Woensdag 20
mei 2015. Het is zwaar bewolkt en winderig. De temperatuur bedraagt momenteel
11°C. Na het ontbijt en de uitcheck, rijden we naar Wiltz, de hoofdstad van de
Ardennen . De stad ligt ten noorden van Esch-sur-Sûre, dicht tegen de grens met
België, op een hoogte van 320-500 m. Wiltz heeft de Kelten, Romeinen en Franken
gehuisvest en werd in twee delen verdeelt: de bovenstad op twee hellingen en de
benedenstad aan de oevers van de Wiltz rivier. Prins Hendrik verleende in 1866
deze titel aan dit in het hart van de Ardennen liggende stadje. Het blijkt het
ideale vertrekpunt te zijn voor een rondwandeling met heel wat
bezienswaardigheden. Bij elk gebouw of monument werd een infobord geplaatst met
uitsluitend Duitse en Franse tekst.
Als eerste
komt de Notre Damekerk aan de beurt. Deze, aan de Heilige Maagd, gewijde kapel
uit 1728 werd in 1895 vergroot om als parochiekerk te dienen. Opvallend in de
kerk is het prachtige altaar en de preekstoel dat gebeeldhouwd werd door een
kunstenaar uit Wiltz. In de vroegere doopkapel worden sculpturen tentoongesteld
uit de vroegere ziekenhuiskapel.
Achter de
parochiekerk staat het internationaal 'One Penny Monument'. Dit monument is met
behulp van scouts over de hele wereld opgericht in 1982 door de scouts van
Wiltz ter ere van Lord Robert Baden-Powell (1857-1941), oprichter van de
Scouting beweging.
Vervolgens
belanden we bij het stakingsmonument. Vanwege de heldhaftigheid en de
opoffering van de inwoners tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Wiltz een
'Martelaarsstad' genoemd. Op 31 augustus 1942 begon Wiltz de staking tegen de
Nazi onderdrukking die uitmondde in een nationale staking. In 1956 is dit
Nationale Monument van de Staking opgericht ter ere van de slachtoffers in die
tragische en pijnlijke tijd van de Luxemburgse geschiedenis. De reliëfs op het
monument zijn het werk van een Luxemburgse beeldhouwer die zelf in het
concentratiekamp Hinzert gevangen heeft gezeten. Beneden bevindt zich de
Crypte. Langs een draaitrap kunnen we langs de binnenzijde het monument
beklimmen. 95 trappen later staan we op het hoogste platform. Ondanks de wind
hebben we een mooi uitzicht.
De
herdenkingssteen werd tegen de straatweg geplaatst. We lezen: 'avenue du 31
augustus '42'.
Vlakbij het
kasteel staat op het Eisenhowerplein, het Eisenhouwer monument. Het monument
wordt opgedragen aan de generaal voor zijn verblijf in Wiltz op 8 november
1944.
Bij het
kasteel werd het ene monument na het ander geplaatst. Na het 26A monument is
het nr 16 aan de beurt. Een kolossale herdenkingssteen herdenkt het 28ste U.S.
Infanterie Divisie die op 10 september 1944 de stad Wiltz bevrijdde. Dan komen
we bij het kasteel. Het kasteel van de vroegere Graven van Wiltz werd gebouwd
op de rand van een rotsplateau en werd meerdere malen vernietigd tijdens de
Middeleeuwse oorlogen. De wederopbouw van het huidige kasteel ging van start in
1631 en kon als gevolg van de dertigjarige oorlog pas afgemaakt worden in 1720.
Om de invasie in 1793 van Luxemburg door de Franse revolutionaire troepen te
ontlopen is de laatste Graaf van Wiltz naar Bamberg gevlucht. Hij is daar
gestorven. Frankrijk heeft daarna het kasteel verkocht aan particulieren. Van
1851 tot 1950 was een deel van het kasteel in gebruik als kostschool voor
meisjes. Het kasteel is nu eigendom van de staat en was tot 2011 in gebruik als
bejaardenhuis. In september 2012 opende de hogeschool 'hotel and tourism
management BBI' in het kasteel zijn deuren. Ook bezienswaardig is de oude put
op de binnenplaats en de 'Heksentoren' waar de heksen die tot de brandstapel
veroordeeld waren gevangen werden gehouden.
De vroegere
tuinen van het kasteel zijn in 1953 omgebouwd tot een amfitheater met 12OO
plaatsen. De monumentale staatsietrap in renaissancestijl, met als achtergrond
het middeleeuwse kasteel, is nu jaarlijks de plaats waar wereldberoemde
artiesten, musici en toneelgezelschappen optreden.
Infobord nr 21
hangt bij het museum dat op 24 januari 1970 werd opengesteld. Het museum is een
bloedige herinnering aan 'de Slag van de Ardennen 1944-1945'. Het kasteel bezit
nog een musea, gewijd aan het brouwers- en leerlooiers ambacht. Op het
binnenplein staat de poort van het Toerisme bureel uitnodigend open. De schandpaal
staat ook op het binnenhof en ons Rina moet hem echt eens uit proberen. Er
hangt geen hangslot bij, waarschijnlijk uit voorzorg.
Vervolgens
wandelen we naar het Stadhuis van Wiltz. Dit gebouw werd in 1880 gebouwd met de
naam 'Villa Thilges'. Eugène Thilges was burgemeester van de stad Wiltz van
1925 tot 1934. In 1963 kocht de stad het gebouw. Naast het Stadhuis prijkt het
justitiekruis. Gerard V van Wiltz en zijn gemalin Elisabeth van Bourscheid
richtten in 1502 het Kruis der Gerechtigheid op. Dit kruis draagt de
wapenschilden van de geslachten Wiltz, Bourscheid, Bettstein en Bellenhausen.
Het kruis, dat meer dan vijf meter hoog is, is ter gedachtenis aan de
'Vrijmakingsbrief' uit 1437 en de rechten die de stad kreeg om markt te houden
en recht te spreken. Het standbeeld van Maria dat van de 16de eeuw dateert, en
dat van St-Johannes Nepomucenus, door Nicolas Jacques uit Wiltz gebeeldhouwd
tussen 1750 en 1770, zijn later toegevoegd.
Op 11 juni
1939 werd een gedenksteen opgericht met het thema '100 jaar vrij.
1839-1939'.Voorbij het politiebureel
staat een monument voor de gesneuvelden van WOII. Op de achtergrond het huis
'Park Simon'. Hier leefde en werkte Michel Rodange als schrijver en
onderwijzer. Hij stierf in 1876. In het park staat een groot fontein met het
beeld van Reinard de Vos. Momenteel spuit het geen water. Achter een houten
'chalet' pronkt een ander fontein in witte zandsteen. Uit de leeuwenkop spuit
normaal water in een groot bassin. Nu spelen er kinderen in. Eén van de
kinderen richt het woord tot ons in het Frans. We begrijpen er geen woord van,
maar blijven geduldig luisteren en knikken. Dan stappen we toch door, het kind
blijft het maar uitleggen.
Onderweg geeft
een digitale klok het uur en de temperatuur weer. Het is slechts 10°C. Het
begint te miezeren. We houden halt bij de Decanale kerk. De architectuur van de
monumentale kerk van beneden Wiltz, die aan de St-Petrus en -Paulus is gewijd,
vindt zijn oorsprong in de middeleeuwen. Het oudste gedeelte is de toren waar
tot het begin van de 16de eeuw het koor zich bevond. Het huidige gotische
gebouw met een karakteristiek spitsbogen gewelf werd in 1510 afgebouwd. Het
recente deel van de kerk met het nieuwe koor dateert van 1937. In de toren
vindt men de grafkapel van de Heren van Wiltz. Beide barokke zijaltaren
herinneren ons aan de vroegere gilden van de stad Wiltz. Naast de kerk staat
ook het pestmonument uit 1635 en enkele oude grafstenen van steen uit de
Ardennen. De vroegere voorzijde van de kerk bevindt zich nu achteraan. Het
Mariabeeld staat op een draagberrie. Ze toornt hoog boven een zee van
geschonken bloemen. Deze keer geen plastieken, maar allemaal echte kleurige en
fleurigebloemen. Hier wordt rijkelijk
het Mariafeest gevierd. Voor de vroegere ingang staat een beeld van Fatima.
Tientallen kaarsjes branden voor het voetstuk. Bloemen fleuren ook hier alles
op.
We wandelen
naar het monument van Fatima. Vanuit het dorp duidelijk te zien. De wolken
worden grijzer. We houden het niet droog. We hebben wel een paraplu bij, maar
met de strakke wind zal ons dat niet verder helpen. Het wordt een steile
klimming tot boven. We kunnen een verkorting nemen. Met de auto moet je
omrijden. We houden even halt bij de romp van de voormalige molen. Wieken
hangen er niet aan, en ramen zijn reeds lang verdwenen. Op 10 juli 1874 wordt
de in 1777 gebouwde windmolen door een bliksem getroffen en brandde totaal af.
In 1959 en 1988 werd de molen gerestaureerd, echter zonder de wieken.
Ook de stad
Wiltz ontsnapt niet aan de leegstand van winkelgebouwen. Het is duidelijk dat
sommigen reeds geruime tijd leeg staan. Door de vuile vitrine zien we het
vandalisme en diefstal van alles wat los of vast zit. Dat creëer je na lange
leegstand. Woningen die nog in leisteen zijn gebouwd geraken niet meer verhuurd
of verkocht. Ze blijven leeg staan en verkommeren. In de volgende straat wordt
een nieuw huis gebouwd, niet met leisteen maar met snel bouwsteen. We wandelen
rustig verder richting Fatima. Voorbij het laatste huis versmalt ons pad. We
bevinden ons tussen landbouwgrond en weiden met koeien. Het wordt nog steiler
en moeten weer af en toe stilstaan om op adem te komen.
De zon komt
nog even kijken en het wordt eensklaps warmer. Het is hijgen en puffen. Als we
uiteindelijk bij de bosrand staan voor ons eerste monument begint het te
regenen en ook de wind steekt een tandje bij. De Calvarieberg is van 1949. Het
monument: 'Kom volg mij' is van 1954. De Luxemburgse vlag wappert bij de
openluchtkapel van Fatima. Hier waait het heel hard. Onze paraplu waait over.
Normaal gesproken kunnen we genieten van een 360° panoramazicht. De stad Wiltz
ligt beneden ons. De kapel van Fatima staat op de heuvel die 'op Bässent'
noemt. Schuilend in een kelder tijdens de gevechten van het Ardennenoffensief
beloofden een aantal mannen en vrouwen plechtig om na de oorlog een voor
iedereen toegankelijke kruisweg aan te leggen met een beeld van het Heilig Hart
van Jezus en Onze Lieve Vrouw van Fatima. Na negen dagen van gebed verlieten de
Duitse troepen de stad op 20 januari 1945, het feest van de H. Sebastiaan. In
1951 werd een begin gemaakt met de bouw van het beeld om deze belofte na te
komen. Vanwege de vele Portugese inwoners van Luxemburg is er ieder jaar op
Hemelvaartsdag een grote bedevaart naar het heiligdom. Het zal niet simpel
geweest zijn om al het materiaal hier boven te krijgen. Het is een mooi stuk
vakmanschap. Gebouwd in leisteen, en Franse steen, versiert met prachtige
bloemen. Het uitzicht is adembenemend, ondanks het slechte weer.
Vanuit het
restaurant hebben we uitzicht op de schouw van Simon pils. Op de gevel werden
de jaartallen 1825-1935 aangebracht. Simon is een Luxemburgs blond bier dat in
deze brouwerij wordt gebrouwen sinds 1825.
Om 14:30u stappen we terug in de auto. We rijden
weer naar huis, naar Ekeren. Nog 2,5u rijden, of 241 kilometer. Tot schrijfs.
Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Dinsdag 19 mei
2015. Licht bewolkt en zonnig maar frisjes met een temperatuur van 10° C. Na
het ontbijt gaan we een kleine Middeleeuwse begraafplaats bezoeken. In eerste
instantie willen we dat te voet doen, maar er zijn geen voet- offietspaden. Door de steile smalle bochtige
straat razen de auto's in beide richtingen. Ze denken er gewoon niet aan dat er
nog wandelaars bestaan. Bon, we rijden met de auto een stuk bergop en merken
rechts van ons enkele oude kapelletjes langs de weg. Op een parkeerplaats stal
ik de auto. Bomma wandelt een stuk terug naar beneden om foto's te nemen. De
kapellen hebben geen heiligenbeelden maar een gedenksteen. De tekst erop is in
een Duits dialect gegraveerd. Een verweert reliëf toont enkele personen. Het is
mij echter onduidelijk wat ze moeten uitbeelden. In tweede versnelling rijden
we daarna verder de steile heuvel op die slingert langs nog verschillende
wegkapellen. Het uitzicht is adembenemend. Groene weiden met als achtergrond
bossen. Onderweg nog meer kapelletjes met gedenkstenen. Ze staan op een grote
afstand van elkaar tot bij de begraafplaats met de grote Loch-kapel. De
kapellen stammen nog uit de tijd dat de bedevaarders vanaf de parochiekerk
langs deze monumenten wandelden zodat ze geknield een rozenkrans konden bidden
tot bij de middeleeuwse begraafplaats waar wij naar toe rijden.
Te voet
wandelen we door de Lindenlaan tot bij de smeedijzeren poort die toegang geeft
tot de oude begraafplaats. In de herfst van 1782 plantte Nicolas Mertens hier
vier lindenbomen in de dreef waar reeds twee majestueuze linden groeiden. Hier
op deze hoogte staat een strakke wind. Het uitzicht is magnifiek en maakt de
beklimming de moeite waard. De Loch-kapel is afgesloten. Twee ovalen
'tochtgaten', met metalen raster, geven de kans even binnen te gluren. Houten
zitbanken staan tegen de muren. Drie kruisen op ware grote staan vooraan, bij
het altaar, met in het midden Jezus. De twee moordenaars zijn met touwen
vastgebonden aan het kruis. De glas-in-loodramen geven voldoende licht. Rondom
de kapel ligt de Middeleeuwse begraafplaats. De oudste zerken zijn tegen de
muur bevestigd. Het opschrift is nauwelijks leesbaar. Opzij van de inkom bevind
zich het 'praalgraf' van de familie Schoeters. Een heel voorname familie.
Tussen derecente graven zijn meerdere
zerken met de naam Schoeters. De meeste opschriften zijn in Duits opgesteld.
Een infobord vertelt de geschiedenis van de Loch-kapel: -Volgens de legende
ontstond de Loch-kapel als volgt: Anna-Maria, een oude alleenstaande vrouw,
begaf zich, kort voor haar dood naar de slotheer van Esch-sur Sûre, en sloot
een overeenkomst met hem volgens welke al haar bezittingen (een klein huis, een
klein vermogen in geld en twee geiten) na haar dood verkocht zou worden en het
op die manier bekomen geld besteed zou worden aan de bouw van een kapel op het
'Loch', waar het beeld van de heilige maagd vereerd werd. De op te richten
kapel moest de naam St-Anna krijgen. Verder moest het beeld van de patrones
boven het portaal worden aangebracht. De slotheer liet de twee geiten
onmiddellijk in pacht geven. Na de dood van de vrouw werden de geiten, die nu
een kudde van 300 stuks vormden, bij opbod verkocht. De slotheer en de
welgestelde burgers van Esch legden nog wat geld bij zodat de kapel gebouwd kon
worden. In deze kapel wordt sinds 1775 een stukje van het Heilig Kruis bewaard,
een geschenk van de uit Sollen afkomstige biechtvader van de Oostenrijkse
koningin Maria-Theresia en haar dochter Marie-Antoinette, de latere koningin
van Frankrijk. Om die reden veranderde de kapel op 8 mei 1780 van naam:
voortaan werd ze de Heilige-kruiskapel genoemd. Ze blijft echter bekend onder
de naam Loch-kapel (Christus aan het kruis met de 2 moordenaars uit lindenhout
op ware grote) behoort tot de belangrijkste van het Luxemburgs
cultuurpatrimonium.
Lucy, onze
GPS, brengt ons vervolgens naar Heiderscheid, een gemeente van Diekirch.
Slechts 8,1km rijden van Esch-sur-Sûre. Het gebied kent beboste rivierdalen die
afgewisseld worden door open landbouwgronden en kleine dorpjes. De kerk van
Heiderscheid is prachtig. Een kleurige parochiekerk met prachtige heiligen
beelden zoals de H. Aloys en H. Klara. De glas-in-loodramen zijn geschonken
door welstellende families. Enkele boerderijen in dit dorpje zijn sinds 1998
beschermde monumenten.
Op de terugweg
houden we halt in Heiderscheidergrund voor een bezoek aan een oude kapel bij
camping 'High Chaparal' naast de Sûre. Er zijn wegenwerken aan de gang. Hier
ook al? We moeten dus omrijden. Bij een grote taveerne met souvenirwinkel
kunnen we onze auto kwijt. Het etablissement is gesloten, blijkbaar heeft hij
een sluitingsdag. Het moeilijkste steile stuk doen we te voet. De kapel van
St-Kunigonde, uitgebeeld boven de ingangspoort, heeft een achthoekige vorm en
wordt door de plaatselijke bewoners 'de inktpot' genoemd. De kapel is niet te
bezichtigen, misschien door de wegenwerken? Een infobord geeft uitleg: De
kapel werd in 1850 onder pastoor J. Math. Schmit gebouwd en is daarmee de
oudste kerk van Luxemburg. Ze werd opgedragen aan de heilige Kunigonde. Men kon
niet achterhalen of deze in Luxemburg enige en unieke, achthoekige gewijde
plaats door een architect ontworpen werd of gewoon door de bouwondernemer op
deze wijze geconcipieerd werd. Pastoor Schmit had het geld ingezameld door
schenkingen van vrijwilligers uit de naburige dorpen en steden. De inwoners van
Heiderscheidergrund waren zo arm dat de staatskas de bouw van de school
volledig voor haar rekening moest nemen en nog moest bijspringen voor het
bekostigen van de bouw van de kapel. Heiderscheidergrund stond destijds bekend
als een bedelaarsnest. Het golvende dak van de kapel wordt door een
gelijklopende fries gescheiden van het eigenlijke bouwwerk, dat door een
doorlopende, sterk benadrukte lijst in twee helften wordt verdeeld. In de
bovenste helft bevinden zich kleine, dakraamachtige, drieledige vensters. Boven
het portaal staat een stenen standbeeld van de heilige Kunigonde, terwijl een houten
beeld op het hoofdaltaar naar de patrones verwijst. De patrones van de kerk is
eveneens te zien in een venster, trots toont zij de Kaunfunger abdijkerk.
Om 12:00 uur
bevinden we ons bij het stuwmeer en de toeristische dienst. Normaal sluit de
zaak tijdens de middag. We mogen toch binnen. Met een handvol folders staan we
even later terug buiten. Het is bijna 13:30 uur als we vertrekken voor een
bergwandeling rond Esch-sur-Sûre. Een wandeling van circa 4km. Het lijkt ons
voldoende voor een panoramawandeling met vergezichten. De bossen rondom het
dorpje nodigen uit voor een uitdagende wandeling. De lucht is helemaal
overtrokken. Het is bijlange niet zo'n mooi weer als gisteren. Hopelijk houden
we het droog. Het begint even verder te miezeren. Echter niet voor lang, de
wind waait de bui snel over. We moeten naar het bus depot waar wandeling 'A'
vertrekt. Het is onmiddellijk klimmen in het heuvelachtige landschap en we
worden meteen opgeslokt door een uitgestrekt loofbos. Voetje voor voetje
stappen we de berg op langs een smal pad. Traag komen we ook vooruit en
genieten des te meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We houden
regelmatig halt om op adem te komen. Puffen en hijgen. We moeten vaak over de
wortels van de bomen stappen. Door de regen komen deze bloot te liggen. Dat is
dan weer gevaarlijk voor de onoplettende wandelaar. Als je hier of hoger
verkeerd valt, donder je met je klikken en klakken langs de steile afgrond naar
beneden. De berm naast ons pad is begroeid met witte en gele bloemen. Tussen
het bladerdek vangen we een glimp op van het kleine stadje Esch dat bijna gans
omringt wordt door het riviertje de Sûre. De gele brem bloeit hier weelderig.
Er werden op regelmatige afstand zitbanken geplaatst langs ons pad. We maken er
dankbaar gebruik van om even uit te blazen. Luxemburg herbergt weelderige
natuur, oude kastelen en schilderachtige dorpjes zoals hier in Esch-sur-Sûre.
Op enkele plaatsen, waar geen bomen staan, kunnen we genieten van de zon. Er is
geen wind en we voelen de warme zonnestralen op ons gezicht branden. Tijd om
even te genieten van een mooi uitzicht op de ruïne van het kasteel. We laten
onze fantasie de vrije loop bij het zien van de machtige middeleeuwse burcht.
Een heerlijk landschap om bij weg te dromen. Bijzondere planten groeien en
bloeien op de kleurrijke bermen. We vinden regelmatig de wilde orchidee. We
blijven steeds klimmen. We zijn nog niet op het hoogste punt. Diep beneden ons
horen we de rivier stromen. Dennenappels liggen op ons pad. Boven ons een
gebied met dennenbomen. De stammen groeien loodrecht de hoogte in. Zonnestralen
bereiken ons niet door de dichte kruin van dennennaalden.
Als we het
hoogste punt bereikt hebben houden we nogmaals halt om uit te blazen. We
bevinden ons even in een stiltegebied waar slechts natuurgeluiden overheersen.
Hier komen we helemaal tot rust en moeten we geen moeite doen om de ruisende
bomen of fluitende vogels te horen. Ik sluit de ogen en probeer het geluid te
combineren met beelden van enkele vogels. Daarna dalen we stap voor stap af.
Voetje voor voetje. Als één van ons z'n enkel verzwikt weten we niet hoe het
verder moet. We zien nu het dorp van de andere zijde. De weg naar beneden is
iets gemakkelijker dan klimmen. Vanaf nu staan er geen rustbanken meer. We
blijven slechts staan om van het uitzicht te genieten. Groots en wild spreidt
de natuur zich uit voor ons. Verschillende vogels spelen hier de hoofdrol. In
verschillende kleuren en grootte. Rechts, hogerop, probeer ik wild te spotten.
Tevergeefs echter. Als er wild is hebben ze ons al eerder gezien en hebben ze
zich uit de voeten gemaakt. Tussen de wortels van de bomen en de spleten in de
rotsen zien we gegraven gangen van dieren die dieper, heuvel op, hun
schuilplaats hebben. Waarschijnlijk van nachtdieren. We blijven afdalen,
omringt door bos en prachtige lentebloemen. De dennen hebben we achter ons
gelaten. Het traject is zonder meer lovenswaardig. De rotsen bestaan
grotendeels uit leisteen. Ook ons pad ligt geplaveid met schilfers van de
rotsen. De wortels van de bomen groeien tussen de spleten en kieren in de
rotsen. Ze verpulveren de steen die dan naar beneden valt op het bospad.
Alhoewel de streek op toerisme mikt, komen we op ons pad niemand tegen. We
hebben het rijk voor ons alleen.
Even verder
werd tegen de rotswand een muur van zes meter breed in leisteen opgetrokken.
Als ik links naar beneden kijk begrijp ik waarom. Beneden ons zijn enkele
woningen opgetrokken. Toen de eigenaars last kregen van vallende stenen werd
dezemuur van leisteen gebouwd. Een
kleine vervallen stal trekt onze aandacht. De deur staat open en we hebben
zicht op een oude vuile matras op de grond, een tafel met beschimmelde
etensresten en een krammikkige stoel. Het raam naast de deur bezit geen glas.
Het dak bestaat uit, hoe kan het anders, leisteen. Wie wil hier in godsnaam
wonen? De bebouwing neemt toe, we naderen het einde van onze wandeling aan de
andere kant van het dorp. Terug even klimmen en na de idyllische brug over de
Sûre staan we weer voor ons hotel. Die avond gaan we in het hotel absoluut het
restaurant uittesten. Een keuze maken uit de menukaart blijkt echter niet
evident. De uitgebreide wijnkaart toont wijnen uit verschillende landen. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Maandag 18 mei
2015. In de voormiddag rijden we richting zuidoosten, naar Groothertogdom
Luxemburg. In 1839, bij het Verdrag van Londen, werd Luxemburg voor de
zoveelste maal opgesplitst en verloor het meer dan de helft van zijn
grondgebied aan het nieuwe België. Het overige deel bleef onder het bewind van
de Nederlandse koning Willem III. In 1867, nog een Verdrag van Londen, werd
Luxemburg onafhankelijk, hoewel het nog met Nederland verenigd bleef. Na het
overlijden van Willem III, in 1890, werd Wilhelmina koningin van Nederland.
Luxemburg wordt het enige land in de wereld dat een groothertogdom als
staatshoofd bezit.
Om 12:20u, na
ongeveer 2u16, of 223km rijden, zijn we in Esch-sur-Sûre, in het klein dorpje
van Diekirch. In het Duits: Esch-Sauer. De gemeente heeft een totale
oppervlakte van 51,25 km² en is gelegen aan de Sûre. Nabij de plaats is een
groot stuwmeer in deze rivier aangelegd. Toerisme is een belangrijke bron van
inkomsten voor het dorp. Op een hoogte staat een kasteelruïne uit de 10de eeuw
met een panoramisch uitzicht over Esch-sur-Sûre en de gelijknamige rivier. Het
water is er ijskoud, zelfs in de zomer: het is het onderwater van het hoger gelegen
stuwmeer van 380 ha. Men kan beter in het stuwmeer zwemmen, want het is ook
gelijk een recreatieoord waar men kan duiken, zwemmen, kanoën, vissen en nog
veel meer.
Esch-sur-Sûre
ligt op een hoogte van 280 meter. Met de auto moeten we een steile helling op
tot bij 'Hotel De La Sûre'. Volgens de folder het 'eerste boek-hotel' van
Luxemburg. En inderdaad, we vinden hier bijna in elke hoek van het hotel
boeken. In alle talen en formaten. Bij de receptie worden we in de Engelse taal
begroet en krijgen we uitleg over de kamer, ontbijt en diner. We kunnen reeds
beschikken over onze kamer. Normaal is de check-in om 14:00 uur. Vlakbij het
hotel kunnen we niet parkeren. Het is uitladen en naar beneden rijden tot naast
de Sûre. Plaats genoeg. Onze hotelkamer is op het tweede verdiep. Een draaitrap
brengt ons naar de Fischermans room, kamer negen. We worden prettig verrast
door de inrichting. Alles wat maar met vis te maken heeft wordt hier
tentoongesteld. Kaders tegen de muren met vissersbootjes. Een miniatuurzeilboot
en -vuurtoren voor de vensterramen. Een uitgeschoven vis stok tegen de schuine
muren van de zoldering. Een kleurrijk visnet met plastieken vissen, dobbers en
reddingsboeien. Het is een grote kamer met naast het bed een kleerkast. Ervoor
staan twee relaxzetels, een bureau en TV. Als verrassing werd een fles bubbels
geschonken. Dat is voor straks. De badkamer heeft een dubbele douche met
'Hamam'. Een wastafel en uiteraard een toilet.
Bij een zachte
temperatuur van 16° Celsius wandelen naar het middeleeuws kasteel van het
dorpje. Op de hoek van de Rue du Pont vinden we het pestkruis van 1636.
Traditioneel werd hier op de tweede zondag voor Pasen een bedevaart gehouden.
Men vertrok aan de parochiekerk en aan het pestkruis werd een korte
plechtigheid gehouden waarbij de rozenkrans werd gebeden. Eerst een steile
afdaling tot bij de auto om de wandelschoenen aan te trekken. Vanaf hier gaat
het terug gestaag de hoogte in. Voor de kerk is een kapel gebouwd. De
Mariakapel is aan de buitenzijde niet versiert zoals bij ons in België. De
dubbele deur is op slot. Door het traliewerk zien we het sobere interieur. Een
groot Mariabeeld met achteraan Jezus aan het kruis. Maria wordt geflankeerd
door plastieken bloemen. Vervolgens komen we bij de parochiekerk van 1806. Naast
de ingang werd het monument ingemetst voor de gesneuvelden van de Tweede
Wereldoorlog. Onderaan bevind zich een bronzen herdenkingsplaat van 1715. Vanaf
hier beginnen de trappen naar boven. Af en toe moeten we blijven staan om terug
op adem te komen. We zijn de bergenwandelingen niet gewoon.
Steeds kijken
we naar ons eindpunt en proberen de afstand in te schatten. De vlag op de
uitkijktoren wappert uitnodigend. Af en toe moeten we over rotsformatie
stappen. Dan bereiken we de boogpoort met grote kapel van het voormalige
kasteel. Gebouwd in leisteen. De dubbel rood geverfde deur is afgesloten. Dan
zijn we bij de ruïne zelf. Het kasteel dateert van 744, zoals een eigendomsakte
uit de 8ste eeuw aantoont. Uiteraard is daar niets meer van te zien. Op 03/06/927
verwerven Maingaud en zijn vrouw Hiltrude van de abdij van Stavelot de gronden
met zijn 146 inwoners met het oog op de bouw van een versterkt kasteel. De
kerkers zijn gereconstrueerd, maar afgesloten mettraliewerk. Nergens vinden we infoborden. Een
folder van het Toerisme bureau vermeld vijf sites. De toegang die we net
onderdoor zijn, de stallen, de werd (wat dat dan ook mag zijn?), het paleis en
de donjon. Het is raden in welke zaal we staan, of welke zaal hier ooit geweest
is. We bevinden ons ter hoogte van de spitse kerktoren van Esch, maar we moeten
nog hoger. Tijdens de periode van de 'Dynasten', van de 10de tot en met de 12de
eeuw, wordt de vierkante slottoren gebouwd. Gelijk met enkele bijgebouwen en
het paleis. In de volgende eeuwen breidt het kasteel verder uit. De westelijke
en oostelijke woningen worden gebouwd, alsook de kapel, de stallingen en de
paardenstallen. Het zijn prachtige vergezichten vanop de ruïne. Heel veel
loofbomen, met tussenin de dennenbomen. Een school bezoekt eveneens de
kasteelruïne. De jeugd vliegt als het ware de steile hellingen op. Ondertussen
snel door elkaar pratend in het Frans. Na enkele minuten is het terug stil. De
jonge bezoekers zijn terug weg. Aan de andere zijde hebben we een panoramazicht
op het dorpje Esch-sur-Sûre en de oude brug over de stromende rivier. Van
hieruit is duidelijk te zien dat de oudste huisjes rond de kerk gebouwd werden.
Meer naar de rivier toe worden ze jonger en moderner tot zelfs mooie villa's.
De straten zijn smal en in één richting berijdbaar.
In de hoge
vierkante toren vinden we een open haard. Hier bevond zich hoogstwaarschijnlijk
de smidse van het kasteel. Een half ronde toren werd tegen de grote toren
aangebouwd en fungeerde als schouw. De muren van de ruïne zijn meer dan één meter
dik. Tijdens de volgende periode, in de 15de-16de eeuw, werd ten gevolge van
het buskruit (1413) en vooral onder het regime van de machtige leenheren van
Cronenburg en Rodermacher, de versterkingen aan de randen verwezenlijkt. Zo
werden de omgevingsmuren, alsook de versterkte torens gebouwd. Het gaat hierbij
vooral om de westelijke verdedigingstoren, dichtbij de Sûre, en de
zuidoostelijke ronde toren. De grote opening aan de achterkant van de toren,
die nog goed zichtbaar is, had toentertijd strategische redenen. In geval van
een inname van die toren door een eventuele aanvaller, stond die opening aan de
kant van het kasteel toe om de toren te controleren en in voorkomend geval om
te kunnen schieten op de toren om zich te kunnen verdedigen. Deze toren is van
hieruit niet bereikbaar.
Vanaf de 16de
eeuw begint de periode van verval. Ook al werd het kasteel van Esch-sur-Sûre
niet officieel ontmanteld, toch hebben de inwoners van het dorp de stenen van
de constructies weggehaald om ze te gebruiken in hun eigen woningen in het
dorp. Tot 1891 werden de bouwvallige gebouwen nog bewoond door 14 verschillende
eigenaren. Twee jaar later werd de Luxemburgse staat eigenaar en werden de
huiseigenaars verdreven. In september 1902 heeft een Egyptenaar de ruïne van het
kasteel voor 1.000 franken van de staat gekocht. Hij nam een architect onder de
arm om de ruïne te restaureren. Ondanks de wederopbouw van de kapel en de vele
reconstructiewerken worden de werken in 1907 stopgezet, waarschijnlijk omwille
van financiële redenen.
Langs dezelfde
weg terug naar beneden. Dat gaat iets sneller en gemakkelijker. Aan de kerk van
Esch probeert bomma de deur te openen. We kunnen toch binnen in de kerk. De
muren zijn in eenlichte kleur
geschilderd. De preekstoel en de zitbanken zijn dan weer in een donkere
houtsoort. Heiligenbeelden werden naast de inkom tentoongesteld achter
traliewerk. De preekstoel is bouwvallig en niet aan te raden om te beklimmen.
