Met de vorige afleveringen op dit
blog behandelden we de regeerperiode van Jerobeam, Nadab, Baesa en Ela. Deze
week zetten we onze chronologische studie van de koningen van het
tienstammenrijk of Israël verder met de koningen Zimri en Omri. En met het artikel
op dit blog van 13-10-2015 brachten we koning Omri van Israël
al eerder onder de aandacht in verband met de Moabietische steen van koning
Mesa van Moab. Dit is een zogenaamde buiten-Bijbelse getuige voor Omri. Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2796541

De Moabiet Mesa was een tijdgenoot
van drie Israëlitische koningen: Omri, Achab en Joram, en verwijst naar een
Israëlitische verdrukking van Moab voor een periode van veertig jaar. De
verdrukking nam een aanvang ten tijde van koning Omri. In het geciteerde artikel
hebben we gezien dat de jaren 920/880 v. Chr. de periode van de verdrukking was.
Hierna het betreffende Bijbelgedeelte dat over Zimri en Omri van Israël handelt.
1 Koningen 16:15 In
het zevenentwintigste jaar van Asa, de koning van Juda, werd Zimri koning te Tirsa, zeven dagen, terwijl het volk gelegerd was tegen Gibbeton, dat aan de Filistijnen behoorde. 16 Toen het volk dat daar gelegerd
was, hoorde zeggen: Zimri heeft een samenzwering gesmeed en ook de koning doodgeslagen, maakte geheel Israël Omri, de legeroverste van Israël, te dien dage in de
legerplaats koning. 17 Vervolgens trok Omri en
geheel Israël met hem van Gibbeton weg, en zij belegerden Tirsa. 18 Zodra Zimri zag, dat de stad ingenomen was, ging hij
in de burcht van het koninklijk paleis en verbrandde het koninklijk paleis
boven zich met vuur, en stierf aldus 19 om de zonden die hij bedreven had door
te doen wat kwaad is in de ogen des HEREN, en te wandelen in de weg van
Jerobeam en in de zonde die deze bedreven had, om Israël te doen zondigen. 20
Het overige van de geschiedenis van Zimri en de samenzwering die hij gesmeed
heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van
Israël?

21 Toen splitste zich
het volk Israël in twee helften; de ene helft van het volk volgde Tibni, de
zoon van Ginat, om hem koning te maken, en de andere helft volgde Omri. 22 Doch
het volk dat Omri volgde, kreeg de overhand op het volk dat Tibni, de zoon van
Ginat, volgde. Toen Tibni gestorven was, werd Omri koning. 23 In het eenendertigste jaar van Asa, de koning van Juda,
werd Omri koning over Israël; twaalf jaar. Te Tirsa regeerde
hij zes jaar. 24 Toen kocht hij van Semer de berg Samaria voor twee talenten
zilver, bebouwde de berg en noemde de stad die hij bouwde, Samaria, naar Semer, de eigenaar van de berg. 25 En Omri
deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, ja hij maakte het erger dan allen die
vóór hem geweest waren. 26 Hij wandelde in al de wegen van Jerobeam, de zoon
van Nebat, en in de zonde die deze Israël had doen bedrijven, zodat zij de
HERE, de God van Israël, krenkten met hun ijdelheden. 27 Het overige van de geschiedenis
van Omri, wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht heeft, is
dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? 28 En
Omri ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria; zijn zoon
Achab werd koning in zijn plaats.
Ik heb
in het Bijbelgedeelte een historische landkaart ingelast waar via pijlen en
kaders de belangrijkste feiten aangeduid worden, wat de beschreven geschiedenis
aanschouwelijker maakt. De jaartallen voor de regeerperiode van Omri: 920/909 v. Chr., zijn de nieuwe
jaartallen voor de koningen van Israël die ik in mijn boek TIJD en TIJDEN uitgewerkt heb. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De gangbare jaartallen voor Omri
zijn: 885/874 v. Chr. Deze jaartallen en regeerperiode werd door de
geleerde Edwin E. Thiele uitgedokterd op basis van een verankering van de
Bijbels-chronologische gegevens met die van Assyrië. In mijn boek TIJD en TIJDEN, appendix 4 heb ik Thiele s wijze van (mis)rekenen
uitgelegd. Hierna een korte samenvatting:
Het gangbare jaartal 931 v. Chr. als het sterfjaar van
Salomo en de daaropvolgende splitsing
van het Verenigd Koninkrijk van Israël in twee delen is het resultaat van
de chronologische herziening van de regeerperiode van de koningen van Israël en
Juda door Edwin R. Thiele
(1895/1986). Zijn werk, in feite een dissertatie voor zijn doctoraatstudie: The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings,
werd in 1951 van de vorige eeuw gepubliceerd en wordt sindsdien algemeen
beschouwd als de definitieve Bijbelse chronologie. Zijn jaartallen worden dan
ook in heel wat Studiebijbels gehanteerd, wat het zelfs een aura van
geïnspireerd zijn, geeft.
