Ezechiël
1:1 In het dertigste jaar, in de vierde maand
(juni/juli), op de vijfde der maand, toen ik te midden der ballingen aan de
rivier de Kebar was, werd de hemel geopend en zag ik gezichten van Godswege. 2
Op de vijfde der maand het was het
vijfde jaar der ballingschap van koning Jojachin 3 kwam het woord des HEREN
tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het land der Chaldeeën, aan de
rivier de Kebar; de hand des HEREN was daar op hem. (NBG Vertaling 1951)

Ezechiël
4:1 Gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, leg
die vóór u en teken daarop een stad, Jeruzalem. 2 En breng haar in staat van
belegering: bouw een schans tegen haar, werp een wal op tegen haar, sla
legerkampen tegen haar op, breng aan alle kanten stormrammen tegen haar in
stelling. 3 En gij, neem u een ijzeren bakplaat en zet die als een ijzeren muur
tussen u en de stad. Richt uw blikken vast op haar, zodat zij in staat van
belegering komt; en beleger haar. Dit zal voor het huis Israëls een teken zijn. 4 En gij, ga op uw linkerzijde
liggen en leg daarop de ongerechtigheid
van het huis Israëls; naar het getal der dagen dat gij daarop liggen zult,
zult gij hun ongerechtigheid dragen. 5 En
Ik leg u de jaren van hun ongerechtigheid op, naar het getal der dagen: driehonderd
en negentig dagen. Zo zult gij de ongerechtigheid van het huis Israëls
dragen. 6 Als gij dit hebt volbracht,
zult gij opnieuw gaan liggen, op uw rechterzijde; dan zult gij de
ongerechtigheid dragen van het huis van
Juda: veertig dagen; voor elk jaar
leg Ik u een dag op. 7 Gij zult uw blikken vast op het belegerde Jeruzalem
richten, met ontblote arm, en ertegen profeteren. 8 En zie, Ik zal touwen om u
heen slaan, zodat gij u niet van de ene op de andere zijde kunt keren, totdat
gij de dagen van uw belegering ten einde hebt gebracht. (NBG Vertaling 1951)
Wanneer
men onderzoek naar de chronologische toepassing van dit bepaald Bijbelgedeelte
doet is men verrast door de verschillende meningen die er betreffende het
plaatsen en het chronologisch gebruik van de periode van 390 jaar op de
tijdsbalk bestaan. Ivan Panin (1855/1942) die een boek over Bijbelse
chronologie schreef en wiens werk ik een tijd terug op dit blog aandacht gaf gebruikt
de tijdschijf van 390 jaar zelfs niet in de chronologische opbouw voor zijn
Anno Mundi jaartelling.
Er zijn
ook Bijbelvorsers die menen dat de tijdschijf van 390 jaar van Ezechiël 4:5 de
regeerperioden van de koningen van Israël en Juda beslaat gerekend vanaf de
dood van Salomo tot aan de vernietiging van Jeruzalem en de Tempel in juli 586
v. Chr. De dood van Salomo en de scheuring van het Verenigd Koninkrijk van
Israël valt dan in oct976/sep975 v. Chr.
De
regeerperioden van de koningen van Israël worden door hen op de tijdsbalk gerangschikt
tussen beide jaartallen in met het jaar 586 v. Chr. als ijkpunt op de tijdsbalk
en waarbij het verkregen jaartal 975 v. Chr. ook tot ijkpunt op de tijdsbalk
gedeclareerd wordt. Vanaf dit tot ijkpunt verklaarde jaartal berekend men het
jaartal van de exodus voor 1491 v. Chr. Deze constructie staat of valt
uiteraard indien de tijdsperiode van 390 jaar inderdaad een periode voorstelt gerekend
vanaf de val van Jeruzalem tot aan de dood van Salomo? Bijbelvorsers die deze
tijdsreconstructie volgen negeren eveneens de Jubeljaartelling die nochtans het
alternatief biedt om tot een absolute Bijbelse chronologie te komen. Op basis
van de sabbat- en jubeljaartelling volgens de wijze van tellen van William
Whiston valt de dood van Salomo in 967 v. Chr. en zijn het 381 jaar tot de val
van Jeruzalem in 586 v. Chr.