Boven de toegang bevind zich het orgel. Het altaar van imitatiemarmer bezit verschillende
beelden rondom Moeder Maria. Alle ramen zijn in loodglas. Terug buiten wandelen
we richting de Sûre, heuvel af, richting uitkijktoren. Tussen twee restaurants
brengen trapjes ons naar boven. We moeten regelmatig blijven staan om op adem
te komen. Maar we zijn niet alleen. Enkele meters voor ons klimt een man naar
boven en blijft ook regelmatig staan. Als we boven komen rust hij uit op een
zitbank. Hij maakt plaats en we nemen dankbaar naast hem plaats. Het komt tot
een gesprek. Hij is eveneens van Vlaanderen afkomstig. We praten nog een hele
tijd samen over koetjes en kalfjes en dan gaan we verder naar boven. Het is
echter nog maar een paar meter tot bij het grote standbeeld van Maria. Dan naar
de uitkijktoren met de vlag van Luxemburg, waar we een mooi uitzicht hebben
over de streek.
De tocht naar
beneden gaat iets gemakkelijker. Daar nemen we afscheid. Zijn echtgenote zit op
hetterras van het hotel. Wegens
gezondheidsredenen was ze niet mee naar boven gegaan. Haar man was blij dat wij
hem gezelschap gehouden hadden. Alleen is maar alleen. Langs het stadhuis van
Esch wandelen we langs de Sûre tot bij de derde uitkijktoren. Deze is echter
niet open voor het publiek. Een hotel-restaurant is er aangebouwd.
Waarschijnlijk wordt de toren gebruikt als stalling.
Om 16:00 uur wandelen we terug naar ons hotel. We
zetten ons neer op het panoramisch terras. Van al dat klimmen hebben we dorst
gekregen. Het is er zonnig, maar winderig. We genieten van een frisse
'Diekirch' met zicht op de beboste bergen. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs.
Fietsknooppunten:
13-14-*-85-*-79-74-73-*-38-37-36-*-35-32-*-33-34-12-77-13. De sterretjes staan
symbool voor een afwijking naar een klaproosveld.
Afstand: 43
kilometer.
De klaproos of
papaver, waaruit opium gewonnen wordt, is een sierplant. De meest voorkomende
in ons land is de 'bleke klaproos'. De rode klaproos komt voor op droge
zanderige grond. De zaadjes behouden onder de grond heel lang hun kiemkracht,
zodat ze, soms na jaren, terug ontkiemen wanneer ze aan de oppervlakte komen.
De klaproos werd het symbool van de Eerste Wereldoorlog omdat ze als enige
bloem of plant op de slagvelden groeiden in Vlaanderen. De klaproos wordt
eveneens in kransen verwerkt en plechtig neergelegd bij monumenten. Het
agentschap voor Natuur en bos, simpelweg ANB, zaaide dit voorjaar verschillende
klaproosvelden in over de vijf Vlaamse provincies. Hiermee wil men de link
leggen tussen natuur en oorlog. Via de bekende fietsknooppunten worden in
Antwerpen-Noord de fietsers, via kleine vierkante klaproosbordjes, van het
fietsnetwerk omgeleid naar een ANB klaproosveld. De papaver bloeit vanaf mei
tot augustus. Dat willen we van dichtbij zien. Nog beter, we kunnen in Ekeren
starten bij knppnt 13.
Vrijdag 10
juli 2015. Schitterend weer.Blauwe
lucht met enkele witte schapenwolkjes. Een uitstekende dag voor een fietstocht
dicht bij huis. Het wordt een tocht langs bekende- fietsknooppunten en
locaties. Met andere woorden deze route rijden we met onze ogen dicht.
Op het
fietspad, in de Driehoekstraat, volgen we meteen knppnt 13 en bij het
speeltuintje op de hoek met Bund staat ons knppntbord. We moeten rechtdoor voor
knppnt 14. Voorbij de spoorwegbrug bevindt zich links de begraafplaats. De
dodenakker werd aangelegd in 1909-1910, ter vervanging van het kerkhof rond de
St-Lambertuskerk. Rechts, voorbij firma De Bruyn bevindt zich het voormalige
gemeentemagazijn 'De Vinck'. Hier ben ik in 1976 gestart met mijn 'carrière'
als gemeente arbeider. Nu is hier 'Stadsontwikkeling' in ondergebracht. Linksaf
de Puihoek in, langs de zijmuur van de begraafplaats. Schuin links op het brede
rode fietspad vervolgen we onze weg richting Kapellen. Links bebouwing en
rechts landbouwgrond. Op het eind van de Puihoek slaan we rechtsaf waar een
rechthoekig bordje ons 'Welkom in de Antwerpse Kempen' wenst.
Vervolgens
rijden we een stuk door Kapellen, maar slaan linksaf voor het centrum. Als we
de Streepstraat bereiken moeten we linksaf. Rechts van ons bevindt zich 'Domein
Het Rood'. Het gemeentelijk natuurgebied van Kapellen is een bos van 20ha
groot. De naam 'Het Rood' is afkomstig van de roestbruine kleur van de bodem.
We rijden tot het eind en fietsen vervolgens rechtsaf in de Parijseweg op het
grondgebied van Hoevenen, een deelgemeente van Stabroek. Het geluid van
talrijke vogels is een aangename afwisseling na het voortdurende geraas van
auto's in Ekeren en Kapellen. We volgen nog steeds knppnt 14. In deze straat
woont een ex-collega, ik kan echter niet meer herinneren waar. Zelfs aan een
lange weg komt een eind. Op de hoek met de Bonapartelaan is knppnt 14. Vanaf
hier moeten we uitkijken voor de afwijkbordjes. Een klaproosveld zou zich nabij
het 'Elsenbos' bevinden. We moeten rechtdoor voor knppnt 85. De Parijseweg
wordt smaller. Hier wordt massaal gefietst. Links en rechts van ons weiland
waar voornamelijk paarden grazen. De weiden zijn afgeboord met linten in plaats
van de bekende prikkeldraad. De weg waar we nu op fietsen is met grind
aangelegd. De kleine steentjes schieten onder onze banden alle kanten uit.
Hopelijk rijden we niet plat. We naderen een oefenweide van de Paddock manege
van Stabroek. Hier rijden enkele pony's en kleine paarden in een grote cirkel
achter elkaar. Op de paarden zitten uitsluitend meisjes van verschillende
ouderdom. Een jonge vrouw staat te midden van de cirkel klaar met een rijzweep
en met een rustige stem spoort ze de paarden aan. Om de kinderen te motiveren
zegt ze meermaals: -Goed zo, meisjes, jullie doen dat super goed. Wij blijven
onder een stralende zon verder fietsen. De skyline links van ons vertoont de
twee koeltorens van Doel die hoog boven de bomen uitsteken. Slechts één van de
torens spuwt witte waterdamp de lucht in. Rechts groeit rijkelijk maïs. Zelfs vanop
de fiets kunnen we het gewas niet meer overzien. In de berm groeit de paarsrode
Wilde Kattestaart. De plant bloeit langs sloten onafgebroken van juni tot en
met september. De witte schapenwolken in de lucht zijn ondertussen allemaal
opgelost. Een zwak briesje vergezelt ons aangenaam. Tijd om ons in te smeren
tegen de UV-stralen van de zon. Ook rechts groeit de ruim twee meter hoge
lisdodde. Ze komt meestal voor aan waterkanten en in zure, voedselrijke
plassen. Teneinde de straat is knppnt 85.
Geen afwijkbordjes
gezien! Ook geen Elsenbos. Volgens mij werden er geen afwijkborden aangebracht,
maar ons Rina wil terug rijden. Ik doe het zadel van mijn fiets, zet hem aan de
andere kant, en wij terug. We kijken onderweg nog beter uit. Echter zonder
succes. We komen weer bij knppnt 14. Misschien in die andere dreef, gokt mijn
echtgenote. Terug richting knppnt 85 en linksaf in de enige dreef die voor
handen ligt. Ook deze dreef is aangelegd in gemalen kiezel. Enkele minuten
later stoppen we bij een volgende kruising zonder bordjes of klaproosveld te
zien. We blijven niet zoeken en besluiten onze fietstocht verder te zetten naar
het volgende klaproosveld. Terug naar knppnt 85. Tussen dit punt en het
volgende knppnt moeten we weer afwijken. Dus we hebben nog een kans.
Oorspronkelijk
moeten we naar rechts, in de Waterstraat, maar er zijn wegenwerken aan de gang.
Hopelijk staan de knooppunten borden nog op zijn plaats. We komen geen bord
meer tegen, alleen in tegengestelde richting. We volgen even terug knppnt 85 in
de andere richting en komen een tijdje later terug bij het kruispunt met de
Waterstraat. Dan zien we dat ons knppnt omgelegd is. Wij moeten rechtdoor in
plaats van rechtsaf. Bon we rijden nu goed. Het moet niet altijd tegenslagen.
Langs een klein bos, een speeltuin en na een wir war van straatjes bereiken we de
Oude Galgenstraat. We blijven knppnt 79 volgen en kijken nog steeds uit naar
klaproosbordjes die ons moeten omleiden. Rechts van ons bevindt zich het
Mastenbos. We houden halt bij een zitbank en ons Rina vind tegen een
verlichtingspaal ons eerste vierkante omleidingsbordje met rode klaproos.
Eureka! Daar drinken we eerst een kop koffie op. Het is net 11:30 uur. Daarna
volgen we de bordjes per fiets door het Mastenbos in Kapellen. Dit 161 ha
natuurdomein is een afwisseling van bos en heide. We stoppen aan een open plek
waar het blauw oogt van de korenbloemen. De bloem groeit traditioneel op akkers
tussen het graan, net zoals de klaproos. Dit korenbloemveld kan ons ook
bekoren, toch zeker als de zon er op schijnt. Vooraan groeien enkele klaprozen
tussen het overwoekerende hoge onkruid. Je kan ze echter op twee handen tellen.
Is de grond hier te vruchtbaar? Is het door de droogte van de laatste weken? Op
de site van het Agentschap van Natuur en bos staat te lezen dat de mooiste
klaproosvelden in de Westhoek bloeien. En dat willen we onmiddellijk geloven.
Dit is niets. Regelmatig passeren we betonnen bunkers. Dicht gemetst door de
Duitse bezetter tijdens WOII. Sommigen doen dienst als winterslaapplaats voor
vleermuizen. We fietsen verder naar een volgende open plek. Hier zijn twee
werkmannen bezig met het graven van putjes vooraan bij de open plek. Er wordt
een bord geplaatst met een afbeelding van een klaproos. Hier groeien al wat
meer rode 'poppy's'. Maar het is niet echt wat we ervan verwachten. We fietsen
verder en verlaten het Mastenbos tegenover het Fort van Ertbrand.
Het
pantserfort van Kapellen maakt deel uit van de buitengordel. Het werd gebouwd
in 1908-1912. In augustus 1914 was het fort op volle sterkte met ongeveer 500
manschappen. Het fort werd zonder actie ontruimd toen Antwerpen bezet werd in
oktober 1914. Het fort is privé bezit en niet toegankelijk. Rechtsaf, nog
steeds, de Oude Galgenstraat blijven volgen tot knppnt 79. Het is verderop
rustig fietsen tot knppnt 74 en 73. Tussen knppnt 73 en 38 krijgen we weer een
omlegging en worden het domein 'De Uitlegger' ingeleid. Dit gebied van circa 90
hectare is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Kapellen en Brasschaat.
In 1917 zette de Duitse bezetter een bunkerlinie op, die na WOI door de
toenmalige eigenaar netjes verstopt werden onder het zand. Ook hier moet een
klaproos akker zijn. We dwarsen het fietsspoor van Kapellen-Brasschaat. We
houden halt want er komt net een spoorfiets aan. Een jong koppel trapt de
gezinsfiets en de twee kindjes zitten vooraan op de vloer. Blijkbaar vinden ze
het leuk. Ze wuiven al van ver naar ons. Uiteraard wuiven wij terug. Voor
komende zondag hebben wij ook een gezinsfiets gehuurd. We willen met de kindjes
ook eens 'in het spoor van de militairen' fietsen. Het avontuur start aan de
Fortsteenweg in Kapellen en vijf kilometer verder, in Kamp Noord te Brasschaat
wordt er halt gehouden om te picknicken. De spoorfiets wordt dan professioneel
gedraaid en kunnen we weer vijf kilometer terug fietsen over het spoor.
Hopelijk hebben we ook mooi weer. Dat is voor zondag.
We rijden
verder tot bij een grote open plek. We komen bijna oog in oog te staan met een
ree die rust in de schaduw van een majestueuze boom. De enige trouwens op de
open plek. Nog voor we van onze fiets afgestapt zijn is het diertje al
verdwenen. Hier staat net zo'n bord als de twee werkmannen in het Mastenbos in
de grond moesten planten. We lezen: In Vlaanderens velden bloeien de
klaprozen. Dan volgt het vertaalt gedicht van luitenant-kolonel John McCrea.
Verder vermeld het bord waarom het ANB op enkele locaties de klaproos of poppy
heeft ingezaaid. Ook op dit papaverveld vinden we slechts een handvol poppy's.
Achter ons een enorme vijver. Het gonst er van de insecten. Het is hier mooi,
rustig en warm. We houden het voor gezien. We twijfelen eraan of er in de
andere domeinen klaprozen bloeien. Het is de ene teleurstelling na de andere.
Het zal hoogst waarschijnlijk door de droogte komen. We besluiten de kortste
weg naar huis te nemen. Oke, we hebben gefietst in de natuur, het is mooi weer
en misschien hebben we weer iets bijgeleerd.
Even rijden we
gedesoriënteerd door Brasschaat, maar komen als vanzelf op de Lage Kaart. Aan
de rotonde slaat ons Rina rechtsaf. Ze wil er gelijk van profiteren om de
winkelketen Albert Heijn binnen te springen. Onze volgende halte is op het
Hendrik Luytenplein langs de Lage Kaart. Sinds juli 2013 wordt in het
voormalige postkantoor een ijssalon uitgebaat. Het is aanschuiven, maar het
verloopt vlot. Het is eigengemaakt ijs en dat proef je. We zetten ons buiten op
een stoel in de schaduw en genieten. Daarna fietsen we verder door Brasschaat
waar we halt houden bij Taveerne Oud Antwerpen in de Elisalei. Deze oude
gerestaureerde hoeve straalt een rustgevende sfeer uit. Het ruime terras nodigt
uit voor een geanimeerd gesprek of een intiem etentje. We drinken er een
Kasteelbiertje. In 1986 koopt de familie Van Honsebrouck het kasteel van
Ingelmunster en lanceert 3 jaar later 'Kasteelbier Donker', geïnspireerd op de
populaire abdijbieren. In 1995 wordt het Kasteelgamma uitgebreid met een
Tripel, in 2007 met Kasteel rouge, in 2008 met een Blond en in 2013 met Hoppy.
Ons Rina neemt een 'Kasteel rouge' en ik een 'hoppy'. We worden er happy van.
Een uurtje later fietsen we langs de parochiekerk O.L.Vrouw van Altijddurende
Bijstand van St-Mariaburg. We houden een laatste keer halt bij het
herdenkingsmonument voor de gesneuvelden van WOI. Enkele inwoners van de wijk
werden gedood door de bezetter. Vijf van de gesneuvelden kregen een straatnaam
te St-Mariaburg. We rijden verder naar het centrum van Ekeren.
Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs. Bron: Agentschap voor Natuur en Bos.
Afstand: 60
kilometer. Toeristische dienst en kerk te Zoutleeuw op maandagen gesloten!
Maandag 11
mei 2015. Voor onze tweede Geteliniefietstocht trekken we naar Halen, een stad
in de provincie Limburg. We lezen op 15 infopanelen, verspreidt over onze
fietsroute,enkele indrukwekkende verhalen,
ten tijde van WOI. Om 09:00 uur rijden we bij de Noorderlaan de snelweg op, net
buiten Ekeren. Onmiddellijk komen we in een file terecht. Soms moeten we zelfs
stilstaan. Voorbij de oprit aan het Sportpaleis moeten we rechts de E313 nemen,
richting Luik. We zijn verlost van de grootste drukte. Bij afrit Ham rijden we dan
de provincie Limburg binnen. De temperatuur wijst op het moment 20° C aan. Bij
het knooppunt van Lummen loods de GPS ons naar rechts, richting Brussel. We
rijden op de snelweg E314. Vanaf hier rijden we rustig op een twee baanvak. Nog
10 kilometer. Vlak over de Demer rivier nemen we afrit 25: Halen. Nog drie
kilometer tot het centrum. Precies om 10:00 uur staan we geparkeerd op het
Marktplein van Halen. Hier kan je lang parkeren.
Halen
behoort tot het Hageland. Het is hier rustig en dat komt omdat het maandag is.
Alles is hier gesloten, met uitzondering van de plaatselijke apotheek. Rondom
het plein bevinden zich verzekeringskantoren, banken, een belastingconsulent en
dergelijke meer. Slechts één taveerne bevindt zich aan de overkant en is
gesloten. De Gete en de Velpe stromen door de stad. Het stadhuis van Halen is
een modern gebouw met twee gebeeldhouwde soldaten en twee liggende leeuwen. Tijdens
de Middeleeuwen stond op deze plaats de Lakenhal. Op het Marktplein staat de
kiosk uit 1904. Gebouwd voor de Koninklijke Harmonie door bestuurder en
burgemeester (1914 tot 1921) Eugene Cleeremans van Halen.
Op het
Marktplein staat infopaneel 1. We lezen: De Slag der Zilveren Helmen.
Het Duitse aanvalsplan in 1914 stond of viel met snelheid. De Duitsers wilden
Frankrijk verslaan vóór Rusland zijn gigantische leger gemobiliseerd had.
Daarvoor moesten ze zo snel mogelijk door België maar dat was buiten het
Belgische leger gerekend. De Belgen hadden zich teruggetrokken achter de Gete,
het riviertje dat van Tienen naar Halen loopt en hier uitmondt in de Demer. Op
12 augustus 1914 kwam het tot een gevecht. De Duitse generaals vertrouwden op
hun ruiterij: zij zouden de Belgen met hun lansen in de pan hakken. Maar de
Belgen waren veel beter bekend met de velden en holle wegen tussen Halen en
Loksbergen, en kozen goed positie. Verscholen in grachten, achter struiken en
spoorwegbermen wachtten ze de aanvallers op niet met lansen, maar met
aanzienlijk dodelijkere karabijnen en geweren. 140 Duitse ruiters verloren het
leven. 600 anderen raakten gewond. Na de middag kreeg de Belgische cavalerie
versterking van enkele duizenden infanteristen van het 4de en het 24ste
Linieregiment. Die waren te voet gekomen uit de omgeving van Tienen, bijna 20
kilometer verderop. Behalve hun wapens en bepakking moesten ze ook nog eens een
dikke wollen mantel meezeulen: de Belgische uniformen waren niet aangepast aan
de zomerse hitte. Verder
verteld het infobord nog: De charge te paard was al sinds de
oudheid een gevreesde en efficiënte krijgstactiek, maar zelfs de meest fiere
ruiters hadden geen verhaal tegen de geweren en kanonnen. De Slag der Zilveren
Helmen is dan ook één van de laatste charges te paard uit de wereldgeschiedenis.
De naam Slag der Zilveren Helmen is bedacht door August Cuppens, de pastoor
van Loksbergen. Hij schreef een gedicht over de blinkende pinhelmen die in de
velden waren achtergebleven. De naam is een knipoog naar een ander glorieus
moment uit de vaderlandse geschiedenis, de Slag der Gulden Sporen in 1302.
De St-Pieter-in-de-Bandenkerk,
uit de 11de eeuw, heeft een ingebouwde vierkante westertoren die na WOI hogerop
werd bijgebouwd. De gebruikte ijzerzandsteen wordt gescheiden door kalkstenen
lijsten. Ernaast staat het vergulde ruiterstandbeeld van Jules Jourdains dat
herinnert aan de Slag der Zilveren Helmen. Het standbeeld werd bij de
10-jarige herdenking van de slag in 1924 onthuld door koning Albert I. De kolom
vermeldt de namen van de Belgische regimenten die meegevochten hebben tijdens
de Slag van Halen op 12 augustus 1914. Het initiatief van dit oorlogsmonument
kwam van de Touring Club van België. Deze organisatie had geijverd voor de
invoering van de fiets in het Belgische leger en stond mee aan de oprichting
van het regiment van de Karabiniers-Wielrijders die het Duitse leger sterk
verzwakten tijdens het gevecht. Vanaf hier vertrekt De Zilveren Helmenroute,
aangeduid met rode helmen, een fiets/wandelroute van 10km lang. De Slagveldwandeling,
aangeduid met blauwe helmen, loopt langs het slagveld en over de Mettenberg en
is 6,5 km lang.
Op 4 augustus
1914 valt het Duitse leger ons land binnen. Het is het begin van meer dan vier
jaar oorlogsellende. Ook hier, toen
nog Brabant, wordt er hevig gevochten. Al op 10 augustus, zes dagen nadat ze de
grens hebben overgestoken, staan de Duitsers in het Hageland.
Het Belgische leger is zich dan nog volop aan het groeperen in de fortengordel
rond Antwerpen en er moet dus tijd gewonnen worden. De Gete vormt een natuurlijke verdedigingslinie om de
opmars van de Duitsers te hinderen. De Belgische verdediging bestaat uit
ruiters van de Lansiers en Gidsen, een bataljon Karabiniers-Wielrijders (de
Zwarte Duivels) en twee voetvolk regimenten van het 4de en de 24ste Linie
ondersteunt door artillerie onder bevel van Generaal de Witte. De Duitse
generaal von der Marwitz vertrouwd op zijn gevreesde ruiterij. Maar de Belgen zijn
veel beter vertrouwd met de velden en holle wegen tussen Halen en Loksbergen;
verscholen in grachten wachtten ze de aanvallers op niet met de blanke sabel,
maar met karabijnen en geweren.
Op 10, 12 en 18 augustus wordt
er hevig gevochten in de buurt van Orsmaal-Gussenhoven, Halen en Tienen. Op 18 augustus trokken de Duitsers
door het centrum van Halen en staken de kerk en een dertigtal huizen in brand.
De toren werd beschadigd door kanonschoten. Het bovenste gedeelte van de toren
werd na WOI bijgebouwd. Aan Belgische
kant telde men 180 gesneuvelden (van de 5000 militairen), langs Duitse zijde
sneuvelden 140 van de 3000 manschappen. Meer dan 400 paarden vonden er de dood.
Het is amper te geloven
dat dit vredevolle, groene landschap het toneel was van fors oorlogsgeweld. Na afloop lag het slagveld bezaaid met blinkende helmen
en gaat de geschiedenisboeken in als de Slag der Zilveren Helmen. Maar het
plan lukte, de Duitsers lopen een week vertraging
op en het Belgische leger kan zich helemaal terugtrekken tot in Antwerpen.
Even voorbij half elf rijden we door de Nederstraat over de Velpe. In de
Zwarte Duivelstraat houden we halt bij de oude brug over de Gete. Deze brug
werd door Belgische troepen opgeblazen om de Duitsers op te houden. Op paneel 2
lezen we: Hinderlaag
aan de Gete. Voor het Belgische leger was Halen in augustus 1914 de ideale plek
om de Duitse stormloop op te vangen. Het lag op twee dagmarsen van zowel
Antwerpen als Luik, aan een cruciale spoorwegverbinding. De samenvloeiing van
de Gete en de Demer vormt een natuurlijke hindernis. En op de Mettenberg, iets
naar het westen, had de Belgische artillerie een prima uitkijkpunt. De meest
kwetsbare schakel in de voorste linie was de plek waar je nu staat; de brug
over de Gete. Die werd daarom verdedigd door 120 tot 150
karabiniers-wielrijders. Zij hielden de eerste Duitse verkenners tegen, maar
plooiden daarna terug tot achter de spoorwegberm aan de andere kant van het
centrum. De brug bliezen ze op. Het was een slimme zet: 1.500 Duitse ruiters
trokken de smalle straatjes in, waar ze onder vuur werden genomen door de
kanonnen op de Mettenberg.
Tegen de gevel van een loods, naast de Getebrug, werd de gedenksteen ingemetst
die herinnert aan het eerste treffen tussen de Karabiniers-Wielrijders en de
Duitse troepen. In beide landstalen wordt vermeld: Den 12-8-1914 hebben
de karabiniers-wielrijders hier den bijnaam verworven van Zwarte Duivels. In t
jaar 1940 de 12 en 13 mei de karabiniers wielrijders van het 2de regiment
hebben alhier naar voorbeeld van hun glorierijke voorgangers, de speciale
vermelding verdiend van La Gette.Boven deze steen werd een zwarte steen tegen
de gevel bevestigt met de volgende tekst: De hiernaast gelegen brug kreeg onderstaande
benaming als herinnering aan de heldhaftige inzet van de PPC tijdens de Slag
bij Haelen 1914. De gedenksteen werd geschonken
door de Pioniers-Pontonniers-Cyclistenbrug en ingehuldigd door het 6de Genie
Bataljon in 1984. Voorbij de Getebrug bevindt zich Donk, een dorpsgemeente van
Herk-de-Stad.
Wij rijden terug tot de eerste straat om linksaf te slaan in de Firmin
Jacobslaan. Onze tocht gaat over een aantal bruggetjes die de Velpe of de Gete
dwarsen. Het is een beetje heuvelachtig in het Hageland. Met onze e-fiets
worden we het bijna niet gewaar. Alle bomen hebben hun bladeren. Alles kleurt
groen. Alleen de voortuintjes kleuren nog door de azaleas, begonias en de
klimplant blauweregen. We worden vrolijk gevolgd door vogelzang.
Bij de
rotonde met het ijzeren kunstwerk van fietsers werd een bordje geplaatst. De
Cyclist. zoals vele anderen vocht hij mee voor onze vrede op 12 augustus 1914
tijdens de Slag der Zilveren Helmen. Een initiatief van VZW Haelen 1914-2014. Op
de hoek Zittaardstraat-Kanonnierstraat werd een herdenkingskapel opgericht ter
nagedachtenis van de gesneuvelden en de oud-strijders van Halen van beide
Wereldoorlogen. Links van de kapel is de herdenkingsplaat voor het 4de
Lansiersregiment dat de omgeving van de IJzerwinninghoeve heeft verdedigd.
Uiteraard in beide landstalen. De drie andere gedenkstenen zijn van
doodgeschoten burgers en weggevoerden. De andere gedenkstenen zijn van
gesneuvelde militairen van beide Wereldoorlogen. Het wit geschilderde interieur
heeft een imitatie marmeren altaar. Links de herdenkingsplaten van 1914-1918.
Rechts hangen die van 1940-1945. Over de IJzerenbeek verlaten we het centrum
van Halen. Na de mooie moderne villas volgt de poldergrond. De perenplantages
langs ons pad bevatten al trosjes kleine bruine peren. In de verte draaien de
energiemolens langzaam.
Om knppnt
355 te volgen rijden we langs de Betserbaan. Deze baan is een holle weg, net
zoals in 1914. Tijdens de slag van Halen was deze weg van strategisch belang.
Aan deze weg hadden de Duitse ruiters problemen om de steile hellingen af te
komen en werden onder vuur genomen door de Zwarte Duivels, die zich in de bosjes
en struiken verschanst hadden. We lezen op infobord 3; Soldaten
op de fiets. Tijdens de Slag der Zilveren Helmen, op 12 augustus 1914, was een
opvallende rol weggelegd voor een inmiddels lang vergeten legereenheid: het
bataljon karabiniers-wielrijders. Op en rond de slagvelden van de Groote Oorlog
werden heel wat recente uitvindingen ingezet: vliegtuigen, autos, telefoons,
zeppelins, filmcameras De fiets past in dat rijtje en dat is begrijpelijk:
het is een handige en flexibele manier om de omgeving te verkennen en om van en
naar het front te gaan. Rond de eeuwwisseling had al een kwart van al de
Belgische karabiniers een fiets. In 1913 werd het bataljon
karabiniers-wielrijders opgericht. Dat telde toen 500 à 600 man. Omdat ze zo
mobiel waren, werden ze vaak ingezet als verkenners. Op 12 augustus 1914
vochten ze echter in de eerste lijn: aan de brug over de Gete, aan de
spoorwegberm en in de velden, zoals hier. Daar lagen ze in een hinderlaag,
klaar om de Duitse ruiters op te vangen en terug te slaan. Achter hen lagen de
lansiers in een volgende hinderlaag. Vanwege hun donkere uniformen, en omdat ze
zo verbeten streden, kregen de karabiniers-wielrijders van de Duitsers de
bijnaam Schwarze Teuvel, Zwarte Duivel. Na de oorlog namen ze een zwarte duivel
op in hun embleem.
We moeten
enkele trappen omhoog tot bovenop de holle weg. De gedenksteen, van
indrukwekkende formaat, is een blok natuursteen uit de Oostkantons, een streek
die na de Eerste Wereldoorlog van Duitsland overging naar België. In 1976 werd
het monument ingehuldigd ter ere van de Karabiniers-Wielrijders voor hun
verbeten tegenstand tijdens het gevecht van 12 augustus 1914. Ter herinnering
aan al de gesneuvelden, zonder onderscheid van herkomst, godsdienst of taal,
werd bij gelegenheid van de 75ste herdenking in 1989 het Europese Kruis
opgericht. We hebben een schilderachtig panoramazicht van 360°. Een weids zicht
met een lappendeken van landbouwgronden, een tractor die zn veld omploegt, een
fruitplantage dat baadt in het zonlicht en weiden met grazende schapen en
koeien. Verscholen achter bomen een eenzame hoeve.
Volgende
straat rechts bij het pad dat naar de IJzerwinninghoeve leidt staat infopaneel
4. We lezen: Op 12 augustus 1914 vond in en om Halen de Slag der
Zilveren Helmen plaats: een van de laatste charges te paard uit de
wereldgeschiedenis, en een opmerkelijke overwinning voor het Belgische leger.
Generaal Leon de Witte was de bevelhebber van de Belgische troepen in Halen. De
avond voor de slag besprak hij het strijdplan samen met zijn staf in een
herberg in Kortenaken. De Witte was een ouderwetse houwdegen die popelde om
zijn cavalerie in de strijd te gooien, maar die avond liet hij zich door twee
jongere officieren overhalen om een nieuwe tactiek te proberen. De ruiters
zouden afstijgen en zich verschuilen achter hagen en in greppels en holle
wegen. Voor de eerzuchtige generaal moet het een pijnlijke beslissing zijn
geweest, maar het bleek de juiste keuze. Op 12 augustus 1914 voerden Duitse
ruiters in de velden tussen Halen en Loksbergen niet minder dan zeven charges
uit. Het doelwit waren de Belgische kanonnen op de Mettenberg (ten noordwesten
van deze plek, in de richting van Loksbergen) maar zo ver zouden ze nooit
geraken. De Belgen hadden zich verschanst waar je nu staat, in en rond de
strategisch gelegen hoeve IJzerwinning. Na hevige gevechten, waarbij de hoeve
in brand werd geschoten, wisten ze de aanvallers af te slaan. Het infopaneel staat hier wel
ongelukkig. Een zware tractor met oplegger komt van de hoeve en moet linksaf.
Het gevaarte komt gevaarlijk dicht langs ons rijden. In plaats van te stoppen
en ons de kans te geven plaats te maken, draait hij de Lancierstraat in. In
zeven haasten moeten we wegspringen om niet onder de brede banden terecht te
komen. We rijden verder naar de recent gerestaureerde IJzerwinningshoeve. In
degevel werd een arduinen
herdenkingssteen ingemetst met Franse tekst, die hier werd ingehuldigd op 25
augustus 1919. Gelegen aan de IJzerenbeek heeft dit gebouw (begin 19de eeuw)
een belangrijke rol gespeeld tijdens de bloedige veldslag op 12 augustus 1914.
Zij werd het strategisch punt voor de Duitse aanvallen te paard om zo de
Belgische kanonnen die opgesteld stonden op de Mettenberg uit te schakelen. De
Belgische soldaten hadden zich verschanst in de bijgebouwen en de struiken rond
de hoeve. Zij weerstonden gedurende meer dan drie uur de charges van de Duitse
ruiterij. Op de zolder van het lage bijgebouwtje, rechts van het
woonhuis, sneuvelden twee Belgische militairen. Wachtmeester Cerstens was
getuige: Commandant Demaret nam zijn kepie af en stak zijn hoofd door het
dakvenster. Onmiddellijk kreeg hij een kogel in het hoofd. Adjudant Rousselet
werd eveneens dodelijk getroffen. Ik ben in zeven haasten naar beneden gerend,
terwijl de hoeve zwaar onder vuur genomen werd. Ik herinner me niet hoe ik
weggeraakt ben. Commandant Demaret werd begraven in de tuin. Aan de muur hangt
nog steeds de stenen krans die zijn verloofde op zijn graf legde. Lezen we nog op het infobord. Even
verder staat het herdenkingskruis van het voormalige Duitse militaire
begraafplaats. We doen de korte afstand te voet. Fietsen is hier onmogelijk.
