Op onze
reis door de tijd vanaf het eerste historische jubeljaar van oktober 1395/september
1394 v. Chr. zijn we met dit artikel aan het achtste jubeljaar van oktober
1052/september 1051 v. Chr. gearriveerd. Het artikel over het eerste jubeljaar
dateert van 19.04.2017 op dit
blog.
De jubeljaren en de wijze van
rekenen van de sabbat- en jubeljaren heb ik van William Whiston (JOSEPHUS Complete
Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V)
overgenomen. William Whiston (1667/1752) was een
Engelse wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn
vertaling van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse
taal. In zijn dissertatie V geeft Whiston tien historische verwijzingen naar
het houden van sabbat- en jubeljaren door het oude Israël vanuit de Bijbel, de
werken van Flavius Josephus en vanuit de apocriefe boeken Makkabeeën. Deze
verwijzingen vormen als het ware een ketting waarmee men op de tijdsbalk naar
het verleden toe kan navigeren. Aan deze lijst van tien historische
verwijzingen voegde ik in mijn boek TIJD
en TIJDEN, 2015, Appendix 6, blz. 482-494, nog een jaartal toe: het
jubeljaar van oktober 562/september 561 v. Chr. Het eerste regeringsjaar van de
Babylonische koning Evil Merodach wanneer deze de kroon overnam op 11 januari
561 v. Chr. viel tijdens het achttiende
jubeljaar. Een van zijn eerste regeringsdaden was het vrijlaten van de
Judese banneling koning Jojachin uit diens gevangenis (2 Koningen 27:27). Dit
geschiedde volgens het Bijbelcitaat in het zevenendertigste jaar van Jojachin
s ballingschap. Het achttiende jubeljaar wordt hierbij een ijkpunt op de
tijdsbalk dat ons navigeren van 27 AD terug te tijd in als een kruispeiling
bevestigd.

Hierna
een opsomming van de jubeljaren uit het werk van William
Whiston (JOSEPHUS Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V. Er zijn
dertig jubeljaren vanaf 1395/1394 v. Chr. tot 27/28 AD, het jaar dat Jezus het
aangename jaar des HEREN uitriep en zich als Messias bekendmaakte.
Begin sabbatjaartelling: 1443 v.
Chr. intocht Kanaän o.l.v. Jozua.
Aantal en jaartallen v.
Chr.:
Historische
periode: Historische
jubeljaarverwijzing
V. Chr.:
1. 1395/1394 Richter Othniël geen
2. 1346/1345 Richter
Ehud Ruth 6:6
3. 1297/1296 Ehud & Samgar geen
4. 1248/1247 Debora en Gideon geen
5. 1199/1198 Richter Thola geen
6. 1150/1149 Richter Eli geen
7. 1101/1100 Richter Samuël geen
8. 1052/1051 Samuël & Saul geen
9. 1003/1002
Salomo geen
10. 954/953 Rehabeam geen
11. 905/904 Josafat geen
12. 856/855 Joas geen
13. 807/806 Amazia geen
14. 758/757 Uzzia geen
15. 709/708 jaar 14 Hizkia Jesaja 37:30
16. 660/659 Manasse geen
17. 611/610 Josia - Val
Nineveh Nahum 1:15
18. 562/561 jaar 37
Jojachin 2 Koningen 25:27
19. 513/512 Haggaï geen
20. 464/463 Ezra geen
21. 415/414 Nehemia geen
22. 366/365 Perzische periode geen
23. 317/316 Griekse periode geen
24. 268/267 Griekse periode geen
25. 219/218 Griekse periode geen
26. 170/169 Griekse periode geen
27. 121/120 Makkabeeën geen
28. 72/71 Makkabeeën geen
29. 23/22 Hongersnood Flavius Josephus
30. 27/28 AD Messias Jezus Lucas 4:19
De
sabbatjaar- en jubeljaar-telling nam een aanvang bij de intocht in Kanaän door
de Israëlieten onder leiding van Jozua in april 1443 v. Chr. exact op de dag af
toen ze veertig jaar eerder in 1483 v. Chr. uit Egypte op weg gingen.
Leviticus 25:1 En de HERE sprak tot Mozes op de berg Sinai: 2 Spreek
tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij in het land komt, dat Ik u geef,
dan zal het land rusten, een sabbat voor de HERE. 3 Zes jaar zult gij uw akker
bezaaien en zes jaar zult gij uw wijngaard snoeien, en de opbrengst daarvan
inzamelen, 4 maar in het zevende jaar
zal het land een volkomen sabbat
hebben, een sabbat voor de HERE: uw akker zult gij niet bezaaien en uw
wijngaard niet snoeien.
