Met
onze aflevering van 01.04.2019
brachten we de Exodus van de Israëlieten uit Egypte en de Pesachweek onder de
aandacht. Met 15 Nisan 1483 v. Chr. begon na de middernacht van donderdag op
vrijdag de uittocht. Terwijl Egypte die nacht over de dood van hun
eerstgeborenen huilde begonnen de Israëlieten onder leiding van Mozes aan hun
trek naar de wildernis.
Exodus 12:29 En het
geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. 30 En Farao
stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was
een groot geschrei in Egypte; want
er was geen huis, waarin niet een dode was. 31 Toen riep hij Mozes en Aäron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn
volk, zo gijlieden als de kinderen van Israël; en gaat heen, dient den HEERE,
gelijk gijlieden gesproken hebt.
Maar
wie was de farao van de exodus die in de nacht van donderdag op vrijdag ook
zijn eerstgeborene aan de dood moest afstaan?
Als men
Hollywood wil geloven was het Ramses II alias Ramses de Grote die zijn oudste
zoon en troonopvolger die Pesachnacht verloor en op de vierde dag na het
vertrek van de Israëlieten met heel zijn legermacht aan de achtervolging in de
wildernis begon. De keuze voor Ramses II als farao van de exodus is een gevolg
van de foutieve rangschikking van de farao ’s op de tijdsbalk door de
gevestigde Egyptologie. De Egyptologie heeft vanaf de vijftiende tot de
twaalfde eeuw v. Chr. de achttiende en negentiende dynastiefarao ’s op de
tijdsbalk geplaatst. Geen een van de kandidaat-farao ’s voor de Exodus past
echter in het Bijbels-chronologische raamwerk. Over deze problematiek schreef
ik al eerder op dit blog. Zie het artikel van 28.01.2019, de late datering van de exodus, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800
In mijn
boek Exodus breng ik een volledige herziening van de plaatsing van de
Egyptische dynastieën op de tijdsbalk. De ankerpunten voor het chronologisch
verbinden van regeerperioden van de farao ’s met die van de aartsvader van
Israël halen
we uit de Bijbel, daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse
overleveringen en legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van
de geschiedenis van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de
Israëlieten uit Egypte met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een
ware breuk in de Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de
oudheidgeschiedenis waren het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte
contemporain met elkaar en gingen als een gevolg van de tien plagen en de
exodus met de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee, samen ten
onder. Binnen de revisie van de oudheidgeschiedenis van Egypte was er maar één
tussenperiode, die van de Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun
heerschappij over het Midden-Oosten vestigden.
Een
revisionist van het eerste uur was Dr. I. Velikovsky (1895/1979). In zijn
bekend werk ‘Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk I’ identificeerde hij de farao
van de Exodus als Thom of Thoem, naar een inscriptie op een schrijn gevonden te
El Arisj, een stad op de oude grens tussen Egypte en Kanaän. Het is een zwarte
monoliet beschreven met hiëroglyfen waarop koningen, residenties, geografische
plaatsen en de invasie van Egypte door vreemdelingen wordt beschreven. De
inscriptie beschrijft een periode van volslagen duisternis over Egypte voor een
periode van negen dagen, wat een bevestiging is van het relaas in het
Bijbelboek Exodus 10:22-23 waar een van de plagen beschreven staat met dikke
duisternis gedurende drie dagen. Dit was trouwens het eerste dat bij Velikovsky
in zijn onderzoek de aandacht trok, toen hij de inscriptie in het licht van de
Bijbel bestudeerde. Daarnaast verwijst de inscriptie naar Pi-Charoti waar farao
aan zijn einde komt. Dit Pi-Charoti uit Egyptische bron was voor Velikovsky
overduidelijk te identificeren met het Bijbelse Pi-ha-Chiroth aan de Schelfzee.
De inscriptie op het schrijn verhaalt verder dat een zoon van farao, ‘zijne
majesteit Geb’ op onderzoek uitgaat en naar de plaats Pi-Charoti trekt en daar
bij de lokale bevolking navraag doet naar de ramp die farao Thoem en zijn leger
getroffen heeft. Velikovsky merkt op dat de naam Thoem of Thom in de plaatsnaam
Pi-Thom zit, een voorraadplaats die de Israëlieten in slavernij moesten bouwen.
