his general in danger [by a plague], for God had sent a pestilential distemper upon his army;
and on the very first night of the
siege, a hundred fourscore and five thousand, with their captains and
generals, were destroyed. So the king was in a great dread and in a terrible
agony at this calamity; and being in great fear for his whole army, he fled
with the rest of his forces to his own kingdom, and to his city Nineveh; and
when he had abode there a little while, he was treacherously assaulted, and
died by the hands of his elder sons, Adrammelech and Seraser, and was slain in
his own temple, which was called Araske. Now these sons of his were driven away
on account of the murder of their father by the citizens, and went into
Armenia, while Assarachoddas took the kingdom of Sennacherib." And this
proved to be the conclusion of this Assyrian expedition against the people of
Jerusalem. (Flavius Josephus, Joodse Oudheden,
Boek X, 1. 5.)
Ook de
Joodse overleveringen brengen uitvoerig verslag van de Assyrische nederlaag bij
Jeruzalem.
With this vast army Sennacherib hastened onward, in accordance with the disclosures of the astrologers, who warned
him that he would fail in his object of capturing Jerusalem, if he arrived there later than the day set
by them. His journey having lasted but one day instead of ten, as he had
expected, he rested at Nob. A raised platform was there erected for
Sennacherib, whence he could view Jerusalem. On first beholding the Judean
capital, the Assyrian king exclaimed: "What! Is this Jerusalem, the city
for whose sake I gathered together my whole army, for whose sake I first
conquered all other lands? Is it not smaller and weaker than all the cities of
the nations I subdued with my strong hand?" He stretched himself and shook
his head, and waved his hand contemptuously toward the Temple mount and the sanctuary
crowning it. When his warriors urged him to make his attack upon Jerusalem, he
bade them take their ease for one night, and be prepared to storm the city the
next day. It seemed no great undertaking. Each warrior would but have to pick
up as much mortar from the wall as is needed to seal a letter and the whole
city would disappear. But Sennacherib made the mistake of not proceeding
directly to the attack upon the city. If he had made the assault at once, it
would have been successful, for the sin of Saul against the priest at Nob had
not yet been wholly expiated; on that very day it was fully atoned for. In the
following night, which was the Passover
night, when Hezekiah and the people began to sing the Hallel Psalms, the
giant host was annihilated ..
The
Legends of the Jews, Boek IX,
De
Joodse overlevering leert dat de vernietiging van het Assyrisch leger voor de
poorten van Jeruzalem geschiedde tijdens de Pesach-nacht.
Het
neerslaan van het Assyrische leger door de Engel des HEREN werd door Velikovsky
vanuit kosmische oorsprong, verklaard. De planeet Mars zou in die dagen
interacties met de aarde gehad hebben en een rol gehad in de vernietiging van
het leger van Sanherib. Zie TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 331-337. Voor wie het boek wil aanschaffen: zie link: :
http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Als het
stof van de meganatuurcatastrofe van 709 v. Chr. ging liggen werd zelfs een
kalenderhervorming noodzakelijk. Het boek The Legends of the Jews zoals
eerder geciteerd, lijkt een verstoring van de aarde in haar loop om de zon te
leren:
. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah.
In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record.
Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen
sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held
that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance.
God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with
thee." Furthermore, the day of
Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten
hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat,
and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to
Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his
recovery.
Bij het
doornemen van de Joodse legendes probeer ik altijd het historisch-betrouwbare
van het fantastische te filteren, en bruikbaar te maken. In het hierna volgende
citaat leert de legende dat na het wegtrekken van het restant van het leger van
Sanherib, de Joden de volgende morgen het Assyrische bivak binnentrokken en
daar de farao van Egypte en de Ethiopische koning Tirhaka van hun ketenen
verlosten, en huiswaarts zonden. Deze beide koningen waren eerder in de slag
bij Eltekeh aan de grens met Egypte, door Sanherib verslagen en blijkbaar
krijgsgevangen genomen.
..In
view of all the wonders God had done for him, it was unpardonable that Hezekiah
did not feel himself prompted at least to sing a song of praise to God. Indeed,
when the prophet Isaiah urged him to it, he refused, saying that the study of
the Torah, to which he devoted himself with assiduous zeal, was a substitute
for direct expressions of gratitude. Besides, he thought God's miracles would
become known to the world without action on his part, in such ways as these: After the destruction of the Assyrian army,
when the Jews searched the abandoned camps, they found Pharaoh the king of Egypt and the Ethiopian king Tirhakah. These
kings had hastened to the aid of Hezekiah, and the Assyrians had taken them
captive and clapped them in irons, in which they were languishing when the Jews
came upon them. Liberated by Hezekiah, the two rulers returned to their
respective realms, spreading the report of the greatness of God everywhere. And
again, all the vassal troops in Sennacherib's army, set free by Hezekiah,
accepted the Jewish faith, and on their way home they proclaimed the kingdom of
God in Egypt and in many other lands.
