2
Koningen 19:6 En Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij
tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij
gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning van Assyrië gelasterd
hebben. 7 Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en
weder in zijn land keren; en Ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen. 8
Zo kwam Rabsake weder, en vond den koning van Assyrië, strijdende tegen Libna;
want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was. 9 Als hij nu hoorde
van Tirhaka, den koning van Cusch,
zeggen: Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder boden
tot Hizkia, zeggende: 10 Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van Juda,
zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem
zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden.
(Statenvertaling)
Jesaja
37:9 Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Hij is uitgetogen, om tegen
u te strijden; toen hij zulks hoorde, zo zond hij weder boden tot Hizkia,
zeggende:
(Statenvertaling)

De
koning van Koesj of Nubië, die in de Bijbelboeken 2 Koningen en Jesaja vermeld
wordt, was een farao van de vijfentwintigste dynastie van Manetho s Egypte.
Het historische Koesj lag binnen de grenzen van het huidige Soedan.
De
orthodoxe egyptologie geeft hem tegenwoordig de volgende regeerperiode: 689/664
v. Chr. De gegevens van de oudheidhistoricus Manetho die ons via zijn
kopieerders Africanus en Eusebius bereikten zijn wat de duur der regeerperioden
betreft, met elkaar in tegenstrijd. Beide kopieerders geven weliswaar
drie namen voor de vijfentwintigste dynastie op, maar met een verschil in regeerduur
van 40 tot 44 jaar voor de hele dynastie. Africanus vermeldt achttien jaar als
regeerduur voor Tirhaka, maar Eusebius noteerde twintig jaar.
De
regeerperiode van de egyptologie voor Tirhaka wijkt enkele jaren af van de
Bijbelse jaartallen in verband met koning Hizkia van Juda en de belegering van
Jeruzalem in diens veertiende regeringsjaar. Het jaar van de belegering van
Jeruzalem door de Assyriër Sanherib in het veertiende regeringsjaar van Hizkia
dateren we in het jaar 709 v. Chr., en dit op basis van de herschikking van de
koningen van Juda en Israël op de tijdsbalk volgens de sabbat- en jaartelling.
Dat Tirhaka,
de koning van Koesj, tegen het Assyrische leger oprukte, in het veertiende
regeringsjaar van Hizkia, maakt de Bijbel duidelijk:
2
Koningen 19:9 Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen:
Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder boden tot
Hizkia, zeggende: 10 Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van Juda,
zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op welken gij vertrouwt, zeggende:
Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden.
Jesaja
36:1 En het geschiedde in het veertiende jaar van den koning Hizkia, dat Sanherib, de koning
van Assyrië, optoog tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. (Statenvertaling)
In het citaat
van Jesaja 37:9 wordt de koning van Koesj vermeld: Tirhaka, die naar de grens
van Egypte bij Eltekeh oprukte.
Het
volgende hoofdstuk achtendertig van de profeet Jesaja verhaalt de geschiedenis
van het dodelijk ziek worden van Hizkia, diens genezing en het toevoegen van vijftien
levensjaren aan zijn leeftijd.
De
Seder Olam verhaalt de duur van de ziekte van Hizkia voor een periode van drie
dagen, waarna zijn herstel volgde, en dit tijdens de belegering in zijn
veertiende regeringsjaar. Daarna werden vijftien jaar aan zijn leven
toegevoegd.
De
regeerperiode van Hizkia en de verankering op de tijdsbalk via het vijftiende
jubeljaar heb ik verklaard in mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 327-330. Voor wie het
boek eventueel wil aanschaffen: zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Koning Tirhaka van Koesj en de vijfentwintigste
dynastie hadden ook mijn aandacht in mijn boek De zonaanbidder, 2016, blz. 73-75. Voor wie het boek wil
aanschaffen, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
De
belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib en het ter hulp komen van
Tirhaka voor Hizkia had al eerder op dit blog mijn aandacht. Zie het artikel op
dit blog van 06.06.2016: maar in het
veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië. Zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1465164000&stopdatum=1465768800
Met de
belegering van Jeruzalem door Sanherib in het veertiende regeringsjaar van
Hizkia in 709 v. Chr. breek ik met een onderdeel van Velikovsky s werk, die de
vernietiging van Sanherib s leger in 687 v. Chr. plaatst, op basis van een
genoteerde meganatuurcatastrofe in het oude China (Werelden in botsing, 1950,
tweede hoofdstuk: het jaar -687)
De
koning van Koesj: Tirhaka, werd tijdens de slag bij Eltekeh in 709 v. Chr. door
de Assyriërs verslagen, in ketenen geslagen en gevankelijk naar de Assyrische
hoofdmacht die Jeruzalem belegerde, weggevoerd. Na de Pesachnacht, waarbij het
belegerende Assyrische leger grotendeels vernietigd werd, werden Tirhaka en
andere koningen en prinsen volgens de Joodse overlevering, door Hizkia bevrijd.