Op het
internet is het boek van Dr. Floyd Nolen
Jones: 'The Chronology of the Old Testament' in PDF online te lezen. De boodschap van
Jones is: A return to the Basics. Ook deze
onderzoeker hanteert de tijdschijf van 390 jaar als de regeerperioden van de
koningen van Israël en Juda. Positief aan Dr. Floyd Nolen Jones is dat hij de
inmiddels gangbare chronologie van Edwin R. Thiele met de dood van Salomo in
931/930 v. Chr. verwerpt en terugkeert naar de oude chronologie: A return to
the Basics. Hij doet een poging tot correctie van de regeerperioden van de
koningen van Assyrië want dat is nodig wanneer men Thiele afwijst die de
Bijbelse chronologie van de koningen van Israël in lijn met de Assyrische koningen
bracht, zij het met het geweld aandoen van bepaalde Bijbelgedeelten zoals
bijvoorbeeld 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18.
Jones beschouwd de tijdsperiode van
390 jaar van de profeet Ezechiël met begin- en eindpunt als absolute boundaries waarbinnen de
regeerperioden van de koningen van Israël en Juda gerangschikt dienen te
worden. Zie: Chronology of the Old
Testament: A Return to the Basics, by FLOYD NOLEN JONES, Th.D., Ph.D., 2002, 15th
Edition, Revised and Enlarged with Extended Appendix, (First Edition 1993), VI
CHART FIVE, E. THE 390 YEARS OF THE KINGDOM OF JUDAH, page 138.
En hij waarschuwt dat, quote: for without absolute boundaries, the door is left wide open for unbounded flights of imagination and
conjecture on the part of the individual. Unquote.
Ik
verbaas me om de verbeten stelligheid waarmee Dr. Floyd Nolen Jones beweerd dat
de 390 jaar als tijdsperiode voor de koningen van Israël en Juda absoluut
vastligt en hij alternatieven gewoonweg uitsluit.
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik de
koningen van Israël en Juda op de tijdsbalk gerangschikt op basis van ijkpunten
die de sabbatjaar- en jubeljaartelling volgens William Whiston geven en dit is
geen unbounded flight of imagination. Integendeel.
Het vertrekpunt op de tijdsbalk voor de
tijdschijf van 390 jaar is voor Jones het jaar 586 v. Chr.
Nochtans leert het Bijbelboek Ezechiël hoofdstuk vier dat de tijdschijf van 390
jaar zeven jaar eerder dan 586 v.
Chr. in 593 v. Chr. namelijk in het vijfde jaar van de ballingschap van koning
Jojachin eindigde en niet bij de vernietiging van Jeruzalem en de Tempel door
de legers van Nebukadnezar de koning van Babylon.
Het
gebruik van de 390 jaar van de profeet Ezechiël als een ononderbroken
tijdschijf is blijkbaar ook een gegeven dat alleen christelijke chronologen
hanteren? De Joodse Seder Olam leert
namelijk dat de 390 jaar te rekenen/hanteren zijn vanaf de inname van Kanaän
door de Israëlieten onder leiding van Jozua tot op hun wegvoering in
ballingschap. Quote:
that proves that Israel were enraging the
Holy One, Praised be He, 390 years from the time they entered the land until
they left it. Unquote.
Volgens
deze stelling zijn de 390 jaar te spreiden over een lange periode met intervallen,
net zoals bij de honderdtwintig historische sabbatjaren tussen 1443 v. Chr. en
605 v. Chr. waarbij Israël zeventig maal het sabbatjaargebod negeerde en
vijftig maal het sabbatjaargebod gehoorzaamde.