En de naam Thom, stelt Velikovsky, is ook identiek met het Griekse Timaios of
Toetimaeus zoals Manetho via Flavius Josephus, hem heeft doorgegeven. Farao
Timaios/Timaus is bij Manetho de farao die de invasie van de Hyksos of
Amalekieten onderging.
Nog een
revisionist van de geschiedenis van de oudheid voor wie de historische boeken
van de Bijbel gezag hadden, was Dr. Donovan A. Courville (1901/1996). Zijn opus
magnum: ‘The Exodus Problem and its Ramifications, 1971’, brengt een volledige
herziening van alle Egyptische dynastieën op de tijdsbalk. In Volume I, Chapter
IX, Who was the Pharaoh of the Exodus?, levert ook hij zijn bijdrage tot het
identificeren van de farao van de exodus. Courville hechtte veel belang aan de
Egyptische koningslijst bekend onder de naam: Sothis-lijst. Deze lijst geeft
(o.a.) vijfentwintig faraonamen (in de Griekse taal) vanaf de eerste farao
Menes tot aan Salatis. Deze laatste naam is de eerste Hyksos-farao. Aan de
Hyksos-invasie van Egypte ging de Exodus vooraf. De vierentwintigste naam is
die van Koncharis, wat volgens Courville een Griekse versie is van het
Egyptische ‘Ka-ankh-ra’ van de Karnak-koningslijst, een naam die dan weer
volgens Courville overeenkomt met Sobekhotep VI van de Turijn-koningslijst. En
volgens de Turijn-koningslijst regeerde Sobekhotep VI voor een periode van twee
jaar, twee maanden en negen dagen. Farao Koncharis/Ka-ankh-ra/Sobekhotep VI is
volgens Courville de farao die de Hyksos-invasie onderging. In het model van
Courville waren het Oude Rijk en het Midden-Rijk voor een belangrijke periode
contemporain. De farao van de verdrukking is in Courville ’s model Senwosret
III van de twaalfde dynastie. De dertiende dynastie was gedurende een periode
contemporain met de twaalfde dynastie en won na de dood van de farao van de
verdrukking, aan macht. De tachtigjarige Mozes stond aldus bij zijn terugkeer
in Egypte voor (een) Sobekhotep van de dertiende dynastie. Courville wijst in
zijn studie op nog een bijzonderheid van de Sothis-koningslijst. De voorgangers
van naam nummer 24.Koncharis hadden namelijk allen tot aan nummer 18. de naam
Ramesse in hun faraonamen verweven. Het is naar deze naam dat het Bijbelse
Pi-Ramesse of Raämses, een voorraadstad die de Israëlieten onder dwang moesten
bouwen, genoemd werd. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk Pitom en Raämses,
blz. 89-98, diep ik dit verder uit. In het aangehaalde hoofdstuk; Pitom en
Raämses, leg ik de link tussen het Bijbelse Raämses en de tot nu toe niet
gevonden tweede hoofdstad van het Egyptische Midden-rijk; It-taoey. De
dertiende dynastie’ farao’s hadden hier ook hun residenties. Van de eerste
farao’s van de dertiende dynastie; Hor, Sobekhotep II en Chendjer werden te
Dahsjoer hun laatste rustplaatsen teruggevonden. Vanaf Sobekhotep III en diens
opvolgers ontbreekt tot nu toe elk spoor naar een laatste rustplaats, of
mummie.
In het
variant dat de Egyptoloog David Rohl brengt (A Test of Time, 1995, Chapters 12
en 13) is de vermoedelijke farao van de exodus; Sobekhotep IV. David Rohl noemt
zichzelf een agnost maar hanteert wel in zijn studie van het oude Egypte de
Bijbel als een historisch boek. Rohl haalt de christelijke oudheidhistoricus
Eusebius aan die verwijst naar een nog oudere bron, de Joodse historicus
Artapanus, en deze laatste vermeldt dat de farao ten tijde van Mozes, de naam
‘Khe-neph-res’ had. Vanuit deze naam distilleerde Rohl de naam ‘Kha-nefer-re’
van de Egyptische koningslijsten. En de naam ‘Kha-nefer-re’ stemt overeen met
de koninklijke naam die alleen farao Sobekhotep IV Kha-nefer-re, van de
dertiende dynastie droeg. Het is boeiend studiewerk van David Rohl, iets dat
zijn boek als een detectiveverhaal laat lezen.