Het hardstenen kruis in de velden naast de IJzerwinninghoeve is het enige
restant van een Duitse begraafplaats uit 1915. Hier werden na de slag 111
Duitse gesneuvelden begraven. Ze werden in 1956 overgebracht naar de Duitse
begraafplaatsen in Vladslo en Langemark. De oorspronkelijke zuil met het
ijzerkruis is hier blijven staan met de nog duidelijk te lezen tekst: Hier
ruhten 111 Deutsche helden, gefallen am 12 avg 1914. Er werd een zeildoek geplaatst met
de afbeelding van twee Duitse officieren op de begraafplaats. We zien nog duidelijk
de vele bloemenkransen op de graven.
Terug naar
de baan en rechtsaf. Volgende kruispunt linksaf in de IJzerwinningstraat.
Volgende kruispunt moeten we oorspronkelijk rechtdoor, maar wij slaan linksaf
tot bij de Belgische militaire begraafplaats. Daar de Belgen de zwaarste
verliezen leden in de omgeving van Velpen werd er in 1915 op deze plek een
begraafplaats begonnen. Er zijn 181 graven, waarvan 109 gesneuvelden van de
Slag van Halen. Links staat het kleine houten schuilhuisje met bezoekersboek en
het naamregister. Rond de begraafplaats staan sierlijke eiken- en
platanenbomen. De Belgische driekleur wappert in het midden van het domein. Naast
de begraafplaats staat de gedenkzuil van het 4de en 24ste Linieregiment.
Onthuld in 1939. Bij de parking staat het Via Dolorosa monument met verroest
oorlogsmateriaal. Via Dolorosa is Latijn voor Lijdensweg of Kruisweg.
Het is
ondertussen warm geworden. Er staat wel een onaangename wind. Maar het is geen
koude wind. We rijden terug tot het kruispunt. Wij moeten normaal linksaf om
onze weg te vervolgen naar knppnt 355 langs de Gidsenstraat. Wij rijden eerst
rechtdoor tot het volgende kruispunt. We houden halt bij de versierde kapel van
O.L.Vrouw van Banneux. De traditie wordt sterk in ere gehouden. Tijdens de
Mariamaand worden de Mariakapelletjes versiert.Verder, op de hoek van de Lanciersstraat en de Zilveren-Helmstraat,
staat de gedenksteen voor het 5de Regiment Lanciers. In deze omgeving brak dit
regiment de stormaanval van de Duitse ruiterij. Hier was tot in 1924 een kleine
begraafplaats van gesneuvelde Belgische militairen. Nadien werden de lichamen
overgebracht naar de Belgische militaire begraafplaats van Halen. De
gedenksteen dateert van 1934.
We lezen op
de steen: Op deze plaats den 12den augustus 1914: dag van den Slag
van Haelen brak het 5de regiment lansiers den stormaanval der Duitsche
ruiterij. Dit regiment had te Loxbergen den dag zelf van de slag zijn standaard
ontvangen. Daaronder
dezelfde tekst in het Frans.
Terug naar
het vorige kruispunt en rechtsaf in de Gidsenstraat. We worden omgeven door
fruitplantages. In de Gidsenstraat vinden we de Rotemse molen. Of wat er van
overblijft. De Cisterciënzerinnenabdij van Mariënrode verwierf in 1420 een stuk
grond om op het riviertje de Velpe een watermolen te bouwen. Uiteindelijk kwam
de grote, schilderachtige molen er pas eind 17de begin 18de eeuw. Het rad is
verdwenen maar ving vroeger het water op langs de onderkant en was dus een onderslag
rad. In 1920 werd in de molen nog 75.000 kg graan gemalen. Hij werd uitgebaat
tot in 1961. Aan de overzijde van de voormalige molen staat nog een oude
vervallen schuur. We dwarsen de Velp of Velpe, een zijrivier van de Demer. Bij
het volgen van knppnt 43 houden we halt, op de hoek met de Struikstraat, bij
een oude lindenboom. Tegen de bast hangt een klein Mariakappelletje. Eveneens
versiert met plastieken bloembollen in blauw en wit. Een zitbank staat in de
schaduw van de boom. Het is fris, maar we picknicken hier.
We dwarsen nog
regelmatig de Velp of Velpe. We worden enorm getroffen door de mooie
panoramazichten met poldergronden, weilanden en als achtergrond, de skyline van
groene bossen. Bij knppnt 42 moeten we linksaf in de Lapstraat, hier dwarsen we
weer de Velp en rijden voorbij Loksbergen, een deelgemeente van Halen. In de
Diestsestraat zien we de kerktoren van Kortenaken boven de fruitplantages
uitsteken. Dan zijn we in het centrum van Kortenaken op het Dorpsplein. De
gemeente heeft een agrarisch lappendeken: uitgestrekte akkers en weilanden.
Kortenaken staat bekend om de fruitteelt en de wijdverspreide boomgaarden.
Leeft van veeteelt, land en tuinbouw. Rechtsaf voor bijna 5km fietsen tot
knppnt 45. Het Dorpsplein wordt Krawatenstraat. Wij nemen de eerste straat
links, de Groenstraat voor nog meer fruitplantages. We hebben een sterke wind
op kop.
Aan de
splitsing linksaf in de Voorbosweg tot het eind. Een hoge kapel trekt onze
aandacht. De deur is vast. We kijken door het getraliede raam naar een groot heiligenbeeld
dat op een mooi gedecoreerd altaar staat, versiert met bloemen. Nu 8km tot ons
volgende knppnt. We fietsen in Ransberg op een hoogte van ongeveer 80 meter. Rechts
zien we de O.L.Vrouw van de Rozenkranskerk. Ze dateert van 1419 en was
oorspronkelijk een kapel, maar werd in 1823 opgewaardeerd tot parochiekerk. We
rijden langs de watertoren de private weg in. Daarnet heuvelop, en nu naar
beneden. We maken er dankbaar gebruik van. In de Kiezelstraat te Linter staat
een verwaarloosde kapel. Gebouwd in grijze snel bouwsteen en vooraan bezet met
cement. De tekst boven de deur is amper te lezen. De kapel was toegewijd aan de
H. Theresia. Van interieur is niets te bespeuren. De bezetting is van de muur
gevallen. De klaprozen groeien rijkelijk op de zijbermen langs onze weg.
We belanden
vanzelf in het Hagelandse dorp Drieslinter. Een deelgemeente van Linter. Ons
plan zegt: derde straat linksaf in de Stationsbaan. Ik tel de zijstraten maar
wordt aangetrokken door de versierde kerk. De O.L.Vrouw van het Heilig Hartkerk
is van de tweede helft van de 19de eeuw. Voor de kerk wapperen de Britse- de Australische-
en de Amerikaanse vlag naast onze driekleur. In de voorgevel van het gebedshuis
zijn twee gedenkstenen aangebracht van plaatselijke slachtoffers en gevallen
vliegeniers. Menige bloemen en kransen werden onderaan neergelegd. De wind
heeft er af en toe vat op. Ons Rina loopt er achterna en legt de bloemen
eerbiedig terug onderaan de gedenkstenen. We rijden verder langs een apotheek
met digitaal logo. Het geeft de temperatuur weer van 28°C. We worden het niet
gewaar door de wind. Ik krijg plots het vermoeden dat we verkeerd rijden.
Bordje gemist? Terug draaien en vragen naar de Stationsbaan? Terug voorbij de
kerk. We moesten hier helemaal niet zijn. Enkele straten verder moeten we
rechtsaf. Terug op ons knooppuntennetwerk. Bij het voormalige station van
Drieslinter is paneel 25. We lezen: Je staat hier op het
Stationsplein van Drieslinter. Als je goed kijkt, herken je zelfs nog het
vroegere station. Treinen speelden een cruciale rol in de Eerste Wereldoorlog.
Lang vóór 1914 hadden stafofficieren in alle legers minutieus berekend hoe lang
het zou duren om honderdduizenden soldaten met de trein naar het front te
brengen. Zelfs een kleine vertraging, dachten ze, zou ertoe leiden dat de
troepen te laat zouden komen en dat hun land de oorlog zou verliezen. De
bekende Britse historicus A.J.P. Taylor sprak zelfs van een war by timetable:
volgens hem waren de dienstregelingen van de soldatentreinen een van de grote
oorzaken van de oorlog. Het station van Drieslinter lag aan de spoorweg die
vanuit het oosten naar Tienen liep. Een ideale invalsroute voor het Duitse
leger dus, en daarom hadden Belgische genietroepen begin augustus 1914 alle
bruggen op die lijn opgeblazen. Zo wilden ze de vijand tegenhouden. Dat lukte
maar voor even, want hun Duitse collegas legden snel noodbruggen aan. In de
zomer van 1914 lag de huidige gemeente Linter twee keer op het pad van het
Duitse leger. Op 10 augustus werd er zwaar gevochten om de bruggen over de Gete
in Orsmaal-Gussenhoven. Een week later, op 18 augustus, nam de Duitse
artillerie vanuit Wommersom de Belgische stellingen aan de Gete onder vuur.
Daarna joeg de Duitse infanterie de resterende Belgen op de vlucht. In de
dorpen vielen vele burgerslachtoffers.De spoorlijn werd in
de jaren 60 en 70 van vorige eeuw opgedoekt, gebetonneerd en plechtig open
gesteld als fietspad in 1994. Een zonnig terras lonkt, maar het zit stampvol
zonnige genieters en gedurig stoppen nog fietsers om iets koels te drinken.
Wij fietsen verder
over de betonnen spoorwegbedding tot knppnt 50. Rondom ons niets anders dan
natuur met vogelgeluiden. 3,4 km verder is infopaneel 14 bij de spoorwegbrug.
Het bord vermeld: De foto hierboven dateert van eind augustus
1914 en toont Duitse soldaten die de oude spoorwegbrug over de Gete herstellen.
Die was begin die maand tot ontploffing gebracht door de Belgische genie, die
zo de verwachte Duitse opmars wilden ophouden. Eerst waren honderden koeien en
varkens bij boeren opgeëist en op treinen naar Tienen gebracht, waar ze
geslacht werden om het Belgische leger te voeden. Ook alle andere bruggen op de
spoorlijn Tienen-Tongeren werden opgeblazen. Geplooid als grashalmen lagen
alsdaar de ijzeren balken en riggels, beschreef getuige Jozef Vincx de scene.
Overgroote steenblokken en ijzeren gebinten lagen in de rivierbedding en in de
omliggende weiden verspreid. De Duitsers waren in Zoutleeuw sinds de ochtend
van 18 augustus 1914. Er waren hier toen nauwelijks Belgische troepen het
front lag verderop aan de Grote Gete en na amper twee uur was Zoutleeuw in
Duitse handen. Vergeleken met de omliggende dorpen en gemeenten heeft het
historische centrum dan ook weinig schade geleden.
Bij knppnt
21 wijken we af richting knppnt 54 voor twee infoborden. Ook Natuurpunt heeft
hier een stuk landschap toegeëigend. Een infobord geeft daarover nuttige
uitleg. Via de aanlooproute, die wordt aangeduid met vierkante bordjes met
klaproos, rijden we over de Koepoortstraat dat een beschermd dorpsgezicht is
met kasseien die qua tracé over de eeuwen haast niet veranderd is. Dus er zit
geen beterschap in. Een verschrikkelijke straat. Putten en kuilen. Heel ons lijf
davert uiteen. Na enkele seconden doet elke spier in ons lichaam pijn. De
straat heeft menige bochten en telkens denk ik: Na de bocht wordt het asfalt.
Een utopie. De rit duurt eindeloos. Zware tractors hebben opzij de kasseien in
de grond gereden. Onderweg moeten we van de baan, opzij de berm in om zon
gevaarte door te laten. Toch komt er na 1,7 km eindelijk een eind aan bij het
kappelletje van Gedurige bijstand. Een mooi onderhouden interieur met enkele
heiligenbeelden die geflankeerd worden met kaarsen en bloemen. Het lijkt alsof
de kapel hier speciaal is gebouwd, net voorbij de kasseiweg om te verpozen na
een helse rit over de Koepoortstraat. Even verder vinden we de
St-Laurentiuskerk van Helen met infobord 15: Je staat hier voor
het kerkje van Helen: nu een rustige, haast idyllische plek, maar honderd jaar
geleden speelde zich hier een drama af. Op maandag 10 augustus 1914, nog geen
week na het begin van de oorlog, stonden de Duitsers in Helen. Ze gingen er
gruwelijk tekeer. Ze staken er vele huizen in brand en doodden zeven van de
honderd inwoners. Hun lot is beschreven door Pieter Vandeweyer, de
dorpspastoor, en zelfs na honderd jaar blijft het verkillende lectuur. Gustaaf
Henot werd met lansen doorboord. Clément Lenaerts werd samen met een Belgische
lansier aan een paard gebonden, meegesleurd naar Melkwezer en daar
doodgeschoten. Ook zijn 16-jarige dochter Emiliana werd neergeschoten, ze
stierf later die dag. De broers Alfons en Karel Neskens en de zeventienjarige
Herman Ponsaerts werden met de handen op de rug aan elkaar gebonden, in een
gracht geworpen en met lansen afgemaakt. Jozef Mombaerts kreeg een kogel in de
mond en stierf later in het Gasthuis van Zoutleeuw. De Duitsers spaarden ook
pastoor Vandeweyer niet hij werd geslagen en bedreigd, en zijn pastorie werd
geplunderd en in brand gestoken. Achteraf had hij alleen nog een alledaagse
toog en 11 frank. Toch bleef hij zijn ogen open houden. Zo viel het hem op dat
de Duitsers niet in een opwelling huizen in brand staken, maar met voorbedachten
rade: ze hadden drie soortenbrandstof
bij zich, evenals een soort pastilles wellicht ging het om fosfortabletten.
Het monument van
gesneuvelden staat met een WOII kanon op de begraafplaats rond de kerk.
Naast de
geschilderde poort van de kerk hangt een bord dat ons verwelkomt in de kerk. Ze
is toegewijd aan de H. Laurentius, diaken en martelaar in de Romeinse tijd. Het
houten klokkentorentje stamt uit de 18de eeuw, maar werd in de 19de eeuw
gerestaureerd. Het interieur vertoont een éénbeukig kerkje, dat nog kenmerken
vertoont van de laatgotiek. Het rechthoekig koor in baksteen, doorspekt met
lagen zandsteen, dateert uit de 16de eeuw. Het schip en de sacristie in grijze
en witte zandsteen zijn evenwel classicistisch en dateren uit de 18de eeuw. Tegen
de muur bevindt zich de grafsteen van pastoor Arnold Milemans. Hij stierf in
1667. Een monument van het AVV en VVK herdenkt de onschuldige en weerloze
slachtoffers der Duitse ulanen die vermoord werden op 10 augustus 1914.
Naderhand
rijden we terug naar de vervloekte kasseiweg waar we rechtsaf moeten om knppnt
54 te vervolgen tot paneel 16. Hier moeten we op een grindpad rijden. Dat is
beter dan kasseien, maar daarom niet minder gevaarlijk. De putten worden
regelmatig opgevuld met steenpuin. Dat is niet evident voor onze fietsbanden.
Het is slalommen om het puin te ontwijken. Dankbaar houden we halt bij een
picknicktafel met infopaneel 16 waarop we lezen: Een natuurlijke
hindernis. Je staat hier aan de Kleine Gete: nu een onschuldig kabbelend
beekje, maar in de zomer van 1914 een formidabel obstakel voor het Duitse
leger. Elke rivier, hoe smal ook, is een natuurlijke hindernis. Wanneer er geen
bruggen zijn, moet het hele leger soldaten, kanonnen, paarden, wagens door
het water. Op zon moment is het extra kwetsbaar. Een verdedigend leger weet
dat en zal de oversteekplaats onder schot houden of op de andere oever in een
hinderlaag gaan liggen. De bruggen worden extra verdedigd. Zo pakte het
Belgische leger het in 1914 aan. De Belgische tactiek werkte, of toch voor
even. Hier vlakbij, in Orsmaal-Gussenhoven, werd op 10 augustus hevig gevochten
je verneemt er meer over nabij fietsknooppunt 54. Twee dagen later leed de
Pruisische ruiterij bij Halen, waar de Gete in de Demer stroomt, een pijnlijke
nederlaag in de Slag der Zilveren Helmen. Maar het was uitstel van executie. Op
18 augustus braken Duitse troepen overal langs de Getelinie door het Belgische
front. Diezelfde dag nog gaf koning Albert zijn troepen het bevel om zich terug
te trekken naar Antwerpen. Voor de Belgen was er een extra reden om de vijand
juist hier op te wachten: tijdsnood. Doordat er in de weidse Haspengouwse
akkers zo weinig natuurlijke hindernissen waren, rukten de Duitse legers snel
op naar het westen. Dat gaf de Belgen te weinig tijd om loopgraven aan te
leggen. Zebesloten
de Duitsers dan maar op te wachten bij de eerste natuurlijke barrière: de Kleine
en de Grote Gete. 1914 was niet de eerste keer dat de Gete als
verdedigingslinie werd gebruikt. Bij de Slag bij Neerwinden, in 1693, werd de
Gete al geroemd om zijn scherpe en diepe oevers.
We hebben
een panoramazicht van 360°. We horen zang- en watervogels. Een lust voor het
oor. Hier verpozen we even onder het genot van onze laatste koffie. Even rusten
want we moeten terug langs ons grindpad en last-but-not-least, terug over de
kasseiweg tot knppnt 21 op de voormalige spoorwegbedding. We slaan rechtsaf,
richting knppnt 51.
Tussen knppnt
51 en knppnt 48 ligt de stad Zoutleeuw. De stad lijkt een beetje op een
mini-Brugge met het middeleeuwse stratenpatroon. We stoppen bij het monument
van beide Wereldoorlogen. De St-Leonarduskerk van Zoutleeuw werd opgetrokken
tussen de 13de en de 16de eeuw. Ze heeft hoegenaamd niet geleden onder de
beeldenstorm en de Franse Revolutie. De westertoren staat momenteel in de
steigers voor een grondige restauratie. Op de Grote Markt hebben we het
Historisch Stadhuis met hallentoren en de Toeristische dienst. In 1530-38
opgebouwd als raadhuis. In de 19de eeuw bouwvallig verklaart. Tussen 1846-58
wordt de voorgevel gerestaureerd. Boven de ingang staan religieuze beelden. De
benedenverdieping bestaat uit het kabinet van de burgemeester, de raadszaal en
de ontvangstzaal. Op de eerste verdieping wordt de tentoonstelling gehouden van
Archeologische vondsten uit Zoutleeuw. De torenhallen, ontstond in de
middeleeuwen opdat de stad een belangrijk handelscentrum was. De stad bezat in
1281 al een Vleeshuys. De huidige toren vervangt de 12de eeuwse toren, die te
klein was. De Halle werd eveneens gebruikt als ontmoetingsplaats en kazerne
voor de schuttersgilden. Nu is de Toeristische Dienst in ondergebracht. Over
het gotische stadhuis, met felgekleurde vlaggen, staat de arduinen waterpomp
van 1762. Dan zetten we ons op een schaduwrijk terras om onze dorst te stillen.
Vervolgens
rijden we langs ons knppnt verder over het water voor paneel 13 bij de
Paardenbrug. Het vermeld: Een kerk vol krijgsgevangenen. Op 18
augustus 1914 vielen Duitse troepen het nauwelijks verdedigde Zoutleeuw binnen.
Omdat ze boven op de Sint-Leonardustoren de Belgische vlag zagen wapperen,
hielden ze de burgemeester en de onderpastoor aan, die ze mishandelden en
bedreigden. Ze stampten de torendeur in, haalden de vlag weg en ontregelden de
beiaard en het uurwerk. Gelukkig had de deken de 16de-eeuwse beiaardklokken op
tijd verborgen, net als de grote Sint-Leonardusklok. Op andere plaatsen werden
kerkklokken vaak omgesmolten tot kanonnen, maar de Zoutleeuwse klokken bleven
bewaard. Ook de waardevolle kerkschat bleef uit Duitse handen. Hun snelle
opmars door België stelde de Duitsers voor een logistiek probleem: waar moesten
ze blijven met de krijgsgevangenen die ze onderweg maakten? Deporteren naar
kampen in Duitsland was ingewikkeld en tijdrovend. Vandaar dat ze hen vaak
tijdelijk onderbrachten in de grootste gebouwen die ze konden vinden: kerken.
Dat gebeurde ook hier in Zoutleeuw. Op 18 augustus 1914 leverden Duitsers en
Belgen slag nabij Tienen. Die nacht werden zowat 400 krijgsgevangen Belgen naar
Zoutleeuw gebracht en opgesloten in de St-Leonarduskerk.
Recht
tegenover ons paneel staat campu OCMW. Eén brok natuur. Het beekje, de kleine Gete,
dat hier door het centrum loopt was tijdens de 13de en de 16de eeuw één van de
grote handelsroutes van het Hertogdom Brabant. Voor we rechts de Koepoortstraat
inslaan nemen we een foto van de gedenksteen. Zoutleeuw was tot aan het einde
van de 18de eeuw een versterkte stad aan de grens van het voormalige Hertogdom
Brabant en het Prinsdom Luik. De eerste wal omheen Leeuw had vijf poorten,
waaronder de Koeipoort. De 1ste poort werd gebouwd op ruim 130 m hiervandaan
in de richting van het centrum. Ten gevolge van een eerste stadsuitbreiding
begin 14de eeuw werd er, even verderop waar nu de Koepoortstraat en het
fietspad op de ijzeren weg elkaar kruisen, een nieuwe (2de) poort gebouwd. De
oorspronkelijke poort werd voortaan Dodenpoort genoemd omdat de overledenen
langs hier de stad werden uitgedragen naar het Sint-Sulpitiuskerkhof. Rond 1552
werd een derde verdedigingswal opgetrokken, gevolgd door de aanleg van een
aarden citadel (vanaf 1670) op de heuvel even verderop. De 2de koepoort en de
Sint-Sulpitiuskerk werden geïncorporeerd in deze vesting. Op de locatie waarop
wij ons nu bevinden werd een nieuwe 3de poort gebouwd die de verbinding
tussen de stad en de vesting moest verzekeren. Na de ontmanteling van de
citadel werd, in 1826, uiteindelijk ook de 3de poort vervangen door een brug
over de Bethaniagracht met rondboog in natuursteen. Met de realisatie van het
Bethania project in 2009, in opdracht van de stad Zoutleeuw, werd de site al
historische poortomgeving en als onderdeel van de voormalige citadel
heropgewaardeerd. In één van de twee vergaarbakken kwaken luidruchtige kikkers
er duchtig op los. Ze werden vakkundig gerestaureerd. De kleine kapel van
O.L.V. Sterre-der-zee op de Getebrug is nog een herinnering aan het eens zo
rijke havenverleden van de stad. Het beeldje was een schenking van de schippers
die Maria om bescherming baden tijdens hun tochten naar Antwerpen. Eerste straat
linksaf in de Vleesstraat en direct rechtsaf in de Begijnhofstraat.
Teneinde ons
fietspad moeten we oorspronkelijk rechtsaf. Even slaan we linksaf tot bij de Bethaniakapel, een bezienswaardigheid van Helen-Bos.
Ik geef een korte historiek van de kapel: In 1659 bouwen de kloosterzusters van
Bethania een kapel ter ere van Maria, Troosteres der Bedrukten. Ze wordt
aanbeden om hulp bij hoge koorts. In 1975 wordt de kapel gerenoveerd. In 1999
wordt de kapel beschermd als monument. Ze heeft religieuze, historische en
volkskundige waarde. En in 2013 wordt de directe omgeving van de kapel
opgeknapt. De ommegang wordt heraangelegd, een nieuwe zitbank geplaatst en
hagen geplant. Ons fietspad slingert verder langsgroenelanderijen en
moderne villas. We spotten de blauwe reiger en fazanten in een weide.
Vergezichten links en rechts van ons fietspad. In de Bosstraat vinden we paneel
12 bij de voormalige kapel O.L.Vrouw van zeven smarten van Bos. Het infopaneel
vertelt: De Duitse soldaten die in 1914 België binnenvielen,
waren doodsbang van franc-tireurs: gewapende burgers, zonder uniform en dus
onherkenbaar, over wie gefluisterd werd dat ze Duitsers beschoten of
verminkten. In werkelijkheid waren er nauwelijks burgers die vijandelijke
soldaten aanvielen ze keken wel uit. Maar uit angst, en uit afschuw over wat
zij zagen als een achterbakse manier van oorlog voeren, namen de Duitsers
gruwelijke represailles. In 1914 gebruikten het Duitse en het Belgische leger
dezelfde Mauser-geweren. Daardoor dachten Duitse soldaten vaak dat ze de vijand
hoorden schieten, terwijl het hun eigen kameraden waren. De Duitsers hadden
niet helemaal ongelijk om de Belgen te wantrouwen: sommige burgers gaven in het
geheim informatie over Duitse troepenverplaatsingen door aan de Belgische
bevelhebbers. Die konden vervolgens hun tactiek aanpassen. Zulke spionnen
riskeerden hun leven, want het Duitse leger kon hen ter plaatse terechtstellen.
Ook hier in de streek waren spionnen actief. Onder meer waarnemend burgemeester
Vanderhove van Dormaal en de stationschef van Wilderen gaven informatie over
Duitse troepenbewegingen door. In steden als Aarschot en Leuven vielen
honderden doden, maar ook vele dorpen werden zwaar getroffen. Over heel België
werden naar schatting vijfduizend burgers vermoord; tienduizenden anderen
werden mishandeld, bedreigd of bestolen. Eén van hen was boer Wuestenberg uit
Bos. De Duitsers zagen hem aan voor een franc-tireur en wilden hem fusilleren.
Boer Wuestenberg had geluk: de kogel ging door zijn oor. Hij liet zich vallen
en bleef roerloos liggen. De Duitsers dachten dat hij dood was en lieten hem
achter. Zeven mensen uit het naburige Helen hadden minder geluk: zij vonden de
dood, vaak op gruwelijke wijze. Daarover verneem je meer op het paneel bij de
kerk van Helen. De vroegere
gotische kapel O.L.Vrouw van zeven Smarten heeft een éénbeukig schip,
bekroond met een dakruiter, een kort transept en een rechthoekig koor. De
westgevel draagt boven de ingang het jaartal 1559. In de loop van de 16de eeuw
werd de zuidelijke kruisarm laatgotisch herbouwd. De sacristie werd in de 18de
eeuw vergroot. Rond de kapel groeide de kloostergemeenschap van de Zeven
Smarten ten Bossche, die in 1555 de regel van St-Augustinus aannam. Tijdens de
godsdienstoorlogen in de tweede helft van de 16de eeuw werd het klooster
verwoest en vonden de zusters onderdak in het Bethaniëklooster te Zoutleeuw.
We dwarsen
nogmaals de Grote Gete. Verderop fietsen we tot knppnt 192. Rechtsaf op
fietspad tot knppnt 49. Vanaf nu is het alsmaar rechtdoor over de voormalige
spoorwegbedding. Paneel 11 vinden we aan het station van Budingen: In
1914 had Budingen veel meer te lijden onder het oorlogsgeweld dan het naburige
Zoutleeuw. Op dinsdag 18 augustus lag het dorp recht op de frontlijn. Hier,
nabij het oude station, werden de Duitsers opgewacht door vijfhonderd man van
het regiment Gidsen, onder leiding van een majoor met de even fraaie als
toepasselijke naam de Schietere de Lophem. Hun opdracht: volhouden tot het uiterste.
Om zeven uur s ochtends zagen ze de eerste Duitsers hun kant opkomen. De
overmacht bleek al snel te groot en ze moesten zich terugtrekken om niet te
worden omsingeld. Dertien Belgische militairen sneuvelden. Eén van de gedode
Belgische militairen was luitenant Wolfgang dUrsel. Hij was geraakt aan het
hoofd, maar het vijandelijke mitrailleurvuur was zo hevig dat hij niet in
veiligheid kon worden gebracht. Achteraf werd hij teruggevonden met een kogel
door het hart. Een andere gewonde soldaat G. Scheys was met kolfslagen
afgemaakt. De doden werden eerst begraven achter het koor van de kerk, en later
overgebracht naar een militair kerkhof. Op 18 augustus 1919, precies vijf jaar
na de feiten werd aan de kerk van Budingen een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis
van de gesneuvelden. Nadat de Duitsers de Belgen op de vlucht hadden gejaagd,
drongen ze door het dorp. Daar staken ze zonder enige aanleiding eenenzestig
huizen in brand. In het gehucht Terweiden gingen nog eens achttien huizen in
vlammen op. De weinige inwoners die nog niet waren gevlucht, werden beschoten.
Eén van hen, Emile Pulinckx, werd dodelijk geraakt. De Duitsers mishandelden
een andere inwoner en dwongen hem een huis in brand te steken. Een vrouw,
Hubertina Stroom, werd levend verbrand. Haar verkoolde lichaam was bijna
onkennelijk, schreef de pastoor achteraf, en had de grootte van dat van een
kind.
Het station
werd geheel gerenoveerd tot burgerwoning. Budingen ligt aan de samenvloeiing
van de Grote en de Kleine Gete. Het is
een plezier om hier te fietsen. Omgeven door groene bomen, struiken,
landerijen, tjilpende vogels en op de achtergrond hectaren fruitplantages. Tot
knppnt 356 vinden we vier panelen over bijna vier kilometer. Paneel 10 is nabij
de brug van de Gete. Begin augustus 1914. Vanuit Luik rukten de
Duitsers op naar het westen. Vroeg of laat zouden ze de Gete oversteken maar
waar? Voor de zekerheid namen de Belgen stelling in over de volledige lengte
van de rivier, van Tienen tot Halen. Bovendien blies de genie alle bruggen over
de Gete op. Als de Duitsers naar de andere oever wilden, zouden ze door de
rivier moeten waden en dan waren kwetsbaar. Hier in Geetbets werden zo de
bruggen aan de Araanstraat, de Kasteellaan en de Dorpstraat tot ontploffing
gebracht. Het plan was zeker niet dwaas. Toen op 12 augustus een groepje Duitse
ruiters vanuit Grazen de Gete probeerde over te steken, werden ze hier door
Belgische troepen teruggedreven. Twee ruiters werden gedood. Maar een week
later, op 18 augustus, was de Duitse overmacht simpelweg te groot. De Belgische
verdedigers werden overrompeld en moesten halsoverkop een veilig heenkomen
zoeken. Tijdens de Duitse opmars werden duizenden Belgen mishandeld en
vermoord, maar er waren ook burgers die gewoon stierven in het strijdgewoel.
Eén van hen was Maria Catharina Van Den Dijck uit Geetbets. Zij stierf vlak bij
de plek waar je nu staat. Pastoor E. Schurmans, van Geetbets schreef in zijn
dagboek: In het jaar des Heren 1914 de 18de augustus is hier door het Duitse
leger gedood; Maria Catharina Van Den Dijck, al vluchtend voor vijandelijke
soldaten, haar kind in haar armen sluitend, dat ook zwaar gewond werd in de
voet, evenwel niet gedood; dochter van Callistus en Florentina Knaepen, hier
geboren op de 3de november 1876, echtgenote van Ludovicus Croes, die op
hetzelfde ogenblik ook zwaar gewond werd aan de bil.
Paneel 9
staat in de Glabbeekstraat en vermeld: Op 12 augustus 1914 leed de
fiere Duitse ruiterij bij Halen een pijnlijke nederlaag in de Slag der Zilveren
Helmen. Tijdens die gevechten had de Belgische legerleiding het 1ste en 2de
regiment Gidsen achter de hand gehouden. Na de slag, toen hun kameraden genoten van een paar dagen
welverdiende rust, werden die regimenten naar de eerste lijn gestuurd, aan de
oevers van de Gete. In afwachting van de verwachte Duitse stormloop legden ze
loopgraven aan. Een week later lagen de kaarten helemaal anders. De stad Luik
was gevallen en de Duitsers rukten massaal op naar het westen. Op 18 augustus
bereikten ze Geetbets. De meeste bewoners waren toen al gevlucht: maar goed
ook, want de Duitsers schoten op alles wat bewoog. De Belgische achterhoede van
het 1ste regiment Gidsen hield niet lang stand, en ook op andere plaatsen aan
de Getelinie moesten de Belgen op de loop gaan. Nog diezelfde dag gaf koning
Albert zijn troepen het bevel om zich terug te trekken naar Antwerpen.
Een paar
honderd meter verder bevindt zich paneel 8 met de volgende tekst: Op
18 augustus 1914 kreeg Geetbets voor de derde keer in twee weken Duitse soldaten
op bezoek. Pastoor Schurmans beschreef de ravage na de doortocht: Op dinsdag
18.8.1914 vielen de Duitse troepen binnen in Geetbets terwijl de Belgische
soldaten en de bevolking de vlucht namen. Acht woningen en de statie staken ze
in brand, dekens, klederen en eetwaren stalen ze in bijna alle huizen.
