Lucas 21:20 Zodra
gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn
verwoesting nabij is. 21 Laten
dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de
wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, 22 want dit zijn de dagen van vergelding,
waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. 23 Wee de zwangeren en de zogenden in die
dagen!

Want er zal grote nood
zijn over het land en toorn over dit volk, 24 en zij zullen vallen door de scherpte
des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt
worden, totdat de tijden der heidenen zullen
vervuld zijn.
25 En er zullen tekenen zijn aan
zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege
het bulderen van zee en branding, 26 terwijl
de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld
komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen
zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. 28 Wanneer
deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing genaakt. 29 En
Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op
de vijgenboom en op al de bomen. 30 Zodra
zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is.
31 Zo moet ook gij,
wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. 32 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal
geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. 33 De hemel en de aarde zullen
voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. (NBG Vertaling
1951)
Op dit blog hou ik mij
in de eerste plaats met chronologie bezig. Bij de titel en het onderwerp van
ons artikel; het Bijbelcitaat van de evangelist Lucas 21:24, schrijven we aldus
anno 30 AD, voor het jaartal wanneer de Heer Jezus Christus kort voor zijn
lijden, sterven en opstanding, in zijn rede over de laatste dingen, deze
woorden uitspreekt. De stad Jeruzalem en het land Judea zaten sinds het jaar 63 v. Chr. onder de Romeinse
hiel, en daarvoor waren het de Grieken, daarvoor de Meden en de Perzen en
daarvoor de Babyloniërs geweest, die in opeenvolging over Jeruzalem geheerst
hadden. Het waren sinds de inname van Jeruzalem door de legers van de
Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. de TIJDEN
der Heidenen. Tijden dat vreemde, niet-Joodse heersers, over de stad
Jeruzalem en de Tempelberg zouden heersen. Ik schrijf met opzet Tempelberg in
plaats van Tempel aangezien de tempel in die lange geschiedenis tweemaal
vernietigd werd. De profetische woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede
over de laatste dingen, zoals door de evangelist Lucas overgeleverd, zouden de
eerste maal in vervulling gaan in het jaar 70 AD wanneer de legioenen van de
Romein Titus de stad en de Tempel vernietigden en de bevolking van Judea in
ballingschap wegvoerden. De Tempelberg te Jeruzalem zou er daarna een hele tijd
desolaat bijliggen. Later herbouwden de Romeinen de stad en plaatsten een
bouwwerk op de Tempelberg, dat later na de verovering van Jeruzalem door de
Arabische moslims, in 691 AD vervangen werd door een Islamitisch heiligdom. Dit
is de bekende achthoekige rotskoepel die tot op heden de Tempelberg overheerst.

Zoals eerder vermeld
ving de periode van de vreemde overheersing van Jeruzalem en de Tempelberg met
de Babylonische overheersing, aan. In
het jaar 605 v. Chr. werden zij schatplichtig aan Nebukadnezar en in 586 v.
Chr. volgde de verwoesting van de stad en tempel door de hand van de
Babyloniërs. De eerste (van in totaal drie) wegvoering(en) in Babylonische
ballingschap gebeurde in 605 v. Chr. Een wegvoering waar de profeet Daniël als
jonge knaap, deel van uitmaakte. Later zou Daniël terwijl in ballingschap, een
aantal profetische visioenen krijgen met betrekking op de toekomstige
geschiedenis van Israël, de stad Jeruzalem en de (herbouwde) Tempel. In detail
kan men in het gelijknamige Bijbelboek Daniël in de hoofdstukken twee en zeven,
de verschillende eerder genoemde wereldrijken die over Jeruzalem en de
Tempelberg zouden heersen, terugvinden. Het is naar de profetie van Daniël, dat
de Heer Jezus Christus in Zijn rede over de laatste dingen, verwijst

Matteüs 24:15 Wanneer
gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige
plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat alsdan, die in Judea zijn,
vlieden op de bergen; 17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis
weg te nemen; 18 En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn
klederen weg te nemen. Enz. (Statenvertaling)
Bij de eerste komst van
de Heer Jezus Christus zuchtte Israël al zes eeuwen onder vreemde overheersing.
En sinds het optreden van de laatste profeet van het zogenaamde Oude Testament;
Maleachi, was er geen Godsopenbaring meer geweest. Het optreden van Johannes de
Doper in 26 AD in de geest van Elia en het Zich daaropvolgend bekendmaken van
Jezus van Nazareth als de Christus of Messias had daarom voor heel wat
opschudding gezorgd, maar leidde niet naar het aanvaarden van Hun persoon en boodschap.
Beiden werden afgewezen en terechtgesteld. Het volk en haar leiders zouden
veertig jaar daarna door de Romeinen uit het land gerukt worden en de stad en
Tempel vernietigd.
Heilshistorisch gezien
begon er in dezelfde periode een nieuw handelen van de HERE God met de Gemeente
of Ekklesia, dat met Pinksteren 30 AD van start ging, en tot op heden
voortgaat. Een Ekklesia waar zowel Joden als niet-Joden of heidenen tot
geroepen worden. In 30 AD bestond de jonge Gemeente te Jeruzalem uitsluitend
uit Joden, maar later zouden niet-Joden toegevoegd worden. De verwachting van
het herstel van het koningschap van Israël was echter nog altijd een belangrijk
onderwerp voor de eerste discipelen, getuige hun vragen hiernaar bij de Heer
Jezus Christus tijdens Diens optreden tussen zijn Opstanding en Hemelvaart. Zie
het hierna volgende Bijbelgedeelte:
Handelingen 1:1 Mijn
eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en
te leren, 2 tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die
Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; 3 aan wie
Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en
tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft. 4 En terwijl Hij met hen aanzat,
gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de
belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt . 5 Want
Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden,
niet vele dagen na deze. 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem
en zeiden: Here,
herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij
zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het
uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen,
terwijl zij het zagen, en een wolk
onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl
Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook
zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze
Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen ,
als gij Hem ten hemel hebt zien varen. (NBG Vertaling 1951)
Dat de profetische
Woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede over de laatste dingen, zowel
over de gebeurtenissen in het jaar 70 AD als nog een toekomstige tijd
handelden, heeft te maken met het feit dat met Pinksteren 30 AD, de Joden en hun
leiders nogmaals het heil in Jezus Christus aangeboden werden. Zie het
Bijbelboek Handelingen hoofdstuk 2:14 en 3:14 en verder:
Handelingen 3:19 Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van
verademing mogen komen van het
aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem
moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen,
waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher
.
Dit aanbod was reëel en
indien Israël hier positief was op ingegaan zou het Profetisch Woord en de
zeventigste jaarweek van Daniël toen zijn ingegaan. Het toneel stond namelijk
al klaar. Het vierde beestrijk van de profeet Daniël was in het Romeinse Rijk
aangetreden, en klaar zijn rol te vervullen. De Joden hebben echter ook de missie
van de apostelen afgewezen en het Bijbelboek Handelingen sluit af met hoofdstuk
28, met de geschiedenis van de Joodse leiders in de diaspora te Rome, die redetwistend
van Paulus weggaan. En het is op dit tijdstip dat de nieuwe Ekklesia van
niet-Joden en Joden zoals uiteengezet in de Efeze-brief, echt van start gaat.
Een periode van bijna twintig eeuwen inmiddels. De periode ook van de Tijden
der heidenen, wat het (ontvolkte) land Israël en de Tempelberg betreft. Paulus
beschrijft het in zijn Galatenbrief als twee bedelingen, twee huishoudingen
Gods:
Galaten 4:21 Zegt mij,
gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat
immers geschreven, dat Abraham twee
zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin
was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is
iets, waarin een diepere zin ligt.
Want dit zijn twee bedelingen: de
ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar
betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat
is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem
is vrij; en dat is onze moeder. (NBG Vertaling 1951)
Johannes 1:1 In den
beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was
in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder
dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het
leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de
duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden,
wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen,
opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te
getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was
komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem
geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12
Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen
Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit
de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.
Vandaag, het einde of de
vervulling van de tijden der heidenen berekenen is onmogelijk, hoewel dit voor
velen een belangrijke oefening blijft, in het bijzonder voor Anglo-Amerikanen
die keer op keer via het internet nieuwe data de wereld insturen. Nochtans was
het antwoord van de Heiland aan de discipelen die naar het wanneer van het
herstel van het koningschap voor Israël, vroegen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de
Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.
Wanneer vingen de Tijden der
heidenen aan? We hebben de aandacht al gevestigd op de jaren 605 v.
Chr. en 586 v. Chr. met Nebukadnezar en de wegvoering in Babylonische
Ballingschap.
2 Koningen 25:8 Daarna
in de vijfde maand (AB), op den zevenden
der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van
Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van
Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des
konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten
verbrandde hij met vuur.
Naar de westerse
kalender omgerekend geschiedde de vernietiging van de Tempel te Jeruzalem op 18
juli 586 v. Chr.
Maar er zijn nog data
die in aanmerking komen. De heerlijkheid des HEREN bijvoorbeeld, de zogenaamde
Shekinah, die het Heilige der heiligen in de Tempel vulde, was voor de
vernietiging van de Tempel door de hand van de Babyloniërs, al eerder vertrokken.
Het is de profeet Ezechiël die jaartal, maand en dag opgeeft:
Ezechiël 8:1 Het
geschiedde nu in het zesde jaar, in de
zesde maand, op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de
oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren HEEREN daar
over mij viel.

Ezechiël 10:18 Toen ging de
heerlijkheid des HEEREN van boven
den dorpel des huizes weg, en stond
boven de cherubs. 19 En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven zich
van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren
tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des
HEEREN; en de heerlijkheid des Gods Israëls was van boven over hen.
Ezechiël 11:23 En de
heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op den berg,
die tegen het oosten der stad is.
Naar onze westerse
kalender omgerekend geschiedde dit op 17 september 592 v. Chr. en ligt dit
vertrek anno 2015 al 2606 jaar achter ons.
Het begin van het wonen
van de Heerlijkheid des HEREN in de Tent der samenkomst in de wildernis nabij
de berg Gods, gaat terug tot de eerste dag van de maand Nisan (april) van het jaar 1482 v. Chr., een jaar na de trek uit Egypte:
Exodus 40:16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem de HEERE geboden had;
alzo deed hij. 17 En het geschiedde in
de eerste maand, in het tweede jaar, op den eersten der maand, dat de
tabernakel opgericht werd
.
34 Toen
bedekte de wolk de tent der samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde
den tabernakel. 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der
samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den
tabernakel vervulde.
36 Als nu de wolk opgeheven werd van boven den tabernakel, zo reisden de
kinderen Israëls voort in al hun reizen. 37 Maar als de wolk niet opgeheven
werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. 38 Want de
wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op,
voor de ogen van het ganse huis Israëls in al hun reizen.
Het
jaartal 1483 v. Chr. voor de exodus uit Egypte, werd berekend op basis van de
sabbat- en jubeljaren. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 120. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Vanaf
1482 v. Chr. tot 592 v. Chr. waren het 890 jaar, en tot anno 2015 zijn het inmiddels
3496 jaren.
De vervulling van de
Tijden der Heidenen over Jeruzalem en de Tempelberg, wordt beschreven in het
laatste Bijbelboek Openbaring:
Openbaring 11:1 En mij
werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de
tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad
vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven
om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.
Over de twee getuigen
van vers 3 schreef ik eerder op dit blog een artikel op 15-03-2014, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800
Een tijd geleden schafte
ik via een internet-antiquariaat-boekhandel het boek van C. G. Ozanne, The First
7000 Years, 1970, aan. Deze onderzoeker van de chronologie van de Bijbel heeft
zich ook aan het berekenen van het tijdstip van de tweede komst van Jezus
Christus gewaagd (Chapter Eleven, page 153). Zijn uitgedokterd jaartal voor de
wederkomst was het jaar 1996 en het begin van de zeventigste jaarweek berekende
hij aldus voor het jaar 1989. Jaartallen die inmiddels al haast twintig jaar
achter ons liggen.
De historisch-chronologische
constructie van Ozanne was mij al langer bekend. Aan het eind van de jaren
zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw (ik was toen nog jong), maakte
ik deel uit van een Velikovsky-comité, een studiegroep, die regelmatig samen
kwam om de bevindingen van het werk van wijlen Dr. Immanuël Velikovsky (zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1419202800&stopdatum=1419807600)
in het licht van de Bijbel te bespreken. Dr. Velikovsky was in 1974 persoonlijk
op TV bij de Evangelische Omroep geweest, en genoot sindsdien in Nederland en
België heel wat aandacht met zijn publicaties. Een boekuitgave van de EO in
1982 over het ontstaan van Israël, gaf ook aandacht aan de stellingen van
Velikovsky, en stuitte op tegenstand van sommigen die de orthodoxe Egyptologie
en hun Bijbelinvulling trouw bleven.
De belangrijkste
deelnemers aan de studiegroep waren Dr. Arie Dirkzwager en Prof. Dr. Hendrik
Koorevaar. Van hen kreeg ik toen al heel wat materiaal van onderzoekers over
Bijbelse chronologie. Een samenvatting van C.G. Ozanne s tijdsconstructie
maakte daar deel van uit, maar dan zonder zijn eindtijdconstructie.
Er is overigens heel wat
bruikbaar materiaal te vinden in de studie van de Bijbelse chronologie door de onderzoeker
C.G. Ozanne, zoals bijvoorbeeld zijn invulling van de Richterenperiode van
Israël, op de tijdsbalk. En zijn afwijzen van de constructie van Thiele, die
een knieval naar de Assyriologie deed en de Bijbelse chronologie aan die van
Assur aanpaste. Het is de visie van Ozanne op de Tijden der Heidenen en de
berekening daarvan, waar hij vooral de mist ingaat.
De Tijden der heidenen
zijn voor Ozanne een vaststaande berekende periode van 2520 jaar, die volgens hem in het verleden in de Bijbelse
geschiedenis, al eens eerder gehanteerd werd. Zijn leidraad voor het getal
2520 is het eerder geciteerde Bijbelcitaat uit Openbaring hoofdstuk 11 waar over
een periode 42 maanden en 1260 dagen gesproken wordt; wat in totaal voor zeven
jaar aan dertig dagen per maand staat. De zeven maal zevens van de profetie van
Daniël hoofdstuk 9 hebben dezelfde waarde.
Op basis van Hebreeën
4:9, Psalm 90:4 en 2 Petrus 3:8 waar staat geschreven dat duizend jaar als één
dag gelden bij de HERE God, past hij dit principe ook op het Bijbelgedeelte van
Openbaring hoofdstuk 11 toe, waar het nochtans om de alsnog letterlijke
toekomstige periode van 2520 dagen gaat. Zijn gebruik van een tijdsperiode
van 2520 jaar op de tijdsbalk voor de Tijden der Heidenen, leidt hem van het
jaar 604 v. Chr. naar het jaar 1917 AD. In de maand december van 1917 tijdens
de eerste wereldoorlog, veroverden de Britten de stad Jeruzalem en de
Tempelberg op de Turken. Voor Ozanne betekende dit het einde van het vertrappen
van Jeruzalem door de heidenen. De Britten zag hij aldus duidelijk niet als
heidenen maar als een christelijke natie. Hier liet hij echter de Bijbel los
en gaf een invulling op basis van een christelijke traditie, die op haar beurt
de wereld indeelde in christenen, Joden en heidenen, daar waar in de brieven
van Paulus in het Nieuwe Testament het woord heiden geen scheldwoord is, maar
een term die alleen maar onderscheid maakt tussen Jood en niet-Jood.
Dit is een eerste
voorbeeld van het bekomen van een slechte rekensomuitkomst. Het jaar 1917
betekende namelijk niet het einde van de tijden der heidenen, maar alleen maar
het overgaan van het ene heidens (niet-Joods) bestuur over Jeruzalem en de
Tempelberg, naar een ander. Ik verbaas me overigens iedere keer wanneer ik merk
dat sommige Anglo-Amerikanen zich vereenzelvigen met hun zogenaamde
christelijke naties en met blindheid geslagen zijn, wat het imperialistische
verleden van hun respectievelijke staten, betreft.
Een ander voorbeeld van Ozanne
s gebruik van de veronderstelde tijdsperiode van 2520 jaar, is zijn stelling
dat er ook 2520 jaar op de tijdsbalk zitten tussen de Schepping en de Exodus?
Hij beschouwt deze Bijbelse tijdsperiode ook als een tijd der heidenen?
Ozanne bouwt zijn tijdconstructie op vanaf de schepping van Adam en hanteert
een anno mundi jaarrekening (wat overigens ook het Jodendom tot op het heden
doet). Ozanne maakt gebruik van de geslachtsregisters van het Bijbelboek
Genesis hoofdstuk 5 en arriveert aldus bij Noach en de Zondvloed in anno mundi
1656. Daarna gaat het verder via hoofdstuk 11 van het Bijbelboek Genesis tot
aan de dood van Thera, de vader van Abraham. Hij doet dit echter met slechts
één navigatiepunt in tijd; de schepping van Adam. Daarna is het een kwestie van
optellen van de Bijbelse geslachtsregisters om tot aan de dood van Thera te
komen. Zijn eerste obstakel is de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram,
waar de Bijbel schijnbaar leert dat Thera zeventig jaar oud was. Ozanne
verklaart terecht dat Abram, alhoewel als eerstgeborene in Genesis 11:26
vermeld, vermoedelijk niet de oudste van de drie was, maar zijn broer Haran.
Het getal zeventig voor de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram is alzo
chronologisch niet bruikbaar. En het is hier dat Ozanne zijn eerste schijf van
2520 jaar inlast ter bepaling van de leeftijd van Thera bij de geboorte van
Abraham. Zoals eerder vermeld rekent hij vanaf de Schepping tot aan de Exodus met
een tijdsperiode van 2520 jaar en rekent vanaf dit jaar terug in de tijd, naar
Abraham toe. Het zijn 430 jaar terug vanaf de exodus en de wet tot op de
belofte aan Abraham (Galaten 3:17). Het bekomen resultaat is uiteindelijk een
periode van zeven jaar tussen de dood van Thera en de roeping van Abram wanneer
deze vijfenzeventig jaar is (Genesis 12:4). Daarop rekent Ozanne verder vanaf
de wet van Mozes met 480 jaar naar het vierde regeringsjaar van Salomo, en het
begin van de bouw aan de Tempel te Jeruzalem in anno mundi 3000. Met zijn
tijdsconstructie gebruikt hij in wezen slechts één navigatiepunt op de
tijdsbalk, met daarnaast de veronderstelling dat er een schijf van 2520 jaar
zit tussen Adam en de Exodus. En dat zijn echter te weinig navigatiepunten om
met zekerheid een historisch jaartal te bepalen. Overigens, Ozanne s eerste
link met de westerse jaartelling aan jaren voor Christus voor zijn
tijdsconstructie, maakt hij pas in 605 en 586 v. Chr. met Nebukadnezar.
In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 11-21 breng ik ook een anno Mundi jaarrekening vanaf de zondvloed en
de spraakverwarring maar maak hier al eerder de verbinding met de westerse
kalender, en dit op basis van het hanteren van de sabbat- en jubeljaren in
Israël volgens de rekenwijze van William Whiston. Van de dertig Jubeljaren die
Whiston opgeeft, tussen de instelling van de Jubeljaren en de eerste komst van
Jezus Christus, zijn er op de tijdsbalk elf verwijzingen naar historisch
verankerde jubeljaren.
En de verbinding die ik
maak tussen Terah en Abram is op basis van een Rabbijns principe in de Seder
Olam, de Joodse overlevering, die leert dat Scripture does not come to hide
but to explain. Abram vertrekt zo in hetzelfde jaar dat zijn vader Thera
sterft, vanuit Haran naar Kanaän. En niet zeven jaar later op basis van een
veronderstelde schijf van 2520 jaar later. Integendeel de theorie van een
eerste heidenperiodeschijf van 2520 jaar is hiermee weerlegd. Hierna het
betreffende Schriftgedeelte:
Genesis 11:26 En Terah leefde zeventig jaren, en
gewon Abram, Nahor en Haran. 27 En deze zijn de geboorten van Terah: Terah
gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. 28 En Haran
stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in
Ur der Chaldeeën. 29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams
huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter
van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska. 30 En Sarai was
onvruchtbaar; zij had geen kind. 31 En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot,
Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van
zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het
land Kanaän; en zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar. 32 En de dagen van Terah waren tweehonderd
en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. Genesis 12:1 De HEERE nu
had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws
vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een
groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! 3 En
Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle
geslachten des aardrijks gezegend worden. 4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE
tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging.
De conclusie moet zijn
dat de Bijbelse periode van de Tijden der Heidenen niet uit een bepaalde
periode van 2520 jaar bestaat. Dit getal kan aldus niet gebruikt worden ter
berekening van het einde van de periode van de Tijden der heidenen.
Op het internet zetten sommige
Bijbelvorsers intussen hun werk voort met het fabriceren van alsmaar nieuwe
jaartallen zoals 2015, 2017, 2030 enzoverder. Er zijn ook nog altijd
onderzoekers die vasthouden aan de zesduizend plus duizendjaarschijftheorie en
nieuw gedateerde Bijbelse chronologieën in verband met de wederkomst van Jezus
Christus, aanbieden. En aangezien we inmiddels op de kalender, al vijftien jaar
in het derde millennium na Christus gevorderd zijn, wordt de oorzaak bij
chronologische fouten in het verleden gelegd. De Ptolemeüs-canon bijvoorbeeld
die de chronologische tijdsbrug vormt tussen het Oude en het Nieuwe Testament wordt
op het de korrel genomen en als foutief gebrandmerkt. In mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, appendix 1/6 maak ik duidelijk dat de Ptolemeüs-canon chronologisch als
juist bevonden is, en samen met de sabbat- en jubeljaren als een correct
bevonden tijdsbrug tussen het Oude en Nieuwe Testament staat.
De komst van Christus
voor Zijn Ekklesia en de tijden en gelegenheden die hierop betrekking hebben
worden door Paulus in het bijzonder in zijn twee brieven aan de
Thessalonicenzen beschreven. Zie 1 Thessalonicenzen 4:13-18 5:1-11 en 2
Thessalonicenzen 2:1-12. Berekenen, uitrekenen, komt in de boodschap van Paulus
niet voor, wel verlangend uitzien en letten op de tekenen die vooraf gaan aan
de komst.
De Tijden der Heidenen,
wat Israël en de Joden betreft, eindigen pas bij de komst van de Koning der
koningen, de HEER der heren te Jeruzalem na de slag bij Harmageddon. In het
Oude Testament beschrijft de profeet Zacharia het verslaan van de legers van de
verenigde natiën met de komst van de Here HERE op de Olijfberg te Jeruzalem,
wat het definitieve einde van de Tijden der Heidenen inluidt (zie Zacharia
14:1-21).
Zacharia 14:9 En de
HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een
zijn, en Zijn Naam één.
Wat de wederkomst van
Christus in de tussentijd wederhoudt, zijn wetmatigheden zoals de vrije wil van
de mens in het aannemen of afwijzen van de HERE God, het ingaan van de volheid
der heidenen en de maat der zonde. Wat dit laatste betreft is er een voorbeeld
in het Oude Testament over een uitstel
van oordeel. In het tweede jaar na de exodus trokken de Israëlieten onder
leiding van Mozes, van de berg Gods op naar het Beloofde Land. Twaalf
verspieders werden daarna aan de grens uitgezonden. Dit is een geschiedenis die algemeen bekend is. De
twaalf verspieders verkennen gedurende veertig dagen het land, komen terug met
druiventrossen die ze amper kunnen dragen, bevestigen dat het een land van melk
en honing is, kortom een vruchtbaar land van overvloed. Maar tien van de twaalf
verspieders overtuigen het volk dat het land onneembaar is vanwege de sterkte
van de inwoners. Met zekerheid zouden zij ten onder gaan moesten ze trachten
het land in te nemen. Het zijn alleen Jozua en Kaleb die geloof hebben en het
land willen binnentrekken. Het volk echter laat zich overtuigen door de tien
ongehoorzame verspieders en weigert binnen te trekken. Het resultaat is dat
alle volwassenen van twintig jaar en daarboven gedoemd worden in de woestijn
aan de rand van het Beloofde Land te verblijven, tot zij daar allen gestorven
zijn (Numeri 14:28-35). De nieuwe generatie zou samen met Jozua en Kaleb,
achtendertig jaar later in 1443 v. Chr., het Beloofde Land binnentrekken.
Tegelijkertijd
betekende de ongehoorzaamheid van de Israëlieten een uitstel van oordeel over
de Amorieten en de andere bewoners van het land Kanaän. De maat van hun zonde
was nochtans vol.
Genesis
15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in
een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen
verdrukken vierhonderd jaren. 14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij
zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. 15 En gij zult tot
uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden. 16 En het vierde
geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten
is tot nog toe niet volkomen. 17 En het geschiedde, dat de zon onderging en
het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die
tussen die stukken doorging. 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond
met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van
Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den
Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de
Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den
Jebusiet.
De tijd
was in 1482 v. Chr. rijp voor hun verwijdering uit het land, maar als een
gevolg van Israëls ongeloof kregen zij achtendertig jaar respijt, uitstel van
executie.
Mozes
behoorde tot het vierde geslacht. Hij ging terug tot op Levi, een van de twaalf
zonen van Jakob/Israël.
Misschien
kunnen we in het licht van deze geschiedenis de lijn doortrekken naar het
moderne Israël en de Arabische buurlanden. Vooreerst moet ik opmerken dat de
Arabieren vandaag, geen Amorieten of Amalekieten zijn, maar ook Semieten die in
de lijn van de aartsvader Sem hun oorsprong terugvinden. Op hen rusten uiteindelijk
ook beloften van herstel in het komende Messiaanse Vrederijk. Zie o.a. het
artikel van 18-06-2015 op dit blog
i.v.m. Egypte, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2731643
Zij
zijn wel sinds de dagen van Abraham en Ismaël tegenstanders van Israël en
betwisten het recht met elkaar op het Beloofde Land. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De Assyriërs en Abraham, blz.
47-58.
In de
tweede helft van de negentiende eeuw kwam er een terugkeer van Joden naar
Palestina, naar het oude land der vaderen Israël, op gang. Het waren de
Russische pogroms ten tijde van het tsarenrijk dat een grote vluchtelingenstroom
van Russische Joden op gang bracht. Een belangrijke groep vestigde zich toen al
in Palestina dat nog onder Ottomaans bestuur stond. Anderen emigreerden naar
Europa en Noord-Amerika. De tweede golf van terugkerende Joden volgde aan het
eind van de eerste wereldoorlog toen de nieuwe machthebbers over het land; de
Britten, voor een korte periode immigratie toestonden. Toen in Nazi-Duitsland
vanaf 1935 de vervolging van de Joden begon, uitmondend in de Holocaust, sloot
Groot-Brittannië de grenzen van Palestina voor Joodse immigratie. Ook de
Verenigde Staten beperkten in 1939 de quota voor Joodse immigranten naar hun
land. Na de tweede wereldoorlog en de vernietiging van ruim zes miljoen Joodse
levens in het door de Nazis gecontroleerde Europa, kwam een nieuwe golf van
terugkerende Joden naar Israël op gang, zij het clandestien tot mei 1948. Vanaf
de oprichting van de staat Israël in mei 48 konden Joodse mensen vrij
immigreren. In de maand november van het jaar voordien in 1947, hadden de
Verenigde Naties positief gestemd voor de deling van het Britse mandaatgebied
Palestina in twee staten, een Israëlische en een Arabische. De Joden in
West-Palestina gingen hier positief op in en richten met het vertrek van de
Britten in mei 48, hun staat op. Een Arabische staat in Palestina is er toen
niet gekomen. De buurlanden Jordanië en Egypte pikten het Arabische gebied van
Palestina in en annexeerden het. Jeruzalem zou tot 1967 een gedeelde stad
blijven met de tempelberg onder Jordaans beheer. Dit Islamitisch bestuur over
de Tempelberg is ook na 1967 het jaar van de hereniging van West met Oost-Jeruzalem,
onveranderd gebleven!
Voor
vele christenen was de ontwikkeling van 1947 tot 1967 een teken aan de wand dat
de wederkomst van Christus nabij is. En terecht, de vijgenboom als beeld van
Israël, naar wie Jezus Christus verwees in Lucas 21:29, is aan het botten
geslagen. Men rekende toen een generatie aan veertig jaar, de tijd dat de
Israëlieten in de woestijn moesten verblijven (1483/1443 v. Chr.). Van 1948 tot
1988 was een periode van veertig jaar en ik herinner me goed dat er in de jaren
zeventig rekening mee gehouden werd dat 1988 het begin van het einde zou kunnen
zien. De bekende Amerikaanse eindtijd-specialist Hal Lindsey schreef zelfs als
vervolg op zijn bestseller The Late Planet Earth, een boek met de titel;
Counting down the Eighties, een titel die voor zich zelf sprak. Maar er was
meer aan de hand. Wanneer men vanaf het dertigste jubeljaar van 27/28 AD naar
de huidige tijd doorrekend arriveert men in okt1987/sep1988 voor het
zeventigste jubeljaar. Het begin van het zeventigste jubeljaar zag echter in
oktober van 1987 een beurscrash in New York, dat het begin was van een
financiële crisis die tot op heden door zindert, en in december 1987 brak de
eerste Palestijns/Arabische volksopstand uit in het door Israël militair
bestuurde Gaza, Samaria en Judea. Dit lijkt als een teken van Boven, dat de
voorwaarden tot vervulling niet daar waren? In dat geval was het jaar 1987/1988
een scharnierjaar, naar een volgende episode van ontwikkelingen en verder afwachten.
Vanaf
de oprichting van de staat Israël ging het onmiddellijk aan beide kanten fout.
De Arabische buurlanden die in de Verenigde Naties in 1947 tegengestemd hadden
vielen de jonge staat Israël binnen en poogden de Joden in zee te drijven. Een
offensief dat mislukte maar resulteerde in meer dan zevenhonderdduizend
Arabische vluchtelingen (vooral vrouwen, kinderen en grijsaards) die het
oorlogsgeweld ontvlucht hadden. Tijdens de vredesconferentie te Lausanne in
1949 weigerde Israël deze onfortuinlijke mensen opnieuw naar hun woonplaatsen
te laten terugkeren. Het begin van veel miserie dat vandaag, drie generaties
later onoplosbaar is geworden. De Arabische buurlanden verleenden de
vluchtelingen ook geen asiel maar stopten hen in kampen waar de meesten
sindsdien door de Verenigde Naties onderhouden worden. En na de zogenaamde
zesdaagse oorlog van juni 1967 groeide het vluchtelingenaantal nog aan. Israël
versloeg toen weer een Arabische coalitie en bezette in de loop van die oorlog:
Gaza, de Sinaïwoestijn, de Golan-hoogte en de Westbank met Oost-Jeruzalem als
hoofdprijs. Het verzoek daaropvolgend van Israël s zijde tot het sluiten van
een vredesakkoord werd door de Arabische landen met de zogenaamde drie nee s
van Khartoum afgewezen. De drie nee s van toen waren; geen erkenning, geen
onderhandelingen en nooit vrede. Zes jaar later in 1973 volgde de zogenaamde
Jom Kippoeroorlog waarbij Syrië en Egypte op Israël s bijzondere religieuze
feestdag, de grote Verzoendag, de Joodse stellingen langs het Suezkanaal en op
de Golan-hoogte aanvielen. Ook deze aanval kon Israël afslaan, maar het feit
dat de aanval op de Grote Verzoendag kon plaatsvinden, was een feit dat geen collectieve
geestelijke reactie kende. Het land Israël en haar leiders gingen op hun eigen
weg verder. In 1977 kwam de Egyptische leider Sadat
persoonlijk naar Jeruzalem, sprak het parlement, de Joodse Knesset toe en bood
vrede aan. Een aanbod waar Israël positief op inging. De eerder veroverde Sinaï
ging in etappes terug naar Egypte en de Palestijnen in Gaza, Samaria en Judea
zouden na onderhandelingen autonomie verkrijgen. Voor de Gaza-strip die Egypte
van 1948 tot 1967 geannexeerd had bedankte Sadat, en liet het over aan Israël
om tot een regeling met de Arabische inwoners te komen. Tot aan de internationale
vredesconferentie van Madrid in 1991 zou Egypte als een paria in de Arabische
wereld gelden. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 en het (voorlopige)
einde van de koude oorlog kwam het te Madrid tot een vredesregeling met de
Arabische buurlanden (met uitzondering van Syrië) die de staat Israël erkenden
en hun eerdere annexatie van Oost-Palestina opgaven. De Palestijnse delegatie
maakte te Madrid deel uit van de Jordaanse delegatie. Het vervolg van de
conferentie waren de vredesakkoorden tussen de Palestijnen en Israël in 1993 te
Oslo waarbij er een Palestijnse autoriteit gecreëerd werd en autonomie voor een
aantal Arabische steden op de Westbank. We zijn nu tweeëntwintig jaar verder en
een algemene vredesregeling is vanwege verschillende redenen uitgebleven. Het
is als een etterbuil geworden die op springen staat. Uiteindelijk gaat dit
uitmonden in de grote verdrukking waar de Heer Jezus Christus over sprak in
Zijn rede over de laatste dingen, waar ik mijn artikel mee aanving.
Uiteindelijk
draait het allemaal om het beloofde derde herstel van Israël, geestelijk en
nationaal in het oude land der vaderen, en de houding van de Joden in Israël en
de velen die alsnog de diaspora verkiezen. Een van de wetmatigheden waar ik
eerder naar verwees is de vrije wil van de mens en de keuze die hij maakt. Het
tegenwoordige Israël en Jeruzalem dat naar het woord van Paulus in de
Galatenbrief (4:25) met haar kinderen buiten de genade staat en in slavernij is
gaat haar eigen weg verder als lo-ammi, niet-mijn-volk. Het is aan hen om de
juiste keuzes te maken zodat het aanbod van Sjavoeot (Pinksteren) in 30 AD
werkelijkheid mag worden:
Handelingen 3:19 Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van
verademing mogen komen van het
aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem
moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen,
waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher
.
Matteüs
23:37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u
gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en
gijlieden hebt niet gewild. 38 Ziet, uw
huis wordt u woest gelaten. 39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet
zien, totdat
gij zeggen zult: Gezegend is
Hij, Die komt in den Naam des Heeren!
Hosea
5:14 Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het
huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder
dat iemand redden kan. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats (hemelvaart
Christus 30 AD), totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht
zoeken; wanneer het hun bang te moede is
(grote verdrukking), zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1
Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons
helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen (de tussentijd) doen
herleven, ten derden dage (het
Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn
aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo
zeker als de dage raad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als
de late regen, die het land besproeit.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert de
Telder
|