Voor Dr. Floyd Nolen Jones is de tijdschijf van 390
jaar essentieel voor zijn reconstructie van de regeerperioden van de koningen
van Israël en Juda, Quote: Perhaps the most decisive factor in determining the
chronology of the period of the "Disruption" of the Monarchy is that
of establishing with certainty its terminus a quo and terminus ad quem, hence its duration;
unquote.
Dit
betekende wel dat hij niet eenvoudig weg de regeerperioden van de koningen van
Israël kon optellen aangezien men dan niet het resultaat van exact 390 jaar
bekomt. Jones was dan ook gedwongen hier en daar een of meerdere jaren in de
regeerperioden van de koningen weg te laten. Hij doet dit bijvoorbeeld bij de
regeerperiode van Ahazia, de zoon van Joram van Juda waar hij het laatste
regeringsjaar van Ahazia gelijk laat vallen met het eerste regeringsjaar van zijn
moeder Athalia wanneer deze zich na de dood van Ahazia de troon van David
toe-eigende. In mijn reconstructie zoals in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 251-256, gebracht hoeft deze inkorting
niet en vallen de regeerperioden van Ahazia en Athalia verankerd met de
koningen van het tienstammenrijk Joram en Jehu, op de tijdsbalk op hun plaats.
Verder
hanteert Jones slechts één co-regentschap tussen koningen van vader op zoon.
Volgens hem is het enige co-regentschap dat van Joram met zijn vader Josafat.
Quote: Again, the only Scriptural
co-regency between these kings is that of Jehoshaphat and Jehoram: And in
the fifth year of Joram the son of Ahab king of Israel, Jehoshaphat being then
king of Judah, Jehoram the son of Jehoshaphat king of Judah began to reign. (II
Ki.8:16) Chapter VI Chart Five 139. This verse requires that Jehoram was placed
upon the throne while his father was still alive and reigning. From II Ki.3:1;
8:16; 8:25; and 9:29, the length of this overlapping co-regency was unequivocally determined to be 4 years (Chart Five and Chart 5c
586 Triangulate). Unquote
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
237-241, heb ik de regeerperiode van Josafat en het co-regentschap van zijn
zoon Joram aan de hand van de verankering met de koningen van Israël Achab,
Ahazia en Joram beschreven. Er zitten in werkelijkheid zes jaar co-regentschap op de tijdsbalk wanneer men de verbinding
met de koningen Israël maakt. Hier ook heb ik eenvoudigweg de regeerperioden
van de koningen van Israël en Juda op de tijdsbalk aangebracht. Maar ik zit dan
ook niet in het zelf opgelegde keurslijf van de veronderstelde tijdsperiode van
390 jaar.
Er zijn
overigens meerdere co-regentschappen in de Bijbel waar te nemen waar de
bekendste het co-regentschap van Jotham met zijn met melaatsheid geslagen vader
Uzzia, van is. Dit co-regentschap bedroeg minimum vijf jaar tot zelfs vijfentwintig
jaar volgens de Joodse overlevering.
Een
volgende opmerking die ik op de constructie van Dr. Floyd Nolen Jones moet
maken is zijn statement dat het in totaal 134 jaar zes maanden en tien dagen
zijn van de val van Jeruzalem tot het zesde regeringsjaar van Hizkia zijn met
de val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen in Assyrische
ballingschap.
Quote: Of
course, the span to be determined is the length of time from Solomon's death,
with the subsequent division of the kingdom, to the termination of the Kingdom
of Judah at the hand of King Nebuchadnezzar of Babylonia in BC 586. The interval was found to be 390 years.
It has already been stated as being a
key Biblical anchor point in the second chapter dealing with Chart One and
also may be found as such on the first chart itself. As indicated earlier, this length was determined by first
adding the years of the reigns of the kings of Judah from
the fall of Babylon to the sixth year of Hezekiah, when Israel was
carried away to Assyria. This span is 134 years 6 months and 10 days or
"in the 135th year" (Chart
Five). Unquote.