Verscheidende personen, waaronder Louis Keyen, Emiel en Mathilde Borgers, Louis
Luyten en een moeder met verscheidene kleine kinderen, namen ze mee tot
Kortenaken. Die moesten met de armen omhoog getuige zijn van het afbranden der
statie. Toen de statie in de as lag, werd een zekere Arthur Wauters van Grazen,
20 à 21 jaar oud, van zeer deftige familie, alhier voor den krijgsraad
gebracht, door de Duitsers ter dood veroordeeld, neergeschoten en begraven onder
de ogen van dezelfde Betsenaren. Het infobord staat voor het centrum van Geetbets. Op de
achtergrond zien we de parochiekerk Heilige Petrus en Paulus in de Dorpstraat. Het
is net 19:15u geworden. We hebben tot hiertoe 51km gefietst. Een wereldprimeur.
Misschien staat bij onze aankomst, in Halen, wel een fanfare te spelen? Het
dorp, Geetbets, lag tijdens WOI in de frontlijn toen het Belgisch leger zich
terugtrok achter de Gete. Duitse ruiters, die vanuit Grazen de brug over de
Gete naderden, werden teruggedreven. Vele gewonde Belgische soldaten werden van
Halen naar Geetbets gebracht en er verzorgd. In 1916 moesten vele Betsenaren
zich in Diest gaan aanmelden. Een vijftigtal werd naar Duitsland weggevoerd. In
1917 kwamen talrijke vluchtelingen uit Frankrijk toe, uit de streek van Nancy.
Zij verbleven tot aan het eind van de oorlog bij burgers. Elf soldaten uit
Geetbets bleken op het eind van de oorlog te zijn gesneuveld.
Paneel 7
staat oorspronkelijk bij het station en melkerij van Geetbets. Er zijn
momenteel wegenwerken aan de gang. Materiaal ligt overal verspreidt. We zien
van alles liggen en staan maar geen infobord. Een plaatselijke bewoner vertelt
ons dat het station is afgebroken, maar van een melkerij weet ze niets. Ze
wonen hier nog niet zo lang. We houden het hierbij. De aannemer van de grondwerken
heeft waarschijnlijk het infobord weggenomen voor de afbraak van het station.
We vervolgen onze weg. Bij knppnt 356 weer rechtdoor. Ons laatste infopaneel 6
vinden we bij het kasteel van Geetbets. We lezen: Wanneer
je van hieruit naar het oosten kijkt, zie je het Kasteel van Bets (Heerlijkheid
Elsmeren), dat in zijn huidige vorm teruggaat tot de 17de eeuw. In 1914 was het
een schakel in de Belgische verdedigingslinie. Op 16 augustus 1914 veroverden
Duitse troepen de stad Luik. De weg naar het westen, het binnenland in, lag nu
open. De Belgen wisten dat de Duitsers op komst waren en de Gete wilden
oversteken, maar ze wisten niet precies waar. Daarom installeerden ze troepen
over de hele lengte van de rivier, van Tienen tot Halen. Hier in Geetbets lag
een compagnie karabinierswielrijders soldaten op de fiets, zeg maar en een
peloton pontonniers-wielrijders die konden noodbruggen bouwen en explosieven
leggen. Ter hoogte van het kasteel lag ook nog een eskadron van het 1ste
regiment Gidsen. Hier dichtbij, aan de inmiddels verdwenen brug over de Gete,
raakten de Gidsen in de ochtend van 18 augustus slaags met de Duitsers. Het was
een kort maar gewelddadig treffen. Later die middag leverden Belgen en Duitsers
een grotere slag bij Sint-Margriete-Houtem. Het resultaat was in beide gevallen
glashelder: de Belgen moesten zich terugtrekken in de richting van Antwerpen.
In 1917 bood het kasteel van Geetbets, dat toen al vele jaren leegstond
onderdak aan vluchtelingen uit de streek van Nancy in Frankrijk. Na de oorlog
trof men op de deuren en muren van het kasteel met krijt geschreven opschriften
aan, waarin de vluchtelingen zich lovend uitlieten over de Belgische
gastvrijheid.
Over de
grens van Brabant rijden we terug door Limburgs Haspengouw tot knppnt 354. Dan
fietsen we 2,5km tot knppnt 352. In Halen houden we nog halt bij de grote kapel
van St-Barbaraop het
Sint-Barbaraplein. Slechts afgesloten door een laag wit geschilderd hek staat
de H. Barbara op het altaar. Drie potjes met plastieken bloemen fleuren het
interieur op.
Vanaf hier fietsen
we terug naar de Markt van Halen. Bij knppnt 352 rechtsaf in de Koekoeklaan.
Ten einde linksaf in de Firmin Jacobslaan. Volgende splitsing links aanhouden
en eerste straat linksaf in Raubrandplein tot op de Markt. Het is 20:00 uur.
Nog een uur rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs. Bron: Wikipedia.
Vrijdag 1
mei 2015. We staan op om half acht. Op dat moment is er een helder blauwe lucht
met een matige wind. Een uur later gaat de zon alweer schuil achter grauwe
grijze wolken. De wind wakkert aan en we bereiden ons voor om naar Lelystad te
rijden. Op de Bataviawerf kan je het Bataviaschip uit de film Michiel de
Ruyter zien. Het transportschip uit de 17de-eeuw was een zeilschip dat goederen
en personen vervoerde en was zwaar bewapend met kanonnen. In de jaren 1985-1995
werd een reconstructie gebouwd en deze is te bezichtigen op de Oostvaardersdijk
01-09 te Lelystad.
Als we om
09:15 uur de sleutels van de caravan overhandigen is de bewolking over
gewaaid.Lelystad is de hoofdstad van de
provincie Flevoland. Onze GPS brengt ons op de Oostvaardersdijk 01 tot staan.
Hier is echter geen Batavia te bespeuren. Zelfs een eindje wandelen helpt ons
niet verder. We vragen het aan een plaatselijke bewoner. We moeten een eind
terug, bij de hoge pyloon, op de Bataviawerf. Daar toegekomen kijken we uit
naar een parking. Maar plotseling rij ik terug op de grote baan. We houden het
voor gezien. We rijden naar de jachthaven van Almere. Daar ligt het
Pannenkoekenschip aangemeerd. Een lekkere pannenkoek om de week af te sluiten.
Lucy brengt ons terug de snelweg op.
In nog geen
40 jaar tijd verrees de stad Almere uit de grond. De skyline van moderne
architectuur tekent zich al duidelijk af vanaf de A6. Bij de haven vinden we
een rustige plek om lang te parkeren. De temperatuur in de auto is aangenaam,
maar als we uitstappen moeten toch terug een jas aantrekken. Het is ondertussen
11:30 uur. Flevoland wordt omringd door negentigduizend hectare water. Er zijn
dan ook talloze vaargebieden met mooie aanlegplaatsen. Almere Haven is er één
van. Een wandeling waard. De restaurants aan het water nodigen uit om op het
terras te lunchen of te dineren. In de gezellige havenkom van de haven ligt
restaurant t Pannenkoekschip Johanna, een schip met een bewogen
geschiedenis. Het werd gebouwd in 1939 als motorvrachtschip aan de Roode Vaart
bij Moerdijk. Op de dag van haar proefvaart werd de mobilisatie in Nederland
afgekondigd. Het schip werd daarop verhuurd aan het Rode Kruis, om na een
grondige verbouwing dienst te doen als medisch hulpschip aan het front. Na de
capitulatie van Nederland wist het schip aan vordering te ontkomen door van
onderduikadres naar onderduikadres te varen. Zo heeft het schip zonder een
schrammetje de oorlog doorstaan. De eerste reis na de oorlog was alsnog voor
het Rode Kruis: hulpgoederen vervoeren naar Rotterdam, waar een groot gebrek
was aan alle eerste levensbehoeften. Na een lang leven als binnenvaartschip is
de Johanna verbouwd tot een driemaster zeilschip. Met haar 50 meter lengte en
haar trotse 30 meter lange masten is de Johanna een zeer bijzonder
etablissement sinds 1977. Geopend vanaf 12:00 uur.
We slenteren
in het zonnetje naar het centrum waar toevallig de wekelijkse markt wordt
gehouden. Onderweg passeren we drie muurschilderingen op de zijmuur van een
supermarkt. Het leven in de zee met gekleurde vissen. De ruimte met planeten en
duizenden sterren. Als laatste een polderlandschap met tulpenveld, molens,
bootjes op het water en de hedendaagse hoogbouw van stad Almere. Alles
realistisch geschilderd met personen die net echt lijken. Dan zijn we bij de
kleine knusse markt waar het gezellig kuieren is tussen de kraampjes. We houden
van de gezellige sfeer op een markt en kijken wat hier zoal te koop wordt
aangeboden. Hier kan je terecht voor verse groenten, fruit, etenswaren, vis,
bloemen en nog zoveel meer. De muurschildering Restaurant De Burgemeester tegen
een zijgevel is een verhaal op zichzelf: Toen Almere in 1976 zijn eerste
bewoners verwelkomde viel de stad nog onder het gezag van het Openbaar Lichaam
Zuidelijke IJsselmeerpolders, met aan het hoofd landdrost Han Lammers. Er was
geen gemeenteraad, maar een adviesraad. In 1984 kreeg Almere zijn eerste
gemeentebestuur. Han Lammers wordt burgemeester. Op deze muurschildering zijn
alle burgemeesters tot nu toe afgebeeld. Maar ook de twee secretaressen van de
burgemeester kregen een plaats op de gevel. Als laatste kregen Bob Friedländer
en Henk Kruit een plaatsje op de muurschildering. Bob werkt al vanaf 1980 in
Almere als (pers)fotograaf en Henk was troubadour en journalist. Hij woonde
vanaf 1977 in Almere. Schreef veel artikelen en columns over het bestuur van
Almere. Henk Kruit overleed in 2003.
Na de markt
wandelen we tot bij het kunstwerk van een zilverkleurige dolfijn op een granito
tafel. Op de rand werd een kalender aangebracht die loopt van 10 mei 1940 tot
en met 15 augustus 1945. Een oorlogsmonument op een plaats zonder
oorlogsverleden. Het werd gebeeldhouwd door de kunstenaar Marcel Smink. Langs
de Kerkgracht zien we op het water een grote dames mozaïekschoen op een houten
vlot tentoongesteld. Er nestelt zich een familie meerkoeten tussen de hak en de
zool. Ze hebben veel bekijks. De carillon in de toren, bij de Goede Rede kerk
werd opgeleverd in 1979 met vijftig klokken. Samen goed voor vijf ton. Elk
kwartier klinkt er een melodie over de haven. Over de gevel van de kerk prijkt
sinds 2004 een muurschildering van 17 meter breed dat een Bijbelverhaal
verbeeldt.
We belanden
terug bij de haven. Bij de steiger van het Pannenkoekenschip is een ander soort
boot aangemeerd. Een infobord verschaft uitleg: De Almeerse Botter AM1. De
Zuiderzee had vroeger een geringe diepte. Om toch te kunnen vissen werden
zogenaamde rond- en platbodems ontwikkeld. Deze botter is zon platbodem die vroeger
veel werd gebruikt voor de visserij. Kort na 1900, toen er sprake van was dat
de afsluitdijk gebouwd zou worden, werd de bouw van deze typische
vissersschepen gestaakt. Toch gebruikten de vissers de botter nog tot 1965.
Deze botter, de AM1, is in 1890 gebouwd op de werf van firma Schaap te Huizen.
Van 1920 tot 1955 viste zij op de Zuiderzee. In de periode 1975-1979 werd het
schip totaal gerestaureerd en in het jaar 2000 werd de botter aangekocht door
de gemeente Almere. De botter heeft geen kiel. Om niet door de wind zijwaarts
af te drijven heeft het schip twee zijzwaarden.
Het
interieur van het pannenkoekenschip is smaakvol ingericht, zelfs de menukaart
is in scheepssfeer uitgevoerd. Het schip biedt plaats aan 180 gasten binnen en
70 personen kunnen buiten op het fraaie verzonken terras aan dek. Of je nu
bakboord of stuurboord, midscheeps of in de boeg zit, overal proef je die
typische sfeer van een zeilschip. Het kombuis dat dagelijks geopend is tot
21:00 uur, biedt enkele mogelijkheden. De keuze bestaat uit meer dan 100
soorten ambachtelijke gebakken pannenkoeken. Of je kiest voor het Piratenbanket,
waardoor je zo veel pannenkoeken mag eten als je op kunt. Voor ons is dat
teveel van het goede. Smakelijk.
Van de
dienstjuffrouw krijgen we wat folders toegestopt met informatie over de stad.
De stadsgids is een handig boekje in pocket formaat. Na het voorwoord door de
burgemeester van Almere lezen we enkele cijfers over de stad: De eerste
bewoners vestigden zich in 1976 in de stad, naast 52,4 % land is de stad
omgeven door 47,6 % water. De gehele stad ligt 2 tot 5 meter onder zeeniveau.
Daarna komt de geschiedenis van Almere aan de beurt: Vanaf 4.000 voor Christus
woonden er al mensen waar nu Almere is. Jagers en verzamelaars leefden er in
tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Het land wordt overspoeld
door de zee. De bewoners zijn genoodzaakt om naar droge gebieden in het oosten
en zuiden te trekken. In 44 na Christus: De Romeinse geograaf Pomponius Mela
geeft in zijn aardrijkskundige werk het gebied de naam Mare Flevum. Om het meer
wonenRomeinen die tijdens de vierde
eeuw ook de streek moeten verlaten vanwege overstromingen. Na hun vertrek
blijft het gebied onbewoond achter. Ook eeuwen later, in 1686 blijven
overstromingen Nederland teisteren. Noord-Nederland wordt grotendeels
overstroomd door de Sint-Maartensvloed. 1558 mensen komen om. Het duurt tot
1890 als de waterbouwkundige Cornelis Lely een plan maakt voor de afsluiting
van de Zuiderzee. Krap 30 jaar later gaat het parlement akkoord. We schrijven
1932 als de Afsluitdijk wordt gedicht en het IJsselmeer ontstaat. Flevoland
wordt drooggelegd. Men hoopt met het ontstane landbouwgebied het voedseltekort
van na WOI te kunnen opvangen. Ook de Noordoostpolder valt droog. Onderduikers
en pioniers maken tijdens WOII dankbaar gebruik van het nieuwe gebied. In 1944
worden veel onderduikers opgepakt en afgevoerd. Dertig jaar later kampt het
Noordelijk deel van de Randstad met ruimtegebrek. De Rijksoverheid besluit om
een stad te bouwen in de IJsselmeerpolders: Almere. In 1975 worden de eerste
woningen in Almere-Haven gebouwd. Vijf jaar later verwelkomt Almere haar
tienduizendste bewoner. De bouw van het stadsdeel Stad begint. Vanaf 1986 gaat
het snel. Almere passeert de 50.000 inwoners. Er zijn inmiddels drie
stadsdelen: Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten. Verleden jaar, 2014,
vierde men de 30ste verjaardag van de gemeente! Almere is een
volwaardige stad en hard op weg naar de top vijf van grootste Nederlandse
steden.
De gids
vervolgt met nuttige adressen om te overnachten in luxe hotels, in een beach lodge
of op een kampeervlot. Het kan ook bij een local in een Bed & Breakfast, in
je eigen boot of zelfs met een hele groep. Vervolgens komen de bijzondere
locaties aan bod. De hotspots om lekker culinair te genieten. Even uitblazen in
het centrum tijdens het shoppen op de vele terrasjes aan het Belfort of de
Grote Markt. Verder in het boekje vinden we een stratenplan van Almere. Eén
centrum, zeven werelden. Wij terug naar de markt. We vinden echter het
stadhuisplein niet. We spreken een lokale bewoner aan. Dan moeten jullie naar
Almere centrum. Dit is hier Almere Haven. Jullie kunnen best de auto hier laten
staan en het openbaar vervoer nemen. Neem bus 1 tot bij Esplanade. Een twintig
minuten rijden.
We volgen de
goede raad op en rijden met de bus naar Almere Stad. In het centrum van Almere
wanen we ons in een andere wereld. De opzet, waarin zeven pleinen een hoofdrol
spelen, is uniek in Nederland. Ieder plein heeft zijn thema en eigen karakter. Almere
Centrum is de winkelstad met meer dan 400 winkels en is zeven dagen per week
geopend. Almere staat bekend om de bijzondere bouwwerken en gedurfde
architectuur in de stad. Bepaalde gebouwen zijn tentoonstellingen op zich. Op
de Esplanade kan je je helemaal ontspannen. Jaarlijks hoogtepunt is het
Bevrijdingsfestival. Flevoland en de rest van Nederland lopen dan massaal uit
om in Almere de vrijheid te vieren. Ons volgende plein kan je helemaal niet vergelijken
met een ander plein. Hier ontdek je creativiteit, architectuur en cultuur. We
wanen ons voor even op de Times Square of Trafalgar Square. We wandelen voorbij
de megabioscoop van Almere. Sport 2000 heeft een ruim assortiment aan de
nieuwste sportartikelen en sportmode. Met de roltrap worden we naar het Belfort
gebracht. Uitgebreide kunstwerken in mozaïek staan tentoongesteld tussen Chez
Alexander en La Cubanita, een tapasketen met zuidelijke hapjes en drankjes.
Langs de roltrap terug naar beneden, belanden we al kuierend op het
Stadhuisplein. Het middelpunt van het centrum. Alle werelden komen hier samen.
We kijken onze ogen uit door de majestueuze winkels. Dan is het shoppingcenter
van Wilrijk er niets tegen. Vanaf hier slenteren we naar de Grote Markt.
Gezelligheid is troef. De terrassen zitten overvol.
Na het
Stationsplein keren we terug naar de Esplanade. Het is nogmaals twintig minuten
rijden tot Almere Haven. Voor we vertrekken neemt ons bomma nog een laatste
foto van een kunstwerk dat gemaakt werd door Paul de Reus. Een persoon werd
ondersteboven tot de schouders in de grond geplant. Een reuzenbol met honderden
verschillende gezichten steunt op de beide voeten van de persoon. Het kunstwerk
werd onthuld op 26 augustus 2010. Tijd om terug naar België en Ekeren te
rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Donderdag 30
april 2015. Vandaag rijden we de tweede tulpenroute. Niet met de fiets maar met
de auto. Er staat nog maar eens een strakke wind. Het is droog met dikke witte
wolken. We stoppen bijna steeds bij een tulpenveld. Bomma fotografeert vanuit
verschillende hoeken de vele mooie tulpenvelden. Ze gaat, indien mogelijk, zo
dicht mogelijk bij de bloemen zonder ertussen door te lopen. Op de foto lijkt
het dan net alsof ze er zelf tussenin zit. Door wegenwerken moeten we omrijden
en belanden we in Bant. Het kleine dorp is ontstaan in 1951 en vierde in juni
2011 zijn zestigjarig bestaan. Een infobord verteld over de korte geschiedenis
van de gemeente. De bantsiliek, de voormalige katholieke kerk, is nu een
openbaar gebouw voor de gemeenschap. Ze doet nog wel dienst als trouwlocatie. Voor
de kerk staat een mozaïek met als thema circus. Het bestaat geheel uit
tulpenkoppen. Het is mooi van ver. Alleen van dichtbij merk je dat het gemaakt
is van tulpen. Een kleurige clown jongleert met ballen op een verhoog. Dit
vrolijke onderwerp leent zich uitstekend voor het gemengde kleurpalet aan
tulpen wat hier in Noordoostpolder rijk aan is. Het geeft de mogelijkheid om
creatief met kleuren te experimenteren.
Verderop laat
ik de auto weer stoppen bij een tulpenveld om mooie fotos te nemen. Ons Rina
heeft weer alle kleuren van de regenboog op de gevoelige plaat kunnen
vastleggen. De tulpenroute loopt nog tot en met 5 mei en verschillende velden
ogen al groen. Een tractor met speciale messen heeft de kopjes van de tulpen
verwijderd. De tulpenkweker verdiend meer aan het kweken van tulpenbollen dan
aan de tulpenbloemen. Nadat de keuringsagent groen licht geeft worden de tulpen
gekopt en kan de bol heel de zomer groeien. Daarna worden ze verpakt en naar
Amerika of Japan verhandeld. Sommige tulpenvelden liggen in het midden van het
polderlandschap. We genieten dan van kleurrijke weidse vergezichten. Ons Rina
navigeert mij aan de hand van het jaarmagazine. Een boekje met een
activiteitenagenda en een evenementenkalender 2015, inclusief een toeristische
kaart met de te volgen trajecten. Ons volgende dorp is Creil. Deze gemeenschap
is nog jonger dan Bant. Er werd met de bouw begonnen in 1953. Ook hier werd de
katholieke kerk herbouwd tot een dienstencentrum. Momenteel zijn er een
huisarts en een apotheker in gehuisvest. Ook de lokale kunstenaar kan hier
exposeren. Bij de protestantse kerk staat ook een mozaïek met als thema het
circus. Vervaardigd met tulpenkopjes. Het stelt eveneens een clown voor die
stiekem de zaal inkijkt of al de stoelen bezet zijn.
Onderweg
naar ons volgende dorp houden we nog enkele keren halt bij de bekende
tulpenvelden. Ze vormen telkens een schitterend schouwspel van felle kleuren in
het polderveld. Elk tulpenveld heeft zijn eigen kleur en vorm. De verschillende
vormen lenen zich perfect voor close-up fotos.
Via het
Espelerpad rijden we Espel binnen. Het ligt op een steenworp van de polderdijk
met daarachter het IJsselmeer. De dorpen worden steeds jonger. Men begon hier
in 1956 te bouwen. In 1962 werd de Una Sanctakerk gebouwd. Het was na het dorp
Hoogvliet de tweede plaats in Nederland waar de Hervormde Gemeente en de
Gereformeerde Gemeente besloten één kerkgebouw te delen: Una Sancta. Een
kunstwerk op de verhoogde berm is van 1976. Jan Kip, de kunstenaar, noemt het
Dukdalf met meeuwen. Het kunstwerk bestaat uit een dukdalf zoals ze nog
steeds in de kanalen en vaarten van de Noordoostpolder kunnen worden
aangetroffen. Er bovenop is een groep vliegende meeuwen uitgevoerd in metaal. De mozaïek sofa is eveneens een
bezienswaardigheid en een mozaïek van tulpenkoppen doet ons hier uitgeleide. Een
close-up van een kind clown die jongleert met enkele ballen.
Om 11:30 uur
zijn we terug bij de caravan voor een middagmaal. Om 14:00 uur vertrekken we
weer met de auto richting Luttelgeest. Tien minuten later stoppen we op de
parking bij de Orchideeën Hoeve in de Oosterringweg 34. Deze professionele
kwekerij van diverse orchideeën bestaat geheel uit glazen serres. We wandelen
binnen in de grootste tropische tuin van Europa. Hier liggen de werelddelen
dicht bij elkaar. We trekken van de ene bestemming naar de ander zonder de
Nederlandse grens te passeren. Met een aangename temperatuur van 21° Celsius is
het aangenaam kuieren op de wandelpaden terwijl we de vier verschillende tuinen
bezoeken. De Tropische tuin is rijk aan bloeiende bloemen en planten soorten.
We vinden hier duizenden soorten wilde en zeldzame orchideeën. De meeste
groeien op natuurlijke wijze op boomstammen. De hangende luchtwortels
onderstrepen het bijzondere karakter van deze planten. Sommige orchideeën
hebben een beetje uitleg nodig. Een infobord staat erbij en we lezen: Lycastes
zijn orchideeën die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen. In de natuur komen
ongeveer 50 soorten voor. Eén daarvan is de Anguloa die beter bekend staat als
de tulpenorchidee zoals u kunt zien. De Lycaste bloeit in de lente en rust in
de winter. Tip: Zorg voor goed licht. De kleur en de geur van de jungle zorgen
voor het mysterieuze gevoel in het regenwoud. Af en toe wordt er nevel
gesproeid. Het meest zijn we onder de indruk van de Vlinder Vallei. Tussen
enorme rotsformaties fladderen duizenden oogbetoverend vlinders vrolijk rond
langs kabbelende beekjes en kleurrijke nectarplanten. De zang van tientallen
tropische vogels brengen ons naar Australië.
De Lorituin
is een belevenis op zich. Ontelbare Loris vliegen je om de oren. Het zijn
kleine kleurrijke papegaaien die steeds honger hebben. Wie wil kan een bakje
nectar kopen voor 1. Het levert mooie fotos op wanneer enkele papegaaien op
je arm landt en snoept van de aangeboden nectar. De Maleisische tuin ademt de
sfeer van een vissersdorpje in de tropen. Een brug van 20 meter lang vormt de
verbinding tussen de paalwoningen en geeft een prachtig overzicht. Stromende
bergbeken en watervallen monden uit in een vijver met koikarpers. Als ze je
zien of horen openen ze hun bekjes voor voer. De talrijke schildpadden rusten
onder de rode lampen. De Taiwanese tuin, vol invloeden uit Oosterse culturen,
kent een volkomen harmonie tussen mens en natuur. Bij de geïmproviseerde
huisjes werden zitbanken geplaatst die uitzicht geven op bonsai en bomen met
snoeivormen. Een oase van rust. Kinderen genieten nog na in het Mangrovebos.
Een waterrijke binnenspeelplaats. Als afsluiter drinken we in het
café-restaurant een kop koffie met appelgebak. Daarna rijden we terug naar de
caravan.
Het is reeds
over vijven als we de fiets nemen naar het centrum van Emmeloord. Eerst naar De
Deel voor de Poldertoren met beiaard klokken. De voor en achterzijde wordt
beschermd door twee stenen leeuwen. De rest van De Deel is parking, maar nu
staat er een grote kermis. We maken de
fietsen vast in De Lange Nering. De straat van de stad met een mengeling van
bekende en minder bekende winkelketens. De meesten zijn al gesloten. Het is
bijna zes uur. We kunnen nog de C&A binnen, maar als we buiten komen begint
het klokkenspel van de Poldertoren te luiden. Alle winkels sluiten hun deuren.
We rijden terug naar de camping. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs.
Woensdag 29
april 2015. We rijden vanaf camping Het Bospad, met de auto, naar Schokland. Schokland,
eiland op het droge, biedt een unieke combinatie van cultuurhistorie en natuur.
Dit voormalige eiland staat symbool voor de strijd van Nederland tegen het
water. Op de parking van Museum Schokland Middelbuurt 3, is plaats genoeg.
Vanaf hier vertrekt onze fietsroute. Het is nog te vroeg voor een museumbezoek,
maar volgens de info ervaar je ter
plaatse, hoe het leven vroeger was en wat het nu is. Al in de prehistorie
werden de eerste bewoners er door het water verdreven. Later vochten de
middeleeuwse boeren en de vissers vanaf hun terpen tegen de stormvloeden en
overstromingen.
Ons bomma neemt
fotos van drie soorten, kolossale, massieve rotsblokken die werden geschonken
door de Noorse gemeente Ringerike in 1980, ter bevestiging van de
vriendschapsbanden. Een oude unieke verweerde boot rust op stelten. Een trapje
onderaan nodigt uit om door een opening in de romp naar binnen te kijken. Omringd
door het geluid van de golven, de roepende meeuwen en de geur van oud hout en
teer vaar je terug naar een stukje verleden. We vertrekken via een smal
fietspad naast het museum richting knppnt 47. Er staat weer een strakke wind,
maar het zonnetje doet haar best. Het waait altijd op Schokland, waardoor het
altijd doet denken aan een eiland. Het is een bijzonder gebied: vrijwel
zesduizend jaar onafgebroken bewoond en nu een eiland op het droge. De oudste
sporen van de mens zijn ca. 10.000 jaar oud. Op het eiland woonden ongeveer 650
bewoners op drie terpen, genaamd Emmeloord, Middelbuurt en Zuidert. Toen er in
1859 geen bestaansmogelijkheden meer waren, werd het eiland permanent ontruimd
door Willem III. De strijd tegen het water was verloren. Door inpoldering in
1942 kwam het eiland op het droge te liggen. In 1984 ontdekten archeologen
menselijke voetafdrukken van de prehistorische mens van ruim 4.000 jaar oud.
De weerman
voorspeldde gisteren dat het voor de middag droog zal blijven. In de late
namiddag kans op een bui. Het weer wordt in ieder geval beter dan gisteren. De temperatuur:
12°C, maar de gevoelstemperatuur ligt een paar graden lager.
Langs ons
pad staan verschillende infoborden waar we beknopt kunnen lezen wat er op
Schokland gebeurde tijdens de voorbije eeuwen. Eén kilometer verder staat links
van ons, op een heuvel, een geschilderd klein houten huisje. Oorspronkelijk
bestond het kleine dorpje hier uit zestien houten huisjes. Door de vele
overstromingen was het leven er onmogelijk geworden. Dit houten gebouwtje werd
op de terp nagebouwd. Door de strakke wind laten we de fietsen niet graag
alleen achter. Als ze omvallen is er beslist schade. Eerst gaat bomma een
kijkje nemen. Daarna is het mijn beurt terwijl moeder de vrouw de fietsen een
beetje ondersteunt. De deur staat open en de ramen hebben plexiglas, in plaats
van gewoon glas. Er is geen interieur. In het huisje wonen enkel en alleen
zwaluwen. Tegen de houten wanden zijn infoborden aangebracht. Een paar meter
voor de houten barak staat de in 2003 gerestaureerde waterput.
De omgeving beneden
de terp is vlak. Braakliggende grond is begroeit met paarden- en boterbloemen.
Hier waait en duwt de wind constant tegen de bomen. Het verwonderd mij dat er
nog bomen zijn met rechte stammen. Onze volgende halte wordt gehouden bij de
kerkruïne van Ens. Hier stond in de veertiende eeuw al een kerkje. In 1717 was
de toenmalige kerk dusdanig in verval geraakt dat hij buiten gebruik werd
gesteld en tijdens een hevige storm in 1825 goeddeels werd verwoest. De ruïne
bleef tot de ontruiming van het eiland in 1859 in gebruik als begraafplaats. Pas
in de eerste helft van de 19de eeuw werd het inmiddels vervallen gebouw met de
grond gelijk gemaakt. Toen in 1859 alle Schokkers het eiland voor altijd
moesten verlaten, bleven de doden eenzaam achter in hun graven. Wat verder
vinden we de resten van een ronde vuurtoren. Reeds in 1618 werd op dit punt
voor het eerst een vuurbaak ingericht. In 1635 werd dan een vierkante, 7 meter
hoge, brandaris gebouwd. Een stormvloed, in 1825, verwoeste met zijn drie
meter hoge golven 26 huizen en de vuurtoren. Een nieuwe vuurtoren werd gebouwd.
Ditmaal een ronde, maar nog steeds werd licht gegeven door met kolen te stoken
tot in 1845. Dan nam de petroleumlamp en vervolgens de gaslamp het werk over. In
1944 werd de vuurtoren weggehaald.
Dan zijn we
bij knppnt 47. De picknicktafels hebben een mooie tekening bovenaan. Een kaart
van Schonkland met de bezienswaardigheden. Op de achtergrond, tussen de bomen,
kleurt de poldergrond rood en roze. Een tulpenveld dat we straks beter zullen
zien. Linksaf op de Palenweg met wind op kop. We stoppen om enkele fotos van
tulpenvelden te nemen. Hectaren groot. Links rijdt een tractor over een
landerij. Machinaal maakt hij kleine maar enorme lange heuveltjes. We zijn er
nog niet uit of er asperge of aardappelen onder de aarde zitten. De tractor laat
een grote stofwolk achter zich.
We dwarsen
de Ramsweg en nemen het fietspad naar boven op de dijk. We blijven niet boven op
de dijk fietsen. Een betonbaantje brengt ons naar beneden, zodat we vlak naast
het water gaan fietsen. Links van ons bevindt zich het Ramsdiep dat ontstaan is
bij de aanleg van de Noordoostpolder. Ontelbare watervogels cirkelen boven ons
hoofd. Ze proberen tegen de wind over het water te vliegen. Het blijft bij een
poging. Alleen de meeuw heeft geen enkel probleem met de wind. Hij komt en
vliegt waar hij wil. Zelfs met onze elektrische fietsen halen we net geen
snelheid van 14 km p/u. Af en toe nemen we een extra ondersteuning.
Na 11 km
fietsen rijden we onder de A6 door en maken een grote bocht zodat we de wind in
de rug krijgen. Niemand die klaagt overigens. Nu halen we bijna een super
snelheid van 16 km p/u. Hier schakelen we onze ondersteuning uit. Zo sparen we
wat energie. We zullen ze nog nodig hebben. Momenteel volgen we knppnt 2 over
de Zuidermeerdijk. Bij Schokkerhaven houden we even halt om langs de jachthaven
te slenteren. Rechts van onze wandelrichting staan enkele vrijstaande en
luxueuze woningen, met uitzicht op de haven en Ramsdiep. De wind heeft vrij
spel op het Marina Schokkerstrand.