Ter
conclusie stellen we vast dat de farao waar Mozes in het Exodusjaar tegenover
stond, farao Sobekhotep IV van de dertiende dynastie was. Het is deze farao die
meende de Israëlieten te kunnen achterhalen in de wildernis, en als een gevolg
zijn einde vond in de Schelfzee. Het is deze farao wiens troonopvolger in de
Pesachnacht door de HEERE God gedood werd. Het is farao Sobekhotep VI die de
opvolger werd van Sobekhotep IV, de farao die niet terugkeerde van de Schelfzee
en bovendien het Egyptische leger naar de ondergang gevoerd had. Als resultaat
lag het Egypte van Sobekhotep VI wagenwijd open voor de kort daarop
binnentrekkende Hyksos of Amalekieten.
Dit jaar valt de Pesach week van vrijdagavond 19 april
tot zaterdagavond 27 april 2019. De historische Pesachweek verbonden met de
exodus ving met 15 Nisan 1483 v. Chr. aan bij het ondergaan van de zon op een
donderdagavond volgens de westerse kalender. Volgens de Joodse kalender eindigt
een dag bij het ondergaan van de zon en vangt een nieuwe dag aan. Op
donderdagavond nuttigden de Israëlieten per familie hun bereide Pesachlam en
brachten zoals opgedragen het bloed van het geslachte Pesachlam aan de
deurposten van hun woningen aan. Daarna maakten zij zich klaar voor de grote
trek onder leiding van Mozes naar de woestijn waar zij de HEERE God wilden
dienen. Te Middernacht sloeg de HEERE God al het eerstgeborene van mens en dier
in het land Egypte.
Exodus 12:29 En het
geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. 30 En Farao
stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er
was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet een dode
was. 31 Toen riep hij Mozes en Aäron in
den nacht, en zeide: Maakt u op,
trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van
Israël; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt. 32
Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden gesproken hebt, en
gaat heen, en zegent mij ook. 33 En de Egyptenaars hielden sterk aan bij het
volk, haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn
allen dood! 34 En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun deegklompen,
gebonden in hun klederen, op hun schouderen. 35 De kinderen Israëls nu hadden
gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geëist zilveren
vaten, en gouden vaten, en klederen. 36 Daartoe had de HEERE het volk genade
gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij
beroofden de Egyptenaren. 37 Alzo reisden de kinderen Israëls uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve
de kinderkens. (Statenvertaling)
Dat de exodus op een vrijdag geschiedde leert de
Joodse overlevering die stelt dat de
Tien Woorden aan Israël gegeven werden op een sabbat, op de vijftigste dag na het vertrek uit Egypte. Het is aldus een
eenvoudige berekening om zeven maal zeven weken eerder de Exodus met Pesach op
een vrijdag te plaatsen.
Dit alles was een voorafschaduwing van het Pesachlam
Jezus Christus die op goede vrijdag
7 april 30 AD Zijn Bloed plaatsvervangend voor de Verlossing van Israël en van
de wereld, gaf.
Het vertrek van de Israëlieten geschiedde onmiddellijk
na middernacht. Vanuit Rameses ging het richting Sukkot, en vervolgens naar
Etham aan het einde van de woestijn. De plaatsnamen Rameses en Pitom heb ik in
mijn boek: Exodus van 2016 geïdentificeerd en vervolgens de reisroute naar de
Schelfzee op een landkaart uitgestippeld. De plaats van de doorgang door de
Schelfzee wordt in het boek aangewezen en de berg Sinaï in Arabië
gelokaliseerd. Sinds de eerste historische Pesachweek zijn er nu 3501 jaar
verlopen.
Hoe ik
het jaartal 1483 v. Chr. voor het exodusjaar verkregen heb is vrij eenvoudig
uit te leggen. Vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD
te Nazareth volgens Lukas hoofdstuk 4, toen de Heiland het aangename jaar des
HEREN uitriep, wat het dertigste jubeljaar was, rekent men negenentwintig
jubeljaren terug de tijd in. Het eerste jubeljaar viel in okt.1395/sep.1394 v.