Ook Sanherib beschrijft het treffen met het Egyptische
leger en de gevangenneming van de Egyptische prinsen (meervoud!) op zijn
prisma-stele. Hierna het betreffende citaat:
. The officials, nobles, and people of Ekron, who
had thrown Padi their kingbound by oath and curse of Assyria into fetters of
iron and had given him over to Hezekiah,
the Judahitehe kept him in confinement like an enemy their heart became
afraid, and they called upon the
Egyptian kings, the bowmen, chariots and horses of the king of
Meluhha [Ethiopia], a countless host, and these came to their aid. In the
neighborhood of Eltekeh, their ranks
being drawn up before me, they offered battle. With the aid of Assur, my lord,
I fought with them and brought about their defeat. The Egyptian charioteers and
princes, together with the Ethiopian king's charioteers, my hands captured
alive in the midst of the battle. Eltekeh and Timnah I besieged, I captured,
and I took away their spoil.
(Prisma-stele van Sanherib)
De Joodse overlevering (The Legends of the Jews, Boek
IX) verhaalt dat de vernietiging van het Assyrisch leger voor de poorten van
Jeruzalem geschiedde tijdens de Pesach-nacht. Het neerslaan van het Assyrische
leger door de Engel des HEREN wordt door Patten, Hatch en Steinhauer in hun
boek: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, vanuit kosmische
oorsprong, verklaard. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 331-337.
Als het stof van de kosmische meganatuurcatastrofe van
709 v. Chr. ging liggen werd zelfs een kalenderhervorming noodzakelijk. Het
boek The Legends of the Jews lijkt ook een verstoring van de aarde in haar
loop om de zon te leren:
. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was
remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness
had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah
himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness
followed by restoration to health would induce men to do penance. God had
replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with
thee." Furthermore, the day of
Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten
hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat,
and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to
Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his
recovery.
Bij het doornemen van de Joodse legendes probeer ik
altijd het historisch-betrouwbare van het fantastische te filteren, en te
gebruiken. De legende leert dat na het wegtrekken van het restant van het leger
van Sanherib, de Joden de volgende morgen het Assyrische bivak binnentrokken en
daar de farao van Egypte en de Ethiopische koning Tirhaka uit hun ketenen
verlosten, en huiswaarts zonden. Deze beide koningen waren eerder in de slag
bij Eltekeh aan de grens met Egypte, door Sanherib verslagen en krijgsgevangen
genomen.
..In view of all the wonders
God had done for him, it was unpardonable that Hezekiah did not feel himself
prompted at least to sing a song of praise to God. Indeed, when the prophet
Isaiah urged him to it, he refused, saying that the study of the Torah, to
which he devoted himself with assiduous zeal, was a substitute for direct
expressions of gratitude. Besides, he thought God's miracles would become known
to the world without action on his part, in such ways as these: After the destruction of the Assyrian army,
when the Jews searched the abandoned camps, they found Pharaoh the king of Egypt and the Ethiopian king Tirhakah. These
kings had hastened to the aid of Hezekiah, and the Assyrians had taken them
captive and clapped them in irons, in which they were languishing when the Jews
came upon them. Liberated by Hezekiah, the two rulers returned to their
respective realms, spreading the report of the greatness of God everywhere. And
again, all the vassal troops in Sennacherib's army, set free by Hezekiah,
accepted the Jewish faith, and on their way home they proclaimed the kingdom of
God in Egypt and in many other lands.

De chronologie van Tirhaka en de vijfentwintigste
dynastie op de tijdsbalk had al eerder mijn aandacht in mijn geciteerde boeken.
Hierna een korte samenvatting. Vooreerst moet het duidelijk zijn dat de Bijbel in
het veertiende regeringsjaar van Hizkia, naar Tirhaka verwijst als koning van Koesj, en niet als koning van Egypte. De installering van Tirhaka als
farao over Egypte geschiedde later.
Volgens mijn revisie van de geschiedenis van de
oudheid zoals o.a. in de zonaanbidder
uiteengezet, waren de Nubiërs aanvankelijk bondgenoten van farao Amonhotep III
en de Aton-ketters, maar keerden ze zich later tegen hen. In 722 v. Chr., het jaar
van een meganatuurcatastrofe, rukte de oom van Tirhaka: Sjabaka, Egypte binnen,
doodde farao Bokchoris van de vierentwintigste dynastie en maakte dat farao
Anysis uit de stad Anysis naar een moerasgebied moest vluchten. De Nubiër
Sjabaka is dezelfde als de Griekse naam Sabacon waarmee de oudheidhistoricus
Herodotos hem aanduidde. Farao Anysis uit de stad Anysis van Herodotos is
dezelfde als Achnaton uit Achet-aton (De
Zonaanbidder, 2016, blz. 55-64). De alleenheerschappij over Egypte hadden de
Nubiërs niet. De Nijl-delta was tijdens deze epoque een lappendeken van
dynastieën die de macht met elkaar deelden. De belangrijkste was farao Sethoos
van Herodotos die we eerder geïdentificeerd hebben met farao Zet van de
drieëntwintigste dynastie (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 307-311), een andere naam
voor farao Setnakht van de twintigste dynastie en de Ramessieden.