Rechts van
ons, aan de andere zijde van de hoge dijk zijn werklui bezig met het bouwen van
windturbines. Ze zijn sterk aanwezig in het landschap en hoe groter de
windmolen, hoe verder ze uit elkaar staan. Drie cilinders staan al recht zonder
hun wieken. Af en toe moeten we over een dierenrooster. De dijken worden
begraasd door schapen. Witte en bruine. Enkele lammeren volgen hun moeder. Het
fietspad is bezaaid met de uitwerpselen van de dieren. In de verte ligt Urk. De
lucht boven de stad is grauw en grijs. Hopelijk houden we het droog.
Om 13:00 uur
bevinden we ons in de jachthaven van Urk. Voor de inpoldering waren Schokland
en Urk twee eilanden in de Zuiderzee. Schokland is Unesco-Werelderfgoed en Urk is
een levendig en karakteristiek vissersdorp. Op de hoek met de Klifweg, staat
het sculptuur van de ijsvlot of ijsvlet. Een ijsvlet is een speciale boot die
100 jaar dienst heeft gedaan. Het kunstwerk werd op 21 april 1994 onthuld. Het
is een eerbetoon aan de bemanningen van deze vlet, die in de dagen dat Urk een
eiland was en in strenge winters, als Urk was geïsoleerd door ijsgang op de
Zuiderzee, de verbinding onderhielden met de vaste wal Kampen en het eiland
Schokland. Op de Dormakade pronkt het monument van de Orka. De naam van het
voormalige eiland Urk wordt op historische kaarten aangeduid als Orc.
Hierdoor gaat men ervan uit dat de naam Urk is afgeleid van de naam Orc. In
1968 is ter ere van het 1.000-jarig bestaan van Urk, een model gemaakt van een
Orca. Deze Orca was na enkele jaren aan vervanging toe , en een nieuw model van
kunststof werd gemaakt. Maar ook deze Orca was gedoemd te verdwijnen. Door een
omgewaaide boom en een hierop volgende brand werd het kunstwerk nogmaals
verwoest. Dit model, op ware grootte, werd onthuld op 18 mei 2013. Het bezit
een fontein, maar spuit niet voor het moment. Tientallen zeilmasten steken
boven de kade uit. De touwen kletteren tegen de houten palen. De nationale
vlaggen staan strak door de wind. We vinden een windvrije plaats bij de
Havenpoort om te picknicken.
We zwerven
vervolgens door de pittoreske oude dorpskern met kleine smalle huisjes in een
doolhof van steegjes. In wijk 2 vinden we het geboortehuis van Appie Baantjer,
gebouwd in 1867. Albert (Appie) Cornelis Baantjer werd hier in september 1923
geboren en was de geestelijke vader van Jurrian de Cock (met c-o-c-k), de
hoofdpersoon in de politieromans van Baantjer. De plaatselijke bevolking weet
niet waar deze woning zich bevindt. Het plaatselijk VVV kantoor weet het wel. Ernaast
bevindt zich het museum Het Oude Raadhuis. Het museum is gevestigd in het
voormalige raadhuis, dat van 1905 tot 1988 dienst heeft gedaan als gemeentelijk
bestuurlijk centrum. In 1988 werd een nieuw gemeentehuis gebouwd en na een
grondige verbouwing kon het oude complex in gebruik worden genomen als museum.
In 1996 werd de visserswoning ernaast aangekocht en gerestaureerd. Deze woning
werd voorzien van een authentiek interieur, zodat een goed beeld verkregen
wordt van een visserswoning uit vroeger dagen. In het museum komt men alles te
weten over Urk in het verleden en heden. De vroegere klederdracht,
scheepsmodellen, visserijmethoden, schilderijen en fotos.
Op het
Wilhelminaplein, in Wijk 3, staat de Bethelkerk. Een gereformeerde kerk met een
enorm groot rond mozaïek in de voorgevel. Op 2 september 1851 werd hier de
eerste kerk gebouwd. Dit gebouw werd echter in 1885 afgebroken en de eerste
steen van het huidige gebouw werd gelegd op 27 april 1885 door de plaatselijke
predikant van de gemeente. Bij enkele
gerenoveerde huisjes staat een oorlogsgedenkteken Ter herinnering Tijdens de
razzia op 18 november 1944 werden meer dan tachtig plaatsgenoten opgepakt en
vanaf deze plek (voorheen de Wilhelminaschool) weggevoerd. Zij mochten na de
oorlog allen behouden terugkeren. Het monument werd onthuld op 15 april 2005. Daarna
houden we halt bij de ronde vuurtoren in de Vuurtorenlaan. Al in de 17de-eeuw
werd op deze plaats een kolenvuur ontstoken ter beveiliging van de vitale
scheepvaartwegen naar Amsterdam en het achterland. In 1699 werd het
verlichtingssysteem uitgebreid met vuurtorens te Marken, Enkhuizen en IJdoorn.
Voor de vuren moesten de schepen op de Zuiderzee jaarlijks belasting betalen,
ten bewijze waarvan ze een bakenloodje ontvingen met een afbeelding van de
Suyderzeese Vuur Bakens en het jaartal. Ontvanger van de vuurgelden was de stad
Amsterdam. In die functie droeg zij de verantwoording voor het toezicht op de
kustverlichting langs de Noordzee en de Hollandse kust van de Zuiderzee (Urk
hoorde toen bij Holland). In 1809 werd het vuurbaken van Urk voorzien van een
olielamp. Deze 18,5 hoge toren werd gebouwd in 1844. Bij de vuurtoren, ongeveer
70m uit de kust, zien we een enorme zwerfsteen met zeewier bedekte rug. Deze
kei werd in de ijstijd uit Scandinavië naar hier gevoerd. De legende vertelt
althans dat de Urker babys uit deze kei komen. Met een bootje moest de
aanstaande vader naar de steen roeien om daar zijn pasgeborene in ontvangst te
nemen. De inwoners noemden de kei: Ommelebommelestien.
Een groot
anker trekt onze aandacht. Een infobord vermeld: Op 14 maart 1959 werd dit
enorme anker 40 mijl NW van IJmuiden opgevist. De bemanning van de UK 11,
schipper H. Brands Rzn, werd hierbij geassisteerd door de bemanning van de UK
66. De schacht van het anker is 5m lang, terwijl de armen met opgewelfde
driehoekige vloeien samen 3m breed zijn. De ankerstok was altijd van eikenhout
en bestond meestal uit twee delen. Deze is nieuw. Op het kruis (waar de armen
en de schacht elkaar ontmoeten) zijn de cijfers 1512 ingeslagen. Of dit een
jaartal is kan niet met zekerheid worden gezegd. Een registratie- of serienummer
lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het type komt overeen met bekende 17de-eeuwse en
oudere voorbeelden. Ankers met dergelijke afmetingen kwamen zeker voor rond
1500, toen er reeds sprake was van grote drie- en zelfs viermasten.
We houden
het water links van ons en vinden zo het oudste gebouw van Urk. In het jaar
1711 stortte het dak van de eerste kerk op deze plaats in, hetgeen betekende
dat de toenmalige eilanders genoegen moesten nemen met een tijdelijke noodkerk.
De huidige kerk, 1786 met kerkhof erom heen, is het oudste bedehuis van Urk. Omdat
Urk van 1660-1792 tot Amsterdam behoorde, heeft het kerkje boven de ingang een
gedenksteen met het wapen van Amsterdam. In 1989 werd het Kerkje aan de Zee
grondig gerestaureerd. Het kerkje wordt uitsluitend gebruikt voor trouw- en
rouwdiensten. Achteraan bevindt zich het monument van de Tweede Wereldoorlog.
Op de zerk staan de 13 namen van omgekomen Urkers. Onderaan is een zwarte band
met de namen van omgekomen Joden uit Urk. In de smalle zijstraat,
Monumentenlaan staat het vissersmonument dat op 11 mei 1968 onthuld werd door
de toenmalige koningin Juliana. Op de hoge sokkel staat een vissersvrouw die
achterom kijkt over zee. Rondom haar bevinden 34 marmeren platen met 368 namen
van vissers die hun leven verloren op zee.
Langs de
Pyramideweg verlaten we het centrum. De wind doet minder haar best en zwakt een
beetje af. We volgen knppnt 53. Op de Vormtweg is rechts van ons het Urkelbos
met vakantiepark t Urkelbos. Hier willen
we iets drinken. Bij de receptie zit een jonge vrouw die ons vertelt dat er op
de camping niets open is. Eerst om 16:00 uur vertelt ze. Het is net na drie
en we gaan niet wachten. Verder dan maar. Voorbij de sportvelden rijden we door
het Urkelbos. We rijden door een gemengd loofbos, afgewisseld met donker
naaldhoutbos en natuurrijke open plekken waar wandelaars en fietsers kunnen
genieten. 6,8 km tot knppnt 10. Altijd rechtdoor over een eentonige baan. Bij
de boerderijwinkel Rennes staat de koffie klaar. De boerderij staat bekend om zijn
streekproducten. We zijn de enige bezoekers en kunnen plaats nemen waar we
willen. Na een warme kop koffie/thee met gebak kunnen we er weer tegen aan.
We worden
verwelkomt in Nagele door een liggende stenen leeuw. Nagele is een dorpje in de
Noordoostpolder met uitsluitend platte daken. Zelfs de voormalige
rooms-katholieke kerk heeft platte daken. Het is gerenoveerd tot een museum. Linksaf
op de Akkerstraat. 4,2 km tot knppnt 37. Rechtsaf op de Oud Emmeloorderweg. Nu
is het niet ver meer. Ook aan deze straat komt precies geen eind. Dan rijden we
terug door het Schokkerbos met enkele infopanelen. Om 17:30 uur zijn we terug
bij onze auto. Nog 15 minuten rijden tot bij onze caravan. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Dinsdag 28
april 2015. Na een rusteloze nacht staan we om 07:30 uur op. Het was een koude en
lawaaierige nacht. Het verkeer op de Banterweg raast achter onze caravan over
de weg. We zijn het niet gewend. In Flevoland vroor het afgelopen nacht nog tot
-3°C. We hebben het gevoeld. Vandaag voorspellen ze af en toe een bui. Toch
zeker voor de middag. Maar de zon schijnt nu en er staat een zwakke wind. Daar
moeten we van profiteren. We ontbijten en maken een picknick voor onderweg. De
tulpenroute is een 100 kilometer lange autoroute door het tulpengebied in de
noordelijke helft van Noordoostpolder. Daar waar de meeste tulpen langs de weg
staan. Ons Jaarmagazine: Welkom in de Noordoostpolder bevat een toeristische
kaart met fietsknooppunten. Die hebben we zelf dan uitgestippeld, van knooppunt
naar knooppunt, maar we weten niet precies hoeveel kilometer ons traject is.
Het zal van het weer afhangen of we ze volledig doen, of we haken af.
08:30 uur.
Een uur later en de zon gaat reeds schuil achter grauwe grijze wolken. En het
kan nog erger. De wind is aangewakkerd tot 6 beaufort. Men verwacht slechts
temperaturen tot 12°C. Met een dikke jas, een muts en handschoenen vertrekken
we, met de fiets, vanaf de camping naar de lawaaierige Banterweg. Rechtsaf tot
bij de rotonde en weer rechtsaf door de Muntweg. De Lemstervaart, die we
dwarsen, is een kanaal dat loopt van Emmeloord naar Lemmer en mondt uit in het
IJsselmeer. Vervolgens rijden we over de A6 tot het eind. De Rijksweg, A6,
vormt een belangrijke verbinding tussen Amsterdam en Noord-Nederland. Vanaf nu
houden vaak halt om de tulpenvelden te fotograferen. Veel bollentelers doen elk
jaar hun uiterste best om een mooi gewas te verbouwen, en daardoor kunnen wij
genieten van de bloemenpracht. De velden zijn te bewonderen in alle bekende
kleuren. Rood, roze, gele, purperen, etc Aan de rotonde moeten we
oorspronkelijk naar links om de Kuinderweg/Marknesserweg te volgen. Maar er
mogen geen fietsen op deze weg. We nemen de volgende straat linksaf. We
bekijken of we tot bij de volgende rotonde geraken. Indien niet, rijden we terug
naar de camping en doen de route met de auto. We hebben geluk. Bij de volgende
rotonde kunnen we weer linksaf en rijden door de Marknesserweg of de N331. Met
ruim 2.000 hectare aan bloembollenvelden is Flevoland is één van de grootste
bloembollenkwekers van Nederland. Dat is onderweg duidelijk te merken. Vlakbij
de weg of ver weg, midden in het polderlandschap, kleuren de tulpenvelden rood,
geel, wit en vooral oranje. Rechts van ons stroomt de Zwolse vaart. Deze stroom
is eveneens een gegraven kanaal. Het water stroomt van het Kadoelermeer door
het Voorsterbos langs Marknesse naar Emmeloord en gaat daar over in de
Urkervaart.
Bij het
volgende tulpenveld staan enkele bomen zonder blad. De bomen dienen als
schutsel voor de nabijgelegen hoeve. Ons bomma neemt fotos van de tulpen,
terwijl we in de bomen het getok horen van een specht. Uiteindelijk kan ze de
vogel spotten. De bast van de boom is in de top gebarsten. Daar wil de specht
van profiteren om insecten te vangen en op onze beurt profiteren wij van het
moment om de vogel te fotograferen. Onze eerste specht op foto. Een unicum.
Onderweg
rijden we vaak voorbij blauw witte palen met bovenop een rode zeilboot op
woelige golven of een rood vliegtuig in nood. In het Jaarmagazine van
Noordoostpolder lezen we dat dit de Wrakkenroute is. Een fietstocht van ca. 50
kilometer langs vliegtuig- en scheepswrakken. Een geschiedenis van de
drooglegging van Noordoostpolder en WOII. De locaties van de wrakken zijn door
middel van deze herdenkingspalen in het landschap te vinden. Via de scancode
krijg je informatie over deze wrakken. In de vroegere Zuiderzee voeren
duizenden schepen af en aan en vonden vele scheepsrampen plaats. Al bij de
eerste inpolderingswerkzaamheden werden dan ook scheepswrakken aangetroffen.
Flevoland is met maar liefst 435 scheepswrakken één van de grootste droge
scheepskerkhoven ter wereld. Diverse schepen zijn in dit gebied in
moeilijkheden geraakt. Er zijn vele wrakken van boten gevonden in de
Noordoostpolder en hiervan liggen nog steeds enkelen in de grond begraven. Het
IJsselmeer was dan weer tijdens WOII een aanvliegroute voor de geallieerden. Er
waren toen weinig navigatiemiddelen. Urk en het IJsselmeer waren goede
oriëntatiepunten vanuit het vliegtuig. Tijdens de luchtgevechten zijn er
tijdens de oorlogsjaren 29 vliegtuigen neergekomen in de pas ontgonnen
Noordoostpolder.
We rijden
door de Luttelgeesterweg als we onze eerste regenbui krijgen. In zeven haasten
trek ik een regenbroek aan. Niet snel genoeg. Ik wordt toch nat. We schuilen
een paar minuten onder moeders paraplu. Het is slechts een bui. Verderop in de
straat staat een picknicktafel bij een enorm groot tulpenveld. Een infobord
verklaart: In de zestiende eeuw kwam de tulp naar Nederland. De plantkundige
Carolus Clusius speelde daarbij een belangrijke rol. Via zijn netwerk kwam de
tulp bij veel welgestelden in ons land terecht. In de zeventiende eeuw werd de
tulp zo populair, dat er een echte windhandel ontstond, waarbij veel geld voor
één enkele tulp werd betaald. Na die windhandel bleef de tulp in Nederland
populair. De commerciële teelt breidde zich in de negentiende eeuw uit van
Haarlem richting de Bloembollenstreek en kwam in de 20e eeuw ook in
andere delen van Nederland terecht, zoals de kop van Noord-Holland en West-Friesland. De polder viel officieel droog op 9
september 1942. Daarna is Noordoostpolder in razendsnel tempo ingericht en
ontwikkeld. Zo ontstond er een uniek landbouwgebied. Begin jaren zestig werden
de eerste tulpen in de polder geplant. Tegenwoordig worden er ieder jaar zon
1.900 hectare tulpen aangeplant. Deze leveren samen bijna 1 miljard verkoopbare
bollen op. Naast tulpen worden er ook lelies, gladiolen en blauwe druifjes in
Noordoostpolder geteeld. Noordoostpolder is in oppervlakte het derde bloembollenteeltgebied
van Nederland. Veel bloembollen zoals tulpen bloeien nu, in het voorjaar. Toch
is het al heel lang mogelijk om in andere tijden van het jaar bloeiende tulpen
te kopen: dit is het werk van bloementelers, de zogenaamde broeiers. Broeiers
kopen in de zomer tulpenbollen om deze in de winter in bloei te trekken. Ze
geven de bollen in het najaar in een koelcel een temperatuurbehandeling. De bol
denk in feite dat het winter is. Na die kou brengt de broeier de tulpen in een
warme kas waar de bol binnen enkele weken in een bloeiende tulp verandert. De
bloemen worden afgesneden en in bossen verkocht. De bollen worden weggegooid;
ze zijn door de snelle groei te verzwakt en kunnen daardoor niet meer gebruikt
worden. In de zomer koopt de broeier weer nieuwe tulpenbollen en begint het
hele proces opnieuw.
Bloembollen
hebben kou nodig om te kunnen groeien en bloeien. Daarom kunnen tulpen niet
geteeld worden in warme klimaten zonder winterperiode met enige vorst en dat is
ook de reden waarom ze in het najaar de grond in gaan. Tulpen komen
oorspronkelijk uit Turkije en zijn pas in de zestiende eeuw in Nederland
geïntroduceerd. Het woord tulp komt van het Latijnse woord Tulipa: de bloem die
lijkt op een tulband.
Hier, bij
een picknicktafel, drinken we onze meegebrachte koffie. Wat verder laten we het
dorp Luttelgeest links liggen en rijden verder op de Oosterringweg. We
passeren ook hier enkele hectaren fruitplantages. De perenbomen staan in volle
bloei. Op de appelbloesem is het slechts een kwestie van tijd voor de roze
knopjes tevoorschijn komen.
Eerste
straat linksaf in de Baarloseweg. Een oneindig lange straat en ze telt dubbel
want het regent nog maar eens. Hier besluiten we om onze tocht in te korten. We
moeten steeds maar opboksen tegen wind regen. Soms halen we nog geen 12 km/u.
Dan trekt de bewolking open en rijden we in het zonnetje. Echter niet voor
lang. We rijden net in de Uiterdijkenweg als de hemelsluizen opnieuw open gaan.
Bomma bemerkt een kinderboerderij waar je ook koffie of thee kan drinken. We
moeten er niet over nadenken. We mogen van de jonge mensen, die het dierenpark
onderhouden, iets drinken. Voor 2 drinken we een warme cappuccino en een
koffie.
Naderhand fietsen
we over de Kuinderweg. Een infobord trekt onze aandacht. We lezen: Zeldzame
planten weer terug in de berm. Wie op een zomerse dag door de Noordoostpolder
rijdt, wordt verrast door de vele gekleurde bermen. Mooi om te zien en ook
bijzonder. Deze bermen zijn geplagd. Doordat de voedselrijke bovenlaag is
verwijderd, kunnen verschillende bijzondere planten weer groeien en bloeien. Hier,
in de oostrand van de Noordoostpolder, bestaat de bodem uit kalkrijk, voedselarm
zand. Een bodemgesteldheid die in Nederland verder alleen in de duinen
voorkomt. Oorspronkelijk groeiden in deze bermen dan ook veel duinplanten, heel
bijzonder voor de jonge Flevolandse polder. Rond 1970 veranderde dit. De wegen
werden opnieuw geasfalteerd en de bermen aangevuld met voedselrijke zavelgrond.
De bijzondere planten verdwenen. Tot in 1998 het plan opgepakt werd om de
oorspronkelijke omstandigheden weer terug te brengen. De voedselrijke toplaag
werd verwijderd. Verspreid over de jaren 1999 tot 2009 is in totaal zon 40
kilometer berm op deze manier in ere hersteld met het kalkrijke, voedselarme
zand weer aan de oppervlakte. Het oude kiemkrachtige zaad in de zaadbank en
zaad dat is aan komen waaien, kreeg daardoor opnieuw een kans. Rietorchis,
bijenorchis en stijve ogentroost bloeien weer uitbundig in de bermen. Het
aantal plantensoorten is hier toegenomen tot maar liefst 290, waaronder 11
soorten van de Rode lijst. Ook de zeldzame argusvlinder wordt regelmatig
gezien. Een groot succes! De bermen in de Noordoostpolder staan bij
plantenkenners landelijk weer op de kaart vanwege de vele bijzondere
plantensoorten die er voor komen. Achter het hectaren groot oranje
tulpenveldbevindt zich het Kuinderbos.
Het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder. Het bos strekt zich uit over
de grens met de provincie Overijssel. Het werd aangelegd in de jaren 40 van
vorige eeuw. We negeren de bewegwijzering en fietsen nog 8 kilometer verder tot
we rechtsaf slaan op de Muntweg. Terug over de A6 en de Lemstervaart. Als we
linksaf slaan op de Banterweg is het nog slechts 500 m tot bij de caravan. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten.Fotos:
Rina Meurs.Bron: Wikipedia.
Tussen
Overijssel en Friesland, vlakbij het IJsselmeer ligt een uniek stukje
Nederlandse geschiedenis; Noordoostpolder. Op de bodem van wat ooit de
Zuiderzee was, drooggelegd in 1942 en de dag van vandaag rijk aan natuur,
historie en levendige cultuur. Tijdens het Tulpenfestival, dat dit jaar plaats
vindt van 16 april t/m 5 mei 2015, gaan we genieten van de mooie kleuren van de
tulpenvelden. Ook de dorpskernen doen mee. Elk dorp maakt een prachtig mozaïek
van tulpen. De bloeitijd van tulpen is afhankelijk van de groeiomstandigheden
zoals het weer en de tulpensoort. In de grote variatie van tulpen kennen we vroeg-
en laatbloeiers. We boeken een midweek op een camping in Emmeloord. Vroeg
boeken is aangeraden, anders is er geen plaats meer. Het min puntje is dat je
het weer niet kan vastleggen. Verleden week haalden we middagtemperaturen tot
20°C. Voor deze week worden slechts temperaturen verwacht van net boven de
10°C. Niets aan te doen. Vandaag maandag 27 april 2015 worden we vroeg wakker. Er
schijnt een waterachtig zonnetje, maar het is droog. Er waait een matige noordwestenwind.
Terug trui en jas aan. Bijna alles is al gepakt en gezakt en klaar om in de
auto te laden. De benzinetank is tot de rand gevuld en de vier banden staan
optimaal op spanning.
Om 09:00 uur
bevinden wij ons reeds op de E19 richting Breda. Nergens file of vertraagt
verkeer. Links van ons blauwe lucht en rechts probeert de zon door de
wolkensluier te breken. De buitentemperatuur wijst 9°C aan.
Na 44
kilometer loodst Lucy (GPS) ons richting Utrecht op de E312. Vandaag, 27 april
2015, wordt in Nederland Koningsdag gevierd. Vanaf 2014 wordt Koningsdag
gehouden op de verjaardag van Willem-Alexander. Op deze dag worden er
verschillende festiviteiten georganiseerd. Er wordt dan volop oranje kleding
gedragen en al wat kan versiert worden krijgt eveneens een oranje kleur. Het is
dan een traditie dat de Koning een officieel bezoek brengt aan enkele gemeenten
in het land.
De zijbermen
kleuren geel van de koolzaad bloemen. We krijgen mooie vergezichten te zien met
verschillende windmolens en fruitplantages. Het zijn schilderachtige
stillevens. Na 100 km rijden we door de provincie Utrecht. De kleinste
provincie van Nederland telt toch nog 26 gemeenten. Bij de Utrechtheuvelrugzijn de bermen begroeid met heide. De
Utrechtse Heuvelrug is een zandrug met toppen die boven de 50 meter gaan. Het
hoogste punt is de Amerongse Berg met 69,2 meter boven zeeniveau. Het gebied
bezit veel bos en heidegebied. De meeste bomen en struiken langs de snelweg moeten
nog in bloei komen. We zien nog niet te veel groen. Na de provincie Utrecht rijden
we door de provincie Flevoland. De jongste provincie van het land dat werd
erkend in 1986. We rijden eerst naar Kraggenburg in de Noordoostpolder voor een
korte fietstocht van ongeveer 20 km langs bloesemvelden. Tijdens de lente
bloeien eerst de sneeuwwitte kersen- en pruimenbloesems. Daarna volgt de,
eveneens witte, perenbloesem en uiteindelijk is het de beurt aan de roze
appelbloesem.
Op 8
kilometer voor Almere bevinden zich naast de snelweg de eerste tulpenvelden.
Hectaren tulpen schitteren in verschillende kleuren onder een blauwe lucht met
witte wolken. Rondom ons tientallen energie windmolens. We rijden de
Noordoostpolder binnen. Een bijzonder gebied met een rijke geschiedenis. De
polder viel officieel droog op 9 september 1942, midden in WOII. Daarna is
Noordoostpolder in een razendsnel tempo ingericht en ontwikkeld. Zo ontstond er
een uniek landbouwgebied. Dit is te danken aan vele hardwerkende boeren en
arbeiders die hoopten op een goed leven in de Noordoostpolder. Om 11:10 uur
rijden we over de Ketelbrug. Ze maakt de verbinding tussen de Noordoostpolder
en Oostelijk Flevoland over het Ketelmeer. De brug werd in gebruik genomen op
15 juni 1970. Lucy stuurt ons van de snelweg bij afrit nr 14 Emmeloord. Dan rechtsaf
om Nagele te volgen. Om 11:30 uur staan we geparkeerdop de parking van het Familiepark Netl De
Wildste Tuin te Kraggenburg. De place to by voor sportievelingen die graag
een balletje slaan. Voor de wandelaars zijn er de tuinen vol kruiden en voor de
kinderen is er het avontuurlijke speellandschap met sport en spel.
Rondom het
ingepolderde Flevoland is er heel veel water te vinden. Het water werd vroeger
druk bevaren door handelsschepen. Nu is het water zeer in trek bij sportieve
zeilers en strandliefhebbers. Moesten we hier een eeuw geleden fietsen, dan
fietsten we zes meter onder water. Enkele durvers startten een eeuw geleden om
van een stuk Zuiderzee een groot polderlandschap te maken. Dat is een feit
geworden.
Er staat een
koude strakke wind. We zullen een ondersteuning meer moeten nemen. We zetten
een muts op en onze handschoenen zijn eveneens geen overbodige luxe. Misschien
hebben we geluk en hebben we steeds wind in de rug. Met de fiets rijden we
terug naar de Leemringweg en slaan rechtsaf voor knppnt 64. We genieten
alleszins van het mooie landschap. Hier is alles vlak, maar je moet tegen de
wind vechten. Tractors rijden op hun land en ploegen de aarde om. De ellen
lange dreven ogen mooi door de oude statige bruine beuken. Ze staan nog niet in
volle bloei. Af en toe duwt de wind in de rug en fietsen we daardoor sneller
vooruit. Maar dat duurt niet lang. Na 5 km houden we halt bij onze eerste
boomgaard. Er staan slechts enkele witte bloesems aan de laagstammige fruit
plantage. Ons Rina begint enkele fotos te maken. Op het erf van de
nabijgelegen hoeve blaft een hond. Het dier komt voorzichtig afgelopen met in
zijn kielzog een man van middelbare leeftijd. We begroeten elkaar vriendelijk
en ik zeg hem dat we de bloesem willen bewonderen. Dat zal dit jaar niet gaan,
vertelt de fruitboer. Hij heeft deze perenbomen afgelopen winter hier geplant.
Dit jaar kan en mag deze plantage geen bloesem dragen. Volgend jaar komen er de
Conference peren aan de stammen te hangen. De boer heeft hectaren fruitstammen
verkocht. Vooral de pruimenbomen wilde hij kwijt. Nu houd hij nog deze 1,5
hectare over.
Bij de
volgende fruitplantage is niets van bloesem te zien. Alleen als we er kortbij
staan, zien we de roze knopjes van de appelbloesem. Nadat we de Zuiderringweg
gedwarst hebben vinden we het ene bloesemveld na het ander. Honderden hectaren
laagstammige fruitbomen. Afwisselend peren- en appelbloesem. Soms enkele
pruimenboompjes met enorm veel witte bloesem. Fruit en soms tulpenvelden, bos
en water beheersen het landelijk beeld rondom Kraggenburg. Het is rustig
fietsen. Af en toe worden we voorbijgefietst door een amateur wielrenner. Het
is 6,9 km tot knppnt 14. Linksaf in de Hertenpad. Landerijen met de bekende ruggen
die asperges bevatten. De voortuintjes ogen mooi door de kleuren van de
lentebloemen en bomen. De tulpen ontbreken nergens in de tuintjes. De akkers
zijn begroeid met paardenbloemen. De meeste fruittelers hebben hun landerijen
tegen de wind afgeschermd door bomen te planten tegen de straatzijde. Soms met
knotwilgen of dennenbomen.
De route
leidt ons langs weilanden met grazende koeien. We fietsen langs bossen waar
wandelaars hun hartje kunnen ophalen. We worden prettig gevolgd door vogelzang.
In elke boom horen we het gefluit of getjirp van kleine vogels. Bij de
driesprong op de Zwartemeerweg is knppnt 14. Linksaf om knppnt 3 te volgen tot
bij de voormalige vluchthaven met lichtwachterswoning, die in de toenmalige
Zuiderzee lag. Het werd gebouwd in 1848. Na verloop van tijd raakte het huisje
in steeds slechtere staat en werd het afgebroken om in 1877 herbouwd te worden.
De lichtwachterswoning is in 2002 opnieuw gerestaureerd en kwam in particulier
bezit. Het gebouw, Oud-Kraggenburg, ligt op 4,5 meter boven Nieuw Amsterdams
Peil. Het huidige dorp Kraggenburg, hier in de Noordoostpolder, is vernoemd
naar dit vroegere opgeworpen eiland dat nu te midden van de akkers van
Flevoland ligt. Een infobord, aan het begin van de weg, vertelt ons: Oud-Kraggenburg
is een voormalige lichtwachterswoning die tot monument is verklaard. Van 1845
tot 1848 zijn voor het op diepte houden van het Zwolse Diep twee leidammen
aangelegd. Ze werden gebouwd op kraggen, afkomstig uit de door vervening
ontstane plassen in Noord-West Overijssel. Deze kraggen, dikke pakketten van
(riet)wortels en plantenresten, werden als drijvende eilandjes (circa 15 bij 2
bij 1 meter) naar het werkterrein gesleept, onder een vlechtwerk van rijshout
geplaatst en verzwaard met puin en steen tot zinken gebracht. Rijkswaterstaat
liet in 1877 de oude lichtwachterswoning uit 1848 afbreken, de terp ophogen tot
ruim 400 meter boven AP en daarop de nu nog bestaande woning bouwen. Het
belangrijkste licht voor scheepvaart werd op het dak geplaatst. De haven, bijna
1 ha groot, bood plaats aan ongeveer 70 schepen. Waar vroeger schepen lagen
bevinden zich nu heesters en bomen. Op het zee-eind van de zuiderdam staat de
in 1994 nagemaakte lichtopstand; de oude werd bij museum Schokland
ondergebracht. Naast de
oprit staat een zitbank. We zetten er ons neer om onze picknick te houden. We
zitten heerlijk in het zonnetje. Ietwat beschut van de wind.
Het is bijna
half twee als we verder fietsen. Wind op kop. We nemen een ondersteuning meer.
De bomen op het eiland hebben nog geen bladeren. Ze zitten nog verscholen in
hun knoppen. Te wachten op warmer weer. Rechts van ons, op een golfbreker staat
een antieke metalen voortoren. Zo vinden we er straks nog één, bij de haven van
Kraggenburg. De zon verschuilt zich net achter een dikke wolk. Het wordt op slag
een paar graden koeler. De kop en nek van de twee witte zwanen zijn bruin door
steeds naar voedsel te zoeken in het bruine polderwater. Eén van de zwanen zit
op het nest. Een beetje verscholen tussen het riet.
We volgen
knppnt 3 tot bij de rotonde van Kraggenburg. Ons Rina neemt fotos van de
wakende leeuwen bij De Dam en daarna houden we halt bij de jachthaven. Een
bezoek is de moeite waard. De dorpskern van Kraggenburg ligt op loopafstand en
hier in de buurt werden mooie wandel- en fietstochten aangelegd. Kunst staat
voorop bij de jachthaven: een voet- en fietsbrug werd volledig aangekleed met
haakwerk en een rood witte vuurtoren op een pseudo golfbreker is een baken voor
de jachthaven. Langs een smal betonnen fietspad rijden we verder door het Voorsterbos.