Chr. Zeven maal zeven jaar eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde land
Kanaän binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar
daarvoor waren de Israëlieten in 1483 v.
Chr. uit Egypte opgetrokken. De dertig jubeljaren zijn wetenschappelijk via elf historische vermeldingen op de
tijdsbalk verankerd. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het
vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van
Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde
regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in
oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober
1007 v. Chr. en zijn sterfjaar was het najaar van 967 v. Chr. Voor Salomo
hebben we de veertigjarige regeerperiode van David: 1047/1007 v. Chr. en daarvoor
regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van Israël. De
koningen van Israël en Juda heb ik tussen de jaartallen 967 en 586 v. Chr. op
de tijdsbalk herschikt met de historische sabbat- en jubeljaren als ijkpunten. Zie
o.a. mijn laatste uitgave: dertig jubeljaren, uit 2018.
Volgens
Flavius Josephus geschiedde de exodus in een jaar dat de Nisan-zon zich in het
astronomische Ram of Lam (Aries)-beeld op de veertiende dag van de maand nisan
bevond.
In the month of Xanthicus,
which is by us called Nisan, and is
the beginning of our year, on the fourteenth day of the lunar month, when the sun is in Aries, (for in this month
it was that we were delivered from bondage under the Egyptians,) the law
ordained that we should every year slay that sacrifice which I before told you
we slew when we came out of Egypt, and which was called the Passover; and so we do celebrate this Passover in companies,
leaving nothing of what we sacrifice till the day following. (Flavius
Josephus (Joodse Oudheden, Boek III.x.5)
Dat de
exodus volgens Flavius Josephus plaatsvond op het exacte moment dat de zon het
sterrenbeeld Ram/Lam binnenging is uiteraard geen toeval (The Witness of the
Stars, Rev. E. W. Büllinger (1837/1913), Chapter IV, The Sign Aries (The Ram or
Lamb). Het maakt deel uit van het plan der eeuwen, namelijk God s voornemen
(Efeze 3:11) dat zal leiden naar het herstel van alle dingen.
In mijn
boek Exodus, 2016, breng ik de
geschiedenis van Israël in het oude Egypte vanaf de aartsvader Jakob tot op
Mozes. De exacte Exodusroute wordt op de landkaart uitgestippeld en de Bijbelse
plaatsnamen Rameses, Sukkot en Etham op de landkaart geplaatst. De plaats van
de doorgang door de Schelfzee wordt in het boek aangewezen en de berg Sinaï in
Arabië gelokaliseerd. Mijn verhaal laat ik aanvangen in het Egypte van de
oudheid vanaf de aankomst daar van Jakob/Israël in 1699 v. Chr. op het
hoogtepunt van een wereldwijde hongersnood en eindigt met de Exodus uit Egypte
in 1483 v. Chr., gevolgd door het geven van de Tien Woorden aan Israël. De
geschiedenis van Israël en de Exodus halen we in de eerste plaats uit de Bijbel,
daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse overleveringen en
legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van de geschiedenis
van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de Israëlieten uit Egypte
met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een ware breuk in de
Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de oudheidgeschiedenis waren
het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte contemporain met elkaar en
gingen als een gevolg van de tien plagen en de exodus met de vernietiging van
het Egyptische leger in de Schelfzee, samen ten onder. Binnen de revisie van de
oudheidgeschiedenis van Egypte was er maar één tussenperiode, die van de
Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun heerschappij over het
Midden-Oosten vestigden. De twaalf stammen van Israël trokken intussen na een
periode van veertig jaar in de wildernis, het Beloofde Land Kanaän binnen.
De oorsprong van Kusch, de zoon van Cham, de zoon van Noach…
Mijn
eerste boek dateert uit het jaar 1985: DE NIEUWE ORDE in opkomst, ISBN
90-73739-01-2. Het was een eschatologisch werk met alle aandacht voor de
nakende wederkomst van Jezus Christus. Sindsdien zijn er vierendertig jaar verlopen
en heeft er zich een verdere (en niet voorziene) ontwikkeling naar het begin
van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan. Het boek was naar Nederlandstalige
normen een besteller, kende vier herdrukken met uiteindelijk vijfduizend
verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht en alleen
nog in gespecialiseerde antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele afleveringen
wil ik op dit blog op onderdelen van mijn boek stilstaan en een evaluatie
maken.