God s
tijdsklok wat de sabbat- en jubeljaren betreft ging in 1443 v. Chr. van start.
Hoewel er weinig historische verwijzingen zijn naar het houden van het
Jubeljaargebod zijn de weinige die er zijn toch duidelijk herkenbaar zoals
bijvoorbeeld het achttiende jubeljaar met de vrijlating van koning Jojachin uit
zijn gevangenschap te Babylon. Voor Israël was het toen een vingerwijzing God
s dat Hij met Jubeljaren rekende.
Als
gevolg echter van hun afwijzen van Messias Jezus in oktober 27 AD bij de
aanvang van het dertigste Jubeljaar (Lucas 4:16-30) ligt er sindsdien een geestelijke
bedekking over het huidige Israël (2 Korintiërs 3:14-16). Daarenboven hebben
zij bij het afwijzen van Jezus van Nazareth als Messias daarna gesleuteld aan
de Genesis-jaartelling. Het moderne Israël hanteert een anno mundi jaartelling
met het jaar 5777 als uitkomst sinds de Schepping.
Ik vermoed
dat de inkorting van de wereldgeschiedenis te maken had met de vierde scheppingsdag
en de verwachte komst toen van de Messias, de zon der gerechtigheid, zoals de
profeet Maleachi Hem aankondigt. Als volgens de traditie elke scheppingsdag
voor duizend jaar staat en op de vierde dag de zon te voorschijn kwam, was rond
het jaar 4000 anno mundi de komst van de Messias te verwachten. De era van
Salomo zat duizend jaar eerder op de tijdsbalk en de Tempel van Salomo was
volgens de traditie drieduizend jaar na de Schepping te plaatsen. De
oorspronkelijke anno mundi-jaarrekening gaf alzo rond de tijd van de geboorte
van Jezus van Nazareth het jaar vierduizend aan. De algemene verwachting in
Israël was toen dat de komst van de Messias zeer nabij was. Het land was sinds
63 v. Chr. door de Romeinen bezet en het verlangen bij de Joden naar bevrijding
was groot. Rome was ook het vierde beest-rijk van de profeet Daniël. De profeet
Daniël had de vier wereldrijken voorspeld die in opeenvolging over het gebied
van Israël zouden heersen: namelijk Babylon, de Meden en de Perzen, de Grieken
en de Romeinen. Sinds het jaar 63 v. Chr. was deze profetie dan ook vervuld en
de verwachting was dat de komst van de Messias nu zeer nabij was. Het was dan
ook een tijd van meerdere aspirant-messiassen, zoals o. a. blijkt uit het
Bijbelboek Handelingen (hoofdstuk 5:26-42) waar we enkele namen van aspirant of
pseudo-messiassen voor deze periode vermeld zien: Teudas en Judas de Galileeër.
Wanneer
in 26 AD Johannes de Doper in de geest en de kracht van Elia de nakende komst
van de Messias voor Israël aankondigde had hij dan ook de aandacht van heel het
volk van laag tot hoog. In het najaar van 26 AD bij de doop van Jezus van
Nazareth verkondigde Johannes de Doper het Messias-schap van Jezus.
Johannes
1:29 De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen
en zeide: Zie, het lam Gods, dat de
zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt
een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik
niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik
dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de
Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik
kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had
tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is
het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
De Heer
Jezus Christus werd echter in 30 AD door Israël afgewezen:
Johannes
1:11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem
aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun,
die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes,
noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.
Ongeveer
honderd jaar later was er onder het restant van de Joden die in het land Judea
na de catastrofe van 70 AD met de vernietiging van de Tempel door de Romeinen
waren achtergebleven opnieuw een verwachting naar de komst van de Messias.
Vermoedelijk
heeft men in de tweede eeuw na Christus in afwijzing van Jezus van Nazareth als
de Messias aan de anno mundi jaarrekening gesleuteld om een en ander met Bar
Kochba als Messias te laten inpassen. De vierde scheppingsdag of het jaar vierduizend
na de schepping werd met ongeveer twee eeuwen artificieel verlengd. De vierde
scheppingsdag viel via deze fabricatie gelijk met de tijd van Bar Kochba. En
dit was het motief voor de drastische inkorting van de tijd. Vooral de
Perzische tijdsperiode werd onder handen genomen en drastisch ingekort tot
slechts vierendertig jaar in plaats van de historisch verifieerbare periode van
208 jaar van 539 v. Chr. tot 331 v. Chr.