Eén van de oudste bossen in Flevoland. Het bos werd aangeplant in 1944 met
verschillende loof- en naaldbomen. Er vliegen talrijke vogelsoorten rond en bij
de waterpoelen vliegen tientallen libellen. De amfibieën zie je niet maar ze
zijn er wel. We volgen knppnt 64. We
zijn omgeven door loofbomen die al groen ogen. De wind valt hier bijna helemaal
weg. Verderop stoppen we bij het pannenkoekhuis De Strooppot. Het interieur
mag dan in Oud Hollandse stijl ingericht zijn, wij zetten ons op het zonnige
terras achter een groene haag. Zalig genietend van een pannenkoek, een biertje
en de zon. De bewolking lost bijna helemaal op. Nu de wind wat minder is horen
we verschillende vogels een serenade fluiten.
Even later
staan we terug bij de auto. De parking staat nu bijna vol met geparkeerde
autos. We rijden door het centrum van Emmeloord. De hoofdplaats van de
Noordoostpolder. Sinds 1992 een volwaardige stad met als geografisch middelpunt
de watertoren van de polder. Bij Albert
Hein doen we nog enkele inkopen. Dat passeren we toch, dus dat is een
meevaller. We rijden vervolgens naar Camping Bospad in de Banterweg. De camping
ligt centraal in de Noordoostpolder, op wandelafstand van Emmeloord. Het leek
ons de ideale uitvalsbasis voor onze tulpenfietsroutes. Een ruime kampeer- en
camperplaats met verhuur van blokhutten en stacaravans. Nog diezelfde avond
zien we op TV-Flevoland dat de fruittelers vuurtjes moeten branden bij de
fruitplantages. Ze voorspellen vriestemperaturen voor vannacht. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Maandag 20
april 2015. We zijn met de auto onderweg naar Vlaams-Brabant voor een
fietstocht langs de Getelinie. Het is onze eerste fietstocht van het jaar. Het
kan wel eens te zwaar worden. De wind waait nog steeds noordoost met een kracht
van 2 à 3 beaufort. Na 36 km rijden we de provincie Vlaams-Brabant binnen. Bij
de splitsing Luik-Charleroi is het sterk vertraagt verkeer. De autos staan
zelfs een paar minuten stil. Eens de splitsing voorbij rijden we terug vlot. Wat
verder beginnen de mooie vergezichten in het groene glooiende landschap van de
Dijlevallei. Om 10:40 uur verlaten we de snelweg en rijden we Tienen binnen. De
landschappen worden nog mooier door de bloesems van de vele fruitbomen. Een
paar minuten later plaatsen we de auto op een kleine parking in het dorpje Sint-Margriete-Houtem,
vlakbij de arduinen waterpomp van 1875. De Sint-Margarethakerk is afgesloten.
Ze is nog omgeven door een kleine begraafplaats met als blikvanger een wit oorlogsmonument
dat opgericht werd aan de helden die stierven voor het vaderland tijdens WOI. Een
klein infobord bij de kerk vermeld: Eénbeukige kerk bestaande uit vier
verschillende bouwfazen. Uitbreiding van het schip en toren (vroege 13de-eeuw),
gotisch koor (14de-eeuw). Het oudste gedeelte van de kerk is gebouwd met
hergebruikt Gallo-Romeins materiaal.
Achter de
parking bevindt zich een hoge kapel. In een steen boven de toegang staan de
woorden: J.S.M. en het jaartal 1891. De doorgang is afgesloten met een ijzeren
hekwerk. Deze kapel werd opgericht aan de heilige Margarita. Zij staat op een
sokkel met twee lammeren naast haar. De H. Margarita behoort tot de groep van
14 noodhelpers of noodheiligen. Zij wordt vooral vereert en aangeroepen voor
het bekomen van gelukkige geboorten. Enkele vazen met plastieken bloemen sieren
het altaar op. Een helrode sierdoek voor het altaar bevat de woorden: H.
Margarita B.V.O. Twee mini ramen met loodglas kleuren het interieur. Een
vriendelijke dame komt ons tegemoet en begint een praatje. Elk jaar in juni
wordt hier nog een kleine processie gehouden. Vanaf de kerk tot hier. Het is
een korte stoet maar ik vindt het mooi dat deze traditie nog wordt voortgezet.
Ik denk wel dat jullie de kerk kunnen bezoeken. Bel maar aan, daar aan dat
huis. Die mevrouw heeft de sleutel. Wij danken haar hartelijk en trekken onze
stoute schoenen aan. We mogen de kerk bezoeken. Tezamen met de
verantwoordelijke worden we in de kerk rondgeleid. Binnen in de kerk, rechts
naast het altaar, bevindt zich de grafsteen van Jan van Houtem. Eén van de
oudste en machtigste families van Tienen, de familie van
Hauthem, waaraan het gehucht zijn naam zou ontlenen. Hij was kanselier van
Brabant en eerste baron.Ook het retabel is een
bezienswaardigheid.
Met de kerk in de rug fietsen we naar links, richting knppnt 26. Het is ondertussen 11:30
uur geworden als we de eerste straat rechts nemen. We rijden in de
Wijngaardestraat. Een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Hier
worden we volledig door elkaar geschud. We mogen dan ook nog op onze trappers
staan want het gaat heuvelop. Net uit het centrum hebben we een enorm mooi
panoramazicht. De skyline vertoont hectaren laagstammige perenbloesems. De
witte bloesem oogt van ver alsof het net gesneeuwd heeft. De landerijen vooraan
zijn netjes omgeploegd. De bruine grond wacht om gezaaid of beplant te worden.
Recht voor ons wappert de Belgische vlag. We zijn opgelucht als we na onze
eerste beklimming halt houden bij de militaire begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem.
Op 18 augustus 1914 werd de Slag van Houtem uitgevochten. Houtem lag op de
Belgische verdedigingslinie van de Gete en het Belgisch leger trachtte er de
opmars van de Duitsers vergeefs te stuiten. Op het Houtemse slagveld vielen 86
Belgische soldaten, enkele Fransen en een dertigtal Duitsers. 173 gesneuvelden
werden toen op het Militaire kerkhof van Houtem begraven. Eerst lezen we
ons eerste infobord: Midden op het slagveld. Kijk, voor je deze begraafplaats
verkent, eerst even om je heen. Alles wat je ziet, was op 18 augustus 1914 een slagveld-
letterlijk.
Die dag werd Sint-Margriete-Houtem verdedigd door het
22ste-Linieregiment, 2.200 man sterk. Hun taak: 13.000 Duitsers tegenhouden.
Onbegonnen werk natuurlijk, en na een paar uur moesten ze zich ijlings
terugtrekken. In die paar uur waren meer dan 300 Belgen en een onbekend aantal
Duitsers gesneuveld. In de weken en maanden na de slag werden de gesneuvelden
in voorlopige graven gelegd. In 1916 besloot de bezetter ze te groeperen op een
nieuwe begraafplaats dat onder toezicht van de Duitse architect, Jacob Erkelenz
werd aangelegd. Het werd deze heuvelrug met uitzicht over het slagveld. In het
begin lagen hier niet alleen Belgen, zoals nu, maar ook Duitsers en enkele
Fransen. In de jaren 50, van vorige eeuw, werden de Duitse doden overgebracht
naar het oorlogskerkhof van Vladslo, in West-Vlaanderen. Ook de Franse
militairen werden gerepatrieerd. Enkele tientallen Belgische doden werden door
hun familie naar hun geboorteplaats gebracht. Daardoor liggen hier momenteel
nog 173 Belgische militairen, waarvan er vier niet meer konden geïdentificeerd
worden. De meeste slachtoffers zijn van het 22ste-Linieregiment. Dat regiment
rekruteerde voornamelijk in West- en Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Dat zie je
aan de plaatsnamen op de grafstenen.
Links naast
de tekst is een zwart wit foto aangebracht met de volgende tekst: August. Deze
foto is waarschijnlijk genomen in het centrum van Tienen, kort voor het
standbeeld werd overgebracht naar de begraafplaats (de man rechts is architect
Erkelenz). Oorspronkelijk had het beeld een Duitse helm op het hoofd, maar die
werd na de oorlog door vandalen vernield. In de volksmond wordt het beeld
August genoemd- wellicht een verkeerde lezing van het opschrift op de voet,
dat Duits is voor augustus, de maand waarin de veldslag plaatsvond.
Vervolgens
lezen we nog een korte tekst uit het dagboek van Firmin Van Waerebeke. Een
soldaat bij het 22ste-Linieregiment: Opeens valt het kanon aan het bulderen:
t zijn de onzen die te Houtem op een hoogte staan en de Duitsers bemerkt
hebben. Ze naderen: eerst op 600 meter, dan op 400 meter: feu à volontè! Ze
lopen vooruit met twee of vier en laten zich dan alle 30 of 40 meter vallen om
te schieten; telkens ze opstaan, geven we vuur en nu en dan stuikt er een.
Op de
militaire begraafplaats staan de welbekende verticale arduinen zerken van WOI.
De kleine ronde Belgische driekleur en de bronzen plaat vooraan met naam,
voornaam, rang, geboortedatum en datum van overlijden. Op het betonnen voetstuk
van elke zerk ligt een witte kiezelsteen. Op het steentje werd een klaproos
geschilderd. Een mooi gebaar. Nergens wordt vermeld van wie dit initiatief
uitgaat. Het monument achteraan met de bijna naakte man, is van Baronin von
Vraniczani. Rechts van de inkom staat het schuilhuisje met bezoekersboek. In
het register zoeken we tevergeefs naar een naamgenoot. Een grondplan werd tegen
de wand bevestigt. De Japanse kerselaars bloeien weelderig. Voor de ingang van
de begraafplaats staat een picknicktafel. We maken er dankbaar gebruik van.
Na onze
picknick rijden we de Wijngaardestraat ten einde en dwarsen het kruispunt met
de Oplintersesteenweg. We volgen Tiensveld op een smal pad. Hier vertoont de
skyline het industrieterrein van Tienen met schuin links de kerktoren. We zijn
omgeven door weilanden, met in de verte slechts enkele boerderijen. Hier in de
open vlakte voelen we de kille wind. De zon gaat soms nog schuil achter een
wolkensluier. De kersenbomen kleuren mooi wit. Dat maakt onze fietstocht nog
aangenamer.
Na knppnt 26
rijden we tussen de fruitplantages, met vooraan hectaren grond waarasperges geplant zijn. De eerste asperges
worden in februari gestoken. Het echte aspergeseizoen werd half april geopend.
De oogst loopt nog tot eind juni. We volgen ondertussen knppnt 59. Linksaf de
Kopstraat volgen, die nog smaller is dan ons vorig pad. We
rijden langs enorme landerijen met perenbloesem. Aan de overzijde houden we
halt bij een appelplantage. De roze rode bloesem zit nog verdoken in de knoppen.
Lang duurt het niet meer. Voor we Utsenaak bereiken fietsen we langs
hoogstammige kersenbomen. Alles kleurt maagdelijk wit. Prachtig om naar te
kijken. Verschillende kleine vogeltjes vliegen van boom naar boom. De leeuwerik
vliegt vliegensvlug weg voor we een foto kunnen nemen. Ondertussen lost de
nevelsluier op. Het wordt gevoelig warmer, maar de wind blijft koud. Bij de tweede
splitsing rechtsaf in de Lindebaan. Volgende straat rechtsaf in een smal pad
tussen landbouwgrond dat slechts wordt gebruikt door tractors. We naderen de
boogpoort van het voormalige klooster van Maagdendaal te Oplinter. Het klooster
van Maagdendaal is een voormalige abdij van nonnen die in 1215 werd gesticht.
Het klooster werd tot tweemaal toe verwoest door oorlogshandelingen. Pas in de
16de-eeuw werd ze terug opgebouwd. Toen de Fransen binnenvielen werd de abdij
opgegeven. Eind 1796 werden de gebouwen verkocht. Nu rest er nog slechts een aanzienlijke
hoeve met het indrukwekkend poortgebouw. De beeldengroep in de nis boven de
poort heeft het hard te verduren door weer en wind. Alles roept om
gerestaureerd te worden.
Bij het
centrumbord van Oplinter moeten we rechtsaf in de Maagdendalweg. We verlaten
het dorp zonder het centrum aan te doen. Rechtsaf in de Ganzendries. Bij de
splitsing is een driehoekige kapel gemetst. Maria staat in een nis naast een
gedoofde noveenkaars. De wegkapel werd ingewijd in 1936 en hernieuwd in 1989. We
vervolgen onze weg over de Grote Gete.
Als we knppnt 58 volgen dwarsen we weer de Grote Gete. Naast de brug
werd een herdenkingssteen geplaatst voor Romain Oelemans. Hij was lid van de
Rotary club Landen en is hier verongelukt op 6 juli 2001.
We rijden 2,2km over de Oude Spoorweg tot knppnt 58. Ons pad is
afgeboord met loofbomen en struiken waar ontelbare kleine vogels zich
gehuisvest hebben. Het is een getjirp en gefluit van jewelste. Tussen de
gewassen spotten we vaak fazanten. Rechts van ons bevindt zich een golvend
heuvellandschap met een bont lappendeken van wei- en landbouwgronden. Bij het station
van Neerlinter ligt een weide met paardenbloemen. Een gele weide, alsof ze hier
gezaaid zijn. Het oogt mooi. Van ver leek het alsof hier koolzaad groeide. Neerlinter ligt in het Hageland en is eveneens de fruitstreek van Vlaams-Brabant. De streek tussen Tienen en Zoutleeuw wordt sinds mensenheugenis Linter geheten.
Na ons knppnt slaan we rechtsaf op oude kasseien. We klimmen omhoog
tegen 8 km per uur. Linksaf volgen we de Getestraat vlak naast de Grote Gete. De
oever is begroeid met koolzaad. Uit het zaad wordt koolzaadolie getrokken. Van
koolzaadolie kan ook biodiesel gemaakt worden. Het koolzaad is inmiddels een
belangrijk akkerbouwgewas. Het levert enorm mooie fotos op. Onze weg wordt een
grindpad. Bijna even gevaarlijk als de kasseiweg van daarnet. De kleine
steentjes springen onder de banden alle kanten op. We passeren een jong koppel.
Mevrouw heeft zich in de schaduw gezet met haar iPad. Meneer heeft haar fiets
ondersteboven op de grond geplaatst en mag de stuk gereden binnenband
repareren. Hopelijk blijven wij daarvan gespaart. Rechtsaf, nog steeds
Getestraat, maar nu op beton. Oef, onze banden staan nog hard. Hier bevindt
zich een natuurgebied dat beheerd wordt door Natuurpunt. Een infobord vertelt:
Beheer van het
Doysbroek. Het vroegere dorpsbroek dat de inwoners van Linter als gemeengoed
deelden, omvat bloemrijke graslanden en structuurrijke valleibossen en
houtkanten. De jarenlange intensieve landbouw zorgde echter voor een zware
verstoring van de bodem door bemesting en verdroging. Met een gericht maai- en
begrazingsbeheer tracht Natuurpunt het vroegere landschapsbeeld te herstellen.
Zo ontstaat hier een halfopen landschap waarbij beemden, ruigtes en struweel
elkaar afwisselen. De afwateringsgrachten slibben geleidelijk aan dicht
waardoor de gronden terug kunnen herstellen naar hun oorspronkelijke staat. Dit
zal zeker de dieren- en plantenrijkdom vergroten! Ook cultuurhistorische
elementen zoals knotwilgen en haagkanten worden goed onderhouden om
woongelegenheid te bieden aan heel wat dieren.
In de verte besproeit een tractor een veld. Het aroma komt ons
tegemoet. We moeten opnieuw klimmen. Als de stank enigszins draaglijk wordt
houden we halt om van een panoramazicht te genieten. Op de achtergrond een kersenplantage
met sneeuwwitte bloesems. Tegen de grond ontwaren we enkele bijenkasten. Achter
de plantage steekt de spitse punt van een toren uit. De kerktoren van
Melkwezer. De volgende straat rechtsaf in de Begijnhofstraat tot het eind. We
zijn in het centrum van Melkwezer, een deelgemeente van Linter. DeSint-Pancratiuskerk met
kleine begraafplaats errond is links van ons. Op de hoek van de Dorpstraat en
de Waterhofstraat staat het Heilig Hartmonument. Dan valt mijne frank. We zijn
daarstraks ons infobord vergeten bij het oude spoorwegstation van Neerlinter.
We hebben geen van beiden het paneel gezien. Het moet er nochtans staan. Ik
besluit terug te rijden. Bomma wacht hier, over de kerk, op een rustbank. Wat
de kop vergeet moeten bompas benen bekopen. Terug langs de odeur die het land
besproeid. Weer langs het kiezelpad met kans op een platte band. Terug langs de
oud bollige kasseiweg tot het station. Ik zie van ver ons infobord staan. We
zijn het voorbij gefietst toen we alleen oog hadden voor het gele
paardenbloemen tapijt. Ik lees op het bord: Een
zwarte dag. Dinsdag 18 augustus 1914 was een zwarte dag voor het Belgische
leger. Twee weken lang hadden ze het de vijand lastig gemaakt, maar die 18de
augustus ging een grote Duitse legermacht in de aanval op een frontlijn tussen
Geetbets en Tienen. De Belgen werden overal teruggeslagen. Nog diezelfde dag
gaf koning Albert zijn troepen het bevel zich terug te trekken naar Antwerpen.
De
brug over de Gete, hier vlakbij, werd op 18 augustus verdedigd door amper één
compagnie van het 22ste-Linieregiment. - hooguit 120 tot 150 manschappen. Kort
na de middag zetten de Duitsers de aanval in. Eerst beschoot hun artillerie de
Belgische stellingen aan de brug. Hetstation van Neerlinter werd daarbij zwaar beschadigd. Daarna joeg het
voetvolk de laatst Belgen op de vlucht.
Na
het gevecht trokken de Duitsers het dorp Neerlinter binnen. Daar staken ze 80
van de 120 huizen in brand. De meeste inwoners waren toen al gevlucht in de
richting van Oplinter en Tienen. Firmin Van Waerebeke, een
soldaat bij het 22ste Linieregiment schrijft verder in zijn dagboek het
volgende: Maar ziet, daar komt enen talrijke bende recht op het brugsken af.
De onzen schieten dapper, maar voor de overmacht moeten ze achteruit. Gansch
onze post, ransels achterlatend, wijkt, kruipt door een gat dat gelukkiglijk
door twee soldaten op voorhand in een haag gekapt was, en komt zoo over eene
gracht en over den ijzerenweg in de groote loopgracht waar de compagnie ligt. Ik maak
enkele fotos en keer terug naar Melkwezer en moeder de vrouw.
Na een rustpauze rijden we verder tot ons Rina een ijssalonnetje ziet.
We hebben dorst en zin in iets fris. Naderhand rijden we tot het volgende
kruispunt, niet linksaf, maar houden we links aan in een smal tractorpad,
tussen de Dorpstraat en de Lindestraat. Volgende pad linksaf fietsen tot het
eind. Linksaf in de Helen-Bosstraat met wind op kop. Het is even afzien, maar
het kan erger. De hoge bakstenen kapel op de hoek van de Helen-Bosstraat is gewijd aan Maria. Tegen de beige geschilderde muren
staat Maria met kind op een klein marmeren altaar. Stoelen nodigen uit om even
te verpozen. De groen geschilderde dubbele deur is omgeven door een boog van
Franse steen.
Rechtover het gemeentehuis met het aanpalend politiebureel van Linter, staat
ons infopaneel waarop we lezen: Commandopost van de lansiers. Op 10 augustus 1914, een
week na de Duitse inval in België, leverden enkele duizenden soldaten een kort
maar bloedig gevecht in Orsmaal-Gussenhoven. De inzet: zes bruggen over de
Kleine Gete. De Belgen van het 3de Lansiersregiment waren niet opgewassen tegen
de Duitse overmacht, en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te
trekken. Wanneer een leger een vijandelijke aanval verwacht, proberen de
officieren kort achter de frontlijn een commandopost te installeren: een min of
meer veilige plek van waaruit ze de operaties kunnen leiden. Het gebouw voor
je-tegenwoordig het gemeentehuis van de fusiegemeente Linter- destijds het
gemeenteschooltje van Orsmaal- deed die 10de augustus dienst als commandopost
van het 3de Lansiersregiment. Van hieruit dirigeerde kolonel Hagemans, de
regimentscommandant, zijn troepen. Achter de school stond tijdens de gevechten
een peloton lansiers verdoken opgesteld. Zij konden als versterking in de
strijd worden gegooid. De school, gebouwd in 1904, deed tegelijk dienst als
Rode Kruispost. De gewonden die van het slagveld werden afgevoerd, kregen er de
eerste zorg toegediend. Wanneer hun toestand het toeliet, werden ze
overgebracht naar ziekenhuizen in Tienen en Leuven. Rechtsaf in de 3de Regiment Lanciersstraat. Voorbij de oude pastorie met museum tot bij het
monument van de 3de Linieregiment voor de kerk. Het monument werd opgedragen
aan kapitein commandant Leon Knapen. De eerste St-Lambertuskerk werd gebouwd door de
graaf van Leuven in 1106-1132. In 1737 brandde de toren af en men besloot een
nieuwe kerk te bouwen. Het duurde nog tot 1765 toen de eerste steen werd gelegd
voor de huidige kerk. De toren is 20 meter hoog en heeft nog een spits van 8
meter. De twee koorvensters werden in 1818 dicht gemetst. In 1940 werd de kerk
door een bombardement zwaar beschadigd. Oude zerken en kruisen staan tegen de
kerkmuur tentoongesteld. Beschreven in het Latijn en verweert door weer en
wind. Enkele onduidelijke jaartallen. Achter de kerkhofmuur ligt een waterpoel
met waterplanten en ontelbare lawaaierige kwakende kikkers. Slechts hun ogen
steken boven het water uit.
Rechts naast de hoofdingang vinden we enkele
grafzerken van oud-strijders van 1914-1918.Hun namen werden op de pilaren aangebracht. Op het ereperk liggen
zeventien slachtoffers van 10 augustus 1914 begraven. De zerken flankeren een
enorm monument met een gebeeldhouwde Belgische soldaat met een engel. Rechts
van het monument is de zerk geplaatst van Leon Knapen.
Langs
dezelfde weg terug en rechtsaf in de 3de. Regi. Lanciersstraat. Ons volgende
kapelletje is met cement bepleisterd en grijs geschilderd. Achter de getraliede
deur staat O.L.Vrouw met kind. Nogmaals achter tralies. Een noveenkaars wordt
geflankeerd door twee siervazen met bloemen. Mooi onderhouden. Na wat
bochtenwerk vinden we in de tuin van een moderne boerderij twee symbolen waar
hier alles om draait. Een reuzen appel en peer. Op de brievenbus prijkt dan
weer een mini tractor. Het broodnodige materiaal van de fruitteler. Tussen het koolzaad
vinden we knppnt 54 en paneel 17 in de Kleine Getestraat over de Kleine Gete. Een kort maar
bloedig gevecht. Op deze plek werd ooit gestreden op leven en dood. Op 10
augustus 1914 leverden Belgen en Duitsers hier het eerste gevecht op Brabants
grondgebied. Het was meer een schermutseling dan een heuse veldslag, maar het
was daarom niet minder ingrijpend. De Belgen verdedigden zes bruggetjes over de
Kleine Gete - je staat bij één ervan. Het zwaarst werd er gevochten bij de brug
over de steenweg, een paar honderd meter links achter je (er staat nu een
gedenkteken). Maar de Belgen waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht,
en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te trekken.
We weten niet precies hoeveel soldaten er in Orsmaal zijn
gesneuveld, maar waarschijnlijk ging het om 21 Duitsers en zowat 30 Belgen. In
de hoeve Halleux, recht voor je, werd een Belgisch peloton onder leiding van
luitenant Halleux belegerd door de Duitsers. De gevechten werden geleverd door
cavaleristen, ruiters te paard. Aan Duitse kant vocht er een eenheid ulanen
mee, een gevreesd ruiterkorps. Toen de Belgen probeerden uit te breken, werden
ze gedood of verwond. Veel dorpsbewoners waren op tijd gevlucht. De
achterblijvers verstopten zich in hun kelders. Toch werden verschillende
onschuldige burgers door de Duitsers beroofd, mishandeld of vermoord.
Adolphe De
Clerck, onderpastoor van Orsmaal in 1914 schreef in zijn dagboek: Het was vier
uur in den namiddag, de slag was sinds twee uren geëindigd en nog staken zij
het vuur aan twee grote huizen.
We rijden
naar de bewuste brug. Rechtsaf op de grote baan. Het is nog een heel eind. We
vragen het aan het plaatselijke bewoner. We zitten juist. Het is een monument
in de vorm van een grafzerk met als opschrift: Brug Lt. Comte van der Burch
2eEskadron 3e Lansiers 10-8-1914. Luitenant Graaf Willem van der Burch was bevelhebber
over de 3de Lansiers en verdedigde deze brug met zijn manschappen. Toen het
onhoudbaar werd gaf hij het bevel om terug te trekken. Hij werd twee maal in
het been getroffen. Hij bleef echter strijden tot de dood. Hij was 33 jaar oud.
Terug naar
knppnt 54 en rechtsaf rijden we verder over de Waaiberg tot de splitsing.
Rechtsaf in de Hespense Steeg. Een lang smal pad tussen weilanden, afgeboord
met populieren en knotwilgen die hoognodig gesnoeid moeten worden. We fietsen tot
knppnt 55. Rechtsaf en nu fietsen we 1200 m en dwarsen de Langstraat met de
St-Annakapel. Rechtdoor richting Neerhespen-centrum. De St-Mauritiuskerk van
1773 heeft een kanonskogel in de gevel. Een
ingemetste arduinen steen vermeldt: Bataille de Neerwinden 1793. Rechtdoor tot bij knppnt 56. Nu
moeten we naar knppnt 60. Dat is bijna zeven km. Rechtsaf dus bij knppnt 56. We
rijden door de Walsbergenstraat. Linksaf in de Vijverstraat in Overhespen,
tot het eind. We rijden niet door het centrum.
Linksaf in
de Brouwerstraat voor flink wat bochtenwerk. Tussen akkers en weilanden
kronkelt ons fietspad. Langs ondiepe beken of waterlopen, soms afgeboord met
knotwilgen. In de Hekstraat bij de Kapel
van O.L.Vrouwvan Bijstand houden we
nogmaals halt. De kapel werd hier in Overhespen gebouwd in 1920 door de heren
Charles Dennen, Arthur Bourmanne en Arthur Henot als dank voor hun veilige
terugkeer uit WOI. De laatste restauratie gebeurde in 2011.
Na het
volgend kruispunt weer weiland, weiland en nog eens weiland. Stevige klimmingen
met natuur in overvloed. Traag komen we vooruit, maar zo genieten we des te
meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We moeten linksaf op de N3.
De volgende straat weer linksaf in de Keienpoelweg, maar het is de Tolstraat. Bordje
gemist of ? Misschien de volgende straat? De N3 is juist. Misschien aan iemand
vragen? Niemand op straat. Verder door. Na een kwartier kan ons Rina toch
iemand strikken om de weg te vragen. Na veel gepalaver vinden we onze weg
terug. Blijkbaar daarstraks toch een bordje gemist, of het staat er niet meer. Een
benzinestation langs de weg heeft een digitale thermometer die 21° Celsius
aangeeft. Na een kwartier rijden zijn we terug op onze fietsroute. Knppnt 60.
Linksaf dus in de Keienpoelweg. Daarna dwarsen we de Eliksemstraat en rijden
het centrum van Hakendover binnen. De deelgemeente van de stad Tienen ligt pal op
de grens van Hageland en Haspengouw. Voor we de kerk bezoeken zetten we ons op
een terrasje langs de weg. Bij een Omer en een alcohol vrij biertje voor moeder
de vrouw is het zalig nakaarten over de tot nu toe gereden route. De tafeltjes
zijn oude naaimachines. Op het ijzeren onderstel werd een tafelblad
aangebracht. Heel origineel.
Daarna
bezoeken we de Goddelijke Zaligmakerkerk die ooit een bedevaartsoord was. Volgens
de stichtingslegende wierven drie vrome maagden in het jaar 690 twaalf
arbeiders aan om de eerste kerk in Hakendover te bouwen. De plaats werd hun
door een engel aangewezen op de dertiendach. Een dertiende werkman, die
tijdens de werkzaamheden duidelijk aanwezig was, ontbrak steeds bij de
maaltijden en bij de uitbetaling van het loon. Het was de Heer zelf die bij de
bouw van het heiligdom assistentie bood! De huidige kerk is het resultaat van
verschillende bouwcampagnes: in de 12de eeuw werd de Romaanse westertoren
gebouwd. In de 13de eeuw de kruisbeuk en schip. In de 14de eeuw werd voor een
hoog gotisch koor gezorgd. In de 15de eeuw kwam er een zuiderkruisbeuk en een
eeuw later zorgden de trouwe parochianen voor een noorderkruisbeuk en een
sacristie. De zijbeuken dateren van 1765. Na de brand van 1860 kreeg de toren
steunberen. Het zijn enkele trappen omhoog tot het monument van gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen.
Nadien komen
we terug en slaan linksaf in de Putstraat. We volgen verder knppnt 60 langs
weilanden. Bij de grote baan (N3) fietsen we rechtdoor in de Bosschelstraat. We
rijden richting Tienen. Ondertussen is het 17:30 uur voorbij. Wind op kop en
weer een klimming. We worden moe. Dan zijn we bij knppnt 60.
Linksaf voor
knppnt 62. In de verte de suikerfabrieken van Tienen. Rechtsaf in de Ambachtenlaantot aan de Oude Spoorweg. Linksaf op het
Kluizenaarspad met links en rechts struikgewas en knotwilgen. Hier voelen we
geen wind. We beginnen als het ware te zweten tijdens een klimming. We naderen
nog maar eens de grote baan (N3). Hier rechtsaf en fietsen eerst rechtdoor naar
het centrum van Grimde. Een klein vierkant bordje met klaproos leidt ons naar
de Necropolis van Grimde.
Een monument
van stilte. Het is een uniek monument dat aan de buitenkant een kerk is en
binnenin een begraafplaats. Hier liggen de stoffelijke resten begraven van 140
Belgische soldaten die het leven lieten tijdens WOI. In hun opmars naar
Frankrijk kwam het op 18 augustus 14 in Grimde en St-Margriete-Houtem tot een
treffen tussen het Duitse leger en Belgische militairen. De Duitsers wonnen, de
Belgen wachtte de taak hun gesneuvelden te begraven. In een streven om hen een
respectabele begraafplaats te geven werd een niet direct voor de hand liggende
locatie gekozen; de ruïnes van de oude Sint-Pieterskerk, hier in Grimde. De
crypte evolueerde vrij snel van begraafplaats tot een plaats van bezinning en
herdenking. Al in volle bezettingstijd vonden hier onder toeziend oog van de
bezetter herdenkingsplechtigheden plaats. Na de oorlog werd de kerk
gerestaureerd en kreeg de oorspronkelijke parochiekerk een definitieve
invulling als soldatenkerkhof. We moeten ons haasten want de kerk sluit om 18
uur. Langs de hoge zware bronzen deuren dalen we enkele treden af tot in de
crypte. De witte grafstenen zijn sober, maar indrukwekkend. Op de zerken liggen
fotos, plaketten en kransen van familieleden. Elke zerk is versierd met een
Belgische helm en een eikenblad als teken van moed en wijsheid. De mooie gekleurde
glasramen, vervaardigd in WOI taferelen, scheppen een speciale sfeer. Het is
overweldigend. De begraafplaats is helder verlicht. De meeste opschriften zijn in
het Frans. Het loont de moeite om langs hier te passeren.
Het Getelinie
infobord 20 legt uit: Stad der doden: De Necropolis op 18 augustus 1914, twee
weken na hun inval in België, bereikte het Duitse leger Tienen. Ten noorden en
Oosten van de stad botsten ze op de achterhoede van het Belgische leger, het
22ste Linieregiment. Het kwam tot een veldslag, waarbij honderden soldaten
sneuvelden. Die werden in de dagen en weken daarna in geïmproviseerde graven
gelegd. Begin 1915 kreeg de Gemeentelijke Ontgravingsdienst van de Duitse
bezetter de opdracht om de gesneuvelden, Belgen zowel als Duitsers, plechtig te
herbegraven. Dat zou gebeuren op een speciaal aangelegde begraafplaats in
Sint-Margriete-Houtem, maar die werd snel te klein. Daarom besloot men 145
Belgische gesneuvelden hier bij te zetten, in de bouwvallige Sint-Pieterskerk.
Die kreeg ook een nieuwe naam: Necropolis, de Dodenstad. Momenteel liggen hier
nog 140 Belgen begraven. Eén van hen is kolonel Guffens, de bevelhebber van het
22ste Linieregiment. Hij overleed in 1943, en werd op zijn eigen verzoek
bijgezet tussen zijn mannen.
Een Duitse
tekening werd naast de tekst afgebeeld en toont de Necropolis tijdens de oorlog:
Aanvankelijk
stonden er kransen op de graven, later houten kruisjes. Bij de ontploffing van
een munitietrein in 1919 liep de kerk zware schade op. In 1928 werd de
herstelde Necropolis, ditmaal met grafstenen, plechtig ingehuldigd. Ons infozuil heeft nog een tekst
uit het dagboek van Léonard Reynaerts, Gemeentelijke Ontgravingsdienst Tienen,
1915. De
lijken werden aan een grondig onderzoek onderworpen ter vereenzelviging. Alle
gevonden voorwerpen en souvenirs dienden ontsmet door middel van brandende
alcohol, waarna ze geborgen werden in een gesloten omslag met buitenzijdse
vermelding der identiteit van de afgestorvene.