Met dit
artikel wil ik het Bijbelse Ethiopië onder de aandacht brengen. In de
Hebreeuwse grondtekst staat er KUSCH dat met Ethiopië vertaald werd. De
Statenvertaling vertaalde Kusch met Moren. In ‘De nieuwe orde in opkomst’, 1985,
identificeerde ik foutief dit Bijbelse Ethiopië met de moderne staat Ethiopië
aan de hoorn van Afrika.
Kusch
is volgens de profeet Ezechiël een bondgenoot van Magog, wanneer deze laatste
in de eindtijd Israël zal aanvallen, maar daar aan zijn einde komt. Hierna het
betreffende Bijbelcitaat:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs
en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden;
Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7
Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd
hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult
gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken
bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis
waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een
opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. (NBG Vertaling 1951)
De
oorsprong van Kusch vinden we in het Bijbelboek Genesis:
Genesis
10:1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs
zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun
werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog,
en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer
zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn: Elisa, en
Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de eilanden der
volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder
hun volken. 6 En de zonen van Cham
zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en
Kanaän.
Kusch
was een zoon van Cham, de zoon van Noach. Zijn oorsprong gaat zo terug tot de
periode onmiddellijk na de Grote Vloed van 2341/2340 v. Chr. Na de
spraakverwarring in het najaar van 2239 v. Chr. begon de clan van Kusch aan hun
trek naar Afrika (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 13-25). Zie ook het artikel van 27.06.2016, Genesis van de eerste
beschavingen na de Grote Vloed, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1466978400&stopdatum=1467583200
Met de
identificatie van het Bijbelse Kusch
met de moderne staat Ethiopië heb ik in 1985 de bal misgeslagen. Ik liet me toen leiden door wat Hal Lindsey in zijn ‘De planeet die
aarde heette’ over Ethiopië meende te kunnen invullen. Het land zat toen nog in
het Sovjetblok met zelfs een contingent Cubaanse huurlingen actief in de
strijdkrachten. Ik schreef in mijn boek over Ethiopië; dat het land zich naar het
noorden zou uitbreiden, naar Soedan toe. De reden was dat de Egyptische vijfentwintigste
dynastie van Manetho in het huidige Noord-Soedan haar basis had. Het was een
dynastie van zwarte koning-farao ’s die zelfs onder Sabakoos en de Bijbelse
Tirhaka in de achtste eeuw v. Chr. over beneden-Egypte geheerst hebben.
Met het
moderne Ethiopië is het sinds 1985 na de publicatie van mijn boek anders
gelopen. Het land zat na het marxistische avontuur een hele tijd aan de grond
en het noordelijke Eritrea heeft zich zelfs kunnen afscheiden. De correcte
identificatie van het Bijbelse Kusch vandaag is Noord-Soedan. Zuid-Soedan heeft
zich anno 2011 van het overwegend Arabisch-Islamietisch noorden afgescheiden.
Het is Noord-Soedan dat zich in de toekomst in een alliantie met Magog tegen
Israël zal keren.
Met de
studie van het Profetische Woord ben ik sinds 1975 bezig. Mijn eerste
kennismaking met de Bijbelse profetieën in verband met het nationale en
geestelijke herstel van Israël was via het boek ‘de planeet die aarde heette’
van Hal Lindsey. Deze Amerikaanse auteur verwachtte de wederkomst van Jezus
Christus voor de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een van zijn boeken volgend
op zijn bestseller ‘The Late Great Planet Earth’ had de titel ‘Counting Down the Eighties’, een titel
die voor zichzelf spreekt. Hal Lindsey ’s bestsellers werden geschreven toen de
koude oorlog van het communistisch-atheïstische Rusland en zijn satellietstaten
tegen het Westen nog gaande was en veel van de Bijbelse eindtijdprofetieën
kregen van Lindsey als een gevolg daarvan, een eigentijdse invulling. Veel van
wat Hal Lindsey meende in vervulling te zien gaan is toen niet uitgekomen en onderdelen
ervan intussen zelfs achterhaald.
