|
Maandag 18 mei
2015. In de voormiddag rijden we richting zuidoosten, naar Groothertogdom
Luxemburg. In 1839, bij het Verdrag van Londen, werd Luxemburg voor de
zoveelste maal opgesplitst en verloor het meer dan de helft van zijn
grondgebied aan het nieuwe België. Het overige deel bleef onder het bewind van
de Nederlandse koning Willem III. In 1867, nog een Verdrag van Londen, werd
Luxemburg onafhankelijk, hoewel het nog met Nederland verenigd bleef. Na het
overlijden van Willem III, in 1890, werd Wilhelmina koningin van Nederland.
Luxemburg wordt het enige land in de wereld dat een groothertogdom als
staatshoofd bezit.
Om 12:20u, na
ongeveer 2u16, of 223km rijden, zijn we in Esch-sur-Sûre, in het klein dorpje
van Diekirch. In het Duits: Esch-Sauer. De gemeente heeft een totale
oppervlakte van 51,25 km² en is gelegen aan de Sûre. Nabij de plaats is een
groot stuwmeer in deze rivier aangelegd. Toerisme is een belangrijke bron van
inkomsten voor het dorp. Op een hoogte staat een kasteelruïne uit de 10de eeuw
met een panoramisch uitzicht over Esch-sur-Sûre en de gelijknamige rivier. Het
water is er ijskoud, zelfs in de zomer: het is het onderwater van het hoger gelegen
stuwmeer van 380 ha. Men kan beter in het stuwmeer zwemmen, want het is ook
gelijk een recreatieoord waar men kan duiken, zwemmen, kanoën, vissen en nog
veel meer.
Esch-sur-Sûre
ligt op een hoogte van 280 meter. Met de auto moeten we een steile helling op
tot bij 'Hotel De La Sûre'. Volgens de folder het 'eerste boek-hotel' van
Luxemburg. En inderdaad, we vinden hier bijna in elke hoek van het hotel
boeken. In alle talen en formaten. Bij de receptie worden we in de Engelse taal
begroet en krijgen we uitleg over de kamer, ontbijt en diner. We kunnen reeds
beschikken over onze kamer. Normaal is de check-in om 14:00 uur. Vlakbij het
hotel kunnen we niet parkeren. Het is uitladen en naar beneden rijden tot naast
de Sûre. Plaats genoeg. Onze hotelkamer is op het tweede verdiep. Een draaitrap
brengt ons naar de Fischermans room, kamer negen. We worden prettig verrast
door de inrichting. Alles wat maar met vis te maken heeft wordt hier
tentoongesteld. Kaders tegen de muren met vissersbootjes. Een miniatuurzeilboot
en -vuurtoren voor de vensterramen. Een uitgeschoven vis stok tegen de schuine
muren van de zoldering. Een kleurrijk visnet met plastieken vissen, dobbers en
reddingsboeien. Het is een grote kamer met naast het bed een kleerkast. Ervoor
staan twee relaxzetels, een bureau en TV. Als verrassing werd een fles bubbels
geschonken. Dat is voor straks. De badkamer heeft een dubbele douche met
'Hamam'. Een wastafel en uiteraard een toilet.
Bij een zachte
temperatuur van 16° Celsius wandelen naar het middeleeuws kasteel van het
dorpje. Op de hoek van de Rue du Pont vinden we het pestkruis van 1636.
Traditioneel werd hier op de tweede zondag voor Pasen een bedevaart gehouden.
Men vertrok aan de parochiekerk en aan het pestkruis werd een korte
plechtigheid gehouden waarbij de rozenkrans werd gebeden. Eerst een steile
afdaling tot bij de auto om de wandelschoenen aan te trekken. Vanaf hier gaat
het terug gestaag de hoogte in. Voor de kerk is een kapel gebouwd. De
Mariakapel is aan de buitenzijde niet versiert zoals bij ons in België. De
dubbele deur is op slot. Door het traliewerk zien we het sobere interieur. Een
groot Mariabeeld met achteraan Jezus aan het kruis. Maria wordt geflankeerd
door plastieken bloemen. Vervolgens komen we bij de parochiekerk van 1806. Naast
de ingang werd het monument ingemetst voor de gesneuvelden van de Tweede
Wereldoorlog. Onderaan bevind zich een bronzen herdenkingsplaat van 1715. Vanaf
hier beginnen de trappen naar boven. Af en toe moeten we blijven staan om terug
op adem te komen. We zijn de bergenwandelingen niet gewoon.
Steeds kijken
we naar ons eindpunt en proberen de afstand in te schatten. De vlag op de
uitkijktoren wappert uitnodigend. Af en toe moeten we over rotsformatie
stappen. Dan bereiken we de boogpoort met grote kapel van het voormalige
kasteel. Gebouwd in leisteen. De dubbel rood geverfde deur is afgesloten. Dan
zijn we bij de ruïne zelf. Het kasteel dateert van 744, zoals een eigendomsakte
uit de 8ste eeuw aantoont. Uiteraard is daar niets meer van te zien. Op 03/06/927
verwerven Maingaud en zijn vrouw Hiltrude van de abdij van Stavelot de gronden
met zijn 146 inwoners met het oog op de bouw van een versterkt kasteel. De
kerkers zijn gereconstrueerd, maar afgesloten met traliewerk. Nergens vinden we infoborden. Een
folder van het Toerisme bureau vermeld vijf sites. De toegang die we net
onderdoor zijn, de stallen, de werd (wat dat dan ook mag zijn?), het paleis en
de donjon. Het is raden in welke zaal we staan, of welke zaal hier ooit geweest
is. We bevinden ons ter hoogte van de spitse kerktoren van Esch, maar we moeten
nog hoger. Tijdens de periode van de 'Dynasten', van de 10de tot en met de 12de
eeuw, wordt de vierkante slottoren gebouwd. Gelijk met enkele bijgebouwen en
het paleis. In de volgende eeuwen breidt het kasteel verder uit. De westelijke
en oostelijke woningen worden gebouwd, alsook de kapel, de stallingen en de
paardenstallen. Het zijn prachtige vergezichten vanop de ruïne. Heel veel
loofbomen, met tussenin de dennenbomen. Een school bezoekt eveneens de
kasteelruïne. De jeugd vliegt als het ware de steile hellingen op. Ondertussen
snel door elkaar pratend in het Frans. Na enkele minuten is het terug stil. De
jonge bezoekers zijn terug weg. Aan de andere zijde hebben we een panoramazicht
op het dorpje Esch-sur-Sûre en de oude brug over de stromende rivier. Van
hieruit is duidelijk te zien dat de oudste huisjes rond de kerk gebouwd werden.