Het is zes
uur als we terug buiten staan in het zonnetje. Op de bronzen plaat bij de
ingang lezen we nog: In Memoriam, in deze crypte rusten 140 van onze helden,
gesneuveld voor het vaderland op het slagveld van Houtem Ste Margeriet en
Grimde 18-8-1914.
Terug naar
de N3, linksaf en rechtsaf in de Witte Vrouwenpad voor ons volgende paneel nr 19 bij het station van Grimde. We
lezen: Op
4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Het kostte twaalf dagen om
de forten van Luik te veroveren, maar toen dat uiteindelijk gelukt was, lag de
weg naar het binnenland open. De eerste natuurlijke hindernis voorbij Luik was
de rivier de Gete, ten oosten van Tienen. Daar lagen duizenden Belgische
soldaten klaar om de Duitsers tegen te houden. De Belgen kwamen naar het front
met speciale soldatentreinen. Hier, in het stationnetje van Grimde, een paar
kilometer ten westen van de Gete, stapten ze uit. Op 18 augustus werden ze
aangevallen door de Duitsers later die dag werd er ook meer noordelijk
gevochten, in en rond Sint-Margriete-Houtem. Bij de gevechten in Grimde en Sint-Margriete-Houtem
kwamen meer dan 300 Belgen om het leven. Lang voor 1914 hadden stafofficieren
in alle legers minutieus berekend hoe lang het zou duren om honderdduizenden
soldaten met de trein naar het front te brengen. Zelfs een kleine hapering,
dachten ze, kon dramatische gevolgen hebben. Elke dag vertraging bij het afkondigen
van de mobilisatie, waarschuwde de Franse stafchef Joffre, betekent dat de
vijand 15 tot 25 kilometer verder doordringt op ons grondgebied. Na de oorlog
werd het station van Grimde gebruikt om munitie op te slaan. Op 21 maart 1919
ontspoorde vlakbij een goederentrein en ontplofte de munitie. Er vielen drie
doden, en alle huizen binnen een straal van 500 meter werden vernield of zwaar
beschadigd.
Een bordje
brengt ons tot bij de grote Kapel ten Steen. De deur staat uitnodigend open. Het mooie schilderij van de Proostbroeders hangt
hier te donker. Er hangen vele infoborden waarop we lezen dat deze kapel is
gebouwd langs de Romeinse heirbaan van Keulen naar Boulogne-sur-Mer. Ze maakte
deel uit van de leprozerie voor mannen buiten de Maastrichtse poort. Een
Benedictijnenmonnik-kluizenaar verzorgde er de zieken. De kapel werd toegewijd
aan de H. Maurus. Bedevaarders zetten een ijzeren kroon op om hoofdpijn en
kopzorgen te voorkomen en te genezen. Het gebedshuis werd ingewijd in 1331. In
de loop der volgende eeuwen onderging het verscheidene uitbreidingen. Er kwam
ook de Mariaverering bij en kreeg het bedevaartsoord zijn huidige naam. In 1699
kreeg de kapel haar huidige uitzicht. Dat is ook de datum die we aantreffen
boven de ingangspoort. Na de brand van 1755 herbouwde men de zuidelijke
zijbeuk. Het beeld van O.L.Vrouw is gehouwen uit steen van Euville (Franse
kalksteen).
Verder tot
knppnt 62. Een kwartier later belanden we bij de Begijnhofkerk van Tienen. Beter
gekend als de ruïne van de Paterskerk, de tweede oudste begijnhofkerk
van België. In 1245 was men begonnen aan de bouw van de kerk. De begijnhofsite
werd tijdens de luchtbombardementen in 1944 bijna volledig verwoest. Enkele
kloostergebouwen, het ziekenhof en de Paterskerk bleven gespaard. Op 22
september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De
ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark.
We moeten
knppnt 24 hebben maar die staat hier niet bij. We volgen even rechtdoor knppnt 13
langs de Bostsestraat tot over de N29. Hier
krijgen we terug knppnt 24. Eureka. Knppnt 24 brengt ons naar de Markt van
Tienen dat we even later bereiken. Op de klok is het 18:30u. We zijn in het
centrum van Tienen aan de Grote Nete. De stad ligt op een hoogte van 40
meter. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening was Tienen een marktdorp,
ontstaan langs de heirbaan Tongeren-Cassel. Begin 11de eeuw verwierf Tienen het
stadsrecht en omstreeks 1250 was het de hoofdplaats van een meierij. De
oprichting van drie suikerfabrieken in de 19de eeuw luidde een periode van
nieuwe welvaart in. We vinden paneel 21 op de Kalkmarkt naast de O.L.Vrouw-ten-Poelkerk. Bij de
vliegende madam. De tekst luidt: In de jaren na de Eerste Wereldoorlog
beleefde het zegevierende België een opstoot van vaderlandsliefde. De stad
Tienen wilde niet achterblijven en besloot met steun van de Belgische staat een
monument op te richten voor de Tiense gesneuvelden en gedeporteerden. Het
vergulde beeld van Nikè, de Griekse godin van de overwinning, rust op vier
stenen kanonslopen. Daarop staan in het Frans de namen van vier roemruchte
slagvelden: Luik,Halen, Sint-Margriete-Houtem en de IJzer. De gewone Tienenaar
was iets nuchterder: in de volksmond werd het beeld algauw de gouden madam of
zelfs de vliegende madam genoemd. Op 23 mei 1923 werd het monument plechtig
ingehuldigd in aanwezigheid van kroonprins Leopold, de latere koning Leopold
III. De directeur van de Tiense muziekacademie, Bernard Van Perck, componeerde
voor de gelegenheid twee cantates.
In het suikermuseum, op de Grote Markt, komt de hele
wereld van suiker aan bod. Het gebouw dateert van 1846. Achtereenvolgens werd
het Vredegerecht erin ondergebracht, het politiekantoor, de burelen van de
Burgerlijke Godshuizen en Octrooien. Maar ook was de Dienst voor openbare
Werken hier gehuisvest. Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van de Tiense
Suikerraffinaderij werd besloten een Suikermuseum op te richten in de stad. In
2002 werd het suikermuseum hier geopend. Op de Markt staat het monument ter
herdenking van de 75ste verjaardag van de Belgische
onafhankelijkheid. In de volksmond al vlug De Groene genoemd. Het monument is
van Jef Lambeaux en werd hier onthuld op 6 augustus 1905.
De O.L.Vrouw-ten-Poelkerk dank haar naam aan een legende
uit de 12de eeuw. Een eervol man zou zijn vermoord waarna zijn lijk in deze
poel werd geworpen. Daarop voorspelde een vrouw dat er uit de poel een tempel
zou oprijzen. Omdat sinds die dag heel wat mirakels aan de poel werden
toegeschreven, gaf de toenmalige hertog van Brabant Jan I de opdracht tot de
bouw van een kerk, ter verering van deze vrouw. Met de kerk wordt gestart op de
Grote Markt tussen 1358 en 1375. Rond 1470 is de kerk voltooid maar in de
eeuwen daarop werden herstellingen uitgevoerd. In 1635 leed de stad zwaar onder
een Frans-Hollandse aanval tegen de Spanjaarden. Na WOI werd de laatste hand
gelegd aan de kerk. In 1921 kon kardinaal Mercier de kerk inwijden.
Hier drinken we nog een laatste glas op een schaduwrijk
terrasje. Het is 19:00 uur. Links naast de kerk staan vijf zuilen met personen.
Dit monument herdenkt de inwoners van Tienen die zijn omgekomen of vermist in
de oorlog van 1830, WOI en WOII. De Lourdes grot is ook een bezienswaardigheid.
Het grotteke werd gebouwd in 1858 na de verschijning van O.L.Vrouw in
Lourdes. Een diepe grot met trapjes naar beneden. Veel plakketten met
huldebetuigingen aan Maria getuigt dat deze grot nog steeds een bijzonder
bedevaartsoord is.
Om terug
naar knppnt 8 te rijden volgen we eerst een stukje knppnt 26. Linksaf op de
aanlooproute tot bij het monument van het 22ste Linieregiment op de Kabbeekvest,
nabij de Sliksteenvest op de N3. Het laatste infobord verklaard: Dit monument
voor de gesneuvelden dateert uit 1923. Het was een privé-initiatief van de Amicale
des Anciens Combattants de Hauthem Sainte-Marguerite, een vriendenkring van
vooral Gentse oud-strijders van het 22ste Linieregiment de eenheid
die de zwaarste klappen kreeg tijdens de Slag van Sint-Margriete-Houtem, op 18
augustus 1914. Op de achterzijde worden alle gesneuvelden van dat regiment
opgelijst. Eigenlijk was het de bedoeling dat het monument op de militaire
begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem zou komen, maar daar stak de Nationale
Commissie voor Krijgsbegravingen een stokje voor. Dat had alles te maken met
twee bronzen platen die op het monument waren aangebracht. De ene beeldde de
Duitse inval in België af, de andere de Duitse gruweldaden tegen burgers. In de
broze jaren twintig lag dat politiek toch te gevoelig, zeker op een
begraafplaats waar toen nog Duitse soldaten lagen. Het monument kwam dan maar
hier, aan de Oplintersepoort. Toen de Duitsers in mei 1940 opnieuw het land
binnenvielen, haalden zij de bronzen platen weg. De plaat met de gruweldaden
werd gesmolten, de andere wordt bewaard in het depot van stadsmuseum Het
Toreke. Het monument was het werk van twee Gentse broers: Maximiliaan Le Roy
ontwierp de sokkel, zijn broer Hippolite de beeldengroep. Die stelt een gewonde
Belgische officier voor die een soldaat wijst waar de vijand zit. Opvallend
detail: de twee mannen dragen een lange wollen jas. Deze jassen maakten deel
uit van het officiële Belgische uniform bij het begin van de oorlog, ook al
waren ze veel te warm voor de hete augustusdagen van 1914.
We kijken
uit naar een knooppuntenbordje met het cijfer 8. Dat zien we niet. Kortbij
echter staat een wegwijzer naar St-Margriete-Houtem: 2 km. Ik moet ons Rina
niet overhalen om dit bord te volgen. Ze drukt nog een blokje meer op haar
e-fiets in en rijdt onvermoeid de laatste kilometers tot ons vertrekpunt. Ik
kan haast niet volgen. We zijn terug bij de auto om 20:00 uur. Nog een uur
rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Vrijdag 10
april 2015. Het is 14° Celsius als we om 09:45 uur vertrekken naar
Vlaams-Brabant. Om 11:00 uur parkeren we onze auto op de kleine parking bij het
kruispunt van de Bosstraat-Vernagelstraat, net buiten het centrum van Bertem.
Vanaf hier vertrekt de Bertemboswandeling van 7,2 kilometer. Bertembos is een
natuurgebied van ruim 200 hectare en wordt beheerd door het Agentschap voor
Natuur en Bos. Het infobord ter plaatse vermeld: -De 7,2 km lange wandeling
werd uitgestippeld in het gebied ten noorden van de Voervallei. Het landschap
is in dit deel van de Groene Gordel nooit eentonig. In de holle wegen geniet je
van de meest verscheiden begroeiing. De wandeling voert je ook door een deel
van het Bertembos en het Eikenbos, samen goed voor 155 ha groen. Aan de bosrand
strekken zich weilanden uit en vruchtbare akkers. En daarbij hoort natuurlijk
vaak een hoeve! De Bertemboshoeve of het Augustijnenhof is een mooie
vierkanthoeve met nog een paar goed bewaarde 18de-eeuwse gebouwen. Ze behoorden
toe aan de augustijnenpriorij van Terbank, die hier een stuk bos rooide.
We volgen
zeshoekige bordjes met Bertemboswandeling. We beginnen al vanaf het vertrek
te wandelen over een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Onze
kuiten worden onmiddellijk gewaar dat we klimmen. Een 200 meter verder gaan de
kasseien over in een grindpad. Boven ons een schitterende blauwe lucht. Op de
achtergrond lonkt het bos. De bomen zijn nog kaal maar als we dichterbij komen
zien we toch reeds de open gesprongen bladknopjes. Vandaag voorspellen ze
temperaturen tot 20° Celsius. Als deze temperaturen aanhouden staan binnen
enkele dagen alle bomen in blad. We stappen door een holle weg die begroeid is
met bomen en struiken. De wortels komen bloot te liggen door het spoelende regenwater.
De takken en twijgen boven ons zorgen voor schaduw. Dat maakt het voor het
moment nog fris. We zijn ondertussen ver weg van de straat. We horen geen
autos meer. Vanaf nu worden we prettig omringt door vogelgeluiden. Het is soms
uitkijken voor paardenuitwerpselen op ons pad. Als andere wandelaars ons
passeren wordt er oogcontact gemaakt en een goedendag gewenst. Leuk toch?
Stilaan
worden we geconfronteerd met de witte anemoon. Na een betonnen bunker hebben we
een reusachtig mooi zicht over een groene vallei. Schapen en koeien grazen in
de omringende weiden. Op de achtergrond bevindt zich het Eikenbos. De lucht is
vol vogelgeluiden. We horen de vink en verder weg doet een specht zijn best
tegen de stam van een boom. Ons Rina probeert meermaals een klein vogeltje te
fotograferen. Ze blijven niet lang genoeg stil zitten. Het is soms hopeloos ze
met de verrekijker te spotten. We kunnen toch genieten van de koolmees tussen de struiken. Hij is
duidelijk herkenbaar aan zijn zwarte kruin en gele borst. Ook de boomklever
laat zich zien. Het actieve vogeltje met een lengte ven 20 cm heeft een puntig
snaveltje. Als we lang genoeg stil staan wil het roodborstje zich ook vertonen.
Vele boomstammen zijn bedekt met klimop. Ik vindt het maar niets. Ik heb echter
gelezen dat het geen kwaad kan voor de boom. De klimop, het woord zegt het
zelf, wil slechts hogerop om ook te genieten van lucht en licht.
Als we links
afslaan, richting Eikenbos, hebben we een mooi uitzicht over de vallei. Het is
een schilderachtig plaatje, wat we nu zien. Deze weilanden liggen er nog
verlaten bij. De enkele kale bomen voor het bos hebben maretakken. De maretak
is een half parasiet die leeft op bomen. Het is afhankelijk voor zijn water en
zouten. Langs een tractorspoor bereiken we het Eikenbos. De naam zouden ze
beter veranderen in Beukenbos. Eik is soms ver te zoeken, maar het zicht is
betoverend. Een brede verharde dreef leidt ons door het dichte bos. We worden vergezelt
van vogelzang. We horen ze duidelijk dichtbij, maar hun schutskleur beschermt
hen. Alleen als ze bewegen verraden ze hun schuilplaats. Af en toe blijven we
hijgend staan. We zijn het klimmen en dalen niet gewoon. Vanaf hier ligt er een
groen en wit tapijt van anemonen. Soms afgewisseld met de gele anemoon of is
het de gewone speenkruid?. De witte bloempjes hebben zes à zeven
bloemblaadjes. De gele meeldraden wachten op insecten om het stuifmeel te
verspreiden. Tussen de bomen ligt gesnoeid hout. De dunne en dikke takken
worden netjes gesorteerd. Hier wordt duchtig werk geleverd. De dikste stammen
worden verwijderd, de rest blijft ter plekke als schuilplaats voor insecten.
Nog steeds horen we de specht op de achtergrond.
We komen bij
de speelweide t Vossenhol dat opgestart werd in 2012. Hier moeten we linksaf.
Er staan geen speeltoestellen. Men laat aan jong en oud over om creatief te
spelen. De heuvels hebben een doorloopkoker en een vossenhol. De picknicktafels
zijn op dit moment bezet door ouders met kleine kindjes. Achteraan zien we een
enorme schuilhut. Bij de halfronde amfitheater zetten we ons bovenaan om te
picknicken. Van al dat klimmen en dalen hebben we een reuze honger gekregen.
Beneden ons, in het midden, werd onlangs nog een vuurtje gestookt. De
achtergebleven as en houtskool ruiken nog na.
Een volgende
bolle kasseiweg leidt ons tot bij de radar van Belgocontrol, die gebouwd werd in
1985. De rood wit geschilderde radar staat hoog op zijn betonnen paddenstoel.
Hij draait constant in het rond. Zijn functie is er om te zorgen dat vliegtuigen
veilig kunnen landen en opstijgen op de nationale luchthaven van Zaventem.
Mocht deze radar door om het even wat uitvallen, dan wordt zijn functie
overgenomen door een verderop gebouwde tweede exemplaar. Bij de eerste is op
het gelijkvloers de administratie aangebouwd. Rondom rond werd een hoge
afspanning geplaatst met prikkeldraad. In de vier hoeken staan pilaren met
telkens drie cameras. Ons Rina vraagt zich af of hier een gezin woont. Ik kan
het mij niet voorstellen. Hier wonen met zon draaiend ding boven je hoofd? Wat
een lawaai moet dat hier niet zijn s nachts?
Op het
kruispunt van vier straten moeten we linksaf. Langs de tweede toren komen we
niet. We wandelen door de Hoge Veldbaan die eveneens in kasseien is aangelegd.
Terug door een holle weg. Tussen de wortels van de bomen bevinden zich diepe
zwarte gangen in de grond. Vogels, vlinders, vleermuizen en knaagdieren vinden
in de holle wegen voedsel en beschutting. We komen bij een volgende bunker. Bovenop
de bunker groeien bomen en struiken. De wortels omstrengelen de betonnen
constructie. De struiken zijn ideale schuilplaatsen voor de heggemus. De
zenuwachtige vogeltjes springen gedurig van tak naar tak. Ondertussen tjilpen
ze er duchtig op los. Een infobord aan de bunker geeft nuttige uitleg: Deze
gevechtsbunker maakt deel uit van de KW-linie, een verdedigingslinie die België
aan de vooravond van WOII bouwde om ons land te beschermen tegen een Duitse
inval. De KW-linie loopt vanaf het fort van Koningshooikt tot Waver en bestaat
uit meer dan 400 betonnen bunkers. Slechts een klein aantal van deze bunkers
werd tijdens de gevechten ook effectief gebruikt. Dankzij hun robuustheid
bleven de meeste bunkers bewaard. Ze zijn enerzijds interessant historisch
erfgoed, maar kunnen daarnaast een verrassende nieuwe bestemming krijgen. Deze
bunker is bijvoorbeeld ingericht als winterslaapplaats voor vleermuizen.
Vleermuizen slapen in de winter omdat ze dan weinig voedsel (insecten) vinden.
Tijdens de winterslaap draait het bioritme van vleermuizen op een laag pitje:
hun lichaamstemperatuur en hartslag zakken. Ze gebruiken hun vetreserves om de
winter door te komen. Om uitdroging te voorkomen moeten winterverblijfplaatsen
voldoende vochtig zijn. De temperatuur moet stabiel blijven tussen 2° en 10° C.
Er moet voldoende rust zijn zodat de dieren niet wakker worden tijdens hun
winterslaap. Daarom werd deze bunker afgesloten met een dubbele deur en werden
de schiet- en verluchtingsgaten dichtgemaakt. De buitendeur is een replica van
de originele deur, maar heeft een speciale invliegopening voor vleermuizen.
Na de holle
weg belanden we in het centrum van Bertem. Deze Vlaams-Brabantse gemeente ligt
in het Dijleland en heeft enkele mooie bezienswaardigheden en monumenten met
een verhaal. De Sint-Pieters-Bandenkerk is een oude romaanse kerk met een
opmerkelijk Mariabeeldje. De pastorie is opgetrokken in de stijl van Lodewijk de
XVI en het Sint-Medardushof heeft een legendarische pachthoeve van de 17de
eeuw. Het is hier vredig en stil in het dorp. We wandelen langs de gezellige
huisjes met kleurige voortuintjes. De struiken met de bekende gele bloemen, die
bloeien in menig tuintje, wordt het Chinees klokje genoemd. Elke soort grond
is geschikt voor deze plant. Een plek in de zon of lichte schaduw is voldoende.
Linksaf in de Weygenstraat waar we meteen het centrum verlaten. Onmiddellijk
worden we omringt door een landschap van akkers en weiden in een glooiend
landschap. Tot hiertoe werd de wandeling mooi aangegeven. Alle bordjes zijn
aanwezig. Op enkele zou een nieuwe sticker mogen. Ze zijn bijna verweert door
de zon. We naderen het Bertembos. Ooit vormde het Bertembos en het Eikenbos één
geheel. De naburige gemeenten rooiden eeuwen geleden de bomen. Het hout werd gebruikt
voor verwarming en meubels. De kale plekken
werden verbouwd ten behoeve van landbouw en veeteelt.
We wandelen
terug door een holle weg. Weer over kasseien die hier al heel, heel lang
geleden zijn aangelegd. Een holle weg heeft een microklimaat. Het is er wind luw
en schaduwrijk. Bij de splitsing houden we rechts. Nog steeds worden we
vergezeld van de witte en gele bosanemoon. We houden van het geluid die de specht
maakt als hij tegen een boomstam ramt. Deze vogel laat zich niet zien. Aan een
zijpad moeten we rechtdoor. Ons pad slingert zigzag tussen de bomen en is afgeboord
met witte anemonen. Een stil leven en een foto meer dan waard. Ons pad wordt
een zandweg dat spijtig genoeg stuk gereden is door een zware tractor met
oplegger. De bandensporen laten diepe afdrukken na die soms nog hemelwater bevatten.
Insecten dwarrelen rond de poel. In de schaduw van een bouwvallige barak
drinken we een slokje koffie. Rechtstaand bij gebrek aan zitbanken. We hebben
een pet op ons hoofd. Dat is geen luxe, maar broodnodig. Het is in de zon
warmer dan 20°. Toch genieten we volop van deze wandeling. Van de bloemen, de
vogels en het zicht op het glooiend landschap.
Bij de
volgende splitsing moeten we linksaf en duiken opnieuw het bos in. We blijven
staan en genieten van het gezang van de vogels. Tussen de bomen groeit opnieuw
rijkelijk de anemoon in het wit. Het lijkt alsof er een tapijt van sneeuw ligt.
Alleen het groen verraad het seizoen. Het is bijna onmogelijk om vogels te
spotten. Soms lijkt het of ze ons hoog in de bomen uitlachen. Kortbij zit een boomklever
op een dikke tak van een oude beuk. Ons Rina kan eindelijk een foto nemen van
de kleine vogel. Ik probeer hem met de verrekijker te spotten, maar tevergeefs.
Hij fladdert alweer verder. Het is hier sterk heuvelachtig. We voelen het in
onze kuiten. Onze koffie is bijna op. Het is warm en we zouden liever iets fris
op een terrasje drinken. Ook hier worden de stammen om woekert door klimop. Het
is ondertussen 13:30 uur geworden. Ons bospad is zwart door de bosgrond. Dennen
groeien hier niet. Ik mis ze nu niet. De eik en de beuk groeien als pilaren
recht omhoog. De kruin verroerd geen vin. Het is windstil. De oude eikenbomen
zijn op sterven na dood. Slechts de kruin wordt nog groen. De dikke takken op
ongeveer vier meter van de grond hebben reeds geen schors meer. Ze zijn dor en
afgebroken. Het lijkt alsof de beukenboom de eik verdringt. De heerser van het
bos. Een steile helling brengt ons tot in de vallei. Hier wil je niet wandelen
tijdens een regenbui. Als een waterval stort dan het water naar beneden. Kort
daarop maken we een steile klim naar boven. Daar moeten we even uitblazen. Mijn
conditie heeft ooit beter geweest. Weer hetzelfde scenario. De anemoon rondom
de beuk. Hier en daar een stil leven. Het is ogen strelend. Voor een kunstenaar
is dit hier een waar paradijs. Kon ik de vogelgeluiden vast leggen op doek. Het
zou het gat in de markt zijn. Toch?
voelen ons
alleen op de wandeling. Af en toe worden we gedwarst door een jong koppeltje.
Waar is de tijd dat we zelf ? Maar ik wordt nostalgisch. Op het eind van de
bosdreef komen we bij het boswachtershuisje van 1878. Het lijkt op een grote
kapel met zijn boogramen. Achteraan staat een moderne houten jachtchalet. Dit
is het hoogste punt van Bertem. We staan ongeveer 92,5 meter boven zeespiegel.
We zetten ons neer bij een picknicktafel. In de schaduw van de nabij gelegen
watertoren drinken we het laatste restje koffie op. De watertoren is gemetst in
rode baksteen en meet 32 meter in de hoogte. Met een opslagruimte van 750 m³
voorziet hij de omliggende gemeenten van gezuiverd water.
We moeten
verder rechtdoor wandelen. De watertoren laten we rechts liggen. Een eindje
verder vinden we een appelplantage. De laagstam fruitbomen bloemen nog niet.
Maar met deze temperaturen zal het niet lang meer duren. Een informatiebord
geeft ons enige uitleg over de aangeplante fruitbomen: Fruitbedrijf t
Hoogveld produceert op een milieuvriendelijke manier appelen en peren en
investeert in de aanleg van een nieuwe fruitplantage. Deze plantage is de
eerste in België van deze omvang met deze variëteit. Verder geeft het bord nog
enkele cijfers van gebruikte materialen: 1.460 houten palen, 24.000 m draad,
enzoverder. We moeten rechtsaf langs een smal pad. We houden het bos rechts
van ons en het weiland met jonge koeien links. Een langdurige afdaling met
zand, modder en boomwortels. De mooie vergezichten zijn verhuld in een wazige
mist. Na de afdaling rechtdoor over kasseien. We naderen de drukke baan en het
einde van de stilte. Na de dreef met gele bosanemoon komen we terug in de
werkelijkheid. Rechtsaf op de baan tot op de Oude Bosstraat. Linksaf door het
dorp met eveneens oude kasseiweggetjes. De oude waterpomp op het kleine
pleintje is overwoekert door klimop. Alleen aan de hendel is nog te zien dat
hier vroeger water uit de grond werd gepompt. Nog één steile klimming. We horen
de vink ijverig suskewieten. Om 15:15 uur zijn we terug bij de parking waar
onze auto trouw heeft gewacht. We rijden naar het centrum om iets te drinken.
We zijn uitgedroogd. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
We schrijven
7 april 2015. Een zonnige lentedag tijdens het paasverlof. De kleinkindjes,
Joey en Yuna zijn bij ons op bezoek. Het is reuze gezellig om in de tuin te
spelen, na zoveel maanden te moeten binnen zitten. Doch Joey surft graag op de
computer. Met bomma gaat hij na een tijdje terug naar binnen. Ik speel ondertussen
een gezelschapsspelletje met Yuna op de tuintafel. Een half uur later ben ik
toch nieuwsgierig wat er in de huiskamer gebeurt. Ik ga stilletjes kijken en
hoor Joey met bomma discuteren over voetbal. Over wat anders?
Ik speel
ondertussen verder met Yuna. Een tijdje later komen ze toch naar buiten met
enkele bladen papier. Bomma en ik hebben een spreekbeurt gemaakt. Wil je het
horen bompa?Uiteraard wil bompa dat.
Ze gaan op een afstand voor Yuna en mij staan. Joey leest van een blad papier een
tekst af, terwijl bomma af en toe een afgeprinte foto in de hoogte houdt: -- Onze spreekbeurt gaat over KRC Genk.
KRC Genk is
opgericht in 1923. Het stadion noemt De Cristal Arena. Bomma toont een
kleuren foto van het betreffende voetbalstadion. Er zijn 20.000 zitplaatsen
en 5.000 staanplaatsen. Een capaciteit van 25.000 toeschouwers. Geopend in 1999
en speelt in eerste klas, hun trainer is Alex McLeish. Hij was vroeger verdediger
bij Genk en is een Schotse coach. Dit is hun groepsfoto. Bomma toont nu een
groep voetballers net voor de match.
Enkele
spelers hurken voor hun ploegmakkers. Joey leest verder: - KRC Genk heeft al
vier keer de beker gewonnen, en drie keer de landstitel. De clubkleuren zijn
wit en blauw. Het thuistenue is blauw en wit en uit is zwart. Bomma toont de
laatste twee fotos van twee verschillende tenues. Dit was onze spreekbeurt
van bomma en Joey.
Yuna en ik geven
een daverend applaus. Iets voordragen is niet altijd evident. Voor Joey is dat
helemaal geen probleem. Dat hij voor deze ploeg gekozen heeft verwonderd mij
niet. Sinds VTM de reeks Spitsbroers uitzend is hij in de ban van Racing
Genk. Bomma vertelt mij later dat hij alles zelf heeft opgezocht en
neergeschreven. De fotos uitzoeken heeft hij ook alleen gedaan. Ze afdrukken
heeft bomma voor haar rekening genomen. Tot schrijfs.
Het voorjaar is nu echt ingezet. De bloesem van de Japanse Kerselaar
bloeit roze rood. De tulpenboom oogt zelfs mooi vanop afstand. De dagen zijn
duidelijk langer geworden. Na een vermoeiende fietstocht kunnen we in de tuin
nog een tijdje nakaarten bij een fris gekoeld streekbiertje. De wandelschoenen
staan opgepoetst terug in de kast. In de zakken van de dikke wollen jassen
hebben we weer nieuwe mottenballen gestoken. Ze kunnen weer voor enkele maanden
in de kast. De temperaturen schommelen nu tussen de 15° à 20° Celsius. Ideaal
om een fietstocht te maken. Laat ik alvast vertellen van onze fietstocht vier
jaar geleden in Heide-Kalmthout met de volgende fietsknooppunten: 84-83-81-25-72-27-73-74-79-85-84.
Zaterdag 21 mei 2011. Om 10u
vertrekken we met de auto naar kasteel "Ravenhof" in Stabroek. De
fietsen staan op het draagrek achteraan de auto. Onze tweede fietstocht van het
jaar wordt er één van 33,8 kilometer.
Afgelopen woensdag vertelde
"Frank", onze weerman, dat het vandaag een schitterende dag zou worden. Volop zon en temperaturen tot 25° Celsius.
Kort daarop nemen we de fietsknooppuntenkaart en stippelen meteen een route
uit. Het Ravenhof lijkt ons een goede plek om te starten. Vooral voor de
parkeermogelijkheid. Het is al redelijk druk in het Ravenhof. Fietsers en
wandelaars fietsen en lopen kriskras door elkaar. We vinden toch nog een rustig
plekje om te parkeren op de parking, voorbij het kasteel. Om 10:30u rijden we
met de fietsnaar knooppunt 83. Aan de
rotonde laten we het kasteel rechts liggen en slaan de volgende weg links in.
Kasteel Ravenhof staat op Belgisch grondgebied. In het Koetshuis, vooraan bij
het kasteel is sinds 1999 een horecazaak gevestigd. Ondanks het vroege uur
zitten er al mensen te genieten van een natje en een droogje. Een paar meter
verder staat het theehuis "De Gloriëtte" uit 1768 op Nederlands
grondgebied.
We rijden door het Moretusbos dat is
aangelegd in 1760 1780 door de toenmalige eigenaar Joannes Moretus. Het is
aangenaam fietsen in de ochtendkoelte onder een stralende zon. Rechtdoor tussen
twee bomenrijen. Vogels kwinkeleren en in de verte roept de koekoek. Grandioos.
We rijden hier op het goede moment.
Alle rododendrons staan in bloei. Van de rododendron bestaan wel meer dan 1000
soorten. Ze stammen af van de azalea. Het is een overwoekerende plant die zich
het best voelt in iets zure luchtige grond. Als het aan de plant lag nam ze het
gehele bos in. Op tijd snoeien is dus geen overbodige luxe. Ook over de grens,
in Nederland, biedt men ons een palet aan loofboomsoorten aan. Bij sommige zit
het lentegroen nog verscholen in de knoppen. We rijden door een dreef met aan
beide zijde de bloeiende rododendron. Onze neus wordt geprikkeld door de geurige bloemen. Aan FC Putte slaan we rechts
af en volgen we knppnt 81. Het bos maakt plaats voor een gestructureerd
landschap. De villa-eigenaars bezitten enorme landerijen met paarden die rustig
staan te grazen. Geen gewone paarden maar springpaarden.
Even verder verlaten we Putte en
fietsen we door Kapellen. De lucht is nog steeds lenteblauw. Rechts van ons bos,
links woongebied. Heerlijk om hier te wonen. s Morgens gewekt worden door het
gezang van verschillende vogels. We fietsen nu wat meer in de zon. Het wordt al
wat warmer. In de voortuintjes bloeit hier en daar de gewone magnolia, of de
tulpenboom. Er zijn wel meer dan dertig magnoliasoorten. Deze prachtige boom
bloeit van april tot mei. Weer passeren we een mix van fraaie landschappen en
uitbundig groen. Vlak voor het centrum maken we een scherpe bocht naar links en
fietsen over de grens, terug op Nederlands grondgebied.