Uiteraard
moet er vanaf de val van Jeruzalem in 586 v. Chr. gerekend worden en niet vanaf
de val van Babylon in 539 v. Chr. Ik neem aan dat dit een zetfout in de tekst
is. Of hoe belangrijk het is dat men zijn werk voor het publiceren door
deskundigen laat lezen en eventueel corrigeren.
Jones
meent Flavius Josephus met vier tot vijf jaar te moeten corrigeren. Flavius
Josephus stelt namelijk dat het 130 jaar,
zes maanden en tien dagen waren vanaf de val van Jeruzalem tot de val van Samaria.
(Flavius Josephus, Joodse Oudheden
Boek X, ix. 7).
Now as to Shalmanezer, he removed the Israelites out
of their country, and placed therein the nation of the Cutheans, who had
formerly belonged to the inner parts of Persia and Media, but were then called
Samaritans, by taking the name of the country to which they were removed; but
the king of Babylon, who brought out the two tribes, (17) placed no other
nation in their country, by which means all Judea and Jerusalem, and the
temple, continued to be a desert for seventy years; but the entire interval of time which passed from the captivity of the
Israelites, to the carrying away of the two tribes, proved to be a hundred and thirty years, six months, and ten days.
Wanneer
men het veertiende regeringsjaar van Hizkia met het zevende sabbatjaar gevolgd
door het vijftiende jubeljaar van 709/708 v. Chr. verbind dan is terugrekenend
het resultaat voor het zesde regeringsjaar van Hizkia: 717 v. Chr. Wanneer we
de tijdsperiode van 130 jaar, zes maanden en tien dagen volgens Flavius
Josephus op de tijdsbalk hanteren is het resultaat hetzelfde: 717 v. Chr. voor
de val van Samaria. Dit jaartal is echter is strijd met de Assyriologie die
Sargon II in 722/721 v. Chr. Samaria laat innemen. Jones sleutelt dan wel aan
de regeerperioden van de Assyrische koningen voor deze periode om een en ander
sluitend te maken maar gaat niet ver genoeg. Met de val van Samaria in 721 v. Chr. blijft hij de chronologie van de
Assyriologie in verband met Sargon II trouw. Hij verwijst ook naar
regeringsjaren van Sanherib terwijl de prismastele van Sanherib naar zijn
veldtochten verwijst en niet naar regeringsjaren. Hizkia verwijst tijdens de
belegering van Jeruzalem naar de koningen van Assyrië in het meervoud. De
conclusie moet zijn dat de Assyrische koningen tijdens deze periode co-regentschappen
kenden, en de regeerperioden van Sargon II en Sanherib zijn op de tijdsbalk
opnieuw in te vullen. Sargon II was ook een usurpator van de Assyrische troon
die een damnatio memoriae naar zijn voorganger Salmaneser V doorvoerde. Zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1462140000&stopdatum=1462744800
In mijn boek De Assyriologie herzien, 2012, breng ik een drastische revisie van
de chronologie van de koningen van Assyrië. Ik toon onder andere aan dat in de
achtste eeuw v. Chr. een aantal namen van Assyrische koningen in de Assyrische
koningslijst ontbreken. Enkele namen kunnen aan de hand van de Bijbel ingevuld
worden. Namen die wegens verschillende redenen door Assyrische chronologen in
opdracht van hun respectievelijke koningen verwijderd werden. De conclusie moet
zijn dat de eponiemlijsten geen ononderbroken lijn van Assyrische koningen
weergeeft. Dr. Floyd Nolen Jones doet deze oefening niet en het resultaat is
dat wanneer hij Salmaneser III en de slag bij Karkar met Achab moet verbinden
hij dit lijkt op te lossen met het in vraag brengen van de identificatie van
Achab door de Assyriërs op de zogenaamde Karkar-stele? Wat mij te eenvoudig
overkomt.