The
Legends of the Jews, Boek IX,
Ook Sanherib
beschrijft het treffen met het Egyptische legeren de gevangenneming van de
Egyptische prinsen (meervoud!) op zijn prisma-stele. Hierna het betreffende citaat:
. The officials, nobles, and people of Ekron, who had thrown Padi
their kingbound by oath and curse of Assyria into fetters of iron and had
given him over to Hezekiah, the Judahitehe
kept him in confinement like an enemy their heart became afraid, and they
called upon the Egyptian kings,
the bowmen, chariots and horses of the king of Meluhha [Ethiopia], a countless
host, and these came to their aid. In the neighborhood of Eltekeh, their ranks being drawn up before me, they offered battle.
With the aid of Assur, my lord, I fought with them and brought about their
defeat. The Egyptian charioteers and princes, together with the Ethiopian
king's charioteers, my hands captured alive in the midst of the battle.
Eltekeh and Timnah I besieged, I captured, and I took away their spoil.
(Prisma-stele van Sanherib)
Deze
veldslag werd ook door de oudheidhistoricus Herodotos beschreven. Zie TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 307-311.
Herodotos Boek 2, 141 After him there came to the throne the priest of
Hephaistos, whose name was Sethos.
This man, they said, neglected and held in no regard the warrior class of the
Egyptians, considering that he would have no need of them; and besides other
slights which he put upon them, he also took from them the yokes of corn-land
which had been given to them as a special gift in the reigns of the former
kings, twelve yokes to each man. After this, Sanacharib king of the Arabians and of the Assyrians marched a great
host against Egypt. Then the warriors of the Egyptians refused to come to
the rescue, and the priest, being driven into a strait, entered into the
sanctuary of the temple and bewailed to the image of the god the danger which
was impending over him; and as he was thus lamenting, sleep came upon him, and
it seemed to him in his vision that the god came and stood by him and
encouraged him, saying that he should suffer no evil if he went forth to meet
the army of the Arabians; for he himself would send him helpers. Trusting in
these things seen in sleep, he took with him, they said, those of the Egyptians
who were willing to follow him, and encamped in Pelusion, for by this way the invasion came: and not one of the
warrior class followed him, but shop-keepers and artisans and men of the
market. Then after they came, there swarmed by night upon their enemies mice of the fields, and ate up their
quivers and their bows, and moreover the handles of their shields, so that on
the next day they fled, and being without defense of arms great numbers fell.
And at the present time this king
stands in the temple of Hephaistos in stone, holding upon his hand a mouse, and by letters inscribed he says
these words: "Let him who looks upon me learn to fear the gods."
Met
mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 307-311, breng ik al deze aangehaalde historische bronnen te samen en komt
er een historisch plaatje tevoorschijn waar de verschillende puzzelstukjes hun
plaats vinden. De Bijbel is hierbij de leidraad. De farao die de
oudheidhistoricus Herodotos met de (Griekse) naam Sethos doorgeeft is dezelfde
persoon als farao (Hebreeuws) So uit de Bijbel. En de namen Sethos en So zijn
dan weer gelijk aan het Assyrische Sebech, naar wie in de beschreven tijd
verwezen wordt.
Het is
ook boeiend om te zien wat de buiten-Bijbelse bronnen weglaten, niet vermelden.
We hebben al gezien dat bijvoorbeeld Sanherib nergens melding van zijn
nederlaag maakt. Maar ook Herodotos kreeg van de Egyptische priesters met wie
hij over deze epoque in gesprek ging, niet de volledige waarheid te horen. De
vermelding door Sanherib dat hij Egyptische en Ethiopische prinsen en edelen op
het slagveld bij Eltekeh krijgsgevangen nam, (en dit bevestigd in de Joodse
overleveringen), vinden we bij Herodotos niet terug.
Volgens
de eerder geciteerde Joodse overlevering werd de farao van Egypte, waarvan de
naam niet wordt meegedeeld, te samen met de Ethiopische koning Tirhaka door de
Joden uit Jeruzalem van hun ketenen bevrijd en huiswaarts gezonden. Zij waren
getuigen geweest van de vernietiging van het belegerende Assyrische leger door
de Engel des HEREN van Israël. Volgens de Joodse overlevering keerden zij
huiswaarts verkondigende de grootheid van de God van Israël. Maar deze
informatie was ten tijde van Herodotos door de Egyptenaren al lang verwijderd.
Wat historisch na ongeveer 275 jaar voor hen van waarde overbleef, was alleen
maar de vermelding van een veldslag tegen het leger van Sanherib, en een
standbeeld van de farao die in zijn hand een muis vasthield met op de sokkel
van het beeld een opschrift om de goden (meervoud) te vrezen. De apostel
Paulus zou het vijf eeuwen later omschrijven als:
1
Korintiërs 8:5 Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op
de aarde en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte 6 voor
ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie
wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn , en wij door
Hem. (NBG Vertaling 1951)
Koning
Tirhaka van Ethiopië had o.a. mijn aandacht in mijn boek De zonaanbidder,
2016, blz. 73-75. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
Conclusie:
De stelling van de vakwetenschap Assyriologie dat de Eponiemlijsten het kader
leveren voor een chronologisch rangschikken van de Assyrische koningen op de
tijdsbalk en dat de Assyrische koningslijst volledig zou zijn, is weerlegd. In
de Bijbel en in de werken van Flavius Josephus en andere
bronnen, zijn er duidelijke aanwijzingen dat bepaalde namen van Assyrische
koningen uit de lijst verwijderd werden en dat de aangeboden chronologie van de
Assyrische koningen vraagtekens oproept.