Even later zijn we in Kalmthout. We
hebben ondertussen 6,5 km gereden. Vogels spelen de hoofdrol in de straten of
lanen. Hun gezang wordt soms overstemt door autos die denken dat het hier een
race- circuit is. Aan taveerne "De Kar" houden we onze eerste halte.
We drinken samen een "La Chouffe". Een niet gefilterd blond bier. Aangenaam
fruitig en gekruid met koriander met een lichte hopsmaak. Het is heerlijk op
het in de zon doordrenkt terras. We hebben een mooi uitzicht op enkele
wilgenstruiken. De takken buigen onder het gewicht van de katjes.
Om 11:45u vervolgen we onze weg, nog
altijd knppnt 81. Onze trip is prima bewegwijzerd. Opnieuw rijden we onder de
beschutting van de bomen en tussen de vele villas in Kalmthout. Hier moeten we
naar links en rijden het centrum van Heide-Kalmthout binnen. Een gezellig dorp
met in de eerste plaats een station. Een groot plein met enkele restaurantjes
en terrasjes waar het heerlijk vertoeven is met een streekbiertje. We slaan
links af en rijden de Kalmthoutse heide in. Sinds 18 februari 1941 geklasseerd
als landschap. Hier vinden we ons een bankje om te picknicken.
De heide staat nog niet in bloei. Dat
zal iets zijn voor augustus en september. De heide is tevens belangrijk voor
reptielen zoals de hagedis en de adder. Het wordt drukker op de weggetjes.
Fietsers en wandelaars passeren ons van twee kanten. Met een korte hoofdknikbegroeten ze ons en stappen verder. In de
verte horen we een luidkeelse discussie van de ekster. Nog één boterham en we
rijden verder. De bank is voor de volgende picknicker. Bij het verlaten van de
Kalmthoutse heide wisten we nog niet dat vier dagen later, 25 mei 2011, 600
hectare heide en bos verwoest zou worden door een hevige brand. Sindsdien wordt
dit heidegebied afgesloten bij extreme hoge temperaturen.
Een klein half uur later stoppen we
aan het Natuureducatiecentrum "De Vroente". Het bezoekerscentrum van
de Kalmthoutse Heide werd ingehuldigd door de Vlaamse Minister van Leefmilieu
Theo Kelchtermans op 26 september 1997. Er loopt een tentoonstelling over de
heide maar het is gesloten tijdens de middag. Ook is er een Informatiekantoor
gevestigd. Maar ook dat is gesloten tot één uur. We gaan toch binnen om een
kijkje te nemen. Al is het maar om gebruik te maken van de toiletten. Toch zit
er een dame aan de balie van de info stand. Ze stond ons graag te woord.
Volgens haar naamplaatje noemde ze Alice. We kopen er twee wandelkaarten.
Voorbij de stand is een grote zaal en ik kan door een raam bijenkasten zien
staan. Honderden bijen vliegen rondom de kassen. Het is voor de eerste keer dat
ik dit van zo dichtbij kon zien. Alice vertelt ons dat er een rondleiding zou
worden gegeven om één uur. Voor slechts 2 euro. Toch mochten we bijna met onze
neuzen tegen de ramen naar de bijen kijken die rond de kassen vliegen. Nu zijn
ze wel extra actief vertelt Alice ons. Het mooie weer en de lente bloemetjes geven
hen veel werk. We moeten nog naar de andere kant van de zaal komen kijken. Daar
staat een bijenkast op ongeveer één meter van de muur. Er loopt een glazen
koker van de kast door de muur naar buiten. Met honderden lopen de bijen door
de glazen koker naar de kast of naar buiten. Bij sommige bijen hangt het
stuifmeel aan de pootjes. We zijn er echt van onder de indruk. We bedankten
Alice en keren terug naar buiten om onze weg te vervolgen.
We rijden langs de spoorweg van
Kalmthout. Knooppunt 72. In de zon fietsen is warm, als we in de schaduw rijden
wordt het soms te fris. We laten de spoorweg achter ons en rijden terug tussen
de statige villas van Kalmthout. De vogels zingen of fluiten dat het een lieve
lust is. Ze tjirpen hier precies harder en mooier dan bij ons. Maar dat kan
niet. Een vogel is niet racistisch aangelegd.
Zo komen we aan onze volgende stop.
Den Bosduin. Een gloednieuw en gezellig restaurant in het groene Kalmthout.
Hier zijn kinderen van harte welkom. Ze kunnen zich uitleven in de mooie
speeltuin terwijl de ouders op het terras een streek- bier of gerecht
uitproberen.
Na de sanitaire stop rijden we verder
en belanden op het klein schietveld van Kalmthout. Het vormt samen met het
Groot schietveld van Brecht een rustig terrein van 900 ha. met dennenbossen,
eikenbossen en noem maar op. Een Militair Domein dat vrij toegankelijk is voor
wandelaars met wandelknooppunten. En een ruiterpad is ook aanwezig.
Vanaf knppnt 27 zijn we terug in
Kapellen. Hier staat een villa te koop. Zo maar eventjes 2065 m² woongedeelte
met vier slaapkamers. We rijden terug Stabroek binnen. Nu is het nog een paar
kilometer tot het Moretusbos. Voor de laatste maal zetten we onze longen open
en ademen de gezonde zuurstof in. Om 16:15u. komen we terug bij de auto. We
hebben 38,120 km gereden in 3 uur. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Het is begin april en we hebben nog geen
kilometer gefietst. Het weer zit dit voorjaar niet echt mee. Koud, regen en
storm zijn de enige weersvoorspellingen die we te horen krijgen. Bossen en
parken werden afgesloten voor de veiligheid. Al wat niet vast hing vloog weg. Als
het niet betert moeten de paasklokken hun eieren nog binnen brengen. Niet zo
leuk voor de kleinkindjes. Buiten zoeken naar chocolade paaseitjes is veel
aangenamer. Toch?
Enkele fietsroutes liggen klaar om gereden te
worden. Zoals de Betuweroute Culemborg in Nederland, de Valleiroute in
Pajotteland en de Geteliniefietsroute rond Halen en Houtem. Stuk voor stuk
mooie en leerrijke dagen vol fietsplezier. Maar dan moet de zon schijnen.
Ons Rina en ik zitten op de sofa met een zelfgemaakt
album. We genieten van de fotos en een verhaal van vier jaar geleden. Het was
rond dezelfde tijd dat we onze eerste fietstocht maakten. Geniet even mee !
Fietsknooppunten:
13-77-12-11-39-38-73-27-38-37-36-35-11-12-13 = 37 km.
Zaterdag 23 april 2011. Paaszaterdag.
De laatste dag van de vastentijd. Een schitterende dag voor de tijd van het
jaar trouwens. Al 14 dagen schijnt de zon volop en wanen we ons hier in het
puntje van de zomer. Niemand die klaagt trouwens.
We ontwaken om 06:30 u. Te vroeg
eigenlijk voor een weekend, na een week hard labeur op het werk. Misschien
omdat het onze eerste fietstocht wordt van dit jaar. Andere jaren beginnen onze
fietstochten rond half mei, begin juni. Gisterenavond hadden we het plan
bekeken van de Provincie Antwerpen. Plan 2 Antwerpse Kempen Noord. We
vertrekken van hieruit in Ekeren voor een tocht van om en bij de 35km. Om te
beginnen natuurlijk. Volgende maand wordt dat dan 40 km. De maand daarop 45 km.
Etcetera, etcetera.
Voilà, meer moet dat niet zijn. Het
aantal km is perfect, het weer is uitstekend, we vertrekken vanuit onze
woonplaats, we nemen een picknick mee, we vertrekken op een vroeg uur en last
but not least; we stoppen op tijd aan een kapelletje voor een natje of een
droogje. Onze eerste stop plannen we aan Oud-Antwerpen. Een restaurant taverne,
gebouwd als boswachtershuisje in 1885. Een halte voor postkoetsen die naar
Bergen op Zoom reisden. Sinds 1997 opende men er een wijnschuur die zeer in
trek is bij de plaatselijke bevolking. Maar ik loop vooruit op de feiten.
Na een stevig uitgebreid ontbijt
vertrekken we stipt te 09:00u met onze fietsen naar knooppunt 13. Het is nog
frisjes, wat normaal is zeker voor de tijd van het jaar? Rond de rotonde van de
Driehoekstraat rijden we naar de begraafplaats van Ekeren. Tot 1910 werd er
rond het Sint-Lambertuskerk begraven. Nadien op de nieuwe begraafplaats in de
Driehoekstraat.
Over de viaduct van de Driehoekstraat
bevinden we ons in Sint-Mariaburg. Dit gehucht van Ekeren werd gesticht door
verzekeringsmaatschappij Antverpia. Aan de verkeerslichten kruisen we de
Kapelsesteenweg en rijden meteen Brasschaat in. Even verder laten we rusthuis
"Antverpia" rechts liggen. Hier begint tevens een wandeling. Het Antverpiapad,
een wandeling van 6km. We rijden volop tussen de villas. De een al mooier dan
de ander. We genieten ervan. Vroeger zouden we ons appartementje geruild hebben
voor één van deze gebouwen. Nu kijken we er wel anders tegen aan. We worden een
dagje ouder, en je gebruikt ook je gezond verstand. Je komt tot de conclusie
dat je overal ver af woont. De winkels, de markt om maar wat te noemen. Voor
elke afstand heb je de auto nodig. Benzine is de dag van vandaag een
luxeartikel geworden. Concreet gesproken; we zullen ons een villa nooit kunnen
veroorloven zonder de lotto te winnen. Maar laat ons ook eerlijk zijn; ieder
"huisje" heeft zijn kruisje. Dat geldt ook voor villas en kastelen.
Ondertussen passeren we Oud-Antwerpen, maar het is nog te vroeg voor een
sanitaire stop. De zaak is nog niet open.
We slaan links af, "Castel de Vinolei"
in. Nog meer villas. En uiteraard ook heel rustig om te fietsen. Aan de
rotonde met het monument van de gesneuvelden moeten we helemaal rond rijden. We
slaan rechtsaf "Ter Borcht" in. Lanen met nog grotere villas, al dan
niet afgeschermd door hoge hagen van bijna 3 meter hoog. En even hoge
gietijzeren hekken met scherpe punten, beschermd door zichtbare cameras. Woonden
hier niet ergens de familie Pfaff? We rijden "De Dries" in.
Even later nemen we knooppunt 39. Als
we daarnet de villas "kastelen" noemden, moeten we nu spreken van
"paleizen". Grote statige "paleizen" met enkele ha grond
erom heen. Nog 600m tot knppnt 39 om daarna naar knppnt 38 te fietsen. We
draaien het natuurreservaat "De uitlegger" in. In dit park bevinden
zich talloze wandelpaden en fietsroutes. Af en toe vinden we borden met daarop
extra uitleg over de aanwezige fauna en flora. Talloze bunkers uit de beide
Wereldoorlogen laten ons herinneren aan de bezetting in ons land.
In dit domein worden we herinnerd dat
het nog altijd lente is. Vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang.
In de verte horen we een specht en boven ons hoofd, in de kruin van een
inlandse eik zingt de "suskewiet". Het gezang van de vink klinkt als
muziek in de oren.
Aan de tweesprong wordt het even
moeilijk, geen bordje met knooppunten. We hebben de keuze rechtdoor of
rechtsaf, een kleine smalle spoorweg over. We kiezen voor rechtdoor omdat dat
in de omgang de regel is. Geen richtingsaanwijzer?.. dan maar rechtdoor. Maar
even later moeten we rechtsomkeer maken en de spooroverweg dwarsen. Dat is trouwens
een goed idee. We passeren weer een bordje van ons knooppuntennetwerk. We
verlaten het Domein en draaien naar rechts een asfaltbaan op. Geen fietspad.
Hier rijden we mooi achter elkaar en uiterst rechts van de baan. De autos
racen hier voorbij tegen een snelheid van minstens 70 km per uur. Geen enkele
wagen die vertraagd uit respect voor de zwakke weggebruiker. Om 11:00 u rijden
we door het Militair Domein van Brasschaat. Een bordje vertelt ons dat we ons
op het "klein schietveld" bevinden. Een half uur later stoppen we aan
een zitbank in het domein. Hier zetten we ons om onze picknick op te eten.
Na de welverdiende rustpauze van een
groot half uur willen we onze weg vervolgen, maar we missen weer een bordje aan
de volgende driesprong. Met het plan erbij wordt het probleem niet opgelost.
Dan zie ik het bordje met knooppunt 27 aan de overkant van de dreef. Het is het
bord van de tegenliggers die dezelfde weg nemen in tegenovergestelde richting.
Conclusie; wij moeten naar rechts. We krijgen zin in een biertje en spreken af;
het volgende etablissement dat we tegen komen gaan we iets te drinken.
Ondertussen passeren we een klein vliegveld met een tiental zweefvliegtuigjes.
Ze liggen te blaken in de zon. Vanaf hier krijgen we weer bordjes met knooppunt
38. We draaien Mishagen in. Nog steeds geen taveerne voor een frisse pint. Ik
begin er aan stilaan te twijfelen of men hier wel alcohol mag schenken. Het
wordt steeds warmer. Rechts van ons nog steeds het Militair Domein van
Brasschaat. Eens daar voorbij rijden we tussen weilanden met paarden. Ze staan
te grazen of ze worden bereden door echte paardenliefhebbers. Terug in het
centrum van Brasschaat. Weer die statige villas voorbij fietsen. Het doet ons
eigenlijk niets meer.
We rijden door de straat waar vroeger
de familie Pfaff woonden. Hun luxueuze villa, die vanaf februari 2009 te koop
staat, is nog steeds niet verkocht.
We rijden door het centrum van
"Maria ter Heide". Op de Bredabaan drinken we dan ons eerste pintje
op een schaduwrijk terrasje naast de kerk. Daarna springen we terug op onze
fiets en rijden tot het volgende verkeerslicht. Hier moeten we naar rechts,
richting Mikerf kinderboerderij. Het is ondertussen 13:00 u geworden. We
hebben ruim 28 km gereden. We hebben nog een goede 8 km voor de boeg. Ons
zitvlak voelt het in ieder geval al. Knooppunt 36, nu naar rechts richting
knppnt 35. Weer door Domein de Inslag". Een 150 ha groot loof en
naaldbos. Hier groeit voornamelijk de zomereik, beuk en populier. Er verblijven
ook verschillende wilde dieren zoals de ree en de vos en tevens verschillende
soorten vleermuizen. Het Domein doorkruist ook de Antitankgracht. Vanaf hier
wijken we van onze route af. We fietsen naar het centrum van Brasschaat. We
willen een wandelroute kaart kopen in het toeristenbureau. Via de Miksebaan
bereiken we enkele minuten later het centrum. Het is even na 14:00u als we voor
de moderne bibliotheek van Brasschaat staan. Dit gebouw doet tevens dienst als
toeristenbureau. Spijtig genoeg is het op zaterdagen gesloten vanaf 12:00u. Na
de middag moet de toerist maar zijn plan trekken. Bon, ons Rina wil van de
gelegenheid gebruik maken om te winkelen in het nieuwe warenhuisketen Albert
Heijn.
We weten niet waar deze gelegen is en
moeten het twee maal vragen voor we er zijn. We rijden door een mooie brede
dreef met majestueuze bomen. De Esdoorn. Toch nog een eind fietsen. We passeren
het Algemeen Ziekenhuis Klina, om even verder over de rotonde de
Hoogboomsteenweg te nemen, en we zijn er. We stallen onze fietsen en gaan
nieuwsgierig naar binnen. We zijn er echt van onder de indruk. Het is druk in
de winkel. We proberen de prijzen te vergelijken, maar dat blijkt toch
moeilijk. Blijkbaar zijn we niet echt prijsbewust. Het personeel is heel
vriendelijk. Je kan er net zoals in de Colruyt een beker koffie of thee drinken.
We kopen er een fles wijn voor bij het avondeten. Een uur later staan we weer
bij onze fietsen. Langs de Hoge Kaart rijden we terug naar Sint-Mariaburg. We
dwarsen de Kapelsesteenweg en om niet de viaduct te moeten nemen, rijden we als
alternatief de Willy Staeslei in. Had ik geweten dat hier nog altijd kasseien
lagen had ik toch voor het viaduct gekozen. Bon, dit kan er nog wel bij. Zo
heel ver is het niet meer. Over het spoor de Notenschelp in. Rechts af, den
Bunt, en enkele ogenblikken later staan we terug thuis. We hebben in totaal toch
42km gereden. Niet slecht voor de eerste rit van t jaar. Tot schrijfs.
Afgelopen
weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er
werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen
een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed.
Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er
werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.
Dicht in
mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het paardenvlees
liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet?
Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn
pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden
en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.
Enkele jaren
geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat
we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en
tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat
we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en
nieuwjaar.
Het was een
blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en fotos uitgewisseld. Het
was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant,
maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk,
maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook
hier lag het paardenvlees centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een
snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. Leg er nog maar wat
tussen hoor! Er is meer dan genoeg! Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons
brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en
ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn
kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden
echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst.
Op het paardenvlees zat evenveel zout
als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte
naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch
opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen
drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het
zicht, waar weonze fles water samen
leeg dronken. Wat een opluchting.
Twee uur
later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige
dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht
je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet
de snelweg te nemen. Langs de
secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk
wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog
meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het
leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die
genieten van een koel, fris, hemels euh ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is
goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn
vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik
vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons
en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in
hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar
bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt
ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel
een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar
moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele
minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van
wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het
valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het
ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan
zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje
schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken.
Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de
grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons
tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant.
Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen? Het was
niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon
ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.
Zondag 08
maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder
blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen
tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We
willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te
maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren
van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt
uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een
boswandeling door Domein De Inslag. Om 10:00u parkeren we de auto in de
Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift
gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte
klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten
vakkundig aangepast.
We volgen
knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het Domein de
Inslag. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept
duidelijkheid: De Inslag of Inslaen werd reeds vernoemd rond 1600. Het
verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied
werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein
vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen.
Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen
omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven.
In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove
dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen
en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen.
Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron
bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone
pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil
broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis.
De andere
bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: het Park van Brasschaat, het
Groot- en Klein Schietveld, De Uitlegger, het Peerdsbos en Domein de
Mik. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is
een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam
is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht.
De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen
kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier
in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon
van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor
schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de
stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste
bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals
stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze
gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het
merken van bomen: In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter
door de boswachters bomen gemerkt of geschalmd. Dit is een voorbereiding van
een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden
gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door
de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en
doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch
waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor
de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door
een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist
gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische
boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn
exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen
beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de
neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten.
De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de
bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt
worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet
tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten
waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt
vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende
houtkopers en exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping
van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten
vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden.
De Afdeling
Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van
dennenbos naar gemengd bos: in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden
er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en
ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de
mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij
elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die
dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een
zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De
rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten,
groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant
want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren
meestal liefhebbers van de jacht.
Deze
exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats
meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van
de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde
periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen
werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse
loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede
bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en
Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken
aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst
en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren
beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude
dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een
betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol
zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen. Onderaan
getekend met De Boswachter.
Na knppnt 83
moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met
groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: Meting van luchtverontreiniging in
De Inslag. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de
uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de
zure regen van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten
kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos.
Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van
ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting
genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn
efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de
boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage
vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op
het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in
bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden. Een hoge
stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de
bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de
luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het
verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide
(CO²).
Bij een
rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord
over het heidebeheer vermeld: De heide was honderden jaren het typische
landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden
door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing
en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo
verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de
voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide
struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed
in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk
en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze
kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht
zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost
gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van
deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn
oorspronkelijk landschap teruggekregen. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig
naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te
lezen: Een verwilderde tuin van oude herinneringen.
Even verder
bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien.
Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen.
Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We
worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt
voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele
seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven
ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel
vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan
en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn
snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.
Bij knppnt
82 verlaten we domein De Inslag. De dreef
rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81
langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park De Mik. Dit park
bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We
missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze
zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de
thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en
recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie
weer is er veel activiteit te bespeuren.
Enkele
kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van
het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen
nog steeds de roestige kettingen. Net
echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens
flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het
kasteel. Een infobordje is duidelijk: Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en
begin 19de-eeuw waren neogotische folies een modetrend in Engelse
landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten
een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre
doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles
Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de
verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht
een andere folie van de beau monde te herscheppen in een Engelse
landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar
wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende
buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire
porte dAuron in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar
werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum
van de ondergang gespaard.
Links van
ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit-
of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het
hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het
is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan
enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende
zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel
wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de
fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We
zitten in de schaduw van twee Toverhazelaars. De bloeitijd van deze soort
valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De
andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de
mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.
Op het
eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in
de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het
van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de
kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van
hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De
vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en
vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën enbroeden van februari tot in juni.
We vervolgen
onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen
ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee
te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht
over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een
oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de
vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders
draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het
struikgewas.
Bij knppnt
79 wandelen we voorbij het voormalige Sana De Mik. Het sanatorium isverdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van
een VZW Heropbeuring. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en
Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar
knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen
raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust
om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of
fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen.
Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje
en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn
Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we
rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver E10-plas. Verschillende
watervogels dobberen op het koele water.
We duiken
opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we
rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de Kleine Mik moeten
we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts?
Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen
keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde
richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we
in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker.
Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen
werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een
tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.
Dan staan we
voor het Brasschaat Open Golf & Country Club. De golfclub werd in 1991
opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en
feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en
iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het
terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas
bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij
het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld
proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben
meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit
nieuwsgierigheid wilik toch weten wat
dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u.Op de parking bergt een dame haar
golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs
men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met
vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal
een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer 100. Je kan je er
natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een
beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb
je al vanaf 50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten
950. Kom in april naar de open deur dag vertelt ze nog als we afscheid nemen.
Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.
Voorbij de
golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot
bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron: Wikipedia.
Maandag16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag
met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren
maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius.
Onze eerste lange wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar
knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - in beweging
blijven! Een wandeling op dokters voorschrift.
Net op het
middaguur staan we achter de kerk van s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige
bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De
inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op
zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten
die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld
Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van s Gravenwezel, op de grote baan, is
gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar
ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de
overzijde, nummer 47, staat de
voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes
gerestaureerd. Het heemhuis De Drie Rozen is een museum voor heem- en
volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850.
Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.
Het rusthuis
Sint-Lodewijck, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is
sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier
begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk
rustig op de baan. Af en toe scheurt
een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de Kapel van de
overbuur (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de
bomen.Het werd oorspronkelijk
gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood. Daar getuigt het interieur nog van. Onder
het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd
omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak
staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam. De kleine deur staat uitnodigend open. Een
gewelfd plafond.
We wandelen
langs het domein Kattenhof. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle
kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het
al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook.
Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot
knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over
een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel.
Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme
complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun
schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid
gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met
massas molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater
trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons
knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.
Als we
knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de
gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit
hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villas met
hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op
verschillende plaatsen hangen cameras die de buurt observeren. Als een
professionele paparazzi neemt ons Rina fotos van het domein. Een enorme
groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa
Berkenberg net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij
de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer
automatisch.
Bij het
standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier
meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat
achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien
de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de
ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens
modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van
vogelgeluiden. Het kra-kra van de kraaien en de roep van de ekster overstemt
dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam
kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht
hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.
Het bos
varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een
voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het
lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de
hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de
antitankgracht. We volgen het brede kanaal dat doorheen het domein t Groot
Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers
en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander
rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij
Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter
breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek
landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de
gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als
overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu
Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot
doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder
wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met
struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met
grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.
Bij knppnt
22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een
dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het
pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van s Gravenwezel.
Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig
meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de
smalle veldweg in met de klinkende naam: Kwikaardstraatje. Rechts van ons een
haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het
voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts eengroene heerser die een heel groot domein
afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak
frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van s
Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op
ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de
paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het
zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere
weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.
Bij knppnt
25 staat villa s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de
school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt
sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden
prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje
verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot
schrijfs.
Zaterdag 18
oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag:
1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt
was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22°
geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er
dankbaar gebruik van.
De
wandelbrochure 100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland behandeld drie
grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst,
Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die
tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en
het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers
in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden
Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm
en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een
barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de
kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige
doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand
gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om
het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de
Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren,
teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen
samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.
Het is een
paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van
de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit
wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet
5km.
Het is druk
op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee
tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren
op. Van ver prikkelen de kruiden van
de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee
verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden
zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie
en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er
de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling
over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige
gerenoveerde achtergevel. De
uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt
geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen
beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de
binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden
toezicht. Een infobord verklaard nader: in 1917 wordt op de Grote Markt een
thuis voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen Graaf van Egmont en
Liénart werden omgevormd tot Soldatenheim. Duitse soldaten vinden er een
tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet
gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten
schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters.
De
blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren
en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open
gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens
WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de
noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om
gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals:
zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: samen
met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4
december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco
Conventie van 1972. Het 15de-eeuwse belfort vormt hier
uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de
Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische
gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De
nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude
aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse
stadskern.
Het
schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de
gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de
graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als
graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje,
was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten
afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het
hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de
Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de
boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens
heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het
eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de
Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers
moeten hun rijwiel afgeven.
Via de
Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de
linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende
tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden
moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de
Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de
Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van
soldaten en officieren. Een infobord verklaard: tot 1933 worden in de
Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het
Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school
tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een
belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal
of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste
werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar
ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat
dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen. De oude foto op het
infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade
aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het
complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de
Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar
aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd
op 23 juli 1922 door prins Leopold.
Vervolgens
wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de
Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens
de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van
Aalst. Ook deze kerk is opengesteld
voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en
ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22
kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk
heeft toch van het vocht te wijten. De mooie
glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste
glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig
gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de
kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens
stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek
werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars.
Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten
verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een
buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog
wordt alles vakkundig hersteld.
Langs de
achterzijde van de kerk wandelen we naar de Oude Vismarkt. In de oudste kern
van de stad is het Stedelijk Museum t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam
door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om
14:00u. We moeten een klein
kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst.
Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van t Gasthuys staat het
standbeeld Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller. Ons Rina zet zich tegenover
hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van t Gasthuys staan
witte doodskisten opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de
achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het
stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte.
Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse
tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen
info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat
uit naar de lange muur: Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote
Oorlog 1914-1918. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier
elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping
komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.
Op het
Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De
foto toont The Battle of Alost. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september
1914. Onze aandacht gaat uit naar het grotemonument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door
een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de
fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders.
Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester.
Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het
nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit
zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op
de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.
De kapel: Onze
Lieve Vrouw ter druiven is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende
was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus
beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken.
Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van
de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.
We vervolgen
onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele
plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste
lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug
over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat
hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen. Ze werd tijdens WOI door de Belgische
genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle
treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers
ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de
Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend.
Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.
Langs de
Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27
september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen
zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met
mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters
slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in
de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen
worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds
september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de
gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd
hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de
Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op
de rechteroever om het leven. Het monument Via Dolorosa bestaat uit geperst
materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.
De Charles
Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het
stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de
hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws
kasteel. De laatste renovatie
dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord.
Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een
bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende
infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12
Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in
Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.
Via de Fabriekstraat
lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk
en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats.
Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De
stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private
herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de
inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van
de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er
Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.
Na de
Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het
imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide
wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier
ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november.
Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben
bezet laten ze geplunderd en vernield achter.
De
Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van
huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen,
schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding
installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn
hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.
Bij het
Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende
Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in
1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de
toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en eenafleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om
werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In
september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.
Uit
dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument
op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim
recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs
het beeld van Roodkapje met de Wolf verlaten we het park.
Langs de
Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het
Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een
krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege.
Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na
een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot
schrijfs.Tekst:
Luc Verschooten.Fotos: Rina
Meurs.Bron: Dienst Toerisme
Aalst.
Rita (zus
van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een
oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat
ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor
dank.De wandeling, zondag 7
september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat
het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het
oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben
er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek,
Noord-Brabant en Limburg. De dodendraad van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets
afgereden. Ook te voet door Essen tegen de Nederlandse grens is heel interessant,
door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als
laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt
WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.
Bij de
aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de
regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die
bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij
een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar
terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen
kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad
te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad.
Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste
Wereldoorlog uitbrak.
Als op 4
augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting
zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en
gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De
koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen
vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25
augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden
beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad
in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen
en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de
Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar
richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging
naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is De Val van
Antwerpen een feit.
De Meir is
één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat
altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir
is nog altijd: zien en gezien worden. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van
ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje
met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die
ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na
afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst
zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar
door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en
brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren.
Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland
aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even
binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning,
toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over
de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder
het kanonvuur van dikke Bertha en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse
leger de stad Luik. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. Kort na
de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit
van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval.
Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met
imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan
de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te
breiden. Er werden 11 pantserforten en 12 pantserschansen in
ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste
geschut. In 1913 was de bouw voltooid en
begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de
Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door
Duitsland verteld Greet ons terloops. Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel
ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar
Antwerpen. Ook de burgerbevolking
vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van
België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen
helpen. De bondgenoten stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. In
de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer
van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf
van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard
betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en
keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige
die hier gewoond heeft.
We wandelen richting boerentoren en houden
stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: Veroorzaakt door zijn haven oefende
Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine.
Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten
waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd
en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij
in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.
Het huis dat jullie achter mij zien noemt
huis Osterriet. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen
door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens
die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie
die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en
horeca. Er hangen verschillende
kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het
renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CDs verkoopt.
Greet laat talrijke fotos zien aan de groep.
Een zwart wit foto met de bekende Vlaamse Opera. Ernaast pronken de verdwenen
Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.
Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons
rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4
beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een
brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende
olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men een kaars brandt en nummer vier is weer een
vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp.
Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir
werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In
1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn bewind wordt het paleis
opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was,
kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.
Toen ook het Hollands bewind ten val kwam,
kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien
ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er
onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort
tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie
van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat
startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het gaan bewonderen
als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop
koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en
een koffie- en theehuis.
Ter hoogte
van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: Een Duitser startte in 1865,
in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een
voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie
gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met
twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een
verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een Sportsnaff zaak gevestigd.
We stappen verder terwijl Greet vertelt: vroeger, meer dan nu, noemden de
bevolking Antwerpen de koekenstad, vanwege de vele koekenfabrieken in
Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de
bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden
werden in het station uitgedeeld.
Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland
bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich
terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later
is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op
de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen
slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan
De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich
over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de
daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden.
Het
handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat
dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpanduit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds
het café-pension A la Vue du Palais.Van dit type
vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog
meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd
voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney
hier een bijhuis van kleding voor kinderen.
Greet toont ons fotos van een omgebouwde
Minerva. Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf
augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische
leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de
IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het
Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch
automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen
door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte
bij Minerva. Hij was schrijver,kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het
vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten. Ik lees in de
oorlogskrant het Belgisch
Dagblad van Woensdag 22 september
1915 het volgende bericht:Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen
Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer
bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag
iedereen in het Westen . Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte,
zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het
Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in
de richting van Sinte Agathas Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept
en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van
het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van
Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag,
te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de
vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de
Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig
weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden
Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette
hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam.
Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen
van de daad.
Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI
niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex,
boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat
gebombardeerd door twee bommen.
In het voormalig Bisschoppelijk Paleis
zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In
het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel
toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte
vlag op de toren.
In het pand op de Ruien nr 5 werden de
plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in
hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote
Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge
vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor
het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter
ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI.
Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt
van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug
kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad
ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs
waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de
overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen.In oktober 2014, 100 jaar later, wordt
er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt iedereen de kans om in de voetsporen
van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen
leggen. De brug komt van Duitsland.
Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze
wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. De Spaanse griep heeft
meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog.
Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan:
Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014.
Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober s morgens 09:00 uur.
Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet
net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen
langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van
belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte
schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de Vredesbrug is een technisch
huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire
samenwerking. Een realisatie van heden enverleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een
unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische
Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit s Hertogenbosch. Ze
meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De
brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende
motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken
vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind.
De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een
peloton toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend
langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor fotos en een praatje met
de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen
om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft
er oren naar.
Om half negen staan wij op de afgesproken
plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende
overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het
rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos
is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend
vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden
lastig. Wij schuiven rechts van
het Steenplein aan. De kolonne van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom
niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug
wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen fotos
te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt
de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de
militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een
welgekomen afwisseling.
Een kleine vijftien minuten later staan we op
Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet-
en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij
horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs
twintig grafzerken met gedichten van war poets. Een pop-up bookstore van
Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire
attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden
tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het
meeste volk staat bij de tanks.De
Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I
tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de
voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs. Bron:
Gazet van Antwerpen.