Meer naar de rivier toe worden ze jonger en moderner tot zelfs mooie villa's.
De straten zijn smal en in één richting berijdbaar.
In de hoge
vierkante toren vinden we een open haard. Hier bevond zich hoogstwaarschijnlijk
de smidse van het kasteel. Een half ronde toren werd tegen de grote toren
aangebouwd en fungeerde als schouw. De muren van de ruïne zijn meer dan één meter
dik. Tijdens de volgende periode, in de 15de-16de eeuw, werd ten gevolge van
het buskruit (1413) en vooral onder het regime van de machtige leenheren van
Cronenburg en Rodermacher, de versterkingen aan de randen verwezenlijkt. Zo
werden de omgevingsmuren, alsook de versterkte torens gebouwd. Het gaat hierbij
vooral om de westelijke verdedigingstoren, dichtbij de Sûre, en de
zuidoostelijke ronde toren. De grote opening aan de achterkant van de toren,
die nog goed zichtbaar is, had toentertijd strategische redenen. In geval van
een inname van die toren door een eventuele aanvaller, stond die opening aan de
kant van het kasteel toe om de toren te controleren en in voorkomend geval om
te kunnen schieten op de toren om zich te kunnen verdedigen. Deze toren is van
hieruit niet bereikbaar.
Vanaf de 16de
eeuw begint de periode van verval. Ook al werd het kasteel van Esch-sur-Sûre
niet officieel ontmanteld, toch hebben de inwoners van het dorp de stenen van
de constructies weggehaald om ze te gebruiken in hun eigen woningen in het
dorp. Tot 1891 werden de bouwvallige gebouwen nog bewoond door 14 verschillende
eigenaren. Twee jaar later werd de Luxemburgse staat eigenaar en werden de
huiseigenaars verdreven. In september 1902 heeft een Egyptenaar de ruïne van het
kasteel voor 1.000 franken van de staat gekocht. Hij nam een architect onder de
arm om de ruïne te restaureren. Ondanks de wederopbouw van de kapel en de vele
reconstructiewerken worden de werken in 1907 stopgezet, waarschijnlijk omwille
van financiële redenen.
Langs dezelfde
weg terug naar beneden. Dat gaat iets sneller en gemakkelijker. Aan de kerk van
Esch probeert bomma de deur te openen. We kunnen toch binnen in de kerk. De
muren zijn in een lichte kleur
geschilderd. De preekstoel en de zitbanken zijn dan weer in een donkere
houtsoort. Heiligenbeelden werden naast de inkom tentoongesteld achter
traliewerk. De preekstoel is bouwvallig en niet aan te raden om te beklimmen.
Boven de toegang bevind zich het orgel. Het altaar van imitatiemarmer bezit verschillende
beelden rondom Moeder Maria. Alle ramen zijn in loodglas. Terug buiten wandelen
we richting de Sûre, heuvel af, richting uitkijktoren. Tussen twee restaurants
brengen trapjes ons naar boven. We moeten regelmatig blijven staan om op adem
te komen. Maar we zijn niet alleen. Enkele meters voor ons klimt een man naar
boven en blijft ook regelmatig staan. Als we boven komen rust hij uit op een
zitbank. Hij maakt plaats en we nemen dankbaar naast hem plaats. Het komt tot
een gesprek. Hij is eveneens van Vlaanderen afkomstig. We praten nog een hele
tijd samen over koetjes en kalfjes en dan gaan we verder naar boven. Het is
echter nog maar een paar meter tot bij het grote standbeeld van Maria. Dan naar
de uitkijktoren met de vlag van Luxemburg, waar we een mooi uitzicht hebben
over de streek.
De tocht naar
beneden gaat iets gemakkelijker. Daar nemen we afscheid. Zijn echtgenote zit op
het terras van het hotel. Wegens
gezondheidsredenen was ze niet mee naar boven gegaan. Haar man was blij dat wij
hem gezelschap gehouden hadden. Alleen is maar alleen. Langs het stadhuis van
Esch wandelen we langs de Sûre tot bij de derde uitkijktoren. Deze is echter
niet open voor het publiek. Een hotel-restaurant is er aangebouwd.
Waarschijnlijk wordt de toren gebruikt als stalling.
Om 16:00 uur wandelen we terug naar ons hotel. We
zetten ons neer op het panoramisch terras. Van al dat klimmen hebben we dorst
gekregen. Het is er zonnig, maar winderig. We genieten van een frisse
'Diekirch' met zicht op de beboste bergen. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs.


|