Seculiere egyptologen zoals o.a. de
bekende David Rohl (1950-) auteur van meerdere boeken over het revisionisme van
de geschiedenis van de oudheid hanteren de jaartallen van de Bijbelse koningen
volgens de constructie van Edwin R. Thiele. Zij doen dit op basis van het gezag
dat de Assyriologie en de rangschikking van de Assyrische koningen op de
tijdsbalk voor hen heeft. Zo lang er geen degelijke sluitende revisie van de
koningen van Assyrië in relatie tot de koningen van Israël komt zullen deze
onderzoekers blijven uitgaan dat de dood van Salomo en de splitsing van het
Verenigd Koninkrijk van Israël in het jaar 930 v. Chr. viel en op basis van dit
ijkpunt op de tijdsbalk hun revisies presenteren. Het zou mooi zijn en de
Bijbel recht doen indien zij het jaartal 975 v. Chr. zouden hanteren, 967 v.
Chr. zou nog beter zijn.
Begin dit jaar schreef ik een aantal
artikels over de herziening van de datering van de Assyrische koningslijst op
dit blog. Zie o.a. het artikel van 20.02.2017:
de zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur Saggile, link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1487545200&stopdatum=1488150000
Positief blijft dat Dr. Floyd Nolen
Jones de constructie van Thiele afwijst en Bijbelgetrouw terugkeert naar de
basis. Er blijft uiteraard nog heel wat werk aan de winkel, een statement dat
hij ook onderschrijft, quote: This further helps explain why this author has stated
his doubts that, apart from Divine revelation, an "Absolute" chronology, though a goal to which one should
aspire, is almost certainly unattainable.
This 390 year element should help all to see that the preparation of a
"Standard" chronology, which may from time to time undergo
modifications as new insights and
even perhaps new data arises, is a more realistic attainment. Each should be
true to oneself. Yet at the same time the 390 year prophecy serves to
accentuate something even more meaningful. Unquote.
Ik zou
willen opmerken dat we in wezen geen new insights nodig hebben. Er is
bijvoorbeeld het werk van William Whiston (1667/1752) een
Engelse wiskundige, historicus en theoloog, waarin deze zijn telling van de
sabbat- en jubeljaren aanbiedt dat het raamwerk levert waarbinnen de koningen
van Israël en Juda dienen gerangschikt te worden (JOSEPHUS Complete Works,
Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V). De dood van
Salomo en de afscheuring van de tien stammen van Israël valt hier in het jaar
967 v. Chr.

De
tijdschijf van 390 jaar vindt in het raamwerk van Whiston s jubeljaren op de
tijdsbalk zijn plaats, zij het niet als voorstelling van de regeerperioden van
de koningen van Israël en Juda.
Het is
belangrijk vooreerst het chronologische eindpunt op de tijdsbalk te verankeren.
Het ijkpunt op de tijdsbalk wordt duidelijk gegeven in vers 2 van Ezechiël
hoofdstuk 4:
Op de vijfde der maand het was het vijfde jaar der ballingschap van koning Jojachin 3
kwam het woord des HEREN tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het
land der Chaldeeën, aan de rivier de Kebar; de hand des HEREN was daar op hem.
Het
vijfde jaar van de Babylonische ballingschap van koning Jojachin van Juda is het ankerpunt. Het vastpinnen van deze
Bijbelse chronologische verwijzing aan de westerse jaartelling is eenvoudig. In
mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 312-320, geef ik de meerdere ankerpunten waarmee de regeerperiode van de
Babylonische koning Nebukadnezar op de tijdsbalk verankerd is, en de link naar
de Judese jaartelling.
In het
achtste regeringsjaar van Nebukadnezar zijnde mrt597/apr596 v. Chr. werd
Jojachin in ballingschap weggevoerd:
2
Koningen 24:8 Jojachin was achttien jaar oud, toen
hij koning werd; hij regeerde drie
maanden te Jeruzalem. Zijn moeder heette Nechusta; zij was een dochter van
Elnatan uit Jeruzalem. 9 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, geheel
zoals zijn vader gedaan had. 10 Te dien tijde trokken de knechten van
Nebukadnessar, de koning van Babel, tegen Jeruzalem op; en de stad werd belegerd.
11 Nebukadnessar, de koning van Babel, kwam zelf vóór de stad, terwijl zijn
knechten haar belegerden. 12 Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot de
koning van Babel, hij, zijn moeder, zijn dienaren, zijn vorsten en zijn
hovelingen. En de koning van Babel nam
hem gevangen, in het achtste jaar van zijn regering. 13 Hij voerde vandaar
weg al de schatten van het huis des HEREN en die van het koninklijk paleis; en
van alles wat Salomo, de koning van Israël, gemaakt had in de tempel des HEREN,
haalde hij het goud af, zoals de HERE gesproken had. 14 Hij voerde geheel
Jeruzalem, al de vorsten en al de weerbare mannen tienduizend in
ballingschap, ook al de handwerkslieden en de smeden; niemand werd overgelaten
behalve de armen van het volk des lands. 15 Hij voerde Jojachin in ballingschap
naar Babel; ook de koningin-moeder, de vrouwen des konings, zijn hovelingen en
de machtigen des lands deed hij in ballingschap gaan van Jeruzalem naar Babel;
16 en de koning van Babel bracht heel de weerbare manschap zevenduizend , de
handwerkslieden en de smeden duizend , altemaal dappere krijgslieden, als
ballingen naar Babel. 17 En de koning van Babel maakte Jojachin s oom Mattanja
koning in zijn plaats en veranderde diens naam in Zedekia. (NBG
Vertaling 1951)
Het
achtste regeringsjaar van Nebukadnezar was feb597/mrt596 v. Chr. De wegvoering
in ballingschap van Jojachin geschiedde in het voorjaar van 597 v. Chr. Het
vijfde jaar van Jojachin gerekend aan Tishri-jaren was okt594/sep593 v. Chr. Het ankerpunt op de tijdsbalk is okt594/sep593
v. Chr. De vierde maand waar Ezechiël 1:1 naar verwijst, is de maand Tammoez of juni/juli van het
jaar 593 v. Chr.

De
ballingsjaren van koning Jojachin zijn verder nog via het achttiende jubeljaar van okt562/sep561 v. Chr. met de
regeerperiode van Nebukadnezar en diens opvolger Evil Merodach op de tijdsbalk
verankerd.
2
Koningen 25:27 En het geschiedde in het zevenendertigste jaar van de
ballingschap van Jojakin, de koning van Juda, in de twaalfde maand, op de
zevenentwintigste van de maand, dat
Ewil-Merodak, de koning van Babel, in het jaar van zijn troonsbestijging,
Jojakin, de koning van Juda, begenadigde en uit de gevangenis ontsloeg; 28 hij
sprak vriendelijk met hem en stelde zijn zetel boven die van de koningen die
met hem in Babel waren; 29 hij mocht zijn gevangenisklederen afleggen, en hij
at geregeld aan zijn tafel, zolang hij leefde. 30 En zijn levensonderhoud werd
hem geregeld vanwege de koning verstrekt, zoveel hij elke dag nodig had, zolang
hij leefde.

Het
zevenendertigste jaar van de ballingschap van Jojachin viel in okt562/sep561
v.Chr. Het was het jaar dat het
achttiende jubeljaar sinds de instelling ervan in de wet van Mozes in okt
562 v. Chr. aanving. Het zevenendertigste ballingsjaar van Jojachin viel ook
gelijk met een regeringswissel in Babylon: na de dood van Nebukadnezar nam Evil
Merodach de scepter op 11 januari 561 v. Chr. van zijn vader over. En in februari/maart,
de twaalfde maand (Adar), van het jaar 561 v. Chr. werd Jojachin uit zijn
gevangenis verlost.
Het jubeljaar van okt562/sep561 v.Chr. is
bekomen volgens de wijze van het rekenen van de sabbat- en jubeljaren volgens
William Whiston. Het feit dat de vrijlating van Jojachin door de nieuwe koning
van Babylon Evil Merodach in een Jubeljaar geschiedde is heel opmerkelijk. De
vrijlating van Jojachin was een vingerwijzing Gods voor het volk van Israël in Babylonische
ballingschap. Zij waren namelijk in ballingschap als straf voor het niet houden
van de sabbat- en jubeljaren in het verleden. Gedurende de periode van de
Babylonische Ballingschap had het land Israël rust en werden de zeventig jaar
vergoed, dat zij in hun lange geschiedenis sinds het in bezit nemen van het
land Kanaän in 1443 v. Chr., het sabbatgebod zeventig maal negeerden (Leviticus
25:1-5).
Het
vertrekpunt voor het toepassen van de geprofeteerde periode van 390 jaar is
hiermee bevestigd als het jaar oct594/sep593 v. Chr. in de maand Tammoez
(juni/juli) van 593 v. Chr. zijnde het vijfde jaar van de ballingschap van
koning Jojachin van Juda.
Vanaf
het jaartal 593 v. Chr. dienen we de
geprofeteerde periode van 390 jaar naar het verleden toe te rekenen. Het
resultaat is 983 v. Chr. voor de
aanvang van de ongerechtigheid van Israël.
Dat
jaar was op de tijdsbalk het vierentwintigste regeringsjaar van Salomo of
okt984/sep983 v. Chr. Het was het jaar van de geboorte van de troonopvolger
Rehabeam bij de tot hoofdvrouw gekozen Naäma
de Ammonietische. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 211-216.
De
veertigjarige regeerperiode van Salomo valt volgens de sabbatjaar- en
jubeljaartelling in 1007/967 v. Chr.
De
ongerechtigheid van Israël had haar beginpunt bij Salomo en niet bij de eerste
koning van het tienstammenrijk Jerobeam die een bijzondere afgodendienst
invoerde ter voorkoming dat de Israëlieten nog aan de pelgrim-feesten naar
Jeruzalem zouden deelnemen.
Het was
Salomo die als eerste afgodendienst invoerde. Het toppunt was blijkbaar de
uitverkiezing van de Ammonietische Naäma, de moeder van de troonopvolger
Rehabeam.
1
Koningen 11:1 Koning Salomo nu had behalve de
dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief, Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische en Hethietische, 2
behorende tot die volken, van wie de HERE tot de Israëlieten had gezegd: Gij
zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar,
zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan.
3 En hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd
bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden
zijn hart. (NBG Vertaling 1951)
In de
wet van Mozes (Deuteronomium 23:3) staat er uitdrukkelijk geschreven dat het
huwen van Ammonieten door Israëlieten verboden was. De naam Naäma was
bovendien verbonden met de Soemerische scheppingsgodin Nammu die volgens de
Soemerische mythologie beschouwd werd als de schepper van alle oergodheden.
De
chronologie van Salomo en Rehabeam heb ik in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 211-216
behandeld.
Het
verkregen jaar 983 v. Chr. is op de
tijdsbalk het correcte terminus a quo
volgens de Latijnse term die de geleerde Dr. Floyd Nolen Jones, Th.D., Ph.D,
gebruikt. En het vijfde jaar van de ballingschap van koning Jojachin zijnde het
jaar 593 v. Chr. is de terminus ad quem als onbetwistbaar
ijkpunt op de tijdsbalk.
Ik wil
er op wijzen dat ik deze uitkomst niet expliciet gezocht heb. Toen ik in de
jaren negentig aan mijn boek KRONOS werkte heb ik na het uittekenen van de
sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston op een tijdsbalk en het opnieuw
rangschikken van de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda, de
oefening met de tijdschijf van de 390 jaar gemaakt. Het resultaat was het jaar
dat de Ammonietische Naäma door Salomo tot hoofdvrouw genomen werd.
In de
chronologische constructie van Edwin R. Thiele gaat het verband met het
resultaat van 593 + 390 = 983 v. Chr. verloren. De regeerperiode van Salomo is
volgens Thiele: 971/931 v. Chr. En in 983 v. Chr. regeerde volgens de
fabricatie van Thiele, koning David over Israël de man naar God s hart.
Wordt vervolgd
.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343