In het
artikel van 17.11.2017 op dit blog:
De Moeder van alle verwoestingen, gaf ik in het bijzonder aandacht aan de
meganatuurcatastrofe die de aarde trof in het jaar 776 v. Chr. Het was de
catastrofe waar de profeet Jesaja zijn bediening mee inluidde en door hem in al
haar gruwel beschreven. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400
De ramp
die de wereld in oktober van het jaar 776 v. Chr. trof maakte deel uit van een
aangetoonde cyclus van rampen met intervallen van meestal 54 jaar en zes
maanden. De duur van de intervallen tussen de rampen in heb ik van de studie van Donald
W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’ overgenomen. Zij
identificeren zeven meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong die planeet aarde in
de oudheid teisterden. Hun ankerpunt op de tijdsbalk met het jaar 701 v. Chr.
dat via Edwin R. Thiele bekomen werd heb ik losgelaten en gekozen voor 776 v.
Chr. Wanneer men het cyclusmodel van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren
C. Steinhauer, met rampen alle 54 jaar en zes maanden binnen de nieuwe
chronologie gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren, hanteert zijn de resultaten
verbluffend accuraat en dient er wat jaartallen betreft, niet met circa ’s
gewerkt te worden.
Zo een
voorbeeld gaf ik in mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2014, blz. 193-195, waar ik aantoonde dat de cyclus van rampen met
intervallen van 54 jaar en zes maanden onder andere exact past tussen oktober
1443 v. Chr. met de slag bij Gibeon in het eerste jaar van de inname van het
Beloofde Land Kanaän onder leiding van Jozua met het bekende fenomeen rond de
zon en vallende stenen die vanuit de ruimte de Kanaänieten troffen, en het
laatste jaar van de regeerperiode van David in 1007 v. Chr. met eveneens de
beschrijving van een kosmisch fenomeen over Jeruzalem (1 Kronieken 21:16 en 2
Samuel 24:16-17).
Nog een voorbeeld van het verbluffend
accurate was dat exact 54 jaar en zes maanden na oktober 776 v. Chr. in het
voorjaar van 722 v. Chr. planeet aarde opnieuw een meganatuurcatastrofe
onderging. Op basis van vooral een Joodse legende toonde ik de datering van de
ramp aan. Het was op het moment van de dood en begrafenis van koning Achaz van
Juda in 722 v. Chr. (nieuwe chronologie) dat er zich kosmische
fenomenen voordeden.
“While
the northern kingdom was rapidly descending into the pit of destruction, a
mighty upward impulse was given to Judah, both spiritually and materially, by
its king Hezekiah. In his infancy the king had been destined as a sacrifice to
Moloch. His mother had saved him from death only by rubbing him with the blood
of a salamander, which made him fire-proof. In every respect he was the
opposite of his father. As the latter is counted among the worst of sinners, so
Hezekiah is counted among the most pious of Israel. His first act as king is
evidence that he held the honor of God to be his chief concern, important
beyond all else. He refused to accord his father regal obsequies; his
remains were buried as though he had been poor and of plebeian rank.
Impious as he was, Ahaz deserved nothing more dignified. God had Himself made
it known to Hezekiah, by a sign, that his father was to have no consideration
paid him. On the day of the dead king's funeral daylight lasted but two
hours, and his body had to be interred when the earth was enveloped in
darkness.”
(Louis
Ginzberg, Legends of the Jews, Volume IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther, IX).