De vraag is of het jaartal
voor de splitsing van het verenigd koninkrijk van Israël, correct is? Wanneer
men onderzoek doet naar de geschiedenis van de Bijbelse chronologie dan blijkt
dat in het verleden andere jaartallen voor de
dood van Salomo en de splitsing van het koninkrijk gehanteerd werden. Het
jaartal ca. 975 v. Chr. bijvoorbeeld
was het meest gangbare jaartal dat in Studiebijbels voor de publicatie van
Thiele s werk gehanteerd werd. Een verschil van zo maar even vierenveertig
jaar? Wat is de reden wat zulk een drastische inkorting van de Bijbelse
chronologie schijnbaar nodig maakte? De enige reden was de Assyriologie en het
publiceren van de Assyrische koningslijst gebaseerd op de Eponiemlijsten, in de
jaren twintig van de vorige eeuw. Deze kronieklijsten liepen over een periode
van 892 tot 648 v. Chr. en gingen dus ook over een belangrijke contemporaine
periode in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Een eponiem zou
een Assyrisch ambtenaar geweest zijn naar wie een bepaald jaar genoemd werd met
in de lijst voor dat jaar een vermelding naar een belangrijke gebeurtenis zoals
bijvoorbeeld een veldtocht, een pestziekte, het eerste regeringsjaar van een
Assyrische koning, een zonsverduistering enzoverder.
De Assyrische eponiemlijst
werd niet aan de Bijbelse chronologie gekoppeld, maar aan een veronderstelde genoteerde
zonsverduistering over Nineveh, in het tiende regeringsjaar van Assur Dan ten
tijde van het eponiem van Bur Sagale. De zonsverduistering over Nineveh werd
astronomisch gedateerd in 763 v. Chr. Dit jaartal werd dan ook het
chronologische ankerpunt voor de andere vermelde gebeurtenissen en de
regeringsjaren van de Assyrische koningen. Hierbij ging men er vanuit dat de
Eponiemlijsten volledig waren en er geen koningen ontbraken of zelfs verwijderd
werden?
De eponiemlijsten verwijzen
enkele malen naar koningen van Israël en Juda. Zo vond men een Assyrische
vermelding naar een veldslag bij Karkar
tussen de Assyriërs en een geallieerd leger van Klein-Aziatische vorsten, in
het zesde regeringsjaar van Salmaneser III, zoals vermeld in het eponiem van
Daian-Assur. Aan de hand van het ankerjaar 763 v. Chr. dateerde men de slag bij Karkar in 853 v. Chr. De Assyriërs claimen hier tegen o.a. Achab van Israël gestreden te hebben.
Twaalf jaar later in 841 v. Chr., vermelden de Assyriërs schatting ontvangen te
hebben van Jehu van de dynastie van Omri van Israël. Het is vanaf het door de
Assyriologie verkregen jaartal 853 v.
Chr. voor de slag bij Karkar, dat terugrekenend het sterfjaar van Salomo in
931 v. Chr. bekomen werd (A
Chronology of the Hebrew Kings, Chapter 3, Establishing Basic Dates).
De gefabriceerde regeerperiode
voor Omri met de jaren: 885/874 v. Chr., is het resultaat van de hiervoor
beschreven constructie van Thiele.