Dat Tirhaka met zijn divisie als een onderdeel van het
Egyptische leger aan de slag bij Eltekeh deelnam, heeft met het delen van de
macht in de Nijldelta te maken.
Als koning van Koesj deelde Tirhaka de troon met de
koningen Sjabaka en Sjebitkoe, dat maakt de zogenaamde Kawa-stele duidelijk. Deze inscriptie leert dat het zesde jaar van Tirhaka gelijk was aan het
vijftiende jaar van Sjabaka en het derde jaar van Sjebitkoe. Tirhaka was de
zoon van Pianchi, wiens eenentwintigjarige regeerperiode aan die van Sjabaka
voorafging. Sjabaka was de broer van Pianchi en aldus oom van Tirhaka.
Sjebitkoe was de broer van Tirhaka.
De verankering van de
regeerperiode van de koningen van Koesj op de tijdsbalk doe ik aan de hand van
het veertiende regeringsjaar van Hizkia en de notering van een meganatuurcatatastrofe
in de Bijbel in dat jaar.
Voor het derde regeringsjaar
van Sjebitkoe vinden we een notering in Egypte van een ongewoon hoge
Nijlwaterstand in de maand april, de enige die tijdens zijn bewind overigens genoteerd
werd. Ook Tirhaka liet de bijzonder hoge Nijl van zijn zesde regeringsjaar
noteren, samen met een buitengewone grote oogst als gevolg van de
Nijloverstroming (Alan Gardiner,
Egypt of the Pharaohs, 1961, XII, Egypt under foreign rule, page 344).
Als er inderdaad volgens de
theorie een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong plaatsvond en
de aarde in haar baan om de zon verstoord werd, is een hoge waterstand van de Nijl buiten
het gewone seizoen verklaarbaar. Ik gebruik het jaar 709 v. Chr. als een
ankerpunt om de koningen van Koesj op de tijdsbalk te rangschikken. Tirhaka begint zijn co-regentschap-regeerperiode in het
jaar 715 v. Chr. en dit als een gevolg van de verankering van zijn zesde jaar
in 709 v. Chr., en Sjebitkoe
met zijn derde jaar in 709 v. Chr. heeft als resultaat het jaar 712 v. Chr. voor
zijn eerste regeringsjaar. Sjabaka s regeerperiode vangt aan in 724 v. Chr. In
het tweede regeringsjaar van Sjabaka in 722 v. Chr. vermoordde hij farao
Bocchoris van de vierentwintigste dynastie. Deze geschiedenis heb ik uitvoerig
in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 301-306, beschreven.
De regeerperiode van Tirhaka als koning over Egypte is
verankerd via de Apis-lijsten. Een Apis-stier die stierf op eenentwintigjarige
leeftijd in het twintigste regeringsjaar van Psammetichus werd geboren in het
zesentwintigste jaar van Tirhaka. Dit maakt dat Tirhaka in zijn veertiende
regeringsjaar als koning van Koesj, in het jaar 702 v. Chr.,te Memfis als farao
over Egypte erkend werd. Over de Apislijsten schreef ik op 30.01.2017 op dit blog een artikel, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600
De Assyriërs die onder leiding
van de zoon van Sanherib: Essarhaddon, Egypte in 671 v. Chr. zouden
binnenrukken vonden opnieuw Tirhaka op hun weg. Ook ditmaal werd Tirhaka met zijn Nubisch leger teruggedreven. Zie het artikel van 20.06.2016 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1466373600&stopdatum=1466978400

Het volgehouden verzet van de
Nubische soldaten maakte hen gehaat bij de Assyriërs. Essarhaddon maakt in zijn
annalen melding over de Nubiërs en Tirhaka. Hij vermeldt cynisch dat hij alle
Nubiërs deporteerde en er zelfs geen één overhield om hem hulde te brengen.
Over Egypte stelde Essarhaddon nieuwe koningen en gouverneurs aan, van wie de
belangrijkste Horemheb was. Zie TIJD en
TIJDEN, 2015, Horemheb, blz. 357-358. De afbeelding hierboven is een
overwinnings-stele van Essarhaddon met vermoedelijk Tirhaka er op afgebeeld. Er
bestaat nochtans een meningsverschil betreffende de identiteit van de
afgebeelde Nubiër, sommige Assyriologen menen dat de gevangengenomen zoon van
Tirhaka afgebeeld staat, en andere menen Tirhaka te herkennen vanwege de
afgebeelde Uraeus op het hoofd.
Na de plotse dood van
Essarhaddon slaagde Tirhaka er in om Memfis te heroveren. In het jaar 668 v.
Chr. viel de zoon van Essarhaddon: Assurbanipal, Egypte opnieuw binnen en rukte
helemaal naar het zuiden naar Thebe op, dat hij ook innam. Tirhaka kon echter
ook ditmaal verder naar het zuiden, naar Napata ontkomen.
Over zijn levenseinde is niets
bekend. Zijn grafpiramide bevindt zich te Nuri, zuidelijk van Napata, zijn
hoofdplaats.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
Recente publicaties van Robert De Telder
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale
Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343