In Egypte hebben we tijdens deze
periode ook een melding van een buitengewoon natuurfenomeen. Het is Dr.
Immanuel Velikovsky die in zijn boek ‘Werelden in botsing, 1971, Deel II, Mars,
eerste hoofdstuk, blz. 249, daar melding over maakt.
Van het
derde regeringsjaar van de Libische
farao Osorkon II is er een bericht bewaard gebleven dat toen het
tempelcomplex te Karnak onder water stond. Dat het geen gewone overstroming was
maakt Velikovsky duidelijk vanuit zijn opzoekwerk. Zijn eerst vermelde bron is
de egyptoloog Breasted, Records of Egypt, IV, par. 742-743. Maar daarenboven
verwijst hij naar het onderzoek van de geleerde J. Vandier, La Famine dans l’
Egypte ancienne (1936), blz. 123, ‘Het water bracht het land terug in dezelfde
toestand als toen het nog door het
oerwater der schepping was bedekt’.
Deze
beschrijving en de verwijzing naar de toestand in Egypte na de ramp als ten
tijde van het zogenaamde ‘oerwater’ vanuit hun mythologie, geeft een beeld van
een meganatuurcatastrofe die hoogstwaarschijnlijk ook een kosmische oorsprong
had.

Hierna
het bewaard gebleven gefragmenteerde bericht over de gebeurtenissen ten tijde
van het derde jaar van Osorkon II:
“Osorkon
II derde jaar, de eerste maand van het tweede seizoen, op de twaalfde dag
‘kwam’, volgens een beschadigde inscriptie, ‘de vloed op in dit gehele land… dit land was in zijn macht als de zee; er was geen dijk van het
volk om zijn woestheid te weerstaan.
Alle mensen waren daarop als vogels….de
storm….hangende….als de hemelen. Alle
tempels van Thebe waren gelijk moerassen.”
De
orthodoxe Egyptologie heeft de tweeëntwintigste dynastie op de tijdsbalk in
tiende en negende eeuw voor Christus geplaatst en dit vooral door hun foutieve
identificatie van farao Sjosjenq I met de Bijbelse farao Sisak als tijdgenoot
van Salomo en Rehabeam. In een eerder artikel op dit blog van 20.03.2017 heb ik dit al eens besproken:
De Bijbelse farao Sisak,
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200 en scrol naar beneden.
De
Libische tweeëntwintigste dynastie hoort op de tijdsbalk thuis in de achtste en
zevende eeuw v. Chr. De veldtocht van Sjosjenq I leidde hem naar het gebied van
het tienstammenrijk en niet naar Juda. In Jeruzalem heeft deze farao nooit een
voet gezet. De verankering van de tweeëntwintigste dynastie op de tijdsbalk heb
ik in mijn boek: De zonaanbidder.
Achnaton, de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016,
appendix 3, uiteengezet. De Libiërs hadden een bijzondere relatie met het
tienstammenrijk Israël.
Te
Samaria werd door archeologen in het koninklijk paleis een albasten vaas
gevonden met daarop de naam van Osorkon II. Het commentaar van de orthodoxe
egyptologie op deze vondst is dat het vermoedelijk om een geschenk aan koning
Achab gaat en dat hier uit opgemaakt kan worden dat Osorkon vriendschappelijke
contacten met het koninkrijk Israël onderhield. Dit is uiteraard honderd
procent gissen want de veronderstelde relatie tussen Osorkon en Achab wordt
door geen enkel ander bewijsdocument ondersteund.
In het
gereviseerde model is Osorkon II een tijdgenoot van Achaz en Hizkia in Juda en
van Hosea in Israël. Volgens het variant van Velikovsky kan een bepaalde Osorkon
met farao So van de Bijbel geïdentificeerd. Zie recent het artikel van 13.10.2017 op dit blog: Wie was de
Bijbelse farao met de Hebreeuwse naam ‘So’ ten tijde van de val van Samaria in
717 v. Chr.? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1507500000&stopdatum=1508104800
Farao
So is de Bijbelse koning van Egypte op wie de laatste koning van het
tienstammenrijk Hosea zijn vertrouwen stelde en als een gevolg daarvan de woede
van de Assyriërs over zich haalde. De schatplichtige Hosea stopte namelijk met
het betalen van belastingen aan Assyrië. De vondst van de albasten vaas in het
koninklijk paleis te Samaria kan vanuit het variant van Velikovsky beter
verklaard worden.
Het is
een van de vele puzzelstukjes die in het plaatje van de gereviseerde
geschiedenis van de oudheid past.