De aangeboden regeerperiode voor
Omri van het jaar 920 tot 909 v. Chr. is daarentegen het resultaat van het
werken met de Bijbelse sabbat- en jubeljaren volgens de wijze van rekenen van
William Whiston. De Assyrische chronologische gegevens werden ditmaal verankerd
met de Bijbel, en niet andersom zoals Thiele deed. Zie het artikel op dit blog
van 06-02-2014. Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1391382000&stopdatum=1391986800
In het eerder geciteerde Bijbelboek
1 Koningen hoofdstuk 16 vangt de geschiedenis van Omri aan, wanneer deze als
een van de legeroversten van koning Ela van Israël, te Gibbeton met de
Filistijnen streed. Tijdens dit conflict werd koning Ela door de andere
legeroverste Zimri, vermoord. Deze geschiedenis vinden we in:
1 Koningen 16:8 In
het zesentwintigste jaar van Asa, de koning van Juda, werd Ela, de zoon van Basa, koning over
Israël te Tirsa; twee jaar. 9 Zijn dienaar Zimri, de bevelhebber over de helft der krijgswagens, smeedde een
samenzwering tegen hem. Terwijl hij te Tirsa zich een roes dronk ten huize van
Arsa, die hofmaarschalk was te Tirsa, 10 kwam Zimri en sloeg hem dood, in het zevenentwintigste jaar van Asa,
de koning van Juda, en werd koning in zijn plaats. 11 Toen hij koning geworden was, sloeg
hij, zodra hij op de troon zat, het gehele huis van Basa dood zonder er iemand
van het mannelijk geslacht van over te laten; benevens zijn naaste verwanten en
zijn vrienden. 12 Zo heeft Zimri het gehele huis van Basa uitgeroeid, naar het
woord des HEREN, dat Hij over Basa gesproken had door de dienst van de profeet
Jehu, 13 wegens al de zonden die Basa en zijn zoon Ela bedreven hadden, en die
zij Israël hadden doen bedrijven, zodat zij de HERE, de God Israëls, krenkten
met hun ijdelheden. 14 Het overige van de geschiedenis van Ela, en alles wat
hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der
koningen van Israël? (NBG
Vertaling 1951)
De oudheid-historicus Flavius
Josephus brengt hetzelfde verhaal in zijn geschiedenis van het Joodse volk,
zonder echter aanvullende historische vermeldingen ditmaal. Zie Joodse
Oudheden, Boek VIII, xii, 4.5.6.
Dat Moab ten tijde van Omri
schatplichtig aan Israël was, vinden we in het Bijbelboek 1 Koningen niet
terug. Wel is er een verwijzing in vers 27 van hoofdstuk 16, naar een boek van
de kronieken der koningen van Israël:
1 Koningen 16:27 Het overige van de
geschiedenis van Omri, wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht
heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van
Israël?
Dit historisch boek, zonder geestelijke
waarde blijkbaar, werd niet in de canon van de Bijbel opgenomen, en ging
verloren. We hebben aldus alleen een buiten-Bijbelse bron: de Moabietische
steen van Mesa, die ons leert dat Moab schatplichtig aan Israël was. We kunnen
er echter rustig van uitgaan dat de informatie op de Moabietische steen correct
is. Er is geen reden op aan te nemen dat de Moabieten zouden liegen betreffende
hun schatplichtig zijn aan Israël. In de eigen vaderlandse geschiedenis kende
ook ons land meerdere verdrukkingen. Alleen al de laatste vijfhonderd jaar
kennen we een resem van verdrukkingen beginnend met de Spaanse bezetting in
1585 AD, gevolgd door de Oostenrijkse periode, vervolgens de bezetting en
annexatie door Frankrijk, enzoverder. Dit maakt alles deel uit van de
vaderlandse geschiedenis, die net zoals bij de Moabietische steen, een opgave
van historische verdrukkingen is. Aan het einde van een verdrukking worden ook
heden nog monumenten in steen opgericht, verwijzend naar die en die periode van
onheil, die afgesloten werd, zoals bijvoorbeeld 14/18 dat nu honderd jaar
achter ons ligt.

Wat de burgeroorlog in Israël
betreft, kunnen we bij Omri een en ander chronologisch invullen.