Hoewel
de verwachtingen met Bar Kochba en vermoedelijk nog andere aspirant-messiassen
niet werden ingevuld bleef men later toch aan de samengestelde anno mundi
jaartelling vasthouden met als resultaat vandaag het jaartal 5777 na de
Schepping.
Een
ander voorbeeld van het inkorten van de Genesisjaartelling is de regeerperiode
van koning Saul wat de Joodse overlevering tot slechts twee jaar herleid heeft maar dat het Nieuwe Testament over een
periode van veertig jaar bepaald.
Handelingen
13:19
en na zeven volken uitgeroeid te hebben in
het land Kanaän, heeft Hij hun land hun ten erfdeel gegeven, 20 omstreeks
vierhonderd vijftig jaren lang. En daarna gaf Hij hun richters tot op de
profeet Samuël. 21 En van toen af vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de
stam Benjamin, veertig jaren lang;

Het is
een kluwen als een gordiaanse knoop geworden die alleen ontward kan worden door
het Nieuwe Testament. Koning Saul van Israël regeerde wel degelijk veertig jaar
en deze tijdsperiode past overigens harmonisch binnen het raamwerk van de
dertig jubeljaren volgens de wijze van tellen van William Whiston.
Saul
werd in het najaar van 1087 v. Chr. door de richter en profeet Samuël tot
koning over de twaalf stammen van Israël gezalfd.
1
Samuël 9:1 Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon
van Abiël, den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath, den zoon van Afiah, den
zoon eens mans van Jemini, een dapper held. 2 Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeling, en schoon, ja, er
was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israëls; van zijn schouderen en
opwaarts was hij hoger dan al het volk. (Statenvertaling)

De
regeerperiode van Saul liep van 1087 tot 1047 v. Chr. en is op de tijdsbalk
verankerd met het vierde regeringsjaar van Salomo in oktober 1004/september
1003 v. Chr. op basis van de sabbatjaar en jubeljaartelling. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 179-184.
De
zalving van Saul in 1087 v. Chr. betekende het einde van de richteren-periode
voor Israël. De twaalf stammen van Israël verlangden een koning zoals de
buurvolken en verwierpen in wezen hierbij de HEERE God als Koning over hen.
1
Samuel 8:6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om
ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de HERE. 7 De HERE
zeide tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want
niet ú hebben zij verworpen, maar Mij
hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn
(NBG
Vertaling 1951)
Samuël
zou als profeet tijdens de regeerperiode van Saul de HEERE God dienen. Volgens
de Joodse overlevering stierf Samuël korte tijd na de strijd tegen Amalek.

Het
achtste Jubeljaar van oktober 1052/september 1051 v. Chr. viel nog tijdens het
leven van Samuël. We kunnen echter de vraag stellen of Israël zich toen aan het
jubeljaargebod gehouden heeft? In de Bijbel is er geen verwijzing naar het
houden van het jubeljaar toen voorhanden. Vermoedelijk ging het volk en zijn
eigenzinnige koning hun eigen weg. Op onze tijdsbalk bemerken we de zalving van
David, de zoon van Isaï, door Samuël in het achtendertigste regeringsjaar van
Saul. Saul werd wegens zijn ongehoorzaamheid aan de HEERE God in de slag tegen
Amalek als koning verworpen. Twee jaar later in 1047 v. Chr. zou hij in een
veldslag tegen de Filistijnen de dood vinden, waarna David koning over de
twaalf stammen van Israël werd.
Het
jaar 1049 v. Chr. is op ons tijdsschema als een bijzonder jaar aangeduid wegens
een meganatuurcatastrofe die toen de oude wereld trof en gelijk viel met de
verdrijving van de Hyksos/Amoe/Amalekieten uit Egypte. Saul rukte toen met zijn
leger tegen de stad van Amalek op en verloste daarmee alle buurvolken van het
juk van de Amalekieten, de Egyptische Amoe of Hyksos. Zie het artikel van 18.10.2016 op dit blog: voorjaar 1049
v. Chr.: de verdrijving van de Hyksos/Amalekieten uit Egypte en de notering van
een meganatuurcatastrofe. Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1476655200&stopdatum=1477260000
De
veertigjarige regeerperiode van koning David die een aanvang in het jaar 1047
v. Chr. nam zou tussen het achtste en het negende jubeljaar vallen. Maar dat
gaan we in een nog te volgen artikel op dit blog behandelen.
Wordt
vervolgd
.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343