In mijn
hierboven geciteerde boek: De
zonaanbidder - Achnaton, de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet
Jesaja, 2016, beschrijf ik de Libiërs als een soort aanvalshonden van de
farao’s Amonhotep III en IV die volgens mijn revisie in de achtste en zevende
eeuw v. Chr. op de tijdsbalk van de geschiedenis thuishoren. Farao Sjosjenq I
bijvoorbeeld wordt vanuit oud-Egyptische bron beschreven als de
opperbevelhebber van alle Egyptische legers! In de Thebaanse verslagen heet hij
‘Grote leider van de Mesjwesj’, die oorspronkelijk uit Libische stammen
gerekruteerd waren als een interne politiemacht. (Kroniek van de farao ‘s, Peter
A. Clayton, de derde tussentijd).
In de
achtste eeuw v. Chr. was de Nijldelta een
lapdeken van dynastieën of huizen, allen onderdanig aan de farao ’s van de Aton
of zon. De Libiërs zaten in de noordoostelijke Delta met als hoofdstad
Boebastis. Hun migratie gaat terug tot de regeerperiode van farao Thothmosis
IV, de vader van Amonhotep III, die hen toelating gaf zich daar onder zijn
supervisie te vestigen.
De drieëntwintigste dynastie had haar residentie in Taremoe,
beter bekend onder de Griekse naam Leontopolis. In 722 v. Chr. had farao Zet daar
de scepter overgenomen. Hij is volgens de studie van Dr. Donovan Courville te
identificeren met farao Setnakht van de twintigste dynastie en was een
overgangsfiguur tussen beide dynastieën. Zie het artikel op dit blog van 08.12.2017, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1512342000&stopdatum=1512946800
De vierentwintigste dynastie had haar hoofdplaats in
de Nijldelta te Saïs (Tachpanhes). In 722 v. Chr. zetelde farao Bokchoris daar.
Hij zou datzelfde jaar toen de beschreven ramp Egypte trof door de
binnentrekkende Nubiërs van de vijfentwintigste dynastie onder leiding van
farao Sjabaka op een brandstapel terechtgesteld worden. In mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 301-306 behandel ik deze epoque.

De Nubiërs zouden zich daarop in de noordoosteljke Nijldelta
vestigen met als hoofdplaats het Bijbelse Tachpanhes dat ik eerder
identificeerde met de plaats Dafne of Daphnai. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 375-384: De identificatie van Ishupri met Sethosburg, identificeer ik het
Bijbelse Tachpanhes van de profeet Jeremia met de stad Daphnai in de
Noordoostelijke Nijldelta. Ook stelde ik dat de tot nu toe niet met zekerheid gevonden
hoofdstad Saïs één en dezelfde was als het in de Bijbel beschreven Tachpanhes.
De Bijbelse plaatsnaam Tachpanhes zou namelijk ook kunnen staan voor het Egyptische
‘Te-haph’ ne-hes’ wat ‘huis van de
Nubiër’ betekend. Dit laatste is dan weer een puzzelstukje dat in het
gereviseerde plaatje van de geschiedenis van de oudheid past.
Volgens mijn revisie van de geschiedenis van de
oudheid betekende de ramp die Egypte in 722 v. Chr. overkwam het einde van de
regeerperiode van de ketterfarao Amonhotep IV/Achnaton/Anysis. Als een gevolg
van de meganatuurcatastrofe en de Nubische invasie werd de nieuwe hoofdstad
Achetaton/Anysis na slechts zeventien jaar gebruik opgegeven en vluchte
Achnaton alias de Anysis van Herodotos alias Oedipus van de Griekse legende
naar een moerasgebied waar hij geruime tijd zou verblijven. Deze reconstructie
vindt u in mijn eerder geciteerde boek: De zonaanbidder, 2016, hoofdstuk
Anysis: de blinde farao uit de stad Anysis, blz. 55-64 en hoofdstuk Oedipus en
Achnaton, blz. 77-88.
Wordt vervolgd…
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
Recente publicaties:

Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009,
(dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis
op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).