Hoe was
de situatie in de wereld in die jaren tachtig? In het verre noorden ten
opzichte van Israël stond het (militair) machtige Sovjet-Rusland met aan de
grenzen van Israël de door Rusland militair uitgeruste Arabische bondgenoten
zoals Syrië en Irak. In Afrika zaten Angola, Mozambique, Libië en Ethiopië in
het Sovjet-Russische kamp. West-Europa had zich verenigd en maakte deel uit van
de NAVO. Hal Lindsey zag in de EEG (dat toen negen leden telden) de vervulling
van het Statenbeeld van de profeet Daniël. Hij verwachtte met de toetreding van
Griekenland als tiende lid, de eindvervulling van Bijbelse profetieën
dienaangaande. Een ander voorbeeld is Lindsey ’s identificatie van het Bijbelse eindtijd-Koesch met
Ethiopië. Dat land zat tijdens de koude oorlog in het Russische kamp en alzo
werd toen de foutieve identificatie gemaakt. Idem dito met het Bijbelse
eindtijd-Put dat met de staat Libië in Noord-Afrika geïdentificeerd werd
aangezien ook daar de Sovjet-Russen bases hadden.
Het
historische Koesh bevond zich echter
binnen de grenzen van het huidige Noord-Soedan. Met de val van de Berlijnse
muur in 1989 en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 kwam aan de koude oorlog
in het westen (voorlopig) een einde. In Europa vond de hereniging van het sinds
1945 gesplitste Duitsland plaats en landen uit het voormalige Oostblok vonden
aansluiting bij West-Europa. De Europese Economische Gemeenschap werd omgevormd
en uitgebreid tot een Unie. De politieke situatie in de wereld is sinds 1989
helemaal gewijzigd. Oude vijanden werden bondgenoten en nieuwe vijanden
verschenen op het toneel. De Verenigde Staten, de overwinnaar van de koude
oorlog en toen de enig overblijvende supermacht werd op 11 september 2001
onverwacht en op eigen terrein door Arabisch-Islamietische terroristen
aangevallen. De schurken hadden lijnvliegtuigen in de VS gekaapt en boorden
zich met de gekaapte Jumbo-toestellen in de gigantisch hoge torens van het WTC
‘World Trade Center’ te New York. Duizenden onschuldige mensen, werknemers in
de beide torens en de passagiers in de lijnvliegtuigen, kwamen bij deze
terreurzelfmoordactie om het leven. Deze daad mobiliseerde de VS om een
wereldwijde oorlog tegen het terrorisme te beginnen.
De
ontwikkeling rond de moderne staten Ethiopië en Noord-Soedan sinds de
publicatie van mijn boek in 1985 zijn een waarschuwing voor mij om niet te snel
expliciete profetische vervullingen te zoeken in eigentijdse ontwikkelingen.
Het gehele profetische plaatje moet kloppen alvorens men meent boude uitspraken
te kunnen doen. Een voorbeeld is de profetie van Ezechiël hoofdstukken 38 en 39.
Hoofdstuk 38:1-9 van de profeet Ezechiël heb ik bij de aanvang van mijn artikel
geciteerd. De chronologie van de profetie is als ’t volgt: op Gods tijd (38:4)
zal Magog met zijn bondgenoten tegen het nationaal herstelde Israël optrekken.
Volgens 38:7 zijn zij dan herbewapend en toegerust. Israël is dan (38:8b) uit
het gebied van vele volken bijeengebracht en leeft in gerustheid, zonder
(veiligheid)muren (38:11) en poorten. Als aan deze profetische voorwaarden
voldaan is zal Magog getrokken worden, en niet eerder: 38:9 ‘Dan zult gij optrekken als een opkomend
onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u’.
De
conclusie moet zijn dat bij de vervulling van de profetie van Ezechiël het ene
detail op een tijdsbalk gezien, niet voor het andere kan geschieden. Eerst
dient het nationaal weer vergaderde Israël in (schijn)vrede te leven en is de
voorwaarde vervuld voor de overige details van de profetie. De schijnvrede is
op basis van andere profetieën, het resultaat van een verbond dat Israël met de
koning van het noorden-Assyrië zal aangaan. Meer hierover in een volgende
aflevering.