De moord op Ela, de koning van
Israël, door de legeroverste Zimri, vond plaats in het zevenentwintigste
regeringsjaar van koning Asa van Juda zijnde okt921/sep920 v. Chr. (1 Kon. 16:10). Vervolgens werd de belegering van Gibbeton
datzelfde jaar door Omri opgegeven en spoedde deze zich met zijn leger naar de
hoofdplaats Tirsa. Zeven dagen later was Zimri verwijderd en brak de
burgeroorlog, tussen Omri en een andere rivaal voor de kroon van Israël: Tibni,
uit. Het volk van Israël splitste zich in twee helften, staat er geschreven,
met ieder een kandidaat voor het koningschap. Na de dood van Tibni werd Omri
koning over de tien stammen van Israël. Dit feit staat genoteerd voor het
eenendertigste regeringsjaar van Asa van Juda, zijnde oct917/sep916 v. Chr. (1
Kon. 16:23). De hoofdplaats Tirsa zou gedurende zes jaar de residentie van Omri
zijn, daarna bouwde hij zijn nieuwe hoofdstad Samaria op de berg die hij van
Semer, de eigenaar van de berg, gekocht had. In totaal zou Omri twaalf jaar over het
tienstammenrijk heersen, waarvan zes jaar in de oude hoofdstad Tirsa en zes
jaar in Samaria, de nieuwe hoofdstad. De bouw van Samaria dateren we aldus zes
jaar gerekend vanaf de dood van Zimri, in het jaar 914 v. Chr.
Waar de Bijbel over zwijgt in de
geschiedenis van Omri en zijn strijd met Tibni, is dat hij steun kreeg van
koning Asa van Juda. Juda was tijdens de ganse regeerperiode van koning Baesa
in oorlog met het tienstammenrijk geweest (1 Kon. 15:16). Toen aan de dynastie
van Baesa een einde kwam met de moord op Ela, zag Asa blijkbaar zijn kans ter
smeding van een bondgenootschap.
Dit feit is overgegeven in de
Joodse overleveringen. In The Legend of the Jews Boek VI, gecompileerd door
Louis Ginzberg, lezen we dat koning Asa van Juda zich door een
huwelijksovereenkomst met het huis van Omri verbonden had. En de overlevering
leert verder dat Omri als een gevolg van het bondgenootschap met Asa van Juda,
zijn rivaal Tibni kon overmeesteren.
De Seder Olam leert dat in het jaar
dat Tibni in Israël door Omri gedood werd, koning Omri zijn dochter uithuwde
aan de zoon van Josafat, de kroonprins van Juda. Op de tijdsbalk kan dit
logisch ingevuld worden. De regeerperiode van Koning Asa besloeg eenenveertig
jaar van 948 tot 906 v. Chr. Bij zijn dood was kroonprins Josafat vijfendertig
jaar oud. Dat plaatst zijn geboortejaar in 941 v. Chr. en maakt hem
vijfentwintig jaar oud in 916 v. Chr., het sterfjaar van Tibni. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk Kroniek van Ahazia, blz. 251-252, heb ik
dit op de tijdsbalk ingevuld en een verklaring gegeven voor de schijnbare
tegenspraak tussen de Bijbelboeken 2 Koningen 8:26 en 2 Kronieken 22:2.
Het einde van Omri kwam na een
regeerperiode van twaalf jaar in het achtendertigste regeringsjaar van Asa van
Juda zijnde okt910/sep909 v. Chr. in de zomer van 909 v. Chr.
1 Koningen 16:28 En Omri ging bij
zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria; zijn zoon Achab werd koning
in zijn plaats. 29 En
Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van
Juda; en Achab, de zoon van Omri,
regeerde over Israël, te Samaria, twee en twintig jaren.

In een korte periode had Omri zijn
hoofdstad van Tirza verlegd naar een nieuwe gebouwde vesting te Samaria, en
zijn nieuwe dynastie gevestigd. Per uitzondering onder vele koningen van Israël,
stierf Omri in zijn bed en werd door zijn zoon opgevolgd. In het jaar 877 v.
Chr. meer dan dertig jaar na de dood van Omri, zou de koning van Assur;
Salmaneser III, in zijn annalen nog naar het Huis van Omri verwijzen. Zulk een
indruk had hij bij de buurvolken van Israël achtergelaten.
Over Egypte heersten sinds 933 v.
Chr. met de invasie van Zera, de Ethiopiërs (of Nubiërs). Zij lieten Klein-Azië
met rust, zodat Israël en Juda hun gezag over hun buurvolken zoals bijvoorbeeld
Moab, konden vestigen.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder