Wij reizen om te leren.

29-06-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flevoland dag 5

Vrijdag 1 mei 2015. We staan op om half acht. Op dat moment is er een helder blauwe lucht met een matige wind. Een uur later gaat de zon alweer schuil achter grauwe grijze wolken. De wind wakkert aan en we bereiden ons voor om naar Lelystad te rijden. Op de Bataviawerf kan je het Bataviaschip uit de film ‘Michiel de Ruyter’ zien. Het transportschip uit de 17de-eeuw was een zeilschip dat goederen en personen vervoerde en was zwaar bewapend met kanonnen. In de jaren 1985-1995 werd een reconstructie gebouwd en deze is te bezichtigen op de Oostvaardersdijk 01-09 te Lelystad.

Als we om 09:15 uur de sleutels van de caravan overhandigen is de bewolking over gewaaid.  Lelystad is de hoofdstad van de provincie Flevoland. Onze GPS brengt ons op de Oostvaardersdijk 01 tot staan. Hier is echter geen Batavia te bespeuren. Zelfs een eindje wandelen helpt ons niet verder. We vragen het aan een plaatselijke bewoner. We moeten een eind terug, bij de hoge pyloon, op de Bataviawerf. Daar toegekomen kijken we uit naar een parking. Maar plotseling rij ik terug op de grote baan. We houden het voor gezien. We rijden naar de jachthaven van Almere. Daar ligt het Pannenkoekenschip aangemeerd. Een lekkere pannenkoek om de week af te sluiten. Lucy brengt ons terug de snelweg op.

In nog geen 40 jaar tijd verrees de stad Almere uit de grond. De skyline van moderne architectuur tekent zich al duidelijk af vanaf de A6. Bij de haven vinden we een rustige plek om lang te parkeren. De temperatuur in de auto is aangenaam, maar als we uitstappen moeten toch terug een jas aantrekken. Het is ondertussen 11:30 uur. Flevoland wordt omringd door negentigduizend hectare water. Er zijn dan ook talloze vaargebieden met mooie aanlegplaatsen. Almere Haven is er één van. Een wandeling waard. De restaurants aan het water nodigen uit om op het terras te lunchen of te dineren. In de gezellige havenkom van de haven ligt restaurant ’t Pannenkoekschip “Johanna”, een schip met een bewogen geschiedenis. Het werd gebouwd in 1939 als motorvrachtschip aan de Roode Vaart bij Moerdijk. Op de dag van haar proefvaart werd de mobilisatie in Nederland afgekondigd. Het schip werd daarop verhuurd aan het Rode Kruis, om na een grondige verbouwing dienst te doen als medisch hulpschip aan het front. Na de capitulatie van Nederland wist het schip aan vordering te ontkomen door van onderduikadres naar onderduikadres te varen. Zo heeft het schip zonder een schrammetje de oorlog doorstaan. De eerste reis na de oorlog was alsnog voor het Rode Kruis: hulpgoederen vervoeren naar Rotterdam, waar een groot gebrek was aan alle eerste levensbehoeften. Na een lang leven als binnenvaartschip is de “Johanna” verbouwd tot een driemaster zeilschip. Met haar 50 meter lengte en haar trotse 30 meter lange masten is de “Johanna” een zeer bijzonder etablissement sinds 1977. Geopend vanaf 12:00 uur.

We slenteren in het zonnetje naar het centrum waar toevallig de wekelijkse markt wordt gehouden. Onderweg passeren we drie muurschilderingen op de zijmuur van een supermarkt. Het leven in de zee met gekleurde vissen. De ruimte met planeten en duizenden sterren. Als laatste een polderlandschap met tulpenveld, molens, bootjes op het water en de hedendaagse hoogbouw van stad Almere. Alles realistisch geschilderd met personen die net echt lijken. Dan zijn we bij de kleine knusse markt waar het gezellig kuieren is tussen de kraampjes. We houden van de gezellige sfeer op een markt en kijken wat hier zoal te koop wordt aangeboden. Hier kan je terecht voor verse groenten, fruit, etenswaren, vis, bloemen en nog zoveel meer. De muurschildering ‘Restaurant De Burgemeester’ tegen een zijgevel is een verhaal op zichzelf: “Toen Almere in 1976 zijn eerste bewoners verwelkomde viel de stad nog onder het gezag van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, met aan het hoofd landdrost Han Lammers. Er was geen gemeenteraad, maar een adviesraad. In 1984 kreeg Almere zijn eerste gemeentebestuur. Han Lammers wordt burgemeester. Op deze muurschildering zijn alle burgemeesters tot nu toe afgebeeld”. Maar ook de twee secretaressen van de burgemeester kregen een plaats op de gevel. Als laatste kregen Bob Friedländer en Henk Kruit een plaatsje op de muurschildering. Bob werkt al vanaf 1980 in Almere als (pers)fotograaf en Henk was troubadour en journalist. Hij woonde vanaf 1977 in Almere. Schreef veel artikelen en columns over het bestuur van Almere. Henk Kruit overleed in 2003.

Na de markt wandelen we tot bij het kunstwerk van een zilverkleurige dolfijn op een granito tafel. Op de rand werd een kalender aangebracht die loopt van 10 mei 1940 tot en met 15 augustus 1945. Een oorlogsmonument op een plaats zonder oorlogsverleden. Het werd gebeeldhouwd door de kunstenaar Marcel Smink. Langs de Kerkgracht zien we op het water een grote dames mozaïekschoen op een houten vlot tentoongesteld. Er nestelt zich een familie meerkoeten tussen de hak en de zool. Ze hebben veel bekijks. De carillon in de toren, bij de Goede Rede kerk werd opgeleverd in 1979 met vijftig klokken. Samen goed voor vijf ton. Elk kwartier klinkt er een melodie over de haven. Over de gevel van de kerk prijkt sinds 2004 een muurschildering van 17 meter breed dat een Bijbelverhaal verbeeldt.

We belanden terug bij de haven. Bij de steiger van het Pannenkoekenschip is een ander soort boot aangemeerd. Een infobord verschaft uitleg: “De Almeerse Botter AM1. De Zuiderzee had vroeger een geringe diepte. Om toch te kunnen vissen werden zogenaamde rond- en platbodems ontwikkeld. Deze botter is zo’n platbodem die vroeger veel werd gebruikt voor de visserij. Kort na 1900, toen er sprake van was dat de afsluitdijk gebouwd zou worden, werd de bouw van deze typische vissersschepen gestaakt. Toch gebruikten de vissers de botter nog tot 1965. Deze botter, de AM1, is in 1890 gebouwd op de werf van firma Schaap te Huizen. Van 1920 tot 1955 viste zij op de Zuiderzee. In de periode 1975-1979 werd het schip totaal gerestaureerd en in het jaar 2000 werd de botter aangekocht door de gemeente Almere. De botter heeft geen kiel. Om niet door de wind zijwaarts af te drijven heeft het schip twee zijzwaarden”. 

Het interieur van het pannenkoekenschip is smaakvol ingericht, zelfs de menukaart is in scheepssfeer uitgevoerd. Het schip biedt plaats aan 180 gasten binnen en 70 personen kunnen buiten op het fraaie verzonken terras aan dek. Of je nu bakboord of stuurboord, midscheeps of in de boeg zit, overal proef je die typische sfeer van een zeilschip. Het kombuis dat dagelijks geopend is tot 21:00 uur, biedt enkele mogelijkheden. De keuze bestaat uit meer dan 100 soorten ambachtelijke gebakken pannenkoeken. Of je kiest voor het Piratenbanket, waardoor je zo veel pannenkoeken mag eten als je op kunt. Voor ons is dat teveel van het goede. Smakelijk.

Van de dienstjuffrouw krijgen we wat folders toegestopt met informatie over de stad. De stadsgids is een handig boekje in pocket formaat. Na het voorwoord door de burgemeester van Almere lezen we enkele cijfers over de stad: “De eerste bewoners vestigden zich in 1976 in de stad, naast 52,4 % land is de stad omgeven door 47,6 % water. De gehele stad ligt 2 tot 5 meter onder zeeniveau”. Daarna komt de geschiedenis van Almere aan de beurt: “Vanaf 4.000 voor Christus woonden er al mensen waar nu Almere is. Jagers en verzamelaars leefden er in tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Het land wordt overspoeld door de zee. De bewoners zijn genoodzaakt om naar droge gebieden in het oosten en zuiden te trekken. In 44 na Christus: De Romeinse geograaf Pomponius Mela geeft in zijn aardrijkskundige werk het gebied de naam Mare Flevum. Om het meer wonen  Romeinen die tijdens de vierde eeuw ook de streek moeten verlaten vanwege overstromingen. Na hun vertrek blijft het gebied onbewoond achter. Ook eeuwen later, in 1686 blijven overstromingen Nederland teisteren. Noord-Nederland wordt grotendeels overstroomd door de Sint-Maartensvloed. 1558 mensen komen om. Het duurt tot 1890 als de waterbouwkundige Cornelis Lely een plan maakt voor de afsluiting van de Zuiderzee. Krap 30 jaar later gaat het parlement akkoord. We schrijven 1932 als de Afsluitdijk wordt gedicht en het IJsselmeer ontstaat. Flevoland wordt drooggelegd. Men hoopt met het ontstane landbouwgebied het voedseltekort van na WOI te kunnen opvangen. Ook de Noordoostpolder valt droog. Onderduikers en pioniers maken tijdens WOII dankbaar gebruik van het nieuwe gebied. In 1944 worden veel onderduikers opgepakt en afgevoerd. Dertig jaar later kampt het Noordelijk deel van de Randstad met ruimtegebrek. De Rijksoverheid besluit om een stad te bouwen in de IJsselmeerpolders: Almere. In 1975 worden de eerste woningen in Almere-Haven gebouwd. Vijf jaar later verwelkomt Almere haar tienduizendste bewoner. De bouw van het stadsdeel Stad begint. Vanaf 1986 gaat het snel. Almere passeert de 50.000 inwoners. Er zijn inmiddels drie stadsdelen: Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten. Verleden jaar, 2014, vierde men de 30ste verjaardag van de gemeente! Almere is een volwaardige stad en hard op weg naar de top vijf van grootste Nederlandse steden”.

De gids vervolgt met nuttige adressen om te overnachten in luxe hotels, in een beach lodge of op een kampeervlot. Het kan ook bij een local in een Bed & Breakfast, in je eigen boot of zelfs met een hele groep. Vervolgens komen de bijzondere locaties aan bod. De hotspots om lekker culinair te genieten. Even uitblazen in het centrum tijdens het shoppen op de vele terrasjes aan het Belfort of de Grote Markt. Verder in het boekje vinden we een stratenplan van Almere. “Eén centrum, zeven werelden”. Wij terug naar de markt. We vinden echter het stadhuisplein niet. We spreken een lokale bewoner aan. – “Dan moeten jullie naar Almere centrum. Dit is hier Almere Haven. Jullie kunnen best de auto hier laten staan en het openbaar vervoer nemen. Neem bus 1 tot bij Esplanade. Een twintig minuten rijden”.

We volgen de goede raad op en rijden met de bus naar Almere Stad. In het centrum van Almere wanen we ons in een andere wereld. De opzet, waarin zeven pleinen een hoofdrol spelen, is uniek in Nederland. Ieder plein heeft zijn thema en eigen karakter. Almere Centrum is de winkelstad met meer dan 400 winkels en is zeven dagen per week geopend. Almere staat bekend om de bijzondere bouwwerken en gedurfde architectuur in de stad. Bepaalde gebouwen zijn tentoonstellingen op zich. Op de Esplanade kan je je helemaal ontspannen. Jaarlijks hoogtepunt is het Bevrijdingsfestival. Flevoland en de rest van Nederland lopen dan massaal uit om in Almere de vrijheid te vieren. Ons volgende plein kan je helemaal niet vergelijken met een ander plein. Hier ontdek je creativiteit, architectuur en cultuur. We wanen ons voor even op de Times Square of Trafalgar Square. We wandelen voorbij de megabioscoop van Almere. Sport 2000 heeft een ruim assortiment aan de nieuwste sportartikelen en sportmode. Met de roltrap worden we naar het Belfort gebracht. Uitgebreide kunstwerken in mozaïek staan tentoongesteld tussen Chez Alexander en La Cubanita, een tapasketen met zuidelijke hapjes en drankjes. Langs de roltrap terug naar beneden, belanden we al kuierend op het Stadhuisplein. Het middelpunt van het centrum. Alle werelden komen hier samen. We kijken onze ogen uit door de majestueuze winkels. Dan is het shoppingcenter van Wilrijk er niets tegen. Vanaf hier slenteren we naar de Grote Markt. Gezelligheid is troef. De terrassen zitten overvol.

Na het Stationsplein keren we terug naar de Esplanade. Het is nogmaals twintig minuten rijden tot Almere Haven. Voor we vertrekken neemt ons bomma nog een laatste foto van een kunstwerk dat gemaakt werd door Paul de Reus. Een persoon werd ondersteboven tot de schouders in de grond geplant. Een reuzenbol met honderden verschillende gezichten steunt op de beide voeten van de persoon. Het kunstwerk werd onthuld op 26 augustus 2010. Tijd om terug naar België en Ekeren te rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.








29-06-2015 om 08:08 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
08-06-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flevoland dag 4

Donderdag 30 april 2015. Vandaag rijden we de tweede tulpenroute. Niet met de fiets maar met de auto. Er staat nog maar eens een strakke wind. Het is droog met dikke witte wolken. We stoppen bijna steeds bij een tulpenveld. Bomma fotografeert vanuit verschillende hoeken de vele mooie tulpenvelden. Ze gaat, indien mogelijk, zo dicht mogelijk bij de bloemen zonder ertussen door te lopen. Op de foto lijkt het dan net alsof ze er zelf tussenin zit. Door wegenwerken moeten we omrijden en belanden we in Bant. Het kleine dorp is ontstaan in 1951 en vierde in juni 2011 zijn zestigjarig bestaan. Een infobord verteld over de korte geschiedenis van de gemeente. De bantsiliek, de voormalige katholieke kerk, is nu een openbaar gebouw voor de gemeenschap. Ze doet nog wel dienst als trouwlocatie. Voor de kerk staat een mozaïek met als thema ‘circus’. Het bestaat geheel uit tulpenkoppen. Het is mooi van ver. Alleen van dichtbij merk je dat het gemaakt is van tulpen. Een kleurige clown jongleert met ballen op een verhoog. Dit vrolijke onderwerp leent zich uitstekend voor het gemengde kleurpalet aan tulpen wat hier in Noordoostpolder rijk aan is. Het geeft de mogelijkheid om creatief met kleuren te experimenteren.

Verderop laat ik de auto weer stoppen bij een tulpenveld om mooie foto’s te nemen. Ons Rina heeft weer alle kleuren van de regenboog op de gevoelige plaat kunnen vastleggen. De tulpenroute loopt nog tot en met 5 mei en verschillende velden ogen al groen. Een tractor met speciale messen heeft de kopjes van de tulpen verwijderd. De tulpenkweker verdiend meer aan het kweken van tulpenbollen dan aan de tulpenbloemen. Nadat de keuringsagent groen licht geeft worden de tulpen gekopt en kan de bol heel de zomer groeien. Daarna worden ze verpakt en naar Amerika of Japan verhandeld. Sommige tulpenvelden liggen in het midden van het polderlandschap. We genieten dan van kleurrijke weidse vergezichten. Ons Rina navigeert mij aan de hand van het jaarmagazine. Een boekje met een activiteitenagenda en een evenementenkalender 2015, inclusief een toeristische kaart met de te volgen trajecten. Ons volgende dorp is Creil. Deze gemeenschap is nog jonger dan Bant. Er werd met de bouw begonnen in 1953. Ook hier werd de katholieke kerk herbouwd tot een dienstencentrum. Momenteel zijn er een huisarts en een apotheker in gehuisvest. Ook de lokale kunstenaar kan hier exposeren. Bij de protestantse kerk staat ook een mozaïek met als thema het circus. Vervaardigd met tulpenkopjes. Het stelt eveneens een clown voor die stiekem de zaal inkijkt of al de stoelen bezet zijn.

Onderweg naar ons volgende dorp houden we nog enkele keren halt bij de bekende tulpenvelden. Ze vormen telkens een schitterend schouwspel van felle kleuren in het polderveld. Elk tulpenveld heeft zijn eigen kleur en vorm. De verschillende vormen lenen zich perfect voor close-up foto’s.

Via het Espelerpad rijden we Espel binnen. Het ligt op een steenworp van de polderdijk met daarachter het IJsselmeer. De dorpen worden steeds jonger. Men begon hier in 1956 te bouwen. In 1962 werd de Una Sanctakerk gebouwd. Het was na het dorp Hoogvliet de tweede plaats in Nederland waar de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Gemeente besloten één kerkgebouw te delen: Una Sancta. Een kunstwerk op de verhoogde berm is van 1976. Jan Kip, de kunstenaar, noemt het ‘Dukdalf met meeuwen’. Het kunstwerk bestaat uit een dukdalf zoals ze nog steeds in de kanalen en vaarten van de Noordoostpolder kunnen worden aangetroffen. Er bovenop is een groep vliegende meeuwen uitgevoerd in metaal.  De mozaïek sofa is eveneens een bezienswaardigheid en een mozaïek van tulpenkoppen doet ons hier uitgeleide. Een close-up van een kind clown die jongleert met enkele ballen.

Om 11:30 uur zijn we terug bij de caravan voor een middagmaal. Om 14:00 uur vertrekken we weer met de auto richting Luttelgeest. Tien minuten later stoppen we op de parking bij de Orchideeën Hoeve in de Oosterringweg 34. Deze professionele kwekerij van diverse orchideeën bestaat geheel uit glazen serres. We wandelen binnen in de grootste tropische tuin van Europa. Hier liggen de werelddelen dicht bij elkaar. We trekken van de ene bestemming naar de ander zonder de Nederlandse grens te passeren. Met een aangename temperatuur van 21° Celsius is het aangenaam kuieren op de wandelpaden terwijl we de vier verschillende tuinen bezoeken. De Tropische tuin is rijk aan bloeiende bloemen en planten soorten. We vinden hier duizenden soorten wilde en zeldzame orchideeën. De meeste groeien op natuurlijke wijze op boomstammen. De hangende luchtwortels onderstrepen het bijzondere karakter van deze planten. Sommige orchideeën hebben een beetje uitleg nodig. Een infobord staat erbij en we lezen: ‘Lycastes zijn orchideeën die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen. In de natuur komen ongeveer 50 soorten voor. Eén daarvan is de Anguloa die beter bekend staat als de tulpenorchidee zoals u kunt zien. De Lycaste bloeit in de lente en rust in de winter. Tip: Zorg voor goed licht’. De kleur en de geur van de jungle zorgen voor het mysterieuze gevoel in het regenwoud. Af en toe wordt er nevel gesproeid. Het meest zijn we onder de indruk van de Vlinder Vallei. Tussen enorme rotsformaties fladderen duizenden oogbetoverend vlinders vrolijk rond langs kabbelende beekjes en kleurrijke nectarplanten. De zang van tientallen tropische vogels brengen ons naar Australië.

De Lorituin is een belevenis op zich. Ontelbare Lori’s vliegen je om de oren. Het zijn kleine kleurrijke papegaaien die steeds honger hebben. Wie wil kan een bakje nectar kopen voor €1. Het levert mooie foto’s op wanneer enkele papegaaien op je arm landt en snoept van de aangeboden nectar. De Maleisische tuin ademt de sfeer van een vissersdorpje in de tropen. Een brug van 20 meter lang vormt de verbinding tussen de paalwoningen en geeft een prachtig overzicht. Stromende bergbeken en watervallen monden uit in een vijver met koikarpers. Als ze je zien of horen openen ze hun bekjes voor voer. De talrijke schildpadden rusten onder de rode lampen. De Taiwanese tuin, vol invloeden uit Oosterse culturen, kent een volkomen harmonie tussen mens en natuur. Bij de geïmproviseerde huisjes werden zitbanken geplaatst die uitzicht geven op bonsai en bomen met snoeivormen. Een oase van rust. Kinderen genieten nog na in het Mangrovebos. Een waterrijke binnenspeelplaats. Als afsluiter drinken we in het café-restaurant een kop koffie met appelgebak. Daarna rijden we terug naar de caravan.

Het is reeds over vijven als we de fiets nemen naar het centrum van Emmeloord. Eerst naar De Deel voor de Poldertoren met beiaard klokken. De voor en achterzijde wordt beschermd door twee stenen leeuwen. De rest van De Deel is parking, maar nu staat er een grote kermis. We  maken de fietsen vast in De Lange Nering. De straat van de stad met een mengeling van bekende en minder bekende winkelketens. De meesten zijn al gesloten. Het is bijna zes uur. We kunnen nog de C&A binnen, maar als we buiten komen begint het klokkenspel van de Poldertoren te luiden. Alle winkels sluiten hun deuren. We rijden terug naar de camping. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.










08-06-2015 om 12:12 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
01-06-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flevoland dag 3

Zuiderzee-eilandenroute fietsknooppunten: 47-85-39-68-02-36-89-53-77-16-01-11-56-94-26-10-52-98-37-75-47 Afstand: 45 kilometer.

Woensdag 29 april 2015. We rijden vanaf camping ‘Het Bospad’, met de auto, naar Schokland. Schokland, eiland op het droge, biedt een unieke combinatie van cultuurhistorie en natuur. Dit voormalige eiland staat symbool voor de strijd van Nederland tegen het water. Op de parking van Museum Schokland Middelbuurt 3, is plaats genoeg. Vanaf hier vertrekt onze fietsroute. Het is nog te vroeg voor een museumbezoek, maar volgens de info  ervaar je ter plaatse, hoe het leven vroeger was en wat het nu is. Al in de prehistorie werden de eerste bewoners er door het water verdreven. Later vochten de middeleeuwse boeren en de vissers vanaf hun terpen tegen de stormvloeden en overstromingen.

Ons bomma neemt foto’s van drie soorten, kolossale, massieve rotsblokken die werden geschonken door de Noorse gemeente Ringerike in 1980, ter bevestiging van de vriendschapsbanden. Een oude unieke verweerde boot rust op stelten. Een trapje onderaan nodigt uit om door een opening in de romp naar binnen te kijken. Omringd door het geluid van de golven, de roepende meeuwen en de geur van oud hout en teer vaar je terug naar een stukje verleden. We vertrekken via een smal fietspad naast het museum richting knppnt 47. Er staat weer een strakke wind, maar het zonnetje doet haar best. Het waait altijd op Schokland, waardoor het altijd doet denken aan een eiland. Het is een bijzonder gebied: vrijwel zesduizend jaar onafgebroken bewoond en nu een eiland op het droge. De oudste sporen van de mens zijn ca. 10.000 jaar oud. Op het eiland woonden ongeveer 650 bewoners op drie terpen, genaamd Emmeloord, Middelbuurt en Zuidert. Toen er in 1859 geen bestaansmogelijkheden meer waren, werd het eiland permanent ontruimd door Willem III. De strijd tegen het water was verloren. Door inpoldering in 1942 kwam het eiland op het droge te liggen. In 1984 ontdekten archeologen menselijke voetafdrukken van de prehistorische mens van ruim 4.000 jaar oud.

De weerman voorspeldde gisteren dat het voor de middag droog zal blijven. In de late namiddag kans op een bui. Het weer wordt in ieder geval beter dan gisteren. De temperatuur: 12°C, maar de gevoelstemperatuur ligt een paar graden lager.

Langs ons pad staan verschillende infoborden waar we beknopt kunnen lezen wat er op Schokland gebeurde tijdens de voorbije eeuwen. Eén kilometer verder staat links van ons, op een heuvel, een geschilderd klein houten huisje. Oorspronkelijk bestond het kleine dorpje hier uit zestien houten huisjes. Door de vele overstromingen was het leven er onmogelijk geworden. Dit houten gebouwtje werd op de terp nagebouwd. Door de strakke wind laten we de fietsen niet graag alleen achter. Als ze omvallen is er beslist schade. Eerst gaat bomma een kijkje nemen. Daarna is het mijn beurt terwijl moeder de vrouw de fietsen een beetje ondersteunt. De deur staat open en de ramen hebben plexiglas, in plaats van gewoon glas. Er is geen interieur. In het huisje wonen enkel en alleen zwaluwen. Tegen de houten wanden zijn infoborden aangebracht. Een paar meter voor de houten barak staat de in 2003 gerestaureerde waterput.  

De omgeving beneden de terp is vlak. Braakliggende grond is begroeit met paarden- en boterbloemen. Hier waait en duwt de wind constant tegen de bomen. Het verwonderd mij dat er nog bomen zijn met rechte stammen. Onze volgende halte wordt gehouden bij de kerkruïne van Ens. Hier stond in de veertiende eeuw al een kerkje. In 1717 was de toenmalige kerk dusdanig in verval geraakt dat hij buiten gebruik werd gesteld en tijdens een hevige storm in 1825 goeddeels werd verwoest. De ruïne bleef tot de ontruiming van het eiland in 1859 in gebruik als begraafplaats. Pas in de eerste helft van de 19de eeuw werd het inmiddels vervallen gebouw met de grond gelijk gemaakt. Toen in 1859 alle Schokkers het eiland voor altijd moesten verlaten, bleven de doden eenzaam achter in hun graven. Wat verder vinden we de resten van een ronde vuurtoren. Reeds in 1618 werd op dit punt voor het eerst een vuurbaak ingericht. In 1635 werd dan een vierkante, 7 meter hoge, ‘brandaris’ gebouwd. Een stormvloed, in 1825, verwoeste met zijn drie meter hoge golven 26 huizen en de vuurtoren. Een nieuwe vuurtoren werd gebouwd. Ditmaal een ronde, maar nog steeds werd licht gegeven door met kolen te stoken tot in 1845. Dan nam de petroleumlamp en vervolgens de gaslamp het werk over. In 1944 werd de vuurtoren weggehaald.

Dan zijn we bij knppnt 47. De picknicktafels hebben een mooie tekening bovenaan. Een kaart van Schonkland met de bezienswaardigheden. Op de achtergrond, tussen de bomen, kleurt de poldergrond rood en roze. Een tulpenveld dat we straks beter zullen zien. Linksaf op de Palenweg met wind op kop. We stoppen om enkele foto’s van tulpenvelden te nemen. Hectaren groot. Links rijdt een tractor over een landerij. Machinaal maakt hij kleine maar enorme lange heuveltjes. We zijn er nog niet uit of er asperge of aardappelen onder de aarde zitten. De tractor laat een grote stofwolk achter zich.

We dwarsen de Ramsweg en nemen het fietspad naar boven op de dijk. We blijven niet boven op de dijk fietsen. Een betonbaantje brengt ons naar beneden, zodat we vlak naast het water gaan fietsen. Links van ons bevindt zich het Ramsdiep dat ontstaan is bij de aanleg van de Noordoostpolder. Ontelbare watervogels cirkelen boven ons hoofd. Ze proberen tegen de wind over het water te vliegen. Het blijft bij een poging. Alleen de meeuw heeft geen enkel probleem met de wind. Hij komt en vliegt waar hij wil. Zelfs met onze elektrische fietsen halen we net geen snelheid van 14 km p/u. Af en toe nemen we een extra ondersteuning.

Na 11 km fietsen rijden we onder de A6 door en maken een grote bocht zodat we de wind in de rug krijgen. Niemand die klaagt overigens. Nu halen we bijna een ‘super’ snelheid van 16 km p/u. Hier schakelen we onze ondersteuning uit. Zo sparen we wat energie. We zullen ze nog nodig hebben. Momenteel volgen we knppnt 2 over de Zuidermeerdijk. Bij Schokkerhaven houden we even halt om langs de jachthaven te slenteren. Rechts van onze wandelrichting staan enkele vrijstaande en luxueuze woningen, met uitzicht op de haven en Ramsdiep. De wind heeft vrij spel op het Marina Schokkerstrand.

Rechts van ons, aan de andere zijde van de hoge dijk zijn werklui bezig met het bouwen van windturbines. Ze zijn sterk aanwezig in het landschap en hoe groter de windmolen, hoe verder ze uit elkaar staan. Drie cilinders staan al recht zonder hun wieken. Af en toe moeten we over een dierenrooster. De dijken worden begraasd door schapen. Witte en bruine. Enkele lammeren volgen hun moeder. Het fietspad is bezaaid met de uitwerpselen van de dieren. In de verte ligt Urk. De lucht boven de stad is grauw en grijs. Hopelijk houden we het droog.

Om 13:00 uur bevinden we ons in de jachthaven van Urk. Voor de inpoldering waren Schokland en Urk twee eilanden in de Zuiderzee. Schokland is Unesco-Werelderfgoed en Urk is een levendig en karakteristiek vissersdorp. Op de hoek met de Klifweg, staat het sculptuur van de ijsvlot of ijsvlet. Een ijsvlet is een speciale boot die 100 jaar dienst heeft gedaan. Het kunstwerk werd op 21 april 1994 onthuld. Het is een eerbetoon aan de bemanningen van deze vlet, die in de dagen dat Urk een eiland was en in strenge winters, als Urk was geïsoleerd door ijsgang op de Zuiderzee, de verbinding onderhielden met ‘de vaste wal’ Kampen en het eiland Schokland. Op de Dormakade pronkt het monument van de Orka. De naam van het voormalige eiland Urk wordt op historische kaarten aangeduid als ‘Orc’. Hierdoor gaat men ervan uit dat de naam Urk is afgeleid van de naam Orc. In 1968 is ter ere van het 1.000-jarig bestaan van Urk, een model gemaakt van een Orca. Deze Orca was na enkele jaren aan vervanging toe , en een nieuw model van kunststof werd gemaakt. Maar ook deze Orca was gedoemd te verdwijnen. Door een omgewaaide boom en een hierop volgende brand werd het kunstwerk nogmaals verwoest. Dit model, op ware grootte, werd onthuld op 18 mei 2013. Het bezit een fontein, maar spuit niet voor het moment. Tientallen zeilmasten steken boven de kade uit. De touwen kletteren tegen de houten palen. De nationale vlaggen staan strak door de wind. We vinden een windvrije plaats bij de ‘Havenpoort’ om te picknicken.

We zwerven vervolgens door de pittoreske oude dorpskern met kleine smalle huisjes in een doolhof van steegjes. In wijk 2 vinden we het geboortehuis van Appie Baantjer, gebouwd in 1867. Albert (‘Appie’) Cornelis Baantjer werd hier in september 1923 geboren en was de geestelijke vader van Jurrian de Cock (met c-o-c-k), de hoofdpersoon in de politieromans van Baantjer. De plaatselijke bevolking weet niet waar deze woning zich bevindt. Het plaatselijk VVV kantoor weet het wel. Ernaast bevindt zich het museum “Het Oude Raadhuis”. Het museum is gevestigd in het voormalige raadhuis, dat van 1905 tot 1988 dienst heeft gedaan als gemeentelijk bestuurlijk centrum. In 1988 werd een nieuw gemeentehuis gebouwd en na een grondige verbouwing kon het oude complex in gebruik worden genomen als museum. In 1996 werd de visserswoning ernaast aangekocht en gerestaureerd. Deze woning werd voorzien van een authentiek interieur, zodat een goed beeld verkregen wordt van een visserswoning uit vroeger dagen. In het museum komt men alles te weten over Urk in het verleden en heden. De vroegere klederdracht, scheepsmodellen, visserijmethoden, schilderijen en foto’s.

Op het Wilhelminaplein, in Wijk 3, staat de Bethelkerk. Een gereformeerde kerk met een enorm groot rond mozaïek in de voorgevel. Op 2 september 1851 werd hier de eerste kerk gebouwd. Dit gebouw werd echter in 1885 afgebroken en de eerste steen van het huidige gebouw werd gelegd op 27 april 1885 door de plaatselijke predikant van de gemeente.  Bij enkele gerenoveerde huisjes staat een oorlogsgedenkteken ‘Ter herinnering’ Tijdens de razzia op 18 november 1944 werden meer dan tachtig plaatsgenoten opgepakt en vanaf deze plek (voorheen de Wilhelminaschool) weggevoerd. Zij mochten na de oorlog allen behouden terugkeren. Het monument werd onthuld op 15 april 2005. Daarna houden we halt bij de ronde vuurtoren in de Vuurtorenlaan. Al in de 17de-eeuw werd op deze plaats een kolenvuur ontstoken ter beveiliging van de vitale scheepvaartwegen naar Amsterdam en het achterland. In 1699 werd het verlichtingssysteem uitgebreid met vuurtorens te Marken, Enkhuizen en IJdoorn. Voor de vuren moesten de schepen op de Zuiderzee jaarlijks belasting betalen, ten bewijze waarvan ze een bakenloodje ontvingen met een afbeelding van de Suyderzeese Vuur Bakens en het jaartal. Ontvanger van de vuurgelden was de stad Amsterdam. In die functie droeg zij de verantwoording voor het toezicht op de kustverlichting langs de Noordzee en de Hollandse kust van de Zuiderzee (Urk hoorde toen bij Holland). In 1809 werd het vuurbaken van Urk voorzien van een olielamp. Deze 18,5 hoge toren werd gebouwd in 1844. Bij de vuurtoren, ongeveer 70m uit de kust, zien we een enorme zwerfsteen met zeewier bedekte rug. Deze kei werd in de ijstijd uit Scandinavië naar hier gevoerd. De legende vertelt althans dat de Urker baby’s uit deze kei komen. Met een bootje moest de aanstaande vader naar de steen roeien om daar zijn pasgeborene in ontvangst te nemen. De inwoners noemden de kei: ‘Ommelebommelestien’.

Een groot anker trekt onze aandacht. Een infobord vermeld: “Op 14 maart 1959 werd dit enorme anker 40 mijl NW van IJmuiden opgevist. De bemanning van de UK 11, schipper H. Brands Rzn, werd hierbij geassisteerd door de bemanning van de UK 66. De schacht van het anker is 5m lang, terwijl de armen met ‘opgewelfde’ driehoekige vloeien samen 3m breed zijn. De ankerstok was altijd van eikenhout en bestond meestal uit twee delen. Deze is nieuw. Op het kruis (waar de armen en de schacht elkaar ontmoeten) zijn de cijfers 1512 ingeslagen. Of dit een jaartal is kan niet met zekerheid worden gezegd. Een registratie- of serienummer lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het type komt overeen met bekende 17de-eeuwse en oudere voorbeelden. Ankers met dergelijke afmetingen kwamen zeker voor rond 1500, toen er reeds sprake was van grote drie- en zelfs viermasten.

We houden het water links van ons en vinden zo het oudste gebouw van Urk. In het jaar 1711 stortte het dak van de eerste kerk op deze plaats in, hetgeen betekende dat de toenmalige eilanders genoegen moesten nemen met een tijdelijke noodkerk. De huidige kerk, 1786 met kerkhof erom heen, is het oudste bedehuis van Urk. Omdat Urk van 1660-1792 tot Amsterdam behoorde, heeft het kerkje boven de ingang een gedenksteen met het wapen van Amsterdam. In 1989 werd het ‘Kerkje aan de Zee’ grondig gerestaureerd. Het kerkje wordt uitsluitend gebruikt voor trouw- en rouwdiensten. Achteraan bevindt zich het monument van de Tweede Wereldoorlog. Op de zerk staan de 13 namen van omgekomen Urkers. Onderaan is een zwarte band met de namen van omgekomen Joden uit Urk. In de smalle zijstraat, Monumentenlaan’ staat het vissersmonument dat op 11 mei 1968 onthuld werd door de toenmalige koningin Juliana. Op de hoge sokkel staat een vissersvrouw die achterom kijkt over zee. Rondom haar bevinden 34 marmeren platen met 368 namen van vissers die hun leven verloren op zee.      

Langs de Pyramideweg verlaten we het centrum. De wind doet minder haar best en zwakt een beetje af. We volgen knppnt 53. Op de Vormtweg is rechts van ons het Urkelbos met  vakantiepark ’t Urkelbos. Hier willen we iets drinken. Bij de receptie zit een jonge vrouw die ons vertelt dat er op de camping niets open is. – “Eerst om 16:00 uur” vertelt ze. Het is net na drie en we gaan niet wachten. Verder dan maar. Voorbij de sportvelden rijden we door het Urkelbos. We rijden door een gemengd loofbos, afgewisseld met donker naaldhoutbos en natuurrijke open plekken waar wandelaars en fietsers kunnen genieten. 6,8 km tot knppnt 10. Altijd rechtdoor over een eentonige baan. Bij de boerderijwinkel Rennes staat de koffie klaar. De boerderij staat bekend om zijn streekproducten. We zijn de enige bezoekers en kunnen plaats nemen waar we willen. Na een warme kop koffie/thee met gebak kunnen we er weer tegen aan.

We worden verwelkomt in Nagele door een liggende stenen leeuw. Nagele is een dorpje in de Noordoostpolder met uitsluitend platte daken. Zelfs de voormalige rooms-katholieke kerk heeft platte daken. Het is gerenoveerd tot een museum. Linksaf op de Akkerstraat. 4,2 km tot knppnt 37. Rechtsaf op de Oud Emmeloorderweg. Nu is het niet ver meer. Ook aan deze straat komt precies geen eind. Dan rijden we terug door het Schokkerbos met enkele infopanelen. Om 17:30 uur zijn we terug bij onze auto. Nog 15 minuten rijden tot bij onze caravan. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.












01-06-2015 om 08:13 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
25-05-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flevoland dag 2

Tulpenroute 1. Afstand: 38,4 kilometer.

Dinsdag 28 april 2015. Na een rusteloze nacht staan we om 07:30 uur op. Het was een koude en lawaaierige nacht. Het verkeer op de Banterweg raast achter onze caravan over de weg. We zijn het niet gewend. In Flevoland vroor het afgelopen nacht nog tot -3°C. We hebben het gevoeld. Vandaag voorspellen ze af en toe een bui. Toch zeker voor de middag. Maar de zon schijnt nu en er staat een zwakke wind. Daar moeten we van profiteren. We ontbijten en maken een picknick voor onderweg. De tulpenroute is een 100 kilometer lange autoroute door het tulpengebied in de noordelijke helft van Noordoostpolder. Daar waar de meeste tulpen langs de weg staan. Ons ‘Jaarmagazine: Welkom in de Noordoostpolder’ bevat een toeristische kaart met fietsknooppunten. Die hebben we zelf dan uitgestippeld, van knooppunt naar knooppunt, maar we weten niet precies hoeveel kilometer ons traject is. Het zal van het weer afhangen of we ze volledig doen, of we haken af.

08:30 uur. Een uur later en de zon gaat reeds schuil achter grauwe grijze wolken. En het kan nog erger. De wind is aangewakkerd tot 6 beaufort. Men verwacht slechts temperaturen tot 12°C. Met een dikke jas, een muts en handschoenen vertrekken we, met de fiets, vanaf de camping naar de lawaaierige Banterweg. Rechtsaf tot bij de rotonde en weer rechtsaf door de Muntweg. De Lemstervaart, die we dwarsen, is een kanaal dat loopt van Emmeloord naar Lemmer en mondt uit in het IJsselmeer. Vervolgens rijden we over de A6 tot het eind. De Rijksweg, A6, vormt een belangrijke verbinding tussen Amsterdam en Noord-Nederland. Vanaf nu houden vaak halt om de tulpenvelden te fotograferen. Veel bollentelers doen elk jaar hun uiterste best om een mooi gewas te verbouwen, en daardoor kunnen wij genieten van de bloemenpracht. De velden zijn te bewonderen in alle bekende kleuren. Rood, roze, gele, purperen, etc… Aan de rotonde moeten we oorspronkelijk naar links om de Kuinderweg/Marknesserweg te volgen. Maar er mogen geen fietsen op deze weg. We nemen de volgende straat linksaf. We bekijken of we tot bij de volgende rotonde geraken. Indien niet, rijden we terug naar de camping en doen de route met de auto. We hebben geluk. Bij de volgende rotonde kunnen we weer linksaf en rijden door de Marknesserweg of de N331. Met ruim 2.000 hectare aan bloembollenvelden is Flevoland is één van de grootste bloembollenkwekers van Nederland. Dat is onderweg duidelijk te merken. Vlakbij de weg of ver weg, midden in het polderlandschap, kleuren de tulpenvelden rood, geel, wit en vooral oranje. Rechts van ons stroomt de Zwolse vaart. Deze stroom is eveneens een gegraven kanaal. Het water stroomt van het Kadoelermeer door het Voorsterbos langs Marknesse naar Emmeloord en gaat daar over in de Urkervaart.

Bij het volgende tulpenveld staan enkele bomen zonder blad. De bomen dienen als schutsel voor de nabijgelegen hoeve. Ons bomma neemt foto’s van de tulpen, terwijl we in de bomen het getok horen van een specht. Uiteindelijk kan ze de vogel spotten. De bast van de boom is in de top gebarsten. Daar wil de specht van profiteren om insecten te vangen en op onze beurt profiteren wij van het moment om de vogel te fotograferen. Onze eerste specht op foto. Een unicum.

 

Onderweg rijden we vaak voorbij blauw witte palen met bovenop een rode zeilboot op woelige golven of een rood vliegtuig in nood. In het ‘Jaarmagazine van Noordoostpolder’ lezen we dat dit de Wrakkenroute is. Een fietstocht van ca. 50 kilometer langs vliegtuig- en scheepswrakken. Een geschiedenis van de drooglegging van Noordoostpolder en WOII. De locaties van de wrakken zijn door middel van deze herdenkingspalen in het landschap te vinden. Via de scancode krijg je informatie over deze wrakken. In de vroegere Zuiderzee voeren duizenden schepen af en aan en vonden vele scheepsrampen plaats. Al bij de eerste inpolderingswerkzaamheden werden dan ook scheepswrakken aangetroffen. Flevoland is met maar liefst 435 scheepswrakken één van de grootste ‘droge’ scheepskerkhoven ter wereld. Diverse schepen zijn in dit gebied in moeilijkheden geraakt. Er zijn vele wrakken van boten gevonden in de Noordoostpolder en hiervan liggen nog steeds enkelen in de grond begraven. Het IJsselmeer was dan weer tijdens WOII een aanvliegroute voor de geallieerden. Er waren toen weinig navigatiemiddelen. Urk en het IJsselmeer waren goede oriëntatiepunten vanuit het vliegtuig. Tijdens de luchtgevechten zijn er tijdens de oorlogsjaren 29 vliegtuigen neergekomen in de pas ontgonnen Noordoostpolder.

We rijden door de Luttelgeesterweg als we onze eerste regenbui krijgen. In zeven haasten trek ik een regenbroek aan. Niet snel genoeg. Ik wordt toch nat. We schuilen een paar minuten onder moeders paraplu. Het is slechts een bui. Verderop in de straat staat een picknicktafel bij een enorm groot tulpenveld. Een infobord verklaart: “In de zestiende eeuw kwam de tulp naar Nederland. De plantkundige Carolus Clusius speelde daarbij een belangrijke rol. Via zijn netwerk kwam de tulp bij veel welgestelden in ons land terecht. In de zeventiende eeuw werd de tulp zo populair, dat er een echte windhandel ontstond, waarbij veel geld voor één enkele tulp werd betaald. Na die windhandel bleef de tulp in Nederland populair. De commerciële teelt breidde zich in de negentiende eeuw uit van Haarlem richting de Bloembollenstreek en kwam in de 20e eeuw ook in andere delen van Nederland terecht, zoals de kop van Noord-Holland en West-Friesland. De polder viel officieel droog op 9 september 1942. Daarna is Noordoostpolder in razendsnel tempo ingericht en ontwikkeld. Zo ontstond er een uniek landbouwgebied. Begin jaren zestig werden de eerste tulpen in de polder geplant. Tegenwoordig worden er ieder jaar zo’n 1.900 hectare tulpen aangeplant. Deze leveren samen bijna 1 miljard verkoopbare bollen op. Naast tulpen worden er ook lelies, gladiolen en blauwe druifjes in Noordoostpolder geteeld. Noordoostpolder is in oppervlakte het derde bloembollenteeltgebied van Nederland. Veel bloembollen zoals tulpen bloeien nu, in het voorjaar. Toch is het al heel lang mogelijk om in andere tijden van het jaar bloeiende tulpen te kopen: dit is het werk van bloementelers, de zogenaamde broeiers. Broeiers kopen in de zomer tulpenbollen om deze in de winter in bloei te trekken. Ze geven de bollen in het najaar in een koelcel een temperatuurbehandeling. De bol denk in feite dat het winter is. Na die kou brengt de broeier de tulpen in een warme kas waar de bol binnen enkele weken in een bloeiende tulp verandert. De bloemen worden afgesneden en in bossen verkocht. De bollen worden weggegooid; ze zijn door de snelle groei te verzwakt en kunnen daardoor niet meer gebruikt worden. In de zomer koopt de broeier weer nieuwe tulpenbollen en begint het hele proces opnieuw”.

Bloembollen hebben kou nodig om te kunnen groeien en bloeien. Daarom kunnen tulpen niet geteeld worden in warme klimaten zonder winterperiode met enige vorst en dat is ook de reden waarom ze in het najaar de grond in gaan. Tulpen komen oorspronkelijk uit Turkije en zijn pas in de zestiende eeuw in Nederland geïntroduceerd. Het woord tulp komt van het Latijnse woord Tulipa: de bloem die lijkt op een tulband.

Hier, bij een picknicktafel, drinken we onze meegebrachte koffie. Wat verder laten we het dorp ‘Luttelgeest’ links liggen en rijden verder op de Oosterringweg. We passeren ook hier enkele hectaren fruitplantages. De perenbomen staan in volle bloei. Op de appelbloesem is het slechts een kwestie van tijd voor de roze knopjes tevoorschijn komen.

Eerste straat linksaf in de Baarloseweg. Een oneindig lange straat en ze telt dubbel want het regent nog maar eens. Hier besluiten we om onze tocht in te korten. We moeten steeds maar opboksen tegen wind regen. Soms halen we nog geen 12 km/u. Dan trekt de bewolking open en rijden we in het zonnetje. Echter niet voor lang. We rijden net in de Uiterdijkenweg als de hemelsluizen opnieuw open gaan. Bomma bemerkt een kinderboerderij waar je ook koffie of thee kan drinken. We moeten er niet over nadenken. We mogen van de jonge mensen, die het dierenpark onderhouden, iets drinken. Voor €2 drinken we een warme cappuccino en een koffie.

Naderhand fietsen we over de Kuinderweg. Een infobord trekt onze aandacht. We lezen: “Zeldzame planten weer terug in de berm. Wie op een zomerse dag door de Noordoostpolder rijdt, wordt verrast door de vele gekleurde bermen. Mooi om te zien en ook bijzonder. Deze bermen zijn geplagd. Doordat de voedselrijke bovenlaag is verwijderd, kunnen verschillende bijzondere planten weer groeien en bloeien. Hier, in de oostrand van de Noordoostpolder, bestaat de bodem uit kalkrijk, voedselarm zand. Een bodemgesteldheid die in Nederland verder alleen in de duinen voorkomt. Oorspronkelijk groeiden in deze bermen dan ook veel duinplanten, heel bijzonder voor de jonge Flevolandse polder. Rond 1970 veranderde dit. De wegen werden opnieuw geasfalteerd en de bermen aangevuld met voedselrijke zavelgrond. De bijzondere planten verdwenen. Tot in 1998 het plan opgepakt werd om de oorspronkelijke omstandigheden weer terug te brengen. De voedselrijke toplaag werd verwijderd. Verspreid over de jaren 1999 tot 2009 is in totaal zo’n 40 kilometer berm op deze manier in ere hersteld met het kalkrijke, voedselarme zand weer aan de oppervlakte. Het oude kiemkrachtige zaad in de zaadbank en zaad dat is aan komen waaien, kreeg daardoor opnieuw een kans. Rietorchis, bijenorchis en stijve ogentroost bloeien weer uitbundig in de bermen. Het aantal plantensoorten is hier toegenomen tot maar liefst 290, waaronder 11 soorten van de Rode lijst. Ook de zeldzame argusvlinder wordt regelmatig gezien. Een groot succes! De bermen in de Noordoostpolder staan bij plantenkenners landelijk weer op de kaart vanwege de vele bijzondere plantensoorten die er voor komen”. Achter het hectaren groot oranje tulpenveld  bevindt zich het Kuinderbos. Het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder. Het bos strekt zich uit over de grens met de provincie Overijssel. Het werd aangelegd in de jaren ’40 van vorige eeuw. We negeren de bewegwijzering en fietsen nog 8 kilometer verder tot we rechtsaf slaan op de Muntweg. Terug over de A6 en de Lemstervaart. Als we linksaf slaan op de Banterweg is het nog slechts 500 m tot bij de caravan. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten.   Foto’s: Rina Meurs.   Bron: Wikipedia.










25-05-2015 om 11:49 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-05-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flevoland dag 1

Bloesemroute fietsknooppunten: 64-95-38-14-3-64. Afstand: 24,2 kilometer.

Tussen Overijssel en Friesland, vlakbij het IJsselmeer ligt een uniek stukje Nederlandse geschiedenis; Noordoostpolder. Op de bodem van wat ooit de Zuiderzee was, drooggelegd in 1942 en de dag van vandaag rijk aan natuur, historie en levendige cultuur. Tijdens het Tulpenfestival, dat dit jaar plaats vindt van 16 april t/m 5 mei 2015, gaan we genieten van de mooie kleuren van de tulpenvelden. Ook de dorpskernen doen mee. Elk dorp maakt een prachtig mozaïek van tulpen. De bloeitijd van tulpen is afhankelijk van de groeiomstandigheden zoals het weer en de tulpensoort. In de grote variatie van tulpen kennen we vroeg- en laatbloeiers. We boeken een midweek op een camping in Emmeloord. Vroeg boeken is aangeraden, anders is er geen plaats meer. Het min puntje is dat je het weer niet kan vastleggen. Verleden week haalden we middagtemperaturen tot 20°C. Voor deze week worden slechts temperaturen verwacht van net boven de 10°C. Niets aan te doen. Vandaag maandag 27 april 2015 worden we vroeg wakker. Er schijnt een waterachtig zonnetje, maar het is droog. Er waait een matige noordwestenwind. Terug trui en jas aan. Bijna alles is al gepakt en gezakt en klaar om in de auto te laden. De benzinetank is tot de rand gevuld en de vier banden staan optimaal op spanning.

Om 09:00 uur bevinden wij ons reeds op de E19 richting Breda. Nergens file of vertraagt verkeer. Links van ons blauwe lucht en rechts probeert de zon door de wolkensluier te breken. De buitentemperatuur wijst 9°C aan.

Na 44 kilometer loodst Lucy (GPS) ons richting Utrecht op de E312. Vandaag, 27 april 2015, wordt in Nederland Koningsdag gevierd. Vanaf 2014 wordt Koningsdag gehouden op de verjaardag van Willem-Alexander. Op deze dag worden er verschillende festiviteiten georganiseerd. Er wordt dan volop oranje kleding gedragen en al wat kan versiert worden krijgt eveneens een oranje kleur. Het is dan een traditie dat de Koning een officieel bezoek brengt aan enkele gemeenten in het land.

De zijbermen kleuren geel van de koolzaad bloemen. We krijgen mooie vergezichten te zien met verschillende windmolens en fruitplantages. Het zijn schilderachtige stillevens. Na 100 km rijden we door de provincie Utrecht. De kleinste provincie van Nederland telt toch nog 26 gemeenten. Bij de ‘Utrechtheuvelrug’ zijn de bermen begroeid met heide. De Utrechtse Heuvelrug is een zandrug met toppen die boven de 50 meter gaan. Het hoogste punt is de Amerongse Berg met 69,2 meter boven zeeniveau. Het gebied bezit veel bos en heidegebied. De meeste bomen en struiken langs de snelweg moeten nog in bloei komen. We zien nog niet te veel groen. Na de provincie Utrecht rijden we door de provincie Flevoland. De jongste provincie van het land dat werd erkend in 1986. We rijden eerst naar Kraggenburg in de Noordoostpolder voor een korte fietstocht van ongeveer 20 km langs bloesemvelden. Tijdens de lente bloeien eerst de sneeuwwitte kersen- en pruimenbloesems. Daarna volgt de, eveneens witte, perenbloesem en uiteindelijk is het de beurt aan de roze appelbloesem.

Op 8 kilometer voor Almere bevinden zich naast de snelweg de eerste tulpenvelden. Hectaren tulpen schitteren in verschillende kleuren onder een blauwe lucht met witte wolken. Rondom ons tientallen energie windmolens. We rijden de Noordoostpolder binnen. Een bijzonder gebied met een rijke geschiedenis. De polder viel officieel droog op 9 september 1942, midden in WOII. Daarna is Noordoostpolder in een razendsnel tempo ingericht en ontwikkeld. Zo ontstond er een uniek landbouwgebied. Dit is te danken aan vele hardwerkende boeren en arbeiders die hoopten op een goed leven in de Noordoostpolder. Om 11:10 uur rijden we over de Ketelbrug. Ze maakt de verbinding tussen de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland over het Ketelmeer. De brug werd in gebruik genomen op 15 juni 1970. Lucy stuurt ons van de snelweg bij afrit nr 14 Emmeloord. Dan rechtsaf om Nagele te volgen. Om 11:30 uur staan we geparkeerd  op de parking van het Familiepark Netl ‘De Wildste Tuin’ te Kraggenburg. De ‘place to by’ voor sportievelingen die graag een balletje slaan. Voor de wandelaars zijn er de tuinen vol kruiden en voor de kinderen is er het avontuurlijke speellandschap met sport en spel.

Rondom het ingepolderde Flevoland is er heel veel water te vinden. Het water werd vroeger druk bevaren door handelsschepen. Nu is het water zeer in trek bij sportieve zeilers en strandliefhebbers. Moesten we hier een eeuw geleden fietsen, dan fietsten we zes meter onder water. Enkele durvers startten een eeuw geleden om van een stuk Zuiderzee een groot polderlandschap te maken. Dat is een feit geworden.

Er staat een koude strakke wind. We zullen een ondersteuning meer moeten nemen. We zetten een muts op en onze handschoenen zijn eveneens geen overbodige luxe. Misschien hebben we geluk en hebben we steeds wind in de rug. Met de fiets rijden we terug naar de Leemringweg en slaan rechtsaf voor knppnt 64. We genieten alleszins van het mooie landschap. Hier is alles vlak, maar je moet tegen de wind vechten. Tractors rijden op hun land en ploegen de aarde om. De ellen lange dreven ogen mooi door de oude statige bruine beuken. Ze staan nog niet in volle bloei. Af en toe duwt de wind in de rug en fietsen we daardoor sneller vooruit. Maar dat duurt niet lang. Na 5 km houden we halt bij onze eerste boomgaard. Er staan slechts enkele witte bloesems aan de laagstammige fruit plantage. Ons Rina begint enkele foto’s te maken. Op het erf van de nabijgelegen hoeve blaft een hond. Het dier komt voorzichtig afgelopen met in zijn kielzog een man van middelbare leeftijd. We begroeten elkaar vriendelijk en ik zeg hem dat we de bloesem willen bewonderen. Dat zal dit jaar niet gaan, vertelt de fruitboer. Hij heeft deze perenbomen afgelopen winter hier geplant. Dit jaar kan en mag deze plantage geen bloesem dragen. Volgend jaar komen er de Conference peren aan de stammen te hangen. De boer heeft hectaren fruitstammen verkocht. Vooral de pruimenbomen wilde hij kwijt. Nu houd hij nog deze 1,5 hectare over.

Bij de volgende fruitplantage is niets van bloesem te zien. Alleen als we er kortbij staan, zien we de roze knopjes van de appelbloesem. Nadat we de Zuiderringweg gedwarst hebben vinden we het ene bloesemveld na het ander. Honderden hectaren laagstammige fruitbomen. Afwisselend peren- en appelbloesem. Soms enkele pruimenboompjes met enorm veel witte bloesem. Fruit en soms tulpenvelden, bos en water beheersen het landelijk beeld rondom Kraggenburg. Het is rustig fietsen. Af en toe worden we voorbijgefietst door een amateur wielrenner. Het is 6,9 km tot knppnt 14. Linksaf in de Hertenpad. Landerijen met de bekende ruggen die asperges bevatten. De voortuintjes ogen mooi door de kleuren van de lentebloemen en bomen. De tulpen ontbreken nergens in de tuintjes. De akkers zijn begroeid met paardenbloemen. De meeste fruittelers hebben hun landerijen tegen de wind afgeschermd door bomen te planten tegen de straatzijde. Soms met knotwilgen of dennenbomen.

De route leidt ons langs weilanden met grazende koeien. We fietsen langs bossen waar wandelaars hun hartje kunnen ophalen. We worden prettig gevolgd door vogelzang. In elke boom horen we het gefluit of getjirp van kleine vogels. Bij de driesprong op de Zwartemeerweg is knppnt 14. Linksaf om knppnt 3 te volgen tot bij de voormalige vluchthaven met lichtwachterswoning, die in de toenmalige Zuiderzee lag. Het werd gebouwd in 1848. Na verloop van tijd raakte het huisje in steeds slechtere staat en werd het afgebroken om in 1877 herbouwd te worden. De lichtwachterswoning is in 2002 opnieuw gerestaureerd en kwam in particulier bezit. Het gebouw, Oud-Kraggenburg, ligt op 4,5 meter boven Nieuw Amsterdams Peil. Het huidige dorp Kraggenburg, hier in de Noordoostpolder, is vernoemd naar dit vroegere opgeworpen eiland dat nu te midden van de akkers van Flevoland ligt. Een infobord, aan het begin van de weg, vertelt ons: “Oud-Kraggenburg is een voormalige lichtwachterswoning die tot monument is verklaard. Van 1845 tot 1848 zijn voor het op diepte houden van het Zwolse Diep twee leidammen aangelegd. Ze werden gebouwd op kraggen, afkomstig uit de door vervening ontstane plassen in Noord-West Overijssel. Deze kraggen, dikke pakketten van (riet)wortels en plantenresten, werden als drijvende eilandjes (circa 15 bij 2 bij 1 meter) naar het werkterrein gesleept, onder een vlechtwerk van rijshout geplaatst en verzwaard met puin en steen tot zinken gebracht. Rijkswaterstaat liet in 1877 de oude lichtwachterswoning uit 1848 afbreken, de terp ophogen tot ruim 400 meter boven AP en daarop de nu nog bestaande woning bouwen. Het belangrijkste licht voor scheepvaart werd op het dak geplaatst. De haven, bijna 1 ha groot, bood plaats aan ongeveer 70 schepen. Waar vroeger schepen lagen bevinden zich nu heesters en bomen. Op het zee-eind van de zuiderdam staat de in 1994 nagemaakte lichtopstand; de oude werd bij museum Schokland ondergebracht”. Naast de oprit staat een zitbank. We zetten er ons neer om onze picknick te houden. We zitten heerlijk in het zonnetje. Ietwat beschut van de wind.

Het is bijna half twee als we verder fietsen. Wind op kop. We nemen een ondersteuning meer. De bomen op het eiland hebben nog geen bladeren. Ze zitten nog verscholen in hun knoppen. Te wachten op warmer weer. Rechts van ons, op een golfbreker staat een antieke metalen voortoren. Zo vinden we er straks nog één, bij de haven van Kraggenburg. De zon verschuilt zich net achter een dikke wolk. Het wordt op slag een paar graden koeler. De kop en nek van de twee witte zwanen zijn bruin door steeds naar voedsel te zoeken in het bruine polderwater. Eén van de zwanen zit op het nest. Een beetje verscholen tussen het riet.  

We volgen knppnt 3 tot bij de rotonde van Kraggenburg. Ons Rina neemt foto’s van de wakende leeuwen bij ‘De Dam’ en daarna houden we halt bij de jachthaven. Een bezoek is de moeite waard. De dorpskern van Kraggenburg ligt op loopafstand en hier in de buurt werden mooie wandel- en fietstochten aangelegd. Kunst staat voorop bij de jachthaven: een voet- en fietsbrug werd volledig aangekleed met haakwerk en een rood witte vuurtoren op een pseudo golfbreker is een baken voor de jachthaven. Langs een smal betonnen fietspad rijden we verder door het Voorsterbos. Eén van de oudste bossen in Flevoland. Het bos werd aangeplant in 1944 met verschillende loof- en naaldbomen. Er vliegen talrijke vogelsoorten rond en bij de waterpoelen vliegen tientallen libellen. De amfibieën zie je niet maar ze zijn er wel. We  volgen knppnt 64. We zijn omgeven door loofbomen die al groen ogen. De wind valt hier bijna helemaal weg. Verderop stoppen we bij het pannenkoekhuis “De Strooppot”. Het interieur mag dan in Oud Hollandse stijl ingericht zijn, wij zetten ons op het zonnige terras achter een groene haag. Zalig genietend van een pannenkoek, een biertje en de zon. De bewolking lost bijna helemaal op. Nu de wind wat minder is horen we verschillende vogels een serenade fluiten.

Even later staan we terug bij de auto. De parking staat nu bijna vol met geparkeerde auto’s. We rijden door het centrum van Emmeloord. De hoofdplaats van de Noordoostpolder. Sinds 1992 een volwaardige stad met als geografisch middelpunt de watertoren van de polder. Bij  Albert Hein doen we nog enkele inkopen. Dat passeren we toch, dus dat is een meevaller. We rijden vervolgens naar Camping Bospad in de Banterweg. De camping ligt centraal in de Noordoostpolder, op wandelafstand van Emmeloord. Het leek ons de ideale uitvalsbasis voor onze tulpenfietsroutes. Een ruime kampeer- en camperplaats met verhuur van blokhutten en stacaravans. Nog diezelfde avond zien we op TV-Flevoland dat de fruittelers vuurtjes moeten branden bij de fruitplantages. Ze voorspellen vriestemperaturen voor vannacht. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.








20-05-2015 om 18:28 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
12-05-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geteliniefietsroute Houtem

Fietsknooppunten: 26-59-58-54-55-56-60-62-64-24-26-8

Aantal km: 38,1 en 45,2

Maandag 20 april 2015. We zijn met de auto onderweg naar Vlaams-Brabant voor een fietstocht langs de Getelinie. Het is onze eerste fietstocht van het jaar. Het kan wel eens te zwaar worden. De wind waait nog steeds noordoost met een kracht van 2 à 3 beaufort. Na 36 km rijden we de provincie Vlaams-Brabant binnen. Bij de splitsing Luik-Charleroi is het sterk vertraagt verkeer. De auto’s staan zelfs een paar minuten stil. Eens de splitsing voorbij rijden we terug vlot. Wat verder beginnen de mooie vergezichten in het groene glooiende landschap van de Dijlevallei. Om 10:40 uur verlaten we de snelweg en rijden we Tienen binnen. De landschappen worden nog mooier door de bloesems van de vele fruitbomen. Een paar minuten later plaatsen we de auto op een kleine parking in het dorpje Sint-Margriete-Houtem, vlakbij de arduinen waterpomp van 1875. De Sint-Margarethakerk is afgesloten. Ze is nog omgeven door een kleine begraafplaats met als blikvanger een wit oorlogsmonument dat opgericht werd aan de helden die stierven voor het vaderland tijdens WOI. Een klein infobord bij de kerk vermeld: “Eénbeukige kerk bestaande uit vier verschillende bouwfazen. Uitbreiding van het schip en toren (vroege 13de-eeuw), gotisch koor (14de-eeuw). Het oudste gedeelte van de kerk is gebouwd met hergebruikt Gallo-Romeins materiaal”.

Achter de parking bevindt zich een hoge kapel. In een steen boven de toegang staan de woorden: J.S.M. en het jaartal 1891. De doorgang is afgesloten met een ijzeren hekwerk. Deze kapel werd opgericht aan de heilige Margarita. Zij staat op een sokkel met twee lammeren naast haar. De H. Margarita behoort tot de groep van 14 noodhelpers of noodheiligen. Zij wordt vooral vereert en aangeroepen voor het bekomen van gelukkige geboorten. Enkele vazen met plastieken bloemen sieren het altaar op. Een helrode sierdoek voor het altaar bevat de woorden: “H. Margarita B.V.O.” Twee mini ramen met loodglas kleuren het interieur. Een vriendelijke dame komt ons tegemoet en begint een praatje. – “Elk jaar in juni wordt hier nog een kleine processie gehouden. Vanaf de kerk tot hier. Het is een korte stoet maar ik vindt het mooi dat deze traditie nog wordt voortgezet. Ik denk wel dat jullie de kerk kunnen bezoeken. Bel maar aan, daar aan dat huis. Die mevrouw heeft de sleutel”. Wij danken haar hartelijk en trekken onze stoute schoenen aan. We mogen de kerk bezoeken. Tezamen met de verantwoordelijke worden we in de kerk rondgeleid. Binnen in de kerk, rechts naast het altaar, bevindt zich de grafsteen van Jan van Houtem. Eén van de oudste en machtigste families van Tienen, de familie van Hauthem, waaraan het gehucht zijn naam zou ontlenen. Hij was kanselier van Brabant en eerste baron. Ook het retabel is een bezienswaardigheid.

Met de kerk in de rug fietsen we naar links, richting knppnt 26. Het is ondertussen 11:30 uur geworden als we de eerste straat rechts nemen. We rijden in de Wijngaardestraat. Een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Hier worden we volledig door elkaar geschud. We mogen dan ook nog op onze trappers staan want het gaat heuvelop. Net uit het centrum hebben we een enorm mooi panoramazicht. De skyline vertoont hectaren laagstammige perenbloesems. De witte bloesem oogt van ver alsof het net gesneeuwd heeft. De landerijen vooraan zijn netjes omgeploegd. De bruine grond wacht om gezaaid of beplant te worden. Recht voor ons wappert de Belgische vlag. We zijn opgelucht als we na onze eerste beklimming halt houden bij de militaire begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem. Op 18 augustus 1914 werd de Slag van Houtem uitgevochten. Houtem lag op de Belgische verdedigingslinie van de Gete en het Belgisch leger trachtte er de opmars van de Duitsers vergeefs te stuiten. Op het Houtemse slagveld vielen 86 Belgische soldaten, enkele Fransen en een dertigtal Duitsers. 173 gesneuvelden werden toen op het Militaire kerkhof van Houtem begraven. Eerst lezen we ons eerste infobord: “Midden op het slagveld. Kijk, voor je deze begraafplaats verkent, eerst even om je heen. Alles wat je ziet, was op 18 augustus 1914 een slagveld- letterlijk.

Die dag werd Sint-Margriete-Houtem verdedigd door het 22ste-Linieregiment, 2.200 man sterk. Hun taak: 13.000 Duitsers tegenhouden. Onbegonnen werk natuurlijk, en na een paar uur moesten ze zich ijlings terugtrekken. In die paar uur waren meer dan 300 Belgen en een onbekend aantal Duitsers gesneuveld. In de weken en maanden na de slag werden de gesneuvelden in voorlopige graven gelegd. In 1916 besloot de bezetter ze te groeperen op een nieuwe begraafplaats dat onder toezicht van de Duitse architect, Jacob Erkelenz werd aangelegd. Het werd deze heuvelrug met uitzicht over het slagveld. In het begin lagen hier niet alleen Belgen, zoals nu, maar ook Duitsers en enkele Fransen. In de jaren 50, van vorige eeuw, werden de Duitse doden overgebracht naar het oorlogskerkhof van Vladslo, in West-Vlaanderen. Ook de Franse militairen werden gerepatrieerd. Enkele tientallen Belgische doden werden door hun familie naar hun geboorteplaats gebracht. Daardoor liggen hier momenteel nog 173 Belgische militairen, waarvan er vier niet meer konden geïdentificeerd worden. De meeste slachtoffers zijn van het 22ste-Linieregiment. Dat regiment rekruteerde voornamelijk in West- en Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Dat zie je aan de plaatsnamen op de grafstenen”.

Links naast de tekst is een zwart wit foto aangebracht met de volgende tekst: “August. Deze foto is waarschijnlijk genomen in het centrum van Tienen, kort voor het standbeeld werd overgebracht naar de begraafplaats (de man rechts is architect Erkelenz). Oorspronkelijk had het beeld een Duitse helm op het hoofd, maar die werd na de oorlog door vandalen vernield. In de volksmond wordt het beeld ‘August’ genoemd- wellicht een verkeerde lezing van het opschrift op de voet, dat Duits is voor ‘augustus’, de maand waarin de veldslag plaatsvond”.

Vervolgens lezen we nog een korte tekst uit het dagboek van Firmin Van Waerebeke. Een soldaat bij het 22ste-Linieregiment: “Opeens valt het kanon aan het bulderen: ’t zijn de onzen die te Houtem op een hoogte staan en de Duitsers bemerkt hebben. Ze naderen: eerst op 600 meter, dan op 400 meter: feu à volontè! Ze lopen vooruit met twee of vier en laten zich dan alle 30 of 40 meter vallen om te schieten; telkens ze opstaan, geven we vuur en nu en dan stuikt er een”.

Op de militaire begraafplaats staan de welbekende verticale arduinen zerken van WOI. De kleine ronde Belgische driekleur en de bronzen plaat vooraan met naam, voornaam, rang, geboortedatum en datum van overlijden. Op het betonnen voetstuk van elke zerk ligt een witte kiezelsteen. Op het steentje werd een klaproos geschilderd. Een mooi gebaar. Nergens wordt vermeld van wie dit initiatief uitgaat. Het monument achteraan met de bijna naakte man, is van Baronin von Vraniczani. Rechts van de inkom staat het schuilhuisje met bezoekersboek. In het register zoeken we tevergeefs naar een naamgenoot. Een grondplan werd tegen de wand bevestigt. De Japanse kerselaars bloeien weelderig. Voor de ingang van de begraafplaats staat een picknicktafel. We maken er dankbaar gebruik van.

Na onze picknick rijden we de Wijngaardestraat ten einde en dwarsen het kruispunt met de Oplintersesteenweg. We volgen Tiensveld op een smal pad. Hier vertoont de skyline het industrieterrein van Tienen met schuin links de kerktoren. We zijn omgeven door weilanden, met in de verte slechts enkele boerderijen. Hier in de open vlakte voelen we de kille wind. De zon gaat soms nog schuil achter een wolkensluier. De kersenbomen kleuren mooi wit. Dat maakt onze fietstocht nog aangenamer.  

Na knppnt 26 rijden we tussen de fruitplantages, met vooraan hectaren grond waar  asperges geplant zijn. De eerste asperges worden in februari gestoken. Het echte aspergeseizoen werd half april geopend. De oogst loopt nog tot eind juni. We volgen ondertussen knppnt 59. Linksaf de Kopstraat volgen, die nog smaller is dan ons vorig pad.   We rijden langs enorme landerijen met perenbloesem. Aan de overzijde houden we halt bij een appelplantage. De roze rode bloesem zit nog verdoken in de knoppen. Lang duurt het niet meer. Voor we Utsenaak bereiken fietsen we langs hoogstammige kersenbomen. Alles kleurt maagdelijk wit. Prachtig om naar te kijken. Verschillende kleine vogeltjes vliegen van boom naar boom. De leeuwerik vliegt vliegensvlug weg voor we een foto kunnen nemen. Ondertussen lost de nevelsluier op. Het wordt gevoelig warmer, maar de wind blijft koud. Bij de tweede splitsing rechtsaf in de Lindebaan. Volgende straat rechtsaf in een smal pad tussen landbouwgrond dat slechts wordt gebruikt door tractors. We naderen de boogpoort van het voormalige klooster van Maagdendaal te Oplinter. Het klooster van Maagdendaal is een voormalige abdij van nonnen die in 1215 werd gesticht. Het klooster werd tot tweemaal toe verwoest door oorlogshandelingen. Pas in de 16de-eeuw werd ze terug opgebouwd. Toen de Fransen binnenvielen werd de abdij opgegeven. Eind 1796 werden de gebouwen verkocht. Nu rest er nog slechts een aanzienlijke hoeve met het indrukwekkend poortgebouw. De beeldengroep in de nis boven de poort heeft het hard te verduren door weer en wind. Alles roept om gerestaureerd te worden.

Bij het centrumbord van Oplinter moeten we rechtsaf in de Maagdendalweg. We verlaten het dorp zonder het centrum aan te doen. Rechtsaf in de Ganzendries. Bij de splitsing is een driehoekige kapel gemetst. Maria staat in een nis naast een gedoofde noveenkaars. De wegkapel werd ingewijd in 1936 en hernieuwd in 1989. We vervolgen onze weg over de Grote Gete.   

Als we knppnt 58 volgen dwarsen we weer de Grote Gete. Naast de brug werd een herdenkingssteen geplaatst voor Romain Oelemans. Hij was lid van de Rotary club Landen en is hier verongelukt op 6 juli 2001.  

 

We rijden 2,2km over de Oude Spoorweg tot knppnt 58. Ons pad is afgeboord met loofbomen en struiken waar ontelbare kleine vogels zich gehuisvest hebben. Het is een getjirp en gefluit van jewelste. Tussen de gewassen spotten we vaak fazanten. Rechts van ons bevindt zich een golvend heuvellandschap met een bont lappendeken van wei- en landbouwgronden. Bij het station van Neerlinter ligt een weide met paardenbloemen. Een gele weide, alsof ze hier gezaaid zijn. Het oogt mooi. Van ver leek het alsof hier koolzaad groeide. Neerlinter ligt in het Hageland en is eveneens de fruitstreek van Vlaams-Brabant. De streek tussen Tienen  en Zoutleeuw wordt sinds mensenheugenis Linter geheten.  

 

Na ons knppnt slaan we rechtsaf op oude kasseien. We klimmen omhoog tegen 8 km per uur. Linksaf volgen we de Getestraat vlak naast de Grote Gete. De oever is begroeid met koolzaad. Uit het zaad wordt koolzaadolie getrokken. Van koolzaadolie kan ook biodiesel gemaakt worden. Het koolzaad is inmiddels een belangrijk akkerbouwgewas. Het levert enorm mooie foto’s op. Onze weg wordt een grindpad. Bijna even gevaarlijk als de kasseiweg van daarnet. De kleine steentjes springen onder de banden alle kanten op. We passeren een jong koppel. Mevrouw heeft zich in de schaduw gezet met haar iPad. Meneer heeft haar fiets ondersteboven op de grond geplaatst en mag de stuk gereden binnenband repareren. Hopelijk blijven wij daarvan gespaart. Rechtsaf, nog steeds Getestraat, maar nu op beton. Oef, onze banden staan nog hard. Hier bevindt zich een natuurgebied dat beheerd wordt door Natuurpunt. Een infobord vertelt: “Beheer van het Doysbroek. Het vroegere ‘dorpsbroek’ dat de inwoners van Linter als gemeengoed deelden, omvat bloemrijke graslanden en structuurrijke valleibossen en houtkanten. De jarenlange intensieve landbouw zorgde echter voor een zware verstoring van de bodem door bemesting en verdroging. Met een gericht maai- en begrazingsbeheer tracht Natuurpunt het vroegere landschapsbeeld te herstellen. Zo ontstaat hier een halfopen landschap waarbij beemden, ruigtes en struweel elkaar afwisselen. De afwateringsgrachten slibben geleidelijk aan dicht waardoor de gronden terug kunnen herstellen naar hun oorspronkelijke staat. Dit zal zeker de dieren- en plantenrijkdom vergroten! Ook cultuurhistorische elementen zoals knotwilgen en haagkanten worden goed onderhouden om woongelegenheid te bieden aan heel wat dieren”.

 

In de verte besproeit een tractor een veld. Het aroma komt ons tegemoet. We moeten opnieuw klimmen. Als de stank enigszins draaglijk wordt houden we halt om van een panoramazicht te genieten. Op de achtergrond een kersenplantage met sneeuwwitte bloesems. Tegen de grond ontwaren we enkele bijenkasten. Achter de plantage steekt de spitse punt van een toren uit. De kerktoren van Melkwezer. De volgende straat rechtsaf in de Begijnhofstraat tot het eind. We zijn in het centrum van Melkwezer, een deelgemeente van Linter. De Sint-Pancratiuskerk met kleine begraafplaats errond is links van ons. Op de hoek van de Dorpstraat en de Waterhofstraat staat het Heilig Hartmonument. Dan valt mijne frank. We zijn daarstraks ons infobord vergeten bij het oude spoorwegstation van Neerlinter. We hebben geen van beiden het paneel gezien. Het moet er nochtans staan. Ik besluit terug te rijden. Bomma wacht hier, over de kerk, op een rustbank. Wat de kop vergeet moeten bompa’s benen bekopen. Terug langs de odeur die het land besproeid. Weer langs het kiezelpad met kans op een platte band. Terug langs de oud bollige kasseiweg tot het station. Ik zie van ver ons infobord staan. We zijn het voorbij gefietst toen we alleen oog hadden voor het gele paardenbloemen tapijt. Ik lees op het bord: “Een zwarte dag. Dinsdag 18 augustus 1914 was een zwarte dag voor het Belgische leger. Twee weken lang hadden ze het de vijand lastig gemaakt, maar die 18de augustus ging een grote Duitse legermacht in de aanval op een frontlijn tussen Geetbets en Tienen. De Belgen werden overal teruggeslagen. Nog diezelfde dag gaf koning Albert zijn troepen het bevel zich terug te trekken naar Antwerpen.

De brug over de Gete, hier vlakbij, werd op 18 augustus verdedigd door amper één compagnie van het 22ste-Linieregiment. - hooguit 120 tot 150 manschappen. Kort na de middag zetten de Duitsers de aanval in. Eerst beschoot hun artillerie de Belgische stellingen aan de brug. Het station van Neerlinter werd daarbij zwaar beschadigd. Daarna joeg het voetvolk de laatst Belgen op de vlucht.

Na het gevecht trokken de Duitsers het dorp Neerlinter binnen. Daar staken ze 80 van de 120 huizen in brand. De meeste inwoners waren toen al gevlucht in de richting van Oplinter en Tienen”. Firmin Van Waerebeke, een soldaat bij het 22ste Linieregiment schrijft verder in zijn dagboek het volgende: “Maar ziet, daar komt enen talrijke bende recht op het brugsken af. De onzen schieten dapper, maar voor de overmacht moeten ze achteruit. Gansch onze post, ransels achterlatend, wijkt, kruipt door een gat dat gelukkiglijk door twee soldaten op voorhand in een haag gekapt was, en komt zoo over eene gracht en over den ijzerenweg in de groote loopgracht waar de compagnie ligt”. Ik maak enkele foto’s en keer terug naar Melkwezer en moeder de vrouw.

 

Na een rustpauze rijden we verder tot ons Rina een ijssalonnetje ziet. We hebben dorst en zin in iets fris. Naderhand rijden we tot het volgende kruispunt, niet linksaf, maar houden we links aan in een smal tractorpad, tussen de Dorpstraat en de Lindestraat. Volgende pad linksaf fietsen tot het eind. Linksaf in de Helen-Bosstraat met wind op kop. Het is even afzien, maar het kan erger. De hoge bakstenen kapel op de hoek van de Helen-Bosstraat is gewijd aan Maria. Tegen de beige geschilderde muren staat Maria met kind op een klein marmeren altaar. Stoelen nodigen uit om even te verpozen. De groen geschilderde dubbele deur is omgeven door een boog van Franse steen.

 

Rechtover het gemeentehuis met het aanpalend politiebureel van Linter, staat ons infopaneel waarop we lezen: “Commandopost van de lansiers. Op 10 augustus 1914, een week na de Duitse inval in België, leverden enkele duizenden soldaten een kort maar bloedig gevecht in Orsmaal-Gussenhoven. De inzet: zes bruggen over de Kleine Gete. De Belgen van het 3de Lansiersregiment waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht, en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te trekken. Wanneer een leger een vijandelijke aanval verwacht, proberen de officieren kort achter de frontlijn een commandopost te installeren: een min of meer veilige plek van waaruit ze de operaties kunnen leiden. Het gebouw voor je-tegenwoordig het gemeentehuis van de fusiegemeente Linter- destijds het gemeenteschooltje van Orsmaal- deed die 10de augustus dienst als commandopost van het 3de Lansiersregiment. Van hieruit dirigeerde kolonel Hagemans, de regimentscommandant, zijn troepen. Achter de school stond tijdens de gevechten een peloton lansiers verdoken opgesteld. Zij konden als versterking in de strijd worden gegooid. De school, gebouwd in 1904, deed tegelijk dienst als Rode Kruispost. De gewonden die van het slagveld werden afgevoerd, kregen er de eerste zorg toegediend. Wanneer hun toestand het toeliet, werden ze overgebracht naar ziekenhuizen in Tienen en Leuven”. Rechtsaf in de 3de Regiment Lanciersstraat. Voorbij de oude pastorie met museum tot bij het monument van de 3de Linieregiment voor de kerk. Het monument werd opgedragen aan kapitein commandant Leon Knapen. De eerste St-Lambertuskerk werd gebouwd door de graaf van Leuven in 1106-1132. In 1737 brandde de toren af en men besloot een nieuwe kerk te bouwen. Het duurde nog tot 1765 toen de eerste steen werd gelegd voor de huidige kerk. De toren is 20 meter hoog en heeft nog een spits van 8 meter. De twee koorvensters werden in 1818 dicht gemetst. In 1940 werd de kerk door een bombardement zwaar beschadigd. Oude zerken en kruisen staan tegen de kerkmuur tentoongesteld. Beschreven in het Latijn en verweert door weer en wind. Enkele onduidelijke jaartallen. Achter de kerkhofmuur ligt een waterpoel met waterplanten en ontelbare lawaaierige kwakende kikkers. Slechts hun ogen steken boven het water uit.

Rechts naast de hoofdingang vinden we enkele grafzerken van oud-strijders van 1914-1918.  Hun namen werden op de pilaren aangebracht. Op het ereperk liggen zeventien slachtoffers van 10 augustus 1914 begraven. De zerken flankeren een enorm monument met een gebeeldhouwde Belgische soldaat met een engel. Rechts van het monument is de zerk geplaatst van Leon Knapen.

Langs dezelfde weg terug en rechtsaf in de 3de. Regi. Lanciersstraat. Ons volgende kapelletje is met cement bepleisterd en grijs geschilderd. Achter de getraliede deur staat O.L.Vrouw met kind. Nogmaals achter tralies. Een noveenkaars wordt geflankeerd door twee siervazen met bloemen. Mooi onderhouden. Na wat bochtenwerk vinden we in de tuin van een moderne boerderij twee symbolen waar hier alles om draait. Een reuzen appel en peer. Op de brievenbus prijkt dan weer een mini tractor. Het broodnodige materiaal van de fruitteler. Tussen het koolzaad vinden we knppnt 54 en paneel 17 in de Kleine Getestraat over de Kleine Gete. “Een kort maar bloedig gevecht. Op deze plek werd ooit gestreden op leven en dood. Op 10 augustus 1914 leverden Belgen en Duitsers hier het eerste gevecht op Brabants grondgebied. Het was meer een schermutseling dan een heuse veldslag, maar het was daarom niet minder ingrijpend. De Belgen verdedigden zes bruggetjes over de Kleine Gete - je staat bij één ervan. Het zwaarst werd er gevochten bij de brug over de steenweg, een paar honderd meter links achter je (er staat nu een gedenkteken). Maar de Belgen waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht, en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te trekken.

We weten niet precies hoeveel soldaten er in Orsmaal zijn gesneuveld, maar waarschijnlijk ging het om 21 Duitsers en zowat 30 Belgen. In de hoeve Halleux, recht voor je, werd een Belgisch peloton onder leiding van luitenant Halleux belegerd door de Duitsers. De gevechten werden geleverd door cavaleristen, ruiters te paard. Aan Duitse kant vocht er een eenheid ulanen mee, een gevreesd ruiterkorps. Toen de Belgen probeerden uit te breken, werden ze gedood of verwond. Veel dorpsbewoners waren op tijd gevlucht. De achterblijvers verstopten zich in hun kelders. Toch werden verschillende onschuldige burgers door de Duitsers beroofd, mishandeld of vermoord”.

Adolphe De Clerck, onderpastoor van Orsmaal in 1914 schreef in zijn dagboek: “Het was vier uur in den namiddag, de slag was sinds twee uren geëindigd en nog staken zij het vuur aan twee grote huizen”.

We rijden naar de bewuste brug. Rechtsaf op de grote baan. Het is nog een heel eind. We vragen het aan het plaatselijke bewoner. We zitten juist. Het is een monument in de vorm van een grafzerk met als opschrift: “Brug Lt. Comte van der Burch 2eEskadron – 3e Lansiers 10-8-1914”. Luitenant Graaf Willem van der Burch was bevelhebber over de 3de Lansiers en verdedigde deze brug met zijn manschappen. Toen het onhoudbaar werd gaf hij het bevel om terug te trekken. Hij werd twee maal in het been getroffen. Hij bleef echter strijden tot de dood. Hij was 33 jaar oud.

Terug naar knppnt 54 en rechtsaf rijden we verder over de Waaiberg tot de splitsing. Rechtsaf in de Hespense Steeg. Een lang smal pad tussen weilanden, afgeboord met populieren en knotwilgen die hoognodig gesnoeid moeten worden. We fietsen tot knppnt 55. Rechtsaf en nu fietsen we 1200 m en dwarsen de Langstraat met de St-Annakapel. Rechtdoor richting Neerhespen-centrum. De St-Mauritiuskerk van 1773 heeft een  kanonskogel in de gevel. Een ingemetste arduinen steen vermeldt: “Bataille de Neerwinden 1793”. Rechtdoor tot bij knppnt 56. Nu moeten we naar knppnt 60. Dat is bijna zeven km. Rechtsaf dus bij knppnt 56. We rijden door de Walsbergenstraat. Linksaf in de Vijverstraat in Overhespen, tot het eind. We rijden niet door het centrum.

Linksaf in de Brouwerstraat voor flink wat bochtenwerk. Tussen akkers en weilanden kronkelt ons fietspad. Langs ondiepe beken of waterlopen, soms afgeboord met knotwilgen.  In de Hekstraat bij de Kapel van O.L.Vrouw  van Bijstand houden we nogmaals halt. De kapel werd hier in Overhespen gebouwd in 1920 door de heren Charles Dennen, Arthur Bourmanne en Arthur Henot als dank voor hun veilige terugkeer uit WOI. De laatste restauratie gebeurde in 2011.

Na het volgend kruispunt weer weiland, weiland en nog eens weiland. Stevige klimmingen met natuur in overvloed. Traag komen we vooruit, maar zo genieten we des te meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We moeten linksaf op de N3. De volgende straat weer linksaf in de Keienpoelweg, maar het is de Tolstraat. Bordje gemist of…? Misschien de volgende straat? De N3 is juist. Misschien aan iemand vragen? Niemand op straat. Verder door. Na een kwartier kan ons Rina toch iemand strikken om de weg te vragen. Na veel gepalaver vinden we onze weg terug. Blijkbaar daarstraks toch een bordje gemist, of het staat er niet meer. Een benzinestation langs de weg heeft een digitale thermometer die 21° Celsius aangeeft. Na een kwartier rijden zijn we terug op onze fietsroute. Knppnt 60. Linksaf dus in de Keienpoelweg. Daarna dwarsen we de Eliksemstraat en rijden het centrum van Hakendover binnen. De deelgemeente van de stad Tienen ligt pal op de grens van Hageland en Haspengouw. Voor we de kerk bezoeken zetten we ons op een terrasje langs de weg. Bij een Omer en een alcohol vrij biertje voor moeder de vrouw is het zalig nakaarten over de tot nu toe gereden route. De tafeltjes zijn oude naaimachines. Op het ijzeren onderstel werd een tafelblad aangebracht. Heel origineel.

Daarna bezoeken we de Goddelijke Zaligmakerkerk die ooit een bedevaartsoord was. Volgens de stichtingslegende wierven drie vrome maagden in het jaar 690 twaalf arbeiders aan om de eerste kerk in Hakendover te bouwen. De plaats werd hun door een engel aangewezen op de “dertiendach”. Een dertiende werkman, die tijdens de werkzaamheden duidelijk aanwezig was, ontbrak steeds bij de maaltijden en bij de uitbetaling van het loon. Het was de Heer zelf die bij de bouw van het heiligdom assistentie bood! De huidige kerk is het resultaat van verschillende bouwcampagnes: in de 12de eeuw werd de Romaanse westertoren gebouwd. In de 13de eeuw de kruisbeuk en schip. In de 14de eeuw werd voor een hoog gotisch koor gezorgd. In de 15de eeuw kwam er een zuiderkruisbeuk en een eeuw later zorgden de trouwe parochianen voor een noorderkruisbeuk en een sacristie. De zijbeuken dateren van 1765. Na de brand van 1860 kreeg de toren steunberen. Het zijn enkele trappen omhoog tot het monument van gesneuvelden van beide Wereldoorlogen.

Nadien komen we terug en slaan linksaf in de Putstraat. We volgen verder knppnt 60 langs weilanden. Bij de grote baan (N3) fietsen we rechtdoor in de Bosschelstraat. We rijden richting Tienen. Ondertussen is het 17:30 uur voorbij. Wind op kop en weer een klimming. We worden moe. Dan zijn we bij knppnt 60.

Linksaf voor knppnt 62. In de verte de suikerfabrieken van Tienen. Rechtsaf in de Ambachtenlaan  tot aan de Oude Spoorweg. Linksaf op het Kluizenaarspad met links en rechts struikgewas en knotwilgen. Hier voelen we geen wind. We beginnen als het ware te zweten tijdens een klimming. We naderen nog maar eens de grote baan (N3). Hier rechtsaf en fietsen eerst rechtdoor naar het centrum van Grimde. Een klein vierkant bordje met klaproos leidt ons naar de Necropolis van Grimde.

Een monument van stilte. Het is een uniek monument dat aan de buitenkant een kerk is en binnenin een begraafplaats. Hier liggen de stoffelijke resten begraven van 140 Belgische soldaten die het leven lieten tijdens WOI. In hun opmars naar Frankrijk kwam het op 18 augustus ’14 in Grimde en St-Margriete-Houtem tot een treffen tussen het Duitse leger en Belgische militairen. De Duitsers wonnen, de Belgen wachtte de taak hun gesneuvelden te begraven. In een streven om hen een respectabele begraafplaats te geven werd een niet direct voor de hand liggende locatie gekozen; de ruïnes van de oude Sint-Pieterskerk, hier in Grimde. De crypte evolueerde vrij snel van begraafplaats tot een plaats van bezinning en herdenking. Al in volle bezettingstijd vonden hier onder toeziend oog van de bezetter herdenkingsplechtigheden plaats. Na de oorlog werd de kerk gerestaureerd en kreeg de oorspronkelijke parochiekerk een definitieve invulling als soldatenkerkhof. We moeten ons haasten want de kerk sluit om 18 uur. Langs de hoge zware bronzen deuren dalen we enkele treden af tot in de crypte. De witte grafstenen zijn sober, maar indrukwekkend. Op de zerken liggen foto’s, plaketten en kransen van familieleden. Elke zerk is versierd met een Belgische helm en een eikenblad als teken van moed en wijsheid. De mooie gekleurde glasramen, vervaardigd in WOI taferelen, scheppen een speciale sfeer. Het is overweldigend. De begraafplaats is helder verlicht. De meeste opschriften zijn in het Frans. Het loont de moeite om langs hier te passeren.

Het Getelinie infobord 20 legt uit: Stad der doden: De Necropolis… op 18 augustus 1914, twee weken na hun inval in België, bereikte het Duitse leger Tienen. Ten noorden en Oosten van de stad botsten ze op de achterhoede van het Belgische leger, het 22ste Linieregiment. Het kwam tot een veldslag, waarbij honderden soldaten sneuvelden. Die werden in de dagen en weken daarna in geïmproviseerde graven gelegd. Begin 1915 kreeg de Gemeentelijke Ontgravingsdienst van de Duitse bezetter de opdracht om de gesneuvelden, Belgen zowel als Duitsers, plechtig te herbegraven. Dat zou gebeuren op een speciaal aangelegde begraafplaats in Sint-Margriete-Houtem, maar die werd snel te klein. Daarom besloot men 145 Belgische gesneuvelden hier bij te zetten, in de bouwvallige Sint-Pieterskerk. Die kreeg ook een nieuwe naam: Necropolis, de Dodenstad. Momenteel liggen hier nog 140 Belgen begraven. Eén van hen is kolonel Guffens, de bevelhebber van het 22ste Linieregiment. Hij overleed in 1943, en werd op zijn eigen verzoek bijgezet tussen zijn mannen”.

Een Duitse tekening werd naast de tekst afgebeeld en toont de Necropolis tijdens de oorlog: “Aanvankelijk stonden er kransen op de graven, later houten kruisjes. Bij de ontploffing van een munitietrein in 1919 liep de kerk zware schade op. In 1928 werd de herstelde Necropolis, ditmaal met grafstenen, plechtig ingehuldigd”. Ons infozuil heeft nog een tekst uit het dagboek van Léonard Reynaerts, Gemeentelijke Ontgravingsdienst Tienen, 1915. “De lijken werden aan een grondig onderzoek onderworpen ter vereenzelviging. Alle gevonden voorwerpen en souvenirs dienden ontsmet door middel van brandende alcohol, waarna ze geborgen werden in een gesloten omslag met buitenzijdse vermelding der identiteit van de afgestorvene”.

Het is zes uur als we terug buiten staan in het zonnetje. Op de bronzen plaat bij de ingang lezen we nog: “In Memoriam, in deze crypte rusten 140 van onze helden, gesneuveld voor het vaderland op het slagveld van Houtem Ste Margeriet en Grimde 18-8-1914”.

Terug naar de N3, linksaf en rechtsaf in de Witte Vrouwenpad voor ons volgende paneel nr 19 bij het station van Grimde. We lezen: “Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Het kostte twaalf dagen om de forten van Luik te veroveren, maar toen dat uiteindelijk gelukt was, lag de weg naar het binnenland open. De eerste natuurlijke hindernis voorbij Luik was de rivier de Gete, ten oosten van Tienen. Daar lagen duizenden Belgische soldaten klaar om de Duitsers tegen te houden. De Belgen kwamen naar het front met speciale soldatentreinen. Hier, in het stationnetje van Grimde, een paar kilometer ten westen van de Gete, stapten ze uit. Op 18 augustus werden ze aangevallen door de Duitsers – later die dag werd er ook meer noordelijk gevochten, in en rond Sint-Margriete-Houtem. Bij de gevechten in Grimde en Sint-Margriete-Houtem kwamen meer dan 300 Belgen om het leven. Lang voor 1914 hadden stafofficieren in alle legers minutieus berekend hoe lang het zou duren om honderdduizenden soldaten met de trein naar het front te brengen. Zelfs een kleine hapering, dachten ze, kon dramatische gevolgen hebben. “Elke dag vertraging bij het afkondigen van de mobilisatie,” waarschuwde de Franse stafchef Joffre, “betekent dat de vijand 15 tot 25 kilometer verder doordringt op ons grondgebied”. Na de oorlog werd het station van Grimde gebruikt om munitie op te slaan. Op 21 maart 1919 ontspoorde vlakbij een goederentrein en ontplofte de munitie. Er vielen drie doden, en alle huizen binnen een straal van 500 meter werden vernield of zwaar beschadigd”.  

Een bordje brengt ons tot bij de grote Kapel ten Steen. De deur staat uitnodigend open.  Het mooie schilderij van de Proostbroeders hangt hier te donker. Er hangen vele infoborden waarop we lezen dat deze kapel is gebouwd langs de Romeinse heirbaan van Keulen naar Boulogne-sur-Mer. Ze maakte deel uit van de leprozerie voor mannen buiten de Maastrichtse poort. Een Benedictijnenmonnik-kluizenaar verzorgde er de zieken. De kapel werd toegewijd aan de H. Maurus. Bedevaarders zetten een ijzeren kroon op om hoofdpijn en kopzorgen te voorkomen en te genezen. Het gebedshuis werd ingewijd in 1331. In de loop der volgende eeuwen onderging het verscheidene uitbreidingen. Er kwam ook de Mariaverering bij en kreeg het bedevaartsoord zijn huidige naam. In 1699 kreeg de kapel haar huidige uitzicht. Dat is ook de datum die we aantreffen boven de ingangspoort. Na de brand van 1755 herbouwde men de zuidelijke zijbeuk. Het beeld van O.L.Vrouw is gehouwen uit steen van Euville (Franse kalksteen)”.  

Verder tot knppnt 62. Een kwartier later belanden we bij de Begijnhofkerk van Tienen. Beter gekend als de ruïne van de Paterskerk, de tweede oudste begijnhofkerk van België. In 1245 was men begonnen aan de bouw van de kerk. De begijnhofsite werd tijdens de luchtbombardementen in 1944 bijna volledig verwoest. Enkele kloostergebouwen, het ziekenhof en de ‘Paterskerk’ bleven gespaard. Op 22 september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark.

We moeten knppnt 24 hebben maar die staat hier niet bij. We volgen even rechtdoor knppnt 13  langs de Bostsestraat tot over de N29. Hier krijgen we terug knppnt 24. Eureka. Knppnt 24 brengt ons naar de Markt van Tienen dat we even later bereiken. Op de klok is het 18:30u. We zijn in het centrum van Tienen aan de Grote Nete. De stad ligt op een hoogte van 40 meter. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening was Tienen een marktdorp, ontstaan langs de heirbaan Tongeren-Cassel. Begin 11de eeuw verwierf Tienen het stadsrecht en omstreeks 1250 was het de hoofdplaats van een meierij. De oprichting van drie suikerfabrieken in de 19de eeuw luidde een periode van nieuwe welvaart in. We vinden paneel 21 op de Kalkmarkt naast de O.L.Vrouw-ten-Poelkerk. Bij de vliegende madam. De tekst luidt: “In de jaren na de Eerste Wereldoorlog beleefde het zegevierende België een opstoot van vaderlandsliefde. De stad Tienen wilde niet achterblijven en besloot met steun van de Belgische staat een monument op te richten voor de Tiense gesneuvelden en gedeporteerden. Het vergulde beeld van Nikè, de Griekse godin van de overwinning, rust op vier stenen kanonslopen. Daarop staan in het Frans de namen van vier roemruchte slagvelden: Luik,Halen, Sint-Margriete-Houtem en de IJzer. De gewone Tienenaar was iets nuchterder: in de volksmond werd het beeld algauw ‘de gouden madam’ of zelfs ‘de vliegende madam’ genoemd. Op 23 mei 1923 werd het monument plechtig ingehuldigd in aanwezigheid van kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. De directeur van de Tiense muziekacademie, Bernard Van Perck, componeerde voor de gelegenheid twee cantates”.   

In het suikermuseum, op de Grote Markt, komt de hele wereld van suiker aan bod. Het gebouw dateert van 1846. Achtereenvolgens werd het Vredegerecht erin ondergebracht, het politiekantoor, de burelen van de Burgerlijke Godshuizen en Octrooien. Maar ook was de Dienst voor openbare Werken hier gehuisvest. Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van de Tiense Suikerraffinaderij werd besloten een Suikermuseum op te richten in de stad. In 2002 werd het suikermuseum hier geopend. Op de Markt staat het monument ter herdenking van de 75ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid. In de volksmond al vlug “De Groene” genoemd. Het monument is van Jef Lambeaux en werd hier onthuld op 6 augustus 1905.

De O.L.Vrouw-ten-Poelkerk dank haar naam aan een legende uit de 12de eeuw. Een eervol man zou zijn vermoord waarna zijn lijk in deze poel werd geworpen. Daarop voorspelde een vrouw dat er uit de poel een tempel zou oprijzen. Omdat sinds die dag heel wat mirakels aan de poel werden toegeschreven, gaf de toenmalige hertog van Brabant Jan I de opdracht tot de bouw van een kerk, ter verering van deze vrouw. Met de kerk wordt gestart op de Grote Markt tussen 1358 en 1375. Rond 1470 is de kerk voltooid maar in de eeuwen daarop werden herstellingen uitgevoerd. In 1635 leed de stad zwaar onder een Frans-Hollandse aanval tegen de Spanjaarden. Na WOI werd de laatste hand gelegd aan de kerk. In 1921 kon kardinaal Mercier de kerk inwijden.

Hier drinken we nog een laatste glas op een schaduwrijk terrasje. Het is 19:00 uur. Links naast de kerk staan vijf zuilen met personen. Dit monument herdenkt de inwoners van Tienen die zijn omgekomen of vermist in de oorlog van 1830, WOI en WOII. De Lourdes grot is ook een bezienswaardigheid. Het ‘grotteke’ werd gebouwd in 1858 na de verschijning van O.L.Vrouw in Lourdes. Een diepe grot met trapjes naar beneden. Veel plakketten met huldebetuigingen aan Maria getuigt dat deze grot nog steeds een bijzonder bedevaartsoord is.

Om terug naar knppnt 8 te rijden volgen we eerst een stukje knppnt 26. Linksaf op de aanlooproute tot bij het monument van het 22ste Linieregiment op de Kabbeekvest, nabij de Sliksteenvest op de N3. Het laatste infobord verklaard: “Dit monument voor de gesneuvelden dateert uit 1923. Het was een privé-initiatief van de ‘Amicale des Anciens Combattants de Hauthem Sainte-Marguerite’, een vriendenkring van vooral Gentse oud-strijders van het 22ste Linieregiment – de eenheid die de zwaarste klappen kreeg tijdens de Slag van Sint-Margriete-Houtem, op 18 augustus 1914. Op de achterzijde worden alle gesneuvelden van dat regiment opgelijst. Eigenlijk was het de bedoeling dat het monument op de militaire begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem zou komen, maar daar stak de Nationale Commissie voor Krijgsbegravingen een stokje voor. Dat had alles te maken met twee bronzen platen die op het monument waren aangebracht. De ene beeldde de Duitse inval in België af, de andere de Duitse gruweldaden tegen burgers. In de broze jaren twintig lag dat politiek toch te gevoelig, zeker op een begraafplaats waar toen nog Duitse soldaten lagen. Het monument kwam dan maar hier, aan de Oplintersepoort. Toen de Duitsers in mei 1940 opnieuw het land binnenvielen, haalden zij de bronzen platen weg. De plaat met de gruweldaden werd gesmolten, de andere wordt bewaard in het depot van stadsmuseum Het Toreke. Het monument was het werk van twee Gentse broers: Maximiliaan Le Roy ontwierp de sokkel, zijn broer Hippolite de beeldengroep. Die stelt een gewonde Belgische officier voor die een soldaat wijst waar de vijand zit. Opvallend detail: de twee mannen dragen een lange wollen jas. Deze jassen maakten deel uit van het officiële Belgische uniform bij het begin van de oorlog, ook al waren ze veel te warm voor de hete augustusdagen van 1914”.

We kijken uit naar een knooppuntenbordje met het cijfer 8. Dat zien we niet. Kortbij echter staat een wegwijzer naar St-Margriete-Houtem: 2 km. Ik moet ons Rina niet overhalen om dit bord te volgen. Ze drukt nog een blokje meer op haar e-fiets in en rijdt onvermoeid de laatste kilometers tot ons vertrekpunt. Ik kan haast niet volgen. We zijn terug bij de auto om 20:00 uur. Nog een uur rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs.






















12-05-2015 om 11:21 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
27-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bertemwandeling

Vrijdag 10 april 2015. Het is 14° Celsius als we om 09:45 uur vertrekken naar Vlaams-Brabant. Om 11:00 uur parkeren we onze auto op de kleine parking bij het kruispunt van de Bosstraat-Vernagelstraat, net buiten het centrum van Bertem. Vanaf hier vertrekt de Bertemboswandeling van 7,2 kilometer. Bertembos is een natuurgebied van ruim 200 hectare en wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het infobord ter plaatse vermeld: -“De 7,2 km lange wandeling werd uitgestippeld in het gebied ten noorden van de Voervallei. Het landschap is in dit deel van de Groene Gordel nooit eentonig. In de holle wegen geniet je van de meest verscheiden begroeiing. De wandeling voert je ook door een deel van het Bertembos en het Eikenbos, samen goed voor 155 ha groen. Aan de bosrand strekken zich weilanden uit en vruchtbare akkers. En daarbij hoort natuurlijk vaak een hoeve! De Bertemboshoeve of het Augustijnenhof is een mooie vierkanthoeve met nog een paar goed bewaarde 18de-eeuwse gebouwen. Ze behoorden toe aan de augustijnenpriorij van Terbank, die hier een stuk bos rooide”.

We volgen zeshoekige bordjes met ‘Bertemboswandeling’. We beginnen al vanaf het vertrek te wandelen over een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Onze kuiten worden onmiddellijk gewaar dat we klimmen. Een 200 meter verder gaan de kasseien over in een grindpad. Boven ons een schitterende blauwe lucht. Op de achtergrond lonkt het bos. De bomen zijn nog kaal maar als we dichterbij komen zien we toch reeds de open gesprongen bladknopjes. Vandaag voorspellen ze temperaturen tot 20° Celsius. Als deze temperaturen aanhouden staan binnen enkele dagen alle bomen in blad. We stappen door een holle weg die begroeid is met bomen en struiken. De wortels komen bloot te liggen door het spoelende regenwater. De takken en twijgen boven ons zorgen voor schaduw. Dat maakt het voor het moment nog fris. We zijn ondertussen ver weg van de straat. We horen geen auto’s meer. Vanaf nu worden we prettig omringt door vogelgeluiden. Het is soms uitkijken voor paardenuitwerpselen op ons pad. Als andere wandelaars ons passeren wordt er oogcontact gemaakt en een goedendag gewenst. Leuk toch?

Stilaan worden we geconfronteerd met de witte anemoon. Na een betonnen bunker hebben we een reusachtig mooi zicht over een groene vallei. Schapen en koeien grazen in de omringende weiden. Op de achtergrond bevindt zich het Eikenbos. De lucht is vol vogelgeluiden. We horen de vink en verder weg doet een specht zijn best tegen de stam van een boom. Ons Rina probeert meermaals een klein vogeltje te fotograferen. Ze blijven niet lang genoeg stil zitten. Het is soms hopeloos ze met de verrekijker te spotten. We kunnen toch genieten van  de koolmees tussen de struiken. Hij is duidelijk herkenbaar aan zijn zwarte kruin en gele borst. Ook de boomklever laat zich zien. Het actieve vogeltje met een lengte ven 20 cm heeft een puntig snaveltje. Als we lang genoeg stil staan wil het roodborstje zich ook vertonen. Vele boomstammen zijn bedekt met klimop. Ik vindt het maar niets. Ik heb echter gelezen dat het geen kwaad kan voor de boom. De klimop, het woord zegt het zelf, wil slechts hogerop om ook te genieten van lucht en licht.

 

Als we links afslaan, richting Eikenbos, hebben we een mooi uitzicht over de vallei. Het is een schilderachtig plaatje, wat we nu zien. Deze weilanden liggen er nog verlaten bij. De enkele kale bomen voor het bos hebben maretakken. De maretak is een half parasiet die leeft op bomen. Het is afhankelijk voor zijn water en zouten. Langs een tractorspoor bereiken we het Eikenbos. De naam zouden ze beter veranderen in Beukenbos. Eik is soms ver te zoeken, maar het zicht is betoverend. Een brede verharde dreef leidt ons door het dichte bos. We worden vergezelt van vogelzang. We horen ze duidelijk dichtbij, maar hun schutskleur beschermt hen. Alleen als ze bewegen verraden ze hun schuilplaats. Af en toe blijven we hijgend staan. We zijn het klimmen en dalen niet gewoon. Vanaf hier ligt er een groen en wit tapijt van anemonen. Soms afgewisseld met de gele anemoon of is het de ‘gewone speenkruid’?. De witte bloempjes hebben zes à zeven bloemblaadjes. De gele meeldraden wachten op insecten om het stuifmeel te verspreiden. Tussen de bomen ligt gesnoeid hout. De dunne en dikke takken worden netjes gesorteerd. Hier wordt duchtig werk geleverd. De dikste stammen worden verwijderd, de rest blijft ter plekke als schuilplaats voor insecten. Nog steeds horen we de specht op de achtergrond.

We komen bij de speelweide ’t Vossenhol dat opgestart werd in 2012. Hier moeten we linksaf. Er staan geen speeltoestellen. Men laat aan jong en oud over om creatief te spelen. De heuvels hebben een doorloopkoker en een vossenhol. De picknicktafels zijn op dit moment bezet door ouders met kleine kindjes. Achteraan zien we een enorme schuilhut. Bij de halfronde amfitheater zetten we ons bovenaan om te picknicken. Van al dat klimmen en dalen hebben we een reuze honger gekregen. Beneden ons, in het midden, werd onlangs nog een vuurtje gestookt. De achtergebleven as en houtskool ruiken nog na.

Een volgende bolle kasseiweg leidt ons tot bij de radar van Belgocontrol, die gebouwd werd in 1985. De rood wit geschilderde radar staat hoog op zijn betonnen paddenstoel. Hij draait constant in het rond. Zijn functie is er om te zorgen dat vliegtuigen veilig kunnen landen en opstijgen op de nationale luchthaven van Zaventem. Mocht deze radar door om het even wat uitvallen, dan wordt zijn functie overgenomen door een verderop gebouwde tweede exemplaar. Bij de eerste is op het gelijkvloers de administratie aangebouwd. Rondom rond werd een hoge afspanning geplaatst met prikkeldraad. In de vier hoeken staan pilaren met telkens drie camera’s. Ons Rina vraagt zich af of hier een gezin woont. Ik kan het mij niet voorstellen. Hier wonen met zo’n draaiend ding boven je hoofd? Wat een lawaai moet dat hier niet zijn ’s nachts?

Op het kruispunt van vier straten moeten we linksaf. Langs de tweede toren komen we niet. We wandelen door de Hoge Veldbaan die eveneens in kasseien is aangelegd. Terug door een holle weg. Tussen de wortels van de bomen bevinden zich diepe zwarte gangen in de grond. Vogels, vlinders, vleermuizen en knaagdieren vinden in de holle wegen voedsel en beschutting. We komen bij een volgende bunker. Bovenop de bunker groeien bomen en struiken. De wortels omstrengelen de betonnen constructie. De struiken zijn ideale schuilplaatsen voor de heggemus. De zenuwachtige vogeltjes springen gedurig van tak naar tak. Ondertussen tjilpen ze er duchtig op los. Een infobord aan de bunker geeft nuttige uitleg: “Deze gevechtsbunker maakt deel uit van de KW-linie, een verdedigingslinie die België aan de vooravond van WOII bouwde om ons land te beschermen tegen een Duitse inval. De KW-linie loopt vanaf het fort van Koningshooikt tot Waver en bestaat uit meer dan 400 betonnen bunkers. Slechts een klein aantal van deze bunkers werd tijdens de gevechten ook effectief gebruikt. Dankzij hun robuustheid bleven de meeste bunkers bewaard. Ze zijn enerzijds interessant historisch erfgoed, maar kunnen daarnaast een verrassende nieuwe bestemming krijgen. Deze bunker is bijvoorbeeld ingericht als winterslaapplaats voor vleermuizen. Vleermuizen slapen in de winter omdat ze dan weinig voedsel (insecten) vinden. Tijdens de winterslaap draait het bioritme van vleermuizen op een laag pitje: hun lichaamstemperatuur en hartslag zakken. Ze gebruiken hun vetreserves om de winter door te komen. Om uitdroging te voorkomen moeten winterverblijfplaatsen voldoende vochtig zijn. De temperatuur moet stabiel blijven tussen 2° en 10° C. Er moet voldoende rust zijn zodat de dieren niet wakker worden tijdens hun winterslaap. Daarom werd deze bunker afgesloten met een dubbele deur en werden de schiet- en verluchtingsgaten dichtgemaakt. De buitendeur is een replica van de originele deur, maar heeft een speciale invliegopening voor vleermuizen”.  

Na de holle weg belanden we in het centrum van Bertem. Deze Vlaams-Brabantse gemeente ligt in het Dijleland en heeft enkele mooie bezienswaardigheden en monumenten met een verhaal. De Sint-Pieters-Bandenkerk is een oude romaanse kerk met een opmerkelijk Mariabeeldje. De pastorie is opgetrokken in de stijl van Lodewijk de XVI en het Sint-Medardushof heeft een legendarische pachthoeve van de 17de eeuw. Het is hier vredig en stil in het dorp. We wandelen langs de gezellige huisjes met kleurige voortuintjes. De struiken met de bekende gele bloemen, die bloeien in menig tuintje, wordt het ‘Chinees klokje’ genoemd. Elke soort grond is geschikt voor deze plant. Een plek in de zon of lichte schaduw is voldoende. Linksaf in de Weygenstraat waar we meteen het centrum verlaten. Onmiddellijk worden we omringt door een landschap van akkers en weiden in een glooiend landschap. Tot hiertoe werd de wandeling mooi aangegeven. Alle bordjes zijn aanwezig. Op enkele zou een nieuwe sticker mogen. Ze zijn bijna verweert door de zon. We naderen het Bertembos. Ooit vormde het Bertembos en het Eikenbos één geheel. De naburige gemeenten rooiden eeuwen geleden de bomen. Het hout werd gebruikt  voor verwarming en meubels. De kale plekken werden verbouwd ten behoeve van landbouw en veeteelt.

We wandelen terug door een holle weg. Weer over kasseien die hier al heel, heel lang geleden zijn aangelegd. Een holle weg heeft een microklimaat. Het is er wind luw en schaduwrijk. Bij de splitsing houden we rechts. Nog steeds worden we vergezeld van de witte en gele bosanemoon. We houden van het geluid die de specht maakt als hij tegen een boomstam ramt. Deze vogel laat zich niet zien. Aan een zijpad moeten we rechtdoor. Ons pad slingert zigzag tussen de bomen en is afgeboord met witte anemonen. Een stil leven en een foto meer dan waard. Ons pad wordt een zandweg dat spijtig genoeg stuk gereden is door een zware tractor met oplegger. De bandensporen laten diepe afdrukken na die soms nog hemelwater bevatten. Insecten dwarrelen rond de poel. In de schaduw van een bouwvallige barak drinken we een slokje koffie. Rechtstaand bij gebrek aan zitbanken. We hebben een pet op ons hoofd. Dat is geen luxe, maar broodnodig. Het is in de zon warmer dan 20°. Toch genieten we volop van deze wandeling. Van de bloemen, de vogels en het zicht op het glooiend landschap.

Bij de volgende splitsing moeten we linksaf en duiken opnieuw het bos in. We blijven staan en genieten van het gezang van de vogels. Tussen de bomen groeit opnieuw rijkelijk de anemoon in het wit. Het lijkt alsof er een tapijt van sneeuw ligt. Alleen het groen verraad het seizoen. Het is bijna onmogelijk om vogels te spotten. Soms lijkt het of ze ons hoog in de bomen uitlachen. Kortbij zit een boomklever op een dikke tak van een oude beuk. Ons Rina kan eindelijk een foto nemen van de kleine vogel. Ik probeer hem met de verrekijker te spotten, maar tevergeefs. Hij fladdert alweer verder. Het is hier sterk heuvelachtig. We voelen het in onze kuiten. Onze koffie is bijna op. Het is warm en we zouden liever iets fris op een terrasje drinken. Ook hier worden de stammen om woekert door klimop. Het is ondertussen 13:30 uur geworden. Ons bospad is zwart door de bosgrond. Dennen groeien hier niet. Ik mis ze nu niet. De eik en de beuk groeien als pilaren recht omhoog. De kruin verroerd geen vin. Het is windstil. De oude eikenbomen zijn op sterven na dood. Slechts de kruin wordt nog groen. De dikke takken op ongeveer vier meter van de grond hebben reeds geen schors meer. Ze zijn dor en afgebroken. Het lijkt alsof de beukenboom de eik verdringt. De heerser van het bos. Een steile helling brengt ons tot in de vallei. Hier wil je niet wandelen tijdens een regenbui. Als een waterval stort dan het water naar beneden. Kort daarop maken we een steile klim naar boven. Daar moeten we even uitblazen. Mijn conditie heeft ooit beter geweest. Weer hetzelfde scenario. De anemoon rondom de beuk. Hier en daar een stil leven. Het is ogen strelend. Voor een kunstenaar is dit hier een waar paradijs. Kon ik de vogelgeluiden vast leggen op doek. Het zou het ‘gat in de markt’ zijn. Toch?

voelen ons alleen op de wandeling. Af en toe worden we gedwarst door een jong koppeltje. Waar is de tijd dat we zelf…? Maar ik wordt nostalgisch. Op het eind van de bosdreef komen we bij het boswachtershuisje van 1878. Het lijkt op een grote kapel met zijn boogramen. Achteraan staat een moderne houten jachtchalet. Dit is het hoogste punt van Bertem. We staan ongeveer 92,5 meter boven zeespiegel. We zetten ons neer bij een picknicktafel. In de schaduw van de nabij gelegen watertoren drinken we het laatste restje koffie op. De watertoren is gemetst in rode baksteen en meet 32 meter in de hoogte. Met een opslagruimte van 750 m³ voorziet hij de omliggende gemeenten van gezuiverd water.

We moeten verder rechtdoor wandelen. De watertoren laten we rechts liggen. Een eindje verder vinden we een appelplantage. De laagstam fruitbomen bloemen nog niet. Maar met deze temperaturen zal het niet lang meer duren. Een informatiebord geeft ons enige uitleg over de aangeplante fruitbomen: “Fruitbedrijf ’t Hoogveld produceert op een milieuvriendelijke manier appelen en peren en investeert in de aanleg van een nieuwe fruitplantage. Deze plantage is de eerste in België van deze omvang met deze variëteit”. Verder geeft het bord nog enkele cijfers van gebruikte materialen: “1.460 houten palen, 24.000 m draad, enzoverder”. We moeten rechtsaf langs een smal pad. We houden het bos rechts van ons en het weiland met jonge koeien links. Een langdurige afdaling met zand, modder en boomwortels. De mooie vergezichten zijn verhuld in een wazige mist. Na de afdaling rechtdoor over kasseien. We naderen de drukke baan en het einde van de stilte. Na de dreef met gele bosanemoon komen we terug in de werkelijkheid. Rechtsaf op de baan tot op de Oude Bosstraat. Linksaf door het dorp met eveneens oude kasseiweggetjes. De oude waterpomp op het kleine pleintje is overwoekert door klimop. Alleen aan de hendel is nog te zien dat hier vroeger water uit de grond werd gepompt. Nog één steile klimming. We horen de vink ijverig suskewieten. Om 15:15 uur zijn we terug bij de parking waar onze auto trouw heeft gewacht. We rijden naar het centrum om iets te drinken. We zijn uitgedroogd. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs.








27-04-2015 om 07:24 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Joey's spreekbeurt
Klik op de afbeelding om de link te volgen

We schrijven 7 april 2015. Een zonnige lentedag tijdens het paasverlof. De kleinkindjes, Joey en Yuna zijn bij ons op bezoek. Het is reuze gezellig om in de tuin te spelen, na zoveel maanden te moeten binnen zitten. Doch Joey surft graag op de computer. Met bomma gaat hij na een tijdje terug naar binnen. Ik speel ondertussen een gezelschapsspelletje met Yuna op de tuintafel. Een half uur later ben ik toch nieuwsgierig wat er in de huiskamer gebeurt. Ik ga stilletjes kijken en hoor Joey met bomma discuteren over voetbal. Over wat anders?

Ik speel ondertussen verder met Yuna. Een tijdje later komen ze toch naar buiten met enkele bladen papier. – ‘Bomma en ik hebben een spreekbeurt gemaakt. Wil je het horen bompa?’   Uiteraard wil bompa dat. Ze gaan op een afstand voor Yuna en mij staan. Joey leest van een blad papier een tekst af, terwijl bomma af en toe een afgeprinte foto in de hoogte houdt:  – -- ‘Onze spreekbeurt gaat over KRC Genk.

KRC Genk is opgericht in 1923. Het stadion noemt ‘De Cristal Arena’. Bomma toont een kleuren foto van het betreffende voetbalstadion. – ‘Er zijn 20.000 zitplaatsen en 5.000 staanplaatsen. Een capaciteit van 25.000 toeschouwers. Geopend in 1999 en speelt in eerste klas, hun trainer is Alex McLeish. Hij was vroeger verdediger bij Genk en is een Schotse coach. Dit is hun groepsfoto’. Bomma toont nu een groep voetballers net voor de match.

Enkele spelers hurken voor hun ploegmakkers. Joey leest verder: - ‘KRC Genk heeft al vier keer de beker gewonnen, en drie keer de landstitel. De clubkleuren zijn wit en blauw. Het thuistenue is blauw en wit en uit is zwart’. Bomma toont de laatste twee foto’s van twee verschillende tenues. ‘ Dit was onze spreekbeurt van bomma en Joey’.

Yuna en ik geven een daverend applaus. Iets voordragen is niet altijd evident. Voor Joey is dat helemaal geen probleem. Dat hij voor deze ploeg gekozen heeft verwonderd mij niet. Sinds VTM de reeks ‘Spitsbroers’ uitzend is hij in de ban van Racing Genk. Bomma vertelt mij later dat hij alles zelf heeft opgezocht en neergeschreven. De foto’s uitzoeken heeft hij ook alleen gedaan. Ze afdrukken heeft bomma voor haar rekening genomen. Tot schrijfs.


20-04-2015 om 21:49 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
13-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heidefietsroute

Het voorjaar is nu echt ingezet. De bloesem van de Japanse Kerselaar bloeit roze rood. De tulpenboom oogt zelfs mooi vanop afstand. De dagen zijn duidelijk langer geworden. Na een vermoeiende fietstocht kunnen we in de tuin nog een tijdje nakaarten bij een fris gekoeld streekbiertje. De wandelschoenen staan opgepoetst terug in de kast. In de zakken van de dikke wollen jassen hebben we weer nieuwe mottenballen gestoken. Ze kunnen weer voor enkele maanden in de kast. De temperaturen schommelen nu tussen de 15° à 20° Celsius. Ideaal om een fietstocht te maken. Laat ik alvast vertellen van onze fietstocht vier jaar geleden in Heide-Kalmthout met de volgende fietsknooppunten: 84-83-81-25-72-27-73-74-79-85-84.

Zaterdag 21 mei 2011. Om 10u vertrekken we met de auto naar kasteel "Ravenhof" in Stabroek. De fietsen staan op het draagrek achteraan de auto. Onze tweede fietstocht van het jaar wordt er één van 33,8 kilometer.

Afgelopen woensdag vertelde "Frank", onze weerman, dat het vandaag een schitterende dag  zou worden. Volop zon en temperaturen tot 25° Celsius. Kort daarop nemen we de fietsknooppuntenkaart en stippelen meteen een route uit. Het Ravenhof lijkt ons een goede plek om te starten. Vooral voor de parkeermogelijkheid. Het is al redelijk druk in het Ravenhof. Fietsers en wandelaars fietsen en lopen kriskras door elkaar. We vinden toch nog een rustig plekje om te parkeren op de parking, voorbij het kasteel. Om 10:30u rijden we met de fiets  naar knooppunt 83. Aan de rotonde laten we het kasteel rechts liggen en slaan de volgende weg links in. Kasteel Ravenhof staat op Belgisch grondgebied. In het Koetshuis, vooraan bij het kasteel is sinds 1999 een horecazaak gevestigd. Ondanks het vroege uur zitten er al mensen te genieten van een natje en een droogje. Een paar meter verder staat het theehuis "De Gloriëtte" uit 1768 op Nederlands grondgebied.

We rijden door het Moretusbos dat is aangelegd in 1760 – 1780 door de toenmalige eigenaar Joannes Moretus. Het is aangenaam fietsen in de ochtendkoelte onder een stralende zon. Rechtdoor tussen twee bomenrijen. Vogels kwinkeleren en in de verte roept de koekoek. Grandioos.

We rijden hier op het goede moment. Alle rododendrons staan in bloei. Van de rododendron bestaan wel meer dan 1000 soorten. Ze stammen af van de azalea. Het is een overwoekerende plant die zich het best voelt in iets zure luchtige grond. Als het aan de plant lag nam ze het gehele bos in. Op tijd snoeien is dus geen overbodige luxe. Ook over de grens, in Nederland, biedt men ons een palet aan loofboomsoorten aan. Bij sommige zit het lentegroen nog verscholen in de knoppen. We rijden door een dreef met aan beide zijde de bloeiende rododendron. Onze neus wordt geprikkeld door de  geurige bloemen. Aan FC Putte slaan we rechts af en volgen we knppnt 81. Het bos maakt plaats voor een gestructureerd landschap. De villa-eigenaars bezitten enorme landerijen met paarden die rustig staan te grazen. Geen gewone paarden maar springpaarden.

Even verder verlaten we Putte en fietsen we door Kapellen. De lucht is nog steeds lenteblauw. Rechts van ons bos, links woongebied. Heerlijk om hier te wonen. ’s Morgens gewekt worden door het gezang van verschillende vogels. We fietsen nu wat meer in de zon. Het wordt al wat warmer. In de voortuintjes bloeit hier en daar de gewone magnolia, of de tulpenboom. Er zijn wel meer dan dertig magnoliasoorten. Deze prachtige boom bloeit van april tot mei. Weer passeren we een mix van fraaie landschappen en uitbundig groen. Vlak voor het centrum maken we een scherpe bocht naar links en fietsen over de grens, terug op Nederlands grondgebied.

Even later zijn we in Kalmthout. We hebben ondertussen 6,5 km gereden. Vogels spelen de hoofdrol in de straten of lanen. Hun gezang wordt soms overstemt door auto’s die denken dat het hier een race- circuit is. Aan taveerne "De Kar" houden we onze eerste halte. We drinken samen een "La Chouffe". Een niet gefilterd blond bier. Aangenaam fruitig en gekruid met koriander met een lichte hopsmaak. Het is heerlijk op het in de zon doordrenkt terras. We hebben een mooi uitzicht op enkele wilgenstruiken. De takken buigen onder het gewicht van de katjes.

Om 11:45u vervolgen we onze weg, nog altijd knppnt 81. Onze trip is prima bewegwijzerd. Opnieuw rijden we onder de beschutting van de bomen en tussen de vele villa’s in Kalmthout. Hier moeten we naar links en rijden het centrum van Heide-Kalmthout binnen. Een gezellig dorp met in de eerste plaats een station. Een groot plein met enkele restaurantjes en terrasjes waar het heerlijk vertoeven is met een streekbiertje. We slaan links af en rijden de Kalmthoutse heide in. Sinds 18 februari 1941 geklasseerd als landschap. Hier vinden we ons een bankje om te picknicken.

De heide staat nog niet in bloei. Dat zal iets zijn voor augustus en september. De heide is tevens belangrijk voor reptielen zoals de hagedis en de adder. Het wordt drukker op de weggetjes. Fietsers en wandelaars passeren ons van twee kanten. Met een korte hoofdknik  begroeten ze ons en stappen verder. In de verte horen we een luidkeelse discussie van de ekster. Nog één boterham en we rijden verder. De bank is voor de volgende picknicker. Bij het verlaten van de Kalmthoutse heide wisten we nog niet dat vier dagen later, 25 mei 2011, 600 hectare heide en bos verwoest zou worden door een hevige brand. Sindsdien wordt dit heidegebied afgesloten bij extreme hoge temperaturen.

Een klein half uur later stoppen we aan het Natuureducatiecentrum "De Vroente". Het bezoekerscentrum van de Kalmthoutse Heide werd ingehuldigd door de Vlaamse Minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans op 26 september 1997. Er loopt een tentoonstelling over de heide maar het is gesloten tijdens de middag. Ook is er een Informatiekantoor gevestigd. Maar ook dat is gesloten tot één uur. We gaan toch binnen om een kijkje te nemen. Al is het maar om gebruik te maken van de toiletten. Toch zit er een dame aan de balie van de info stand. Ze stond ons graag te woord. Volgens haar naamplaatje noemde ze Alice. We kopen er twee wandelkaarten. Voorbij de stand is een grote zaal en ik kan door een raam bijenkasten zien staan. Honderden bijen vliegen rondom de kassen. Het is voor de eerste keer dat ik dit van zo dichtbij kon zien. Alice vertelt ons dat er een rondleiding zou worden gegeven om één uur. Voor slechts 2 euro. Toch mochten we bijna met onze neuzen tegen de ramen naar de bijen kijken die rond de kassen vliegen. Nu zijn ze wel extra actief vertelt Alice ons. Het mooie weer en de lente bloemetjes geven hen veel werk. We moeten nog naar de andere kant van de zaal komen kijken. Daar staat een bijenkast op ongeveer één meter van de muur. Er loopt een glazen koker van de kast door de muur naar buiten. Met honderden lopen de bijen door de glazen koker naar de kast of naar buiten. Bij sommige bijen hangt het stuifmeel aan de pootjes. We zijn er echt van onder de indruk. We bedankten Alice en keren terug naar buiten om onze weg te vervolgen.

We rijden langs de spoorweg van Kalmthout. Knooppunt 72. In de zon fietsen is warm, als we in de schaduw rijden wordt het soms te fris. We laten de spoorweg achter ons en rijden terug tussen de statige villa’s van Kalmthout. De vogels zingen of fluiten dat het een lieve lust is. Ze tjirpen hier precies harder en mooier dan bij ons. Maar dat kan niet. Een vogel is niet racistisch aangelegd.

Zo komen we aan onze volgende stop. Den Bosduin. Een gloednieuw en gezellig restaurant in het groene Kalmthout. Hier zijn kinderen van harte welkom. Ze kunnen zich uitleven in de mooie speeltuin terwijl de ouders op het terras een streek- bier of gerecht uitproberen.

Na de sanitaire stop rijden we verder en belanden op het klein schietveld van Kalmthout. Het vormt samen met het Groot schietveld van Brecht een rustig terrein van 900 ha. met dennenbossen, eikenbossen en noem maar op. Een Militair Domein dat vrij toegankelijk is voor wandelaars met wandelknooppunten. En een ruiterpad is ook aanwezig.

Vanaf knppnt 27 zijn we terug in Kapellen. Hier staat een villa te koop. Zo maar eventjes 2065 m² woongedeelte met vier slaapkamers. We rijden terug Stabroek binnen. Nu is het nog een paar kilometer tot het Moretusbos. Voor de laatste maal zetten we onze longen open en ademen de gezonde zuurstof in. Om 16:15u. komen we terug bij de auto. We hebben 38,120 km gereden in 3 uur. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs.

 






13-04-2015 om 08:37 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
06-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paasfietstocht

Het is begin april en we hebben nog geen kilometer gefietst. Het weer zit dit voorjaar niet echt mee. Koud, regen en storm zijn de enige weersvoorspellingen die we te horen krijgen. Bossen en parken werden afgesloten voor de veiligheid. Al wat niet vast hing vloog weg. Als het niet betert moeten de paasklokken hun eieren nog binnen brengen. Niet zo leuk voor de kleinkindjes. Buiten zoeken naar chocolade paaseitjes is veel aangenamer. Toch?

Enkele fietsroutes liggen klaar om gereden te worden. Zoals de Betuweroute Culemborg in Nederland, de Valleiroute in Pajotteland en de Geteliniefietsroute rond Halen en Houtem. Stuk voor stuk mooie en leerrijke dagen vol fietsplezier. Maar dan moet de zon schijnen.

Ons Rina en ik zitten op de sofa met een zelfgemaakt album. We genieten van de foto’s en een verhaal van vier jaar geleden. Het was rond dezelfde tijd dat we onze eerste fietstocht maakten. Geniet even mee… !

Fietsknooppunten: 13-77-12-11-39-38-73-27-38-37-36-35-11-12-13 = 37 km.

Zaterdag 23 april 2011. Paaszaterdag. De laatste dag van de vastentijd. Een schitterende dag voor de tijd van het jaar trouwens. Al 14 dagen schijnt de zon volop en wanen we ons hier in het puntje van de zomer. Niemand die klaagt trouwens.

We ontwaken om 06:30 u. Te vroeg eigenlijk voor een weekend, na een week hard labeur op het werk. Misschien omdat het onze eerste fietstocht wordt van dit jaar. Andere jaren beginnen onze fietstochten rond half mei, begin juni. Gisterenavond hadden we het plan bekeken van de Provincie Antwerpen. Plan 2 Antwerpse Kempen Noord. We vertrekken van hieruit in Ekeren voor een tocht van om en bij de 35km. Om te beginnen natuurlijk. Volgende maand wordt dat dan 40 km. De maand daarop 45 km.… Etcetera,… etcetera.

Voilà, meer moet dat niet zijn. Het aantal km is perfect, het weer is uitstekend, we vertrekken vanuit onze woonplaats, we nemen een picknick mee, we vertrekken op een vroeg uur en last but not least; we stoppen op tijd aan een ‘kapelletje’ voor een natje of een droogje. Onze eerste stop plannen we aan Oud-Antwerpen. Een restaurant taverne, gebouwd als boswachtershuisje in 1885. Een halte voor postkoetsen die naar Bergen op Zoom reisden. Sinds 1997 opende men er een wijnschuur die zeer in trek is bij de plaatselijke bevolking. Maar ik loop vooruit op de feiten.

Na een stevig uitgebreid ontbijt vertrekken we stipt te 09:00u met onze fietsen naar knooppunt 13. Het is nog frisjes, wat normaal is zeker voor de tijd van het jaar? Rond de rotonde van de Driehoekstraat rijden we naar de begraafplaats van Ekeren. Tot 1910 werd er rond het Sint-Lambertuskerk begraven. Nadien op de nieuwe begraafplaats in de Driehoekstraat.

Over de viaduct van de Driehoekstraat bevinden we ons in Sint-Mariaburg. Dit gehucht van Ekeren werd gesticht door verzekeringsmaatschappij Antverpia. Aan de verkeerslichten kruisen we de Kapelsesteenweg en rijden meteen Brasschaat in. Even verder laten we rusthuis "Antverpia" rechts liggen. Hier begint tevens een wandeling. Het ‘Antverpiapad’, een wandeling van 6km. We rijden volop tussen de villa’s. De een al mooier dan de ander. We genieten ervan. Vroeger zouden we ons appartementje geruild hebben voor één van deze gebouwen. Nu kijken we er wel anders tegen aan. We worden een dagje ouder, en je gebruikt ook je gezond verstand. Je komt tot de conclusie dat je overal ver af woont. De winkels, de markt… om maar wat te noemen. Voor elke afstand heb je de auto nodig. Benzine is de dag van vandaag een luxeartikel geworden. Concreet gesproken; we zullen ons een villa nooit kunnen veroorloven zonder de lotto te winnen. Maar laat ons ook eerlijk zijn; ieder "huisje" heeft zijn kruisje. Dat geldt ook voor villa’s en kastelen. Ondertussen passeren we Oud-Antwerpen, maar het is nog te vroeg voor een sanitaire stop. De zaak is nog niet open.

We slaan links af, "Castel de Vinolei" in. Nog meer villa’s. En uiteraard ook heel rustig om te fietsen. Aan de rotonde met het monument van de gesneuvelden moeten we helemaal rond rijden. We slaan rechtsaf "Ter Borcht" in. Lanen met nog grotere villa’s, al dan niet afgeschermd door hoge hagen van bijna 3 meter hoog. En even hoge gietijzeren hekken met scherpe punten, beschermd door zichtbare camera‘s. Woonden hier niet ergens de familie Pfaff? We rijden "De Dries" in.

Even later nemen we knooppunt 39. Als we daarnet de villa’s "kastelen" noemden, moeten we nu spreken van "paleizen". Grote statige "paleizen" met enkele ha grond erom heen. Nog 600m tot knppnt 39 om daarna naar knppnt 38 te fietsen. We draaien het natuurreservaat "De uitlegger" in. In dit park bevinden zich talloze wandelpaden en fietsroutes. Af en toe vinden we borden met daarop extra uitleg over de aanwezige fauna en flora. Talloze bunkers uit de beide Wereldoorlogen laten ons herinneren aan de bezetting in ons land.

In dit domein worden we herinnerd dat het nog altijd lente is. Vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang. In de verte horen we een specht en boven ons hoofd, in de kruin van een inlandse eik zingt de "suskewiet". Het gezang van de vink klinkt als muziek in de oren.

Aan de tweesprong wordt het even moeilijk, geen bordje met knooppunten. We hebben de keuze rechtdoor of rechtsaf, een kleine smalle spoorweg over. We kiezen voor rechtdoor omdat dat in de omgang de regel is. Geen richtingsaanwijzer?.. dan maar rechtdoor. Maar even later moeten we rechtsomkeer maken en de spooroverweg dwarsen. Dat is trouwens een goed idee. We passeren weer een bordje van ons knooppuntennetwerk. We verlaten het Domein en draaien naar rechts een asfaltbaan op. Geen fietspad. Hier rijden we mooi achter elkaar en uiterst rechts van de baan. De auto’s racen hier voorbij tegen een snelheid van minstens 70 km per uur. Geen enkele wagen die vertraagd uit respect voor de zwakke weggebruiker. Om 11:00 u rijden we door het Militair Domein van Brasschaat. Een bordje vertelt ons dat we ons op het "klein schietveld" bevinden. Een half uur later stoppen we aan een zitbank in het domein. Hier zetten we ons om onze picknick op te eten.

Na de welverdiende rustpauze van een groot half uur willen we onze weg vervolgen, maar we missen weer een bordje aan de volgende driesprong. Met het plan erbij wordt het probleem niet opgelost. Dan zie ik het bordje met knooppunt 27 aan de overkant van de dreef. Het is het bord van de tegenliggers die dezelfde weg nemen in tegenovergestelde richting. Conclusie; wij moeten naar rechts. We krijgen zin in een biertje en spreken af; het volgende etablissement dat we tegen komen gaan we iets te drinken. Ondertussen passeren we een klein vliegveld met een tiental zweefvliegtuigjes. Ze liggen te blaken in de zon. Vanaf hier krijgen we weer bordjes met knooppunt 38. We draaien Mishagen in. Nog steeds geen taveerne voor een frisse pint. Ik begin er aan stilaan te twijfelen of men hier wel alcohol mag schenken. Het wordt steeds warmer. Rechts van ons nog steeds het Militair Domein van Brasschaat. Eens daar voorbij rijden we tussen weilanden met paarden. Ze staan te grazen of ze worden bereden door echte paardenliefhebbers. Terug in het centrum van Brasschaat. Weer die statige villa’s voorbij fietsen. Het doet ons eigenlijk niets meer.

We rijden door de straat waar vroeger de familie Pfaff woonden. Hun luxueuze villa, die vanaf februari 2009 te koop staat, is nog steeds niet verkocht.

We rijden door het centrum van "Maria ter Heide". Op de Bredabaan drinken we dan ons eerste pintje op een schaduwrijk terrasje naast de kerk. Daarna springen we terug op onze fiets en rijden tot het volgende verkeerslicht. Hier moeten we naar rechts, richting ‘Mikerf’ kinderboerderij. Het is ondertussen 13:00 u geworden. We hebben ruim 28 km gereden. We hebben nog een goede 8 km voor de boeg. Ons zitvlak voelt het in ieder geval al. Knooppunt 36, nu naar rechts richting knppnt 35. Weer door “Domein de Inslag". Een 150 ha groot loof en naaldbos. Hier groeit voornamelijk de zomereik, beuk en populier. Er verblijven ook verschillende wilde dieren zoals de ree en de vos en tevens verschillende soorten vleermuizen. Het Domein doorkruist ook de Antitankgracht. Vanaf hier wijken we van onze route af. We fietsen naar het centrum van Brasschaat. We willen een wandelroute kaart kopen in het toeristenbureau. Via de Miksebaan bereiken we enkele minuten later het centrum. Het is even na 14:00u als we voor de moderne bibliotheek van Brasschaat staan. Dit gebouw doet tevens dienst als toeristenbureau. Spijtig genoeg is het op zaterdagen gesloten vanaf 12:00u. Na de middag moet de toerist maar zijn plan trekken. Bon, ons Rina wil van de gelegenheid gebruik maken om te winkelen in het nieuwe warenhuisketen Albert Heijn.

We weten niet waar deze gelegen is en moeten het twee maal vragen voor we er zijn. We rijden door een mooie brede dreef met majestueuze bomen. De Esdoorn. Toch nog een eind fietsen. We passeren het Algemeen Ziekenhuis Klina, om even verder over de rotonde de Hoogboomsteenweg te nemen, en we zijn er. We stallen onze fietsen en gaan nieuwsgierig naar binnen. We zijn er echt van onder de indruk. Het is druk in de winkel. We proberen de prijzen te vergelijken, maar dat blijkt toch moeilijk. Blijkbaar zijn we niet echt prijsbewust. Het personeel is heel vriendelijk. Je kan er net zoals in de Colruyt een beker koffie of thee drinken. We kopen er een fles wijn voor bij het avondeten. Een uur later staan we weer bij onze fietsen. Langs de Hoge Kaart rijden we terug naar Sint-Mariaburg. We dwarsen de Kapelsesteenweg en om niet de viaduct te moeten nemen, rijden we als alternatief de Willy Staeslei in. Had ik geweten dat hier nog altijd kasseien lagen had ik toch voor het viaduct gekozen. Bon, dit kan er nog wel bij. Zo heel ver is het niet meer. Over het spoor de Notenschelp in. Rechts af, den Bunt, en enkele ogenblikken later staan we terug thuis. We hebben in totaal toch 42km gereden. Niet slecht voor de eerste rit van ’t jaar. Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten    


06-04-2015 om 08:40 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
30-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dorst... dorst... dorst

Afgelopen weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed. Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.

Dicht in mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het ‘paardenvlees’ liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet? Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.

Enkele jaren geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en nieuwjaar.

Het was een blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en foto’s uitgewisseld. Het was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant, maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk, maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook hier lag het “paardenvlees” centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. – ‘Leg er nog maar wat tussen hoor! Er is meer dan genoeg!’ Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst. Op het paardenvlees zat evenveel zout als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het zicht, waar we  onze fles water samen leeg dronken. Wat een opluchting.  

Twee uur later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet de snelweg te nemen.   Langs de secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die genieten van een koel, fris, hemels… euh… ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken. Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant. – “Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen?” Het was niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.


30-03-2015 om 10:32 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
23-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in Brasschaat

Wandelknooppunten: 90-88-83-31-82-81-30-80-79-12-10-11-93-92-91-90= +/- 9km.

Zondag 08 maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een boswandeling door “Domein De Inslag”. Om 10:00u parkeren we de auto in de Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten vakkundig aangepast.

We volgen knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het ‘Domein de Inslag’. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept duidelijkheid: “De Inslag of ‘Inslaen’ werd reeds vernoemd rond 1600. Het verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen. Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven. In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen. Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis”.

De andere bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: ‘het Park van Brasschaat’, het ‘Groot- en Klein Schietveld’, ‘De Uitlegger’, het ‘Peerdsbos’ en ‘Domein de Mik’. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht. De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het merken van bomen: “In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter door de boswachters bomen gemerkt of ‘geschalmd’. Dit is een voorbereiding van een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten. De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende houtkopers en –exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden”.

De Afdeling Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van dennenbos naar gemengd bos: “in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten, groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren meestal liefhebbers van de jacht.

Deze exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen”. Onderaan getekend met “De Boswachter”.

Na knppnt 83 moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: ‘Meting van luchtverontreiniging in “De Inslag”. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de ‘zure regen’ van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos. Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden’. Een hoge stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide (CO²).

Bij een rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord over het heidebeheer vermeld: “De heide was honderden jaren het typische landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn oorspronkelijk landschap teruggekregen’. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te lezen: “Een verwilderde tuin van oude herinneringen”.

Even verder bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien. Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen. Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.

Bij knppnt 82 verlaten we domein “De Inslag”.  De dreef rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81 langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park “De Mik”. Dit park bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie weer is er veel activiteit te bespeuren.

Enkele kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen nog steeds de  roestige kettingen. Net echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het kasteel. Een infobordje is duidelijk: “Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en begin 19de-eeuw waren neogotische ‘folies’ een modetrend in Engelse landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht een andere ‘folie’ van de beau monde te herscheppen in een Engelse landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire ‘porte d’Auron’ in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum van de ondergang gespaard”.

Links van ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit- of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We zitten in de schaduw van twee ‘Toverhazelaars’. De bloeitijd van deze soort valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.

Op het eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën en  broeden van februari tot in juni.

We vervolgen onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het struikgewas.

Bij knppnt 79 wandelen we voorbij het voormalige “Sana De Mik”. Het sanatorium is  verdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van een ‘VZW Heropbeuring’. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen. Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver ‘E10-plas’. Verschillende watervogels dobberen op het koele water.

We duiken opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de ‘Kleine Mik’ moeten we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts? Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker. Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.

Dan staan we voor het ‘Brasschaat Open Golf & Country Club’. De golfclub werd in 1991 opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit nieuwsgierigheid wil  ik toch weten wat dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u. Op de parking bergt een dame haar golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer €100. Je kan je er natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb je al vanaf €50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten €950. Kom in april naar de open deur dag… vertelt ze nog als we afscheid nemen. Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.

Voorbij de golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten  Foto’s: Rina Meurs  Bron: Wikipedia.






23-03-2015 om 08:28 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'s Gravenwezel wandeling
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Wandelknooppunten: 32-35-36-35-34-38-20-14-19-22-23-30-29-25-32 = 6,4km.

Maandag  16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius. Onze eerste “lange” wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - “ in beweging blijven!” Een wandeling op dokters voorschrift.

Net op het middaguur staan we achter de kerk van ’s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van ’s Gravenwezel, op de grote baan, is gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de overzijde,  nummer 47, staat de voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes gerestaureerd. Het heemhuis ‘De Drie Rozen’ is een museum voor heem- en volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850. Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.

Het rusthuis ‘Sint-Lodewijck’, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk rustig op de baan.    Af en toe scheurt een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de ‘Kapel van de overbuur’ (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de bomen. Het werd oorspronkelijk gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood.    Daar getuigt het interieur nog van. Onder het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam.  De kleine deur staat uitnodigend open. Een gewelfd plafond.

We wandelen langs het domein ‘Kattenhof’. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook. Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel. Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met massa’s molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.

Als we knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villa’s met hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op verschillende plaatsen hangen camera’s die de buurt observeren. Als een professionele ‘paparazzi’ neemt ons Rina foto’s van het domein. Een enorme groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa ‘Berkenberg’ net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer automatisch.

Bij het standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van vogelgeluiden. Het ‘kra-kra’ van de kraaien en de roep van de ekster overstemt dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.

Het bos varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de antitankgracht. We volgen het brede ‘kanaal’ dat doorheen het domein ’t Groot Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.

Bij knppnt 22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van ’s Gravenwezel. Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de smalle veldweg in met de klinkende naam: ‘Kwikaardstraatje’. Rechts van ons een haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts een  groene heerser die een heel groot domein afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van ’s Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.

Bij knppnt 25 staat villa ’s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten  Foto’s: Rina Meurs.


16-03-2015 om 11:25 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
09-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in Aalst

Zaterdag 18 oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag: 1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22° geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er dankbaar gebruik van.  

De wandelbrochure “100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland” behandeld drie grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst, Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren, teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.

Het is een paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet 5km.

Het is druk op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren op. Van ver prikkelen de kruiden van de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830. Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige gerenoveerde achtergevel. De uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden toezicht. Een infobord verklaard nader: “in 1917 wordt op de Grote Markt een ‘thuis’ voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen ‘Graaf van Egmont’ en ‘Liénart’ werden omgevormd tot ‘Soldatenheim’. Duitse soldaten vinden er een tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters”.  

                 

De blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals: zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: “samen met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4 december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco Conventie van 1972. Het 15de- eeuwse belfort vormt hier uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse stadskern”.

Het schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje, was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers moeten hun rijwiel afgeven.

Via de Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van soldaten en officieren. Een infobord verklaard: “tot 1933 worden in de Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen”. De oude foto op het infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd op 23 juli 1922 door prins Leopold.

Vervolgens wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van Aalst. Ook deze kerk is opengesteld voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22 kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk heeft toch van het vocht te wijten. De  mooie glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars. Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog wordt alles vakkundig hersteld.

 

Langs de achterzijde van de kerk wandelen we naar de “Oude Vismarkt”. In de oudste kern van de stad is het Stedelijk Museum ’t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om 14:00u. We moeten een klein kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst. Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van ‘t Gasthuys staat het standbeeld “Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller”. Ons Rina zet zich tegenover hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van ’t Gasthuys staan witte ‘doodskisten’ opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte. Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat uit naar de lange muur: “Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote Oorlog 1914-1918”. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.

Op het Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De foto toont ‘The Battle of Alost’. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september 1914’. Onze aandacht gaat uit naar het grote  monument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders. Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester. Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: ‘Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen’. 

De kapel: “Onze Lieve Vrouw ter druiven” is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken. Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.

We vervolgen onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen.  Ze werd tijdens WOI door de Belgische genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend. Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.

Langs de Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27 september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op de rechteroever om het leven. Het monument ‘Via Dolorosa’ bestaat uit geperst materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.

De Charles Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws kasteel. De laatste renovatie dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord. Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12 Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.

Via de Fabriekstraat lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats. Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.

Na de Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november. Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben bezet laten ze geplunderd en vernield achter.

De Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen, schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.

Bij het Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in 1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en een  afleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.

Uit dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs het beeld van ‘Roodkapje met de Wolf’ verlaten we het park.

Langs de Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege. Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot schrijfs.   Tekst: Luc Verschooten.         Foto’s: Rina Meurs.              Bron: Dienst Toerisme Aalst.














09-03-2015 om 11:16 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
02-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogswandeling Koekenstad

Rita (zus van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor dank. De wandeling, zondag 7 september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek, Noord-Brabant en Limburg. De “dodendraad” van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets afgereden. Ook “te voet door Essen” tegen de Nederlandse grens is heel interessant, door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.

Bij de aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad. Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak.

Als op 4 augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25 augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is ‘De Val van Antwerpen’ een feit.   

De Meir is één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir is nog altijd: ‘zien en gezien worden’. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren. Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning, toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder het kanonvuur van “dikke Bertha” en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse leger de stad Luik”. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. “Kort na de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval. Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te breiden. Er werden 11  pantserforten en 12  pantserschansen in ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste geschut.  In 1913 was de bouw voltooid en begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door Duitsland” verteld Greet ons terloops. “Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar Antwerpen.  Ook de burgerbevolking vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen helpen. De bondgenoten stonden borg  voor de Belgische onafhankelijkheid. In de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige die hier gewoond heeft”.

We wandelen richting “boerentoren” en houden stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: “Veroorzaakt door zijn haven oefende Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine. Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.

“Het huis dat jullie achter mij zien noemt ‘huis Osterriet’. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en horeca. Er hangen verschillende kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CD’s verkoopt”.

Greet laat talrijke foto’s zien aan de groep. Een zwart wit foto met de bekende “Vlaamse Opera”. Ernaast pronken de verdwenen Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.

Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: “We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4 beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men  een kaars brandt en nummer vier is weer een vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp”.

“Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In 1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn ‘bewind’ wordt het paleis opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was, kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.

Toen ook het Hollands bewind ten val kwam, kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het  gaan bewonderen als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en een koffie- en theehuis”.

Ter hoogte van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: “Een Duitser startte in 1865, in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een “Sportsnaff” zaak gevestigd”. We stappen verder terwijl Greet vertelt: “vroeger, meer dan nu, noemden de bevolking Antwerpen ‘de koekenstad’, vanwege de vele koekenfabrieken in Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden werden in het station uitgedeeld”.

“Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden”.

“Het handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpand  uit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds het café-pension “A la Vue du Palais”.  Van dit type vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney hier een bijhuis van kleding voor kinderen”.

Greet toont ons foto’s van een omgebouwde Minerva. –“Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte bij Minerva. Hij was schrijver,  kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten”. Ik lees in de oorlogskrant het “Belgisch Dagblad” van “Woensdag 22 september 1915” het volgende bericht: ‘Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag iedereen in het Westen…. Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte, zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in de richting van Sinte Agatha’s Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag, te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam. Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen van de daad’.

“Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex, boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat gebombardeerd door twee bommen”.

“In het voormalig Bisschoppelijk Paleis zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte vlag op de toren”. 

“In het pand op de Ruien nr 5 werden de plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI”.  

Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen. In oktober 2014, 100 jaar later, wordt er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt ‘iedereen’ de kans om in de voetsporen van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen leggen. De brug komt van… Duitsland.

Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. “De Spaanse griep heeft meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog”.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan: ’Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014’. Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober ’s morgens 09:00 uur. Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de ‘Vredesbrug’ is een technisch huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire samenwerking. Een realisatie van heden en  verleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit ’s Hertogenbosch. Ze meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind. De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een ‘peloton’ toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor foto’s en een praatje met de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft er oren naar.  

Om half negen staan wij op de afgesproken plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden lastig. Wij schuiven rechts van het Steenplein aan. De ‘kolonne’ van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen foto’s te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een welgekomen afwisseling.

Een kleine vijftien minuten later staan we op Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet- en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs twintig grafzerken met gedichten van ‘war poets’. Een ‘pop-up’ bookstore van Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het meeste volk staat bij de tanks. De Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs. Bron: Gazet van Antwerpen.








02-03-2015 om 13:32 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
23-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mastenbos tijdens WOI

Via het Dienstencentrum “ ’t Bruggeske” vernemen we dat het: “Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) enkele jaren geleden een bijkomend stukje bos aankocht in Kapellen. Het situeert zich tussen de Kalmthoutsesteenweg en spoorlijn 12. Dat stuk, dat aansluit bij het Mastenbos, is niet alleen natuur van de bovenste plank, maar de groene pracht herbergt ook een onvermoede erfgoedschat: een volledige Duitse loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers. In het hele Mastenbos gaat het om maar liefst 4,8 km loopgraven. In januari 1918 kreeg de Duitse piloot Leutnant Josef Zimmermann de opdracht om de volledige grensverdediging in de provincie Antwerpen te fotograferen. De foto’s verdwenen na de oorlog in dossiermappen en raakten vergeten. Bijna 100 jaar later, tijdens onderzoek van de Gentse Universiteit en het Koninklijk Legermuseum, doken 53 foto’s uit de reeks op. Een grondige inventarisatie op dit terrein leverde 476 bewaarde militaire relicten op, vooral bunkers en loopgraven. Hun aantal, diversiteit en goede bewaringstoestand zijn uniek voor België en maken van het ensemble een uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Na de oorlog bleven de Belgische en Duitse bunkers enigszins verweesd achter. Maar tot vandaag is deze linie volledig bewaard gebleven.                     

In de context van de herdenking van WOI nam ANB het initiatief om samen met de provincie Antwerpen en de gemeente Kapellen dit bos uit te bouwen tot een toegankelijkheid voor het publiek. Dit bezoek is onder begeleiding van een gids, de wandeling duurt anderhalf tot twee uur. De gids vertelt over de loopgraven, de bunkers en WOI, maar ook over de natuur in het Mastenbos. Geïnteresseerd schrijven wij in, samen met Paula en Hubert. Dinsdag 25 november 2014.   

De bunkers in de onmiddellijke omgeving ogen op het eerste zicht nieuw. Alleen de nieuwe picknicktafels plaatsen ons terug in het heden. De bomen hebben al talloze bladeren laten vallen, maar er hangen er nog veel aan. De kleuren bruin en geel domineren het weinige groen op de grond. Nieuwe infoborden vertellen in het kort wat er te zien is: “Het 175 hectare grote Mastenbos is een zeer aantrekkelijk domein omdat het bestaat uit een mooie afwisseling van bos, heide, hooilandjes en jonge bosaanplantingen met elementen van een oud landschapspark. Sommige bunkers zijn uitgerust met een speciaal invlieg gat boven de ijzeren deur. Het is een geliefde overwinteringsplaats voor vleermuizen tussen oktober en maart. Bestrijding van exoten als rododendron, Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik zorgen voor een mooi inheems bos”.  

Om 14:00u stipt begint onze gids (Louis) te vertellen: “De Duitse bezettingsmacht in België wantrouwde de Nederlandse neutraliteit. Ze vreesden voor een geallieerde invasie vanuit het noorden. Daarom begonnen ze in 1916 te bouwen aan een grote verdedigingslinie in het grensgebied met Nederland”.  Met 17 staan we in een halve cirkel bij de verteller. Iedereen is muisstil. Kaarten en foto’s in beschermplastiek worden in de hoogte gehouden. Zijn stem is duidelijk te horen en te verstaan. Niemand wil iets missen, want deze site is uniek. Ook onze gids is daarvan bewust en hij begint zijn relaas over de forten rond Antwerpen.  Een half uur later onderbreekt hij zichzelf en excuseert zich, dat hij zo uitgebreid verteld.

Achter onze gids stappen we naar de dichts bijgelegen Commandobunker. Deze bunker is toegankelijk gemaakt en bevindt zich achter de linies en was oorspronkelijk via loopgraven verbonden met de andere bunkers. Eens afgedaald in de bunker staan we in een centrale ruimte. Drie trapjes leiden ons individueel naar een observatiekoepel. Daarin zit een gat voor een periscoop en een kleine kijkgleuf. Beide kon je vroeger afsluiten met gepantserde schuifluiken. Louis vertelt: –“ De reden van deze bunkers was om een verdediging tegen een eventuele geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland te stoppen. Een inval vanuit Nederland is er nooit gekomen, wellicht ook door de afschrikkende werking van deze aangelegde Duitse stelling. Een vijftiental Duitse bunkers werden gegoten in gewapend beton. Hun voorzijde was gemiddeld één meter dik, de achterzijde veertig tot vijftig centimeter. Vaak was het dak extra bewapend met spoorweg- of tramrails. De kleine toegang was afgesloten met een tweeledige deur zodat het bovenste deel open kon wanneer puin het onderste deel zou blokkeren. Deze deuren  verdwenen en in 1943-1944 werden de ingangen op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld”.

Verder werden er zorgvuldig betonspatten aangebracht. Die afwerking had een camouflerende bedoeling. Het bobbelige patroon moest de bunker onttrekken aan de zoeker van vijandelijke vliegtuigen. Vier bunkers werden toegankelijk gemaakt voor het publiek. Ze belichten vier verschillende aspecten van de verdediging. De niet opengestelde bunkers werden waar mogelijk vrijgemaakt en ingericht als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Louis vraagt uitdrukkelijk om zo stil mogelijk voorbij de bunkers te gaan. We bezoeken achtereenvolgens een machinegeweerbunker die het hele gebied tot fort Ertbrand overschouwde. De volgende is een kanonbunker die samen met een tweede, gelijkaardig exemplaar de hele zone tussen de forten van Ertbrand en Brasschaat verdedigde. –“Maar”, vertelt Louis: “Er werd hier geen schot gelost”. De derde bunker is een rechthoekige manschappenbunker, de grootste in zijn soort. Hij bestaat uit een ruimte om te schuilen en heeft alleen aan de achterkant twee ingangen. De binnenruimte was louter praktisch ingericht, met een nis voor een kacheltje bij elke ingang. Aan elke bunker kan Louis iets unieks vertellen. De loopgraven werden bovenop de grond gebouwd. Daarvoor eisten men burgers op in Kapellen. Zij bouwden de eerste linie, onder dwang. De binnenzijde werd ondersteunt met balken, planken en golfplaten. De loopgraven lopen zigzag tussen de bomen. Langs houten vlotten en bruggetjes belanden we na zo’n 180 meter achter de eerste loopgraven bij de tweede linie. De gebogen wal met drie bunkers zou in het geval van dreiging snel verbonden worden met andere versterkte punten uit de tweede linie. Hier konden de soldaten tot rust komen als ze van het front (eerste linie) kwamen. Een oude zandwinningput en een ven kregen een amfibievriendelijke inrichting. De vijver, hier in het zuidelijke deel van het bos, gonst van het insectenleven en is daardoor zeer aantrekkelijk voor vleermuizen.

Het was een heel educatieve namiddag. Twee uur heeft de gids ons in de ban van WOI gehouden. Bedankt voor het initiatief. Deze site is eveneens individueel te bezoeken. We komen zeker nog eens terug met familie en/of kleinkinderen.

Tekst: Luc Verschooten    Foto’s: Rina Meurs






23-02-2015 om 11:15 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfst in Ossendrecht
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Dinsdag 28 oktober 2014. De voormiddag is mistig en fris. Na de middag klaart het op en komt de zon tevoorschijn. Bij een zachte temperatuur van 14°C rijden we naar het noorden. We gaan onze eerste boswandeling van het seizoen maken om te genieten van de eerste herfstkleuren. Over de grens, voorbij Zandvliet, bevinden we ons in de Brabantse Wal. Een waardevol natuurgebied met een oppervlakte van verschillende hectaren. Lucy (GPS) loodst ons naar de parking “Natuurpoort de Volksabdij”, in de Onze Lieve Vrouw Ter Duinenlaan te Ossendrecht. Als blikvanger heeft ‘Natuurpoort’ een metalen sleutel naast de weg geplant. Een reusachtige sleutel van de poort. Deze site maakt deel uit van het netwerk van Brabantse Natuurpoorten, waarvan het netwerk nog wordt uitgebreid in 2016 met 30 locaties. Bij de parking bevind zich Restaurant de Blauwe Pauw met een groot terras en kinderspeeltuin. Nieuw zijn een vlinder idylle en bijenkast. Idylles, percelen in het buitengebied variërend tussen een halve en twee hectare, worden ingezaaid met inheemse bloemenmengsels. Stroken met wilde planten waarlangs vlinders zich kunnen verplaatsen. Zo ontstaat in wegbermen en langs fietspaden een leefgebied voor vlinders en tevens voedselrijke plekken voor bijen. Deze idylles zijn een prachtig leefgebied voor vlinders en bijen.

Aan de overzijde van de parking staat de voormalige Volksabdij te schitteren in de zon. Ze werd ingezegend op 14 september 1936. Aanleiding voor dit alles was de economische crisis eind jaren twintig van vorige eeuw, die in de Zuidwesthoek van Brabant veel armoede en werkeloosheid bracht. Kapelaan Flor van Putte trok zich het lot aan van het steeds maar groeiende aantal werklozen, en begon in 1928 vanuit het parochiewerk in Ossendrecht activiteiten voor de werkloze jongeren op te zetten. Men begon aan de bouw van een jeugdhuis. Onder deskundige leiding leerden de jongens een stiel in de bouw. Anderen werden dan ingezet bij het graven van vijvers, het ontginnen en bebossen van het terrein en het aanleggen van parken en wegen. De abdij groeit met de jaren. De Tweede Wereldoorlog stak echter stokken in de wielen. De abdij werd een noodziekenhuis voor zieken en bejaarden.                

In december 1945 kwamen in de gebouwen en barakken de jongens van 12 tot 14 jaar wiens ouders politiek delinquent waren. Maar eveneens door de rechter geplaatste kinderen kregen hier onderdak en werd de abdij een internaat. In 1982 sluit het internaat en functioneert de abdij als bezinningscentrum tot 2002. Vanaf dan is de Volksabdij bezig te moderniseren en wordt er gewerkt om service en gastvrijheid te geven. De kamers worden gerenoveerd zodat het hotel nu 35 abdijkamers bevat waarin de authentieke atmosfeer bewaard is gebleven. Sinds 2012 staat hier een nieuwbouw van een school. In een tentoonstellingsruimte wordt, via foto’s en tekst, het verleden en heden verteld van de Volksabdij. De receptie is ondergebracht in restaurant De Blauwe Pauw.

Hier is het startpunt van 2 wandelroutes door de natuur. ‘Wandelpad Abdij’ van 2,5km en ‘Wandelpad Pauw’ van 5km. Wij kiezen voor het tweede traject en moeten slechts houten paaltjes volgen met de afbeelding van een witte pauw op een blauwe achtergrond. Groene bladeren domineren nog steeds de bomen. Hogerop worden ze dan geel om bij de kruin van de boom volledig bruin te worden. Er liggen al een massa dorre bladeren op het pad. Tijdens de gure wintermaanden beschermt deze bladlaag de bodem tegen koude en slagregens. Na de winter remt deze laag de uitdroging van de bodem en de ontwikkeling van onkruid af. Uiteindelijk zorgen de volledig verteerde resten voor extra voeding die door de planten wordt opgenomen. De kleine blaadjes van de populier dwarrelen elegant naar beneden. Naast wandelen kan men hier mountainbiken en als ruiter het gebied verkennen. Wortels van bomen groeien bijna bovenop de wandelpaden. Als we niet uitkijken struikelen we. De  rododendron groeit hier overtollig en zal tijdens de lange wintermaanden al het groen overheersen. Er moeten nog veel bladeren vallen. Eens het begint te vriezen gaat het sneller. Vannacht worden nog temperaturen voorspelt van 11°C. Het is even wennen aan de wandelpaaltjes met logo. Er wordt nooit vooraf bekend gemaakt als je moet afslagen. De paaltjes staan steeds achter de hoek. Al dan niet duidelijk zichtbaar. Het is dus bij elk kruispunt aangeraden scherp links- en rechtsaf te kijken. Voor je het weet loop je verloren. Sommige paden zijn heel modderachtig. Zelfs met stevig schoeisel is het uitkijken dat je niet tot je kousen wegzakt. Het is nochtans al enkele dagen droog gebleven. Ons Rina houdt van het groene mos. De grond ruikt naar rotte bladeren en natte aarde. De zonnestralen tussen de bomen zorgen voor unieke foto’s. In de zijbermen vinden we af en toe mooie paddenstoelen. We zoeken telkens de vliegenzwam. Hij laat zich echter niet spotten. De grond is er misschien niet geschikt voor. De varens tussen de bomen zijn nog groen. Het bos heeft een mengeling van loof- en dennenbomen. We zijn ondertussen ver weg van drukke banen. Hoog boven ons horen we de standvogels zingen. Na het bladerdek op het wandelpad is het de beurt aan dennennaalden en –appels. In verschillende soorten en maten. We blijven stokstijf staan als we voor ons, een meter of tien, drie of vier vinken op het pad zien zoeken naar zaadjes of kleine insecten. Als we proberen te naderen vliegen ze tussen de bomen weg.

De Brabantse Wal is heuvelachtig en dat ondervinden we al snel. Het wordt klimmen en dalen. We krijgen het er warm van. Als we verder het bos binnendringen wordt het muisstil. We wanen ons tijdelijk alleen op de wereld. Hier vinden we nog modderpoelen. Het water dringt de grond niet meer in. Een van de bosvijvers die we langs wandelen is groen geworden van de algen. ‘Jeugdvisvijver H.S.V. Het Spanjooltje Woesdrecht’. De visvijver werd officieel geopend op 28 september 2005. Aan de overzijde horen we tientallen kinderen roepen en krijsen. Hoewel het herfstvakantie is worden kinderen opgevangen, zodat de ouders kunnen blijven werken. Na de vijver volgt een open plek. Aan de wortels te zien werden hier een klein honderdtal bomen gerooid. Twee of drie dennen is men vergeten. Hopelijk worden er nieuwe geplant. We zien geen wandelpaaltje, dus stappen we rechtdoor. Een breed omgewoeld modderig pad ligt voor ons. Een tractor met oplegger heeft hier af en aangereden om de bomen op te laden. Moeten wij hier echt door? Ik zie nergens anders een paaltje en we beginnen aan onze tocht door het modderig pad. We lopen zoveel mogelijk in het spoor van de banden. Alleen als er water in staat zoeken we een weg tussen de bomen. De onzekerheid weegt het zwaarst. Lopen we juist of niet? In de verte rijdt een tractor voorbij ons pad. De boosdoener. Aan de T-splitsing zien we geen bordje staan. Linksaf kunnen we niet. Een grote bulldozer laadt zwarte bosgrond op de oplegger van een zware tractor. Rechtsaf dan maar. Bij een houten bareel, die een zijpad afsluit kunnen we zitten en een kopje koffie drinken. Rechts van ons modderig pad staat een wandelpaaltje, maar zonder logo. Het is toch al iets. Welke wandeling we nu doen is ons compleet een raadsel. Een alternatief hebben we niet. Ons pad blijft modderig. Alles is stuk gereden door de zwaar beladen tractor.

Na enkele minuten blijkt dat we nog steeds op onze “Pauw” wandeling stappen. We hebben eveneens een moddervrij pad. Meer moet dat niet zijn. Nu eerst valt op dat dit bos door de natuur is gevormd. Momenteel stappen we door een dennenbos. Een tapijt van naalden dempen onze stappen. Dan vinden we toch onze rode paddenstoel. Met enkele witte stippen. Het blijft klimmen en dalen. De paden worden smaller. Achter elkaar moeten we verder. Tussen de dennen groeien de sierlijke berkenbomen. De berken domineren een stuk bos. Hun wit grijze ranke stam kaarsrecht de hoogte in. Naar mijn gevoel is het niet ver meer. We horen opnieuw wagens rijden. Op het volgende T-stuk weer geen wandelpaaltje. We veronderstellen dat we linksaf moeten. Zeker zijn we niet. Gelukkig komt een ouder koppel ons tegemoet. We vragen naar restaurant “De Blauwe Pauw”. Ons zesde zintuig werkt optimaal. Enkele minuten later zitten we aan een tafeltje van het restaurant met een streekbiertje. Een Stout bier dat voor het eerst gebrouwen werd in Londen heeft een diep donkerbruine, tot zwarte kleur. Door zijn branderige bittere smaak heb ik er na enkele slokken al genoeg van. We hebben er zelfs honger van gekregen. Tot schrijfs.                                           Tekst: Luc Verschooten    Foto’s: Rina Meurs.


16-02-2015 om 09:16 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
09-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dodendraadroute Heide-Kalmthout-Essen

Fietsknooppunten: 25-80-89-37-30-81-24-14-23-82-58-70-71-75-71-72

Zondag 24 augustus 2014. Het is net half acht geweest. De zon schijnt zoals de weerman gisteren beloofd heeft. Voor het moment is er geen wind. Maar of het de hele dag zo gaat blijven? Daar heb ik mijn twijfels over. Alles is nat van de ochtenddauw. De temperatuur wijst buiten 13° Celsius aan. Volgens Frank wordt het beslist 20° Celsius met een wolkenloze hemel. De lucht is momenteel helder blauw. Meer moet dat niet zijn.

We parkeren de auto, op de parking, naast de sporen van Heide-Kalmthout. Essen en Nieuwmoer verkeerden tijdens WOI in een bijzondere situatie. In april 1915 besloot de Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door middel van een elektrische draadversperring. Omwille van de grillige loop van de noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden en liep de versperring volledig over Kalmthouts grondgebied. We fietsen vandaag langs enkele vergrote foto’s uit WOI. De authentieke opnames schetsen een beeld van het dagelijks leven ten tijde van deze gruwelijke periode. Hier op de parking vinden we fotodoek 17. We lezen: “Dennenbossen. In het najaar van 1917 werden in opdracht van het Duitse leger de meeste dennenbossen in Heide en Kapellenbos gerooid. De boomstammen werden op de los- en laadkade aan het station van Heide verzameld, op maat gezaagd en op de trein geladen. De geladen wagons werden eerst richting Essen getrokken en vervolgens gekoppeld aan de trein richting Antwerpen. Begin 1918 was veel van het bruikbaar hout uit onze dennenbossen verdwenen en stelden veel eigenaars vast dat hun bos verdwenen was”.

Vervolgens gaan we tot bij het stationsgebouw, waar fotodoek 16 hangt: “De Duitsers hadden de spoorweg volledig in handen. Een aantal soldaten was belast met de bewaking van het station in Heide. Deze oudere ‘Landsturmers’ waren gezien hun leeftijd niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden onder andere ook in voor het politietoezicht in de gemeente, het postverkeer en voor het onderhoud van de elektrische draad. Ze verbleven in de omliggende hotels. De gemeente Kalmthout betaalde 1,25 frank per soldaat voor hun kost en inwoon”.

Het stationsgebouw van Heide werd in gebruik genomen in 1897. Een gedeelte werd na renovatie een Brasserie-restaurant. Op het terras vooraan zitten enkele wandelaars en fietsers te genieten van het zonnetje. Er is nog een loket aanwezig in het station. Er hangen enkele oude vergrote foto’s van het station aan de muren. Spijtig, er staan geen jaartallen bij. Terug buiten worden we geconfronteerd met het “monument van de Erkentelijkheid” dat voor het station werd geplaatst voor de bevrijders van Kalmthout in 1944. Het kleine monument, aan de overzijde, op het groene plein met bomen is van Moeder Kee (Anna Cornelia Teysen). Ze werd geboren in 1859 en runde de herberg ‘Cambuus’ aan het eind van de 19de eeuw. Het was toen niet meer dan een houten barak, doch menig kunstenaar heeft er overnacht. De houten keet voldeed tot in 1920. Moeder Kee stierf in 1937. Het hoge standbeeld werd ingehuldigd in juni 2012.  

Gazet van Antwerpen geeft dit jaar verschillende oorlogskranten uit van WOI. Regelmatig lezen we kleine artikelen over “Den dodendraad”. Ze zijn gelukkig niet van deze regio, maar wil er toch de gruwel niet van onthouden. Ik lees:  “De Belgische Standaard” van “Zondag 24 en Maandag 25 Oktober 1915”. ‘Aan de grens: De belg Siméon uit Vlijtingen, die in den nacht van 12 op 13 Oktober door de Hollandsche grenswacht bij Oud-Vroenhoven aangeschoten, en zwaar gewond naar het gasthuis van Maestricht werd overgebracht, bevindt zich nog steeds in zorgwekkenden toestand, hoewel herstel niet uitgesloten is. De man trachtte een partijte bloem en wat zeep uit te voeren’. “Den Dodendraad” spaarde niemand. Ik lees het volgende in dezelfde krant: ‘In den electrischen draad bij Oud-Vroenhoven werd het lijk gevonden van een man. Aanstonds bedekten de Duitschers het met een zak, een sterke wacht werd bij het lijk geplaatst, in afwachting van militaire overheden. Men vermoedt dat de ongelukkige een Duitsch deserteur is. Zekerheid omtrent den persoon kon niet worden verkregen’. Ook in “Klinge” gebeuren ongelukken met “Den Draad”: ‘Dinsdagnacht vond een Nederlandschen soldaat, die op wacht stond nabij het Belgische station Klinge, den dood door aanraking met den electrischen draad. Het slachtoffer is een Fries, genaamd Oberman, vader van twee kinderen’.

We rijden voorbij de St-Jozefschool in de Guido Gezellelaan. De vrije Gesubsidieerde Basisschool van Heide dateert uit 1930. Links en rechts van ons groeien nog loofbomen. Onder het bladerdek is het nog fris. Het fietspad is nog kletsnat. Af en toe vallen er nog dauwdruppels naar beneden. De zon krijgt geen kans om met zijn warme zonnestralen door het bladerdek heen te dringen. We fietsen de Withoefse Heide in. Het gebied kreeg die naam van de laatste hoeve die hier stond in 1780. Toen eigendom van de abdij van Tongerlo. Dit natuurgebied vormt de bufferzone voor de Kalmthoutse Heide en is onder begeleiding van een gids te bezoeken. Het is voornamelijk een bosrijk gebied, maar men vindt er toch ook de plaatselijke heide. Langs een smal grindpad gaat het rechtdoor. De steentjes springen onder onze banden alle kanten op. Naast het pad is het modderig en is zeker geen alternatief om te fietsen. Je schuift er gemakkelijk op uit. Een infobord heet ons welkom in het natuurreservaat Kalmthoutse Heide. Het gebied strekt zich uit tot over de Nederlandse grens. Het uitgestrekte Kempische heidelandschap is samengesteld uit, duinen, heidevelden, bossen, vennen en weilanden. Op dit stuk van Kalmthout hebben we nog nooit gefietst. Kraaien en roeken zijn de enige vogels die we horen. We houden halt bij “De Vroente”, gelegen aan de rand van het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier bevindt zich het centrum voor natuur en milieu, Dienst Toerisme en in het bijenmuseum kan je de evolutie van ei tot insect beleven. Vooral de doorzichtige bijenkassen trekken enorm de aandacht. Vanaf hier begint ook de striproute. Suske en Wiske staan rug aan rug op een boomstronk. Ze wachten op de goede fee die hen, net als Pinokkio, levend zal maken. Het is geen toeval dat onze striphelden hier staan. Willy Vandersteen woonde en leefde in Kalmthout van 1966 tot aan zijn dood in 1990.

Bij het kanon lezen we de info: “Dit uniek en zeldzaam oorlogsmonument is een origineel 90mm luchtafweerkanon. Eén van de kanonnen die op het einde van de Tweede Wereldoorlog stonden opgesteld aan de Kalmthoutse Heide. Kalmthout herdenkt hiermee de geallieerde soldaten die tijdens de winter van 1944-45 dit afweergeschut bemanden.   Het kanon maakte deel uit van het ‘anti flying Bomb command Antwerp X’ onder bevel van de Amerikaanse brigadegeneraal Clare Armstrong. De kanonnen stonden opgesteld in een gordel ten noorden van Antwerpen, met als doel het neerhalen van de Duitse V-bommen die afgevuurd werden op de Antwerpse haven en op de stad zelf. Dit luchtafweerkanon is een bruikleen van het Koninklijk Museum van het leger en de Krijgsgeschiedenis. Opgericht als monument in 2008”.

We dwarsen de drukke Putsesteenweg en rijden opnieuw de Kalmthoutse Heide in. Hier staat fotodoek 18: “Mont Noir. De Joodse diamantair Bernsohn had vlak voor de oorlog grootse plannen om in de Kalmthoutse Heide op de Mont Noir een pretpark in te richten. In 1912 begon hij met de aanleg van een spoorlijntje om de toeristen gemakkelijk ter plaatse te krijgen. In 1914 was het lijntje voltooid maar WOI maakte een einde aan al zijn plannen. Zelf vluchtte Bernsohn naar het buitenland”.

We slaan rechtsaf om route 25 te blijven volgen. Vanaf hier zien we de heide bloeien. Andere kleuren zijn er niet meer te zien langs de kant van de weg. Het onkruid staat heel hoog of wordt overwoekerd door de zwarte- of rode braambessen. De Kalmthoutse Heide is een Vlaams natuurreservaat en één van de oudste beschermde landschappen. Bij knppnt 80 stoppen we aan fotodoek 19: “De wijk Kalmthoutse Hoek, nu Essen Hoek, was door den Doodendraad afgesneden van Kalmthout en werd bevoorraad vanuit het station in Kalmthout. Een vracht met meel, zout of andere waren werd met paard en kar langs de Verbindingsstraat naar Kalmthoutse Hoek gebracht. Duitse soldaten controleerden de goederen en staken hun bajonetten in de zakken om de inhoud te controleren en haalden er waren uit voor henzelf”.

De kleuren die boven het gras uitsteken zijn blauwe en oranje nutsbuizen. Ze dienen voor aardolie- en aardgasleiding onder hoge druk. We fietsen vervolgens tussen de grote villa’s. Het zijn statige gebouwen met hectaren grond omheen. De maïs heeft zijn hoogste stand bereikt. Zelfs vanop de fiets zijn de velden niet meer te overzien. Op de weiden liggen de ingepakte rollen hooi te wachten om opgeladen te worden. Nu fietsen we in het zonnetje. Het is eens zo aangenaam.

Ik lees in de oorlogskrant een artikel uit Oost-Vlaanderen, een klein dorpje bij de Nederlandse grens: “Vrij België van Vrijdag 3 December 1915”. ‘Watervliet. Aan den elektrischen draad. Een haas was tegen de elektrische draadversperring aangelopen en door den stroom gedood. Een Duitsche schildwacht, die het beest wilde wegnemen, is eveneens door de elektrische strooming neergebliksemd’. Tot zover het bericht.

We rijden verder op asfalt. Heel wat aangenamer dan grind. Terug tussen bomen die nauwelijks zonlicht doorlaten. Het is druk geworden. Fietsers, wandelaars, joggers, honden die hun baasje uitlaten. En last but not least zijn er de wielerterroristen. Met tientallen zoeven ze voorbij. Roepend en fluitend om plaats te maken. Natuurpunt heet ons:   “Welkom in het Stappersven”. Een deelgebied van het grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Vanaf hier maken we kennis met een mozaïek van bos, ontveende moerassen, paarse droge en natte heide. Fotodoek 20 staat bij Parking Zuid: “Keetheuvel. Den Doodendraad liep dwars door de Kalmthoutse Heide. Duitse soldaten bewaakten de versperring vanuit de houten barak op de Keetheuvel. Op het kruispunt van de Verbindingsweg en de elektrische draad was er een bewaakte doorgang. Deze verlaten, bosrijke streek bood aan een aantal durvers de mogelijkheid om door de draad te kruipen door middel van een houten geïsoleerd raampje. Zo werden vluchtelingen en brieven naar Nederland gesmokkeld. Daarbij werden regelmatig Duitse soldaten omgekocht”.

Daarna houden we halt bij de Pluisvenvijver links van ons. Enkele zitbanken nodigen uit om een meegebracht kopje koffie te drinken. Het is hier stil en vredig. We bevinden ons echt in een oase van rust. Zelfs geen eend of gans zwemt in het water. Zelfs het “waterkieken” laat zich niet zien. Aan de overkant van de vijver groeien talrijke berkenbomen. De wit grijze stammen veroverden de heuvel en domineren de volledige oever. We fietsen weer verder op ons asfalt pad in het zonnetje, terwijl we nog steeds knppnt 89 volgen. Rechts in de verte weer talrijke berkenbomen. Een “zee” van wit grijze stammen. Links en rechts is het domein afgebakend met schrikdraad of prikkeldraad. Verderop, meer naar het zuidwesten fietsen we langs de ‘Drielingvennen’.  In de middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rechts, tussen de stammen van de bomen zien we het zonlicht in het water van de Stappersvenvijver schitteren. Bij de ingang van het pad naar de vijver staat een infobord. Vanaf hier kan men wandelen tot bij de vijver. Deze waterplas maakt deel uit van het gebied Stappersven-Kalmthoutse Heide en het grensoverschrijdende natuurgebied Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier staan talrijke stammen van bomen zonder kruin en takken. Een goeie drie à vier meter hoog. Het gebied ontsnapte niet aan de brand van 25 mei 2011. In totaal werd 600 ha natuurgebied in de as gelegd.

Nog een artikel vanaf de grens. De reporter zag er de grap van in: “De Belgische Standaard van Zaterdag 16 Oktober 1915”. ‘Smokkelbaby. Dezer dagen arriveerde aan de grens een vrouw met een kinderwagen, waarin een slapend kindje lag. Bij onderzoek door de grenswacht bleek echter, dat de <lieve kleine> bestond uit meel, rijst enz. Voor het hoofdje zat een masker. Natuurlijk werd de slaap van het teeder wichtje wreed gestoord!’

De Nolse Duinen, waar we nu door fietsen, is een laagveengebied waar ooit veel turf gestoken werd. Vlakbij ligt de ‘Zwarte Duin’, nu de Nolse Duinen genoemd. Links de Biezenkuilen. De naam werd gegeven naar de plantengroei die men in het ven vindt.  Tussen de verschillende loofbomen bloeit weelderig de rode lijsterbes. Weer houden we halt om foto’s te nemen van een heidevlakte die baadt in het zonlicht. Bovenop een heuvel staan zes fel gekleurde korven voor bijen. In de verte staan enkele runderen te grazen. Ik gok op Galloways. Ons Rina trekt er alleen op uit om de beestjes voor het nageslacht vast te leggen. Soms moet men offers brengen. Iemand moet de zware taak op zich nemen om bij de fietsen te wachten. Na enige tijd komt ze licht hijgend terug: “Het was verder dan ik dacht” vertelt ze. “Ook schapen staan daar met tientallen te grazen” weet ze nog te vertellen voor we verder rijden.

Verderop zijn we in het centrum van Hoek. Een klein dorpje van Terneuzen. Onze eerste kapel is op de hoek van de Achterste Hoevestraat en de Verbindingsstraat. Gebouwd in rode baksteen met puntdak. In de nok werd eveneens een beeldje geplaatst. Twee kleine zijraampjes en een houten deur met glas zorgen voor voldoende lichtinval. De kapel is mooi onderhouden maar heeft een sober interieur. Er komt meer bewolking opzetten. Ook de wind laat zich voelen. We rijden de grens van Nederland over en worden onmiddellijk omgeven door weilanden met koeien en paarden. Hier wacht fotodoek 21: “Smokkelen. Om de grensposten te bemannen, werden oudere Duitse soldaten ingezet, of mensen die niet geschikt waren om naar het front te worden gestuurd. Samen met de Nederlandse militairen en douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van België naar Nederland. Dit om het smokkelen en het vluchten van kandidaat soldaten tegen te gaan. In grenspaal 247 zie je nog kogelgaten op de plaats waar een smokkelaar van ‘bukvet’ werd neergeschoten. Bukvet was erg gegeerd tijdens WOI”.

Het huis op het infodoek, dat als achtergrond dient voor de twee Duitse soldaten, gelijkt sterk op de woning achter de fotodoek. De gelijkenis is treffend. Mits enige aanpassingen is het natuurlijk mogelijk. Vlakbij, aan de overkant, staat grenspaal 247. Geplaatst in 1843.

Uit de oorlogskrant “De Vlaamsche Stem van 24 Juli 1915” ‘Aan de Nederlandsch-Belgische grens. Men meldt uit Ossendrecht aan de N. Ct.: De Maandag aangeschoten smokkelaar D. is gisternacht aan de gevolgen overleden. De samenkomst aan de grens aan de Duitsche draadversperring is door den Duitschen commandant verboden, men moet dertig meter van de draadversperring verwijderd blijven. De oorzaak hiervan is, dat in de laatste dagen eenige vrouwen trachtten door te dringen, een harer werd j.l. Maandag gearresteerd. Gisternacht is andermaal, tussen Ossendrecht en Santvliet, een man aan den electrischen draad blijven hangen; het lichaam was geheel blauw’. Tot zover het bericht.

We bevinden ons in Noord-Brabant. We rijden het centrum van Huijbergen in. Het dorp behoort tot de gemeente Woensdrecht. Een groot gedeelte van het dorp, waaronder het klooster en de kerk, werd in 1944 verwoest door terugtrekkende Duitsers. Het is braderie en kermis vandaag. Ons Rina is niet te houden. We gaan over de markt nadat we de fietsen bij het klooster hebben vastgemaakt. Grijze wolken pakken zich samen. We gaan nog nat worden. Bij de bibliotheek staan twee legervoertuigen tentoongesteld. Netjes opgeschilderd en gewassen. Er staat zelfs een legerjeep te koop. De luchtmacht viert dit jaar zijn 100 jaar Militaire Luchtvaart. Een vrachtwagen met lange oplegger wordt open gesteld voor het publiek. Vanaf 12 jaar mag je hier met een straaljager Flight Simulator door de lucht zoeven. De jeugd staat massaal te drummen om als volgende aan de beurt te zijn. We wandelen tot bij het voormalige Wilhelmieten klooster waarvan slechts het poortgebouw uit 1610 overblijft. Na WOII werd het klooster heropgebouwd. Het internaat werd gemoderniseerd en omgebouwd tot appartementen. Het klooster werd een museum. Ernaast bevindt zich nog steeds de begraafplaats. Een zerk vermeld de naam: “Toon van Eekeren. Geboren in 1916 en overleden in 1992. Links de grote kapel. Alles is afgesloten. We wandelen naar de tuin aan de achterzijde. Twee grafzerken liggen hier op de keien. De tekst is helemaal verweert en onleesbaar. Het jaartal 1757 is met ijzers uitgebeeld op de gevel. Rechts in de hoek is een school ondergebracht. Een oude waterpomp siert de tuin. Vervaardigd in arduin met bronzen kraan en een zwart geschilderde hendel.

Om 12:10u verlaten we het centrum van Huijbergen. Voor even toch. We rijden door een bebost gebied. Er vallen enkele druppels regen. Als we onze regenjassen aantrekken, is het alweer over. De zon schijnt terug maar de bewolking lost niet op. We volgen nog steeds knppnt 37. Bij een grote manege met aangebouwd restaurant begint de Brabantse Wal. Vroeger was een deel van de Brabantse Wal bedekt met veen. De veenlaag werd weggestoken en gedroogd tot turf. Nu heeft de regio een afwisselend landschap met bossen, kreken, landgoederen en plotselinge hoogteverschillen. We genieten van de vele vergezichten. We slaan rechtsaf en rijden terug het centrum van Huijbergen in. Bij knppnt 37 moeten we knppnt 30 volgen, maar daar is niets van te zien. Knppnt 60 is linksaf en knppnt 31 is rechtdoor. Op het knooppuntenbord hebben vandalen de cijfers weggekrabd. We oriënteren ons door middel van ons plannetje. Rechtdoor richting de molen is de enige optie. Nu begint het pas echt te regenen. We gaan te voet langs de markt tot de kerk. In het voorportaal van de O.L.V. Hemelvaartkerk van 1952 schuilen we voor de pletsende regen.  Na een tijdje regent het iets minder hard en besluiten we verder te rijden tot bij de stenen bergmolen Johanna. Aan het volgende kruispunt hangt een bordje met knppnt 30. Begrijpen wie begrijpen kan. De molenaar is bezig de houten kop van de molen in de juiste windrichting te draaien. We mogen de molen bezoeken. We zijn de enige belangstellende: “De bergkorenmolen ‘Johanna’ (1862) houdt de herinnering levend dat de zoektocht naar energiebronnen al meer dan eeuwenoud is. De molen werd in 1966 door de toenmalige gemeente Huijbergen gekocht, opgeknapt en gerestaureerd. Op 10 mei 1975, nationale Molendag, werd de molen weer in werking gesteld. De molen die nog regelmatig draait, geniet het predikaat ‘rijksmonument’”. In 1999 werd de molen voor het laatst hersteld.

De brochure toont ons dat we op Nederlands grondgebied rijden langs een stuk Belgische grens. Vroeger, tot 1996, was dat duidelijk te zien aan een douanehuisje, een rood wit bareel, prikkeldraad en uiteraard aan een douanier. Vandaag de dag is daar echter niets van te zien. Alleen de grijze grenspaal 246 is de enige stille getuige van het leed dat hier gebeurde. Een infobordje leert ons: “Ieder monument of monumentaal object vertelt zijn eigen verhaal. Deze grenspaal (246) is na de onafhankelijkheidsstrijd tussen België en Nederland in 1843 geplaatst. Op 29 februari 1904 is de originele grenspaal voor de verkeersveiligheid en ter voorkoming van diefstal bij een wegreconstructie neergelaten tot diep onder het wegdek. Precies 100 jaar later, op 29 februari 2004 is de grenspaal weer zichtbaar gemaakt en op korte afstand herplaatst van de plek waar hij eerder werd ingegraven. Het daarbij behorende proces-verbaal is getekend door de burgemeesters van Essen, Kalmthout en Woensdrecht. Op dat –werkelijke grenspunt- is nu nog een roestvrijstalen bus in het asfalt te zien”.  Aan de overzijde van de ‘Weg naar Wouw’ staat de calvarieberg met jezus aan het kruis. Een infobordje van ‘Monumenten en kunst’ legt uit: “Tijdens zijn werk in het landelijke Huijbergen ervoer pastoor Machielse het landschap hier als te wijds en open. Op zijn initiatief is daarom een kruisbeeld gebouwd. De wijding vond plaats in 1934. In 1967 werd een nieuw kruisbeeld gemaakt dat in 1980 zijn huidige plaats kreeg met toevoeging van coniferen en een muurtje. Het kruisbeeld is een herkenningspunt gebleven in het hedendaagse landschap”.

Rechts van ons begint de ‘Wouwse plantage’. Het landgoed is eigendom van de Stichting Behoud Natuur en Leefmilieu van 900 ha groot. Er werden wandelpaden aangelegd en opengesteld, sinds 1987, voor het publiek.

We rijden verder tot knppnt 81, nog steeds omgeven door Brabantse Wal. We verlaten de fietsroute en nemen de verkorting. Het is allemaal loofhout wat we zien. Het is frisjes. Het heeft opgehouden met regenen. Alleen de wind voelen we nog. De zon doet haar best om door de wolkenmassa te breken. Waar we nu rijden heeft het bijna niet geregend.  Onder het bladerdek is het fietspad nog droog. Op de Moerkantsebaan steken we de grens over naar België, langs grenspaal 244, met weidse panoramazichten. Daarna volgt een smal asfalt pad tussen de maïsvelden. We zien nog net de torenspits boven het gewas uitsteken. Langs de Bergsebaan rijden we tot Essenhoek. In de verte kleurt de lucht weer donker. Hopelijk moeten we daar niet door. Voor de St-Pieterkerk van Hoek slaan we linksaf. Op de westertoren wijst de klok bijna twee uur aan. Boven de poort van de kerk is een bas-reliëf aangebracht van St-Pieter met twee sleutels in de hand. “Ik zal U de sleutels van het rijk der hemelen geven”, staat te lezen in een waaier rondom het beeld. Voorbij de begraafplaats rechtsaf. Bij boerderij ‘De Schans’ staan enkele levensgrote kunstwerken tentoongesteld in arduin. Alle info ontbreekt. De boer stelt zijn stallen ter beschikking van de hedendaagse kunst. Hij stelt zijn creaties tentoon in de voortuin om de voorbijganger mee te laten genieten. De Verbindingsstraat brengt ons bij knppnt 14. Aan de mooie kapel van de “Maagd der armen” moeten we naar rechts. In de Rouwmoer voor knppnt 23. We fietsen voorbij de Wildertse Duintjes. Een boscomplex van bijna 60 ha en een geliefde bestemming voor wandelaars, fietsers, Nordic Walkers en mountainbikers. Dan zijn we bij knppnt 82.

We belanden bij het St-Gerardusklooster van de Redemptoristen te Essen-Wildert. De mooie majestueuze kerk en de school dateren van 1908. Gebouwd op de fundatie van een vroegere abdijhoeve. Op de nok van de toren staat het bronzen beeld van het Heilig Hart. We kunnen zelfs de kerk binnen. Een heel donker geval. Alle ramen zijn in loodglas dat het licht tegenhoud. Een mooie grote tekening op de muur achter het altaar met de woorden “Ik ben de verrijzenis en het leven” behoeven geen verdere uitleg. De drie beukige kerk mist een groot orgel boven de inkom. Een kleiner staat naast het altaar.

We rijden door het centrum van het kleine dorp Wildert dat behoort bij Essen.  Langs de spoorweg en de St-Jan de Doperkerk van 1943 tot knppnt 58. We slaan rechtsaf en zien de bakkersmolen reeds van ver. De wieken draaien. De stoomlocomotief laat fluitend van zich horen. Het is een drukte hier. De molen is gebouwd in 1981 en dus vrij jong. Langs het stoommuseum stappen we de bakkerij met winkel binnen. Daarna is de molen aan de beurt. Op het terras van de taverne drinken we een trappist. De kinderen maken een ritje met het stoomtreintje rond de molen. Daarna is de speeltuin aan de beurt.

Het is net 16:00u voorbij als we voldaan de bakkersmolen verlaten. De zon schijnt maar ze kan ons niet verwarmen. 500 meter verder staan onze twee volgende infodoeken. Doek 11  legt uit: “Het lange zwarte gebouw was een verblijf voor de soldaten. De bezetters namen eten, dieren en gebouwen in beslag om er zelf gebruik van te maken. Daar was weinig gevaar mee gemoeid, ver van het front. De bevolking probeerde op goede voet te staan met de soldaten en de magere oorlogsjaren zo goed mogelijk door te komen. Naast de gebruikelijke landbouw werden er massaal tuintjes aangelegd om aan voedsel te komen”. Op fotodoek 12 lezen we: “Toelatingspas. De doorgang tussen Kalmthout en Essen werd 100 jaar geleden verhinderd door den Doodendraad. De Kalmthoutse wijken Nieuwmoer en Hoek waren afgesneden van het gemeentehuis van Kalmthout. Dit bracht heel wat problemen mee voor het verkrijgen van officiële documenten zoals geboorteaangiften en overlijdens. Boeren met grond aan de andere kant van de draad konden enkel met een toelatingspas en na grondige controle van de vracht hun oogst binnenhalen. Elke 100m stond er een Duitse wachter en op ‘den draad’ stond 2000 Volt. Het was dus onmogelijk om door de afspanning te komen. Door de strenge censuur op de brieven en de permanente bewaking was er nauwelijks contact met de mensen achter ‘den draad”.

Drie kilometer verder is knppnt 70. We fietsen weer tussen de hoge maïs en weilanden met af en toe een boerderij. De boer rijdt met de tractor op het veld en keert het hooi. Een vlucht meeuwen cirkelen boven het gedraaide hooi. Na wat gekrijs strijken ze neer om het graan te pikken. Bij knppnt 71 wijken we af om knppnt 75 te volgen. In de Kerkendijk staan we stil voor infodoek 13: “Draadloze zendmast. In de winter van 1917-18 legden de Duitsers beslag op dit weideland behorend tot de hoeve van Jaak Van Den Bergh aan de Kerkendijk. Duitse mariniers werden belast met het oprichten van een vijftig meter hoge, draadloze zend- en ontvangstmast. Een groot aantal epicea’s (fijnsparren) werden afgezaagd. Materiaal en mankracht werd opgeëist om de boomstammen te vervoeren. Aan de voet van de centrale mast werd een loods gebouwd voor de zend- en ontvangstapparatuur en het verblijf van de marconisten”.

Even verder vinden we doek 14: “In den zoeten inval. Heel wat gebouwen werden tijdens WOI ingepalmd door de Duitse bezetter, zo ook de herberg ‘In den zoeten inval’ op het Kerkeneind. De biljartzaal werd ingericht als Passbüro. Hier werden de reispassen verkregen waarmee men zich naar grensgemeenten of naar plaatsen buiten het etappegebied kon begeven”.

Terug naar knppnt 71. Rechtsaf voor knppnt 72. Langs de grote baan rijden we terug naar Heide-station voor onze laatste WOI-doek voor de spoorwegovergang nr 15: “Leegstaande villa’s kwamen in aanmerking voor inkwartiering. Vanaf 1915 werd het ‘Eikenhof’, nu Seniorenresidentie Beukenhof, door de Duitsers opgeëist voor logement van de officieren. De soldaten verbleven in de hotels in de buurt en hadden er kost en inwoon voor 1,25 frank per dag. De hoteleigenaars moesten wel lang op hun geld wachten”. Om 17:00u laden we de fietsen terug op de auto. We hebben 45 km gefietst.

Met de auto rijden we 10 km naar knppnt 07 in ‘Riethoek’ te Kalmthout. Infodoek 10 verteld: “Het redelijk ontoegankelijk moerasgebied ‘De Maatjes’ was voor smokkelaars een uitgelezen gebied om hun goederen over de grens te brengen. Enkel een prikkeldraad en natuurlijk de Duitse en Nederlandse grensbewaking waren voor hen een hindernis. Hier was geen prikkeldraad met elektrische stroom!”.

Het is maar anderhalve minuut verder rijden naar knppnt 08, vlakbij de Nederlandse grens voor infodoek 9: “De Kalmthoutse wijk Nieuwmoer lag samen met Essen in het Niemandsland tussen den Doodendraad en de grens met Nederland. De Lepelstraat is een oude gedempte turfvaart. Aan grenspaal 234 patrouilleerden aan de overzijde de Nederlandse en aan deze zijde de Duitse grenswacht”.  

We moeten nogmaals de grens over voor doek 8 die zich op de Hoeksestraat-Aachtmaalsebaan te Schijf bevind: “Reeds in 1882 was Jagersrust een herberg aan het kruispunt met Schijf, Achtmaal, Roosendaal en Essen. Ze is gelegen op Nederlands grondgebied nabij grenspaal 236. Tijdens WOI werd de grens op deze plaats bewaakt door de Nederlandse militairen. Ze groeven er een loopgraaf om zich, in geval van een Duitse aanval, te kunnen verdedigen”.

Als laatste rijden we naar knppnt 55, bij het kruispunt Heiblok-Steenpaal in Horendonk voor  doek 7: “Horendonkse sas. Turfwinning hertekende het landschap van Essen en zorgde voor werk. De turfblokken of klotten werden op platte boten vervoerd in Noordelijke richting, naar Roosendaal, Breda en Bergen op Zoom. Om de hoogteverschillen van de waterlopen te overbruggen, werd er gebruik gemaakt van een sas. In de 18de eeuw viel de turfhandel stil, maar de vaarten bleven wel bestaan. Tijdens WOI hielden de Duitse soldaten de wacht bij de vaarten om te voorkomen dat er via het water werd gesmokkeld. Voor iedereen was er voedseltekort. Er werd eten gedeeld, geruild, gekocht of opgeëist”.

Om af te sluiten nog een bericht uit de oorlogskrant: “De Belgische Standaard van Vrijdag 28 April 1916. Langsheen de grens. ‘Eigen bericht’. In den nacht van 4 April werden alle hollandsche soldaten van de Belgische grens vervangen door tolbeambten van allen ouderdom. Naar ’t schijnt wemelt het op de grens van zulke hollandsche grenswachten. Moet dit in verband gebracht worden met den gespannen toestand die dreigde te dien tijde? Maar waarom van de Belgische grens de werkdadige soldaten weggetrokken?”

Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten               Foto’s: Rina Meurs            Bron: Gazet van Antwerpen en Dienst Toerisme Kalmthout.














09-02-2015 om 12:28 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (1)
02-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dijleliniefietsroute 3

Knooppunten: 71-25-71-72-26-27-28-32-95-38-74-38-93-31-35-30-72-71. Afstand: 51,6 km.

Woensdag 1 oktober 2014. De herfst is sinds enkele dagen in het land. Het is door het vallen van het blad, dat het echt opvalt. De temperaturen zijn echter nog ’s zomers. Het is nog vroeg maar de zon is al van de partij. In de verte hangt nog wat mist. Op de ring rond Antwerpen is het sterk vertraagt verkeer. Zoals iedere werkende dag trouwens. Het is stapvoets rijden, maar staan geen enkele keer stil. Een infobord boven de rijstroken vermeld een ongeval bij afrit Mechelen-Noord met een file vanaf Duffel. Bij de splitsing naar E19 richting Brussel kunnen we terug vlot rijden. Tot we bij afrit Duffel komen. Hier is het terug aanschuiven. Bij Mechelen-Noord is niets te zien van een ongeval.  

In Werchter parkeren we de wagen op een kleine parking voor het voormalige gemeentehuis. Nu is de administratie van het OCMW in ondergebracht. Werchter is een deelgemeente van Rotselaar en behoort tot de Kempen. Vooral bekend vanwege het rockfestival Rock Werchter dat hier jaarlijks georganiseerd wordt. Met de fietsen aan de hand wandelen we tot bij de Sint-Jan-Baptistkerk op het Werchterplein. Een gotische kerk, gebouwd in witte natuursteen bovenop de ijzerzandstenen fundatie. Heel de kerk rond zijn lagen gemetst van ijzerzandsteen. De kogelgaten in de kerk zijn nog een stille getuige en duidelijk zichtbaar. Oude grafzerken werden in de gevel ingemetst. Het kerkhof situeerde zich vroeger op het graspleintje, tussen de kerk en het voormalige gemeentehuis. De kerk is niet toegankelijk. Opzij van de ingang staat een monument voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen. Op infopaneel nr 29 lezen we: “Tussen Dijle en Marne. De Sint-Jan-Baptistkerk is al sinds de zestiende eeuw het herkenningsteken van het welvarende boeren- en brouwersdorp Werchter. Wie het niet weet zou nooit vermoeden dat de kerk in 1914 vrijwel volledig vernield werd. Begin september 1914 leverden Duitsers en Fransen een beslissende veldslag aan de Marne. Om het Franse leger te steunen, ondernamen de Belgen een afleidings-manoeuvre: vanuit Antwerpen deden ze een uitval in de richting van Leuven. Het plan slaagde: in plaats van aan de Marne streden 130.000 Duitse soldaten noodgedwongen aan de Dijle. De uitval uit Antwerpen was dus een succes voor de geallieerden, maar voor Werchter was het een catastrofe. In augustus was het dorp in Duitse handen gekomen. Tussen 9 en 13 september werd het eerst beschoten door de Belgische artillerie en vervolgens heroverd door twee bataljons van het 25ste Linieregiment. Die troffen er een ravage aan. Muren waren doorzeefd met kogels en splinters, deuren waren ingebeukt, daken waren afgerukt door granaatinslagen, huizen waren platgebrand en ingestort. De Sint-Jan-Baptistkerk had gediend als slaapplaats voor soldaten en paarden en lag vol stro. Voor de kerk moest het ergste toen nog komen. Toen de Belgen zich opnieuw terugtrokken, gooiden de oprukkende Duitse troepen op 15 september brandbommen in de kerk. Die ging grotendeels in vlammen op. Alleen de buitenmuren en enkele pilaren bleven overeind. Binnen was het een chaos van verkoolde balken en puin. Pas na de oorlog werd de kerk heropgebouwd”. Uit het velddagboek van luitenant Clemant. 5de Linieregiment lezen we: “Donderdag 10 september. We gaan van Haacht naar Werchter. Krijgen het bevel een bruggenhoofd  te veroveren. Eerste geur van de dood. Tram, bruggen en dorp verwoest. De vlag wappert op de toren van Werchter. Bravo! We installeren ons en kunnen eindelijk iets eten. Bier van Werchter erbij”.

Het café over de kerk ‘Oud Werchter’ is van 1686 en al of nog open. Op het terras zitten enkele klanten te genieten van een kopje thee of koffie. Een hoog bakstenen gebouw trekt onze aandacht. De boogramen met kleine vierkante vensters staan open of werden stuk gegooid. Duiven vliegen binnen en buiten. Geen enkel opschrift verteld de legende van het complex. Hekwerken verhinderen nieuwsgierige bezoekers. Het onkruid tiert welig op de braakliggende grond. Netten moeten de vallende stenen opvangen. Duidelijk dat dit gebouw reeds lang verlaten, en aan zijn lot overgelaten is. Aan de overzijde poetst een oudere dame de stoep. Ik vraag haar naar de herkomst van de ‘ruïne’: - “Het gebouw is van brouwerij Jack-Op. Het wordt volledig gerestaureerd. Dat is jaren geleden al beslist. Maar je ziet het, meneer. Alles verloedert. De woning ernaast is van Cultuur ‘De Jack-Op’. Aan de overzijde werden dan wel de hangars omgebouwd tot bedrijfspanden”. Daarover straks meer.

We fietsen eerst naar de O.L.Vrouwestraat, richting knpp 25. Hier staat een kapel in wit geschilderde baksteen. Achter glas kunnen we het interieur bekijken. Een orchidee siert het altaar met Maria met kind. Mooi gedecoreerd met geschilderde engeltjes op een blauwe achtergrond. We rijden over de nieuwe Hanewijkbrug de Dijle over. De fiets- en voetgangersbrug werd ingehuldigd op 30 juni 2012. Rechtsaf volgen we het Dijlekanaal stroomafwaarts in de Hanewijk tot huisnummer 31. De Schipperskapel ‘Ave Maria’ is hoogdringend aan renovatie toe. Ze is overwoekerd door rode bessenstruiken en klimop. Gebouwd in barok stijl uit 1681 in rode baksteen en zandsteen. Deze steensoort is heel onderhevig aan weersomstandigheden. Het interieur is netjes onderhouden. De Heiligenbeelden en bloemen staan stofvrij onder glazen stolpen. Vooraan enkele sfeerkaarsen.   

We rijden terug naar het centrum van Werchter. We stoppen bij de grote hangars van de voormalige brouwerij ‘Jack-Op’. Een infobord legt uit: “Midden in het dorp van Werchter verbouwde Felix Van Roost in 1869 zijn boerderij tot brouwerij en begon er met het brouwen van bier van hoge gisting. Hij brouwde ook Lambic, een spontaan gistingsbier. In 1911 gaf hij de fakkel door aan zijn kinderen en kreeg de brouwerij een andere naam: ‘De Palmboom’. Na het overlijden van Felix Van Roost in 1916, waren het zijn kinderen en nadien kleinkinderen die de brouwerij verder runden. Het populairste bier dat er gebrouwen werd, was Jack-Op. Een combinatie van Lambic en een hoog gistingsbier. Het was in die tijd het meest verkochte versnijbier in België. Versnijden is het mengen van verschillende bieren of brouwsels. Omwille van de populariteit van dit bier werd de brouwerij in 1934 omgedoopt in ‘Brouwerijen Jack-Op’. Men brouwde ook nog ‘Speciale Van Roost, Dubbele Jack-Op, Lambic, Palma, Tripel Blond, Triple Jack-Op, Réserve Jack-Op, Jack-Op V.O., Export Jack-Ale, Aarschotse bruine, Bock en Export’. In 1954 werd de brouwerij overgenomen door de ‘Brouwerijen van Ghlin – N.V. Semi’, die o.a. het pilsbier Perle Caulier 28 brouwde. De brouwerij kreeg weer een andere naam: ‘Nieuwe Brouwerijen Jack-Op’. Eind jaren zestig van vorige eeuw stopten de brouwactiviteiten in Werchter. Een aantal gebouwen werden afgebroken, anderen kwamen leeg te staan. Tot eind 1970 bleef er in een deel van de gebouwen een depot zodat het bier verder kon verdeeld worden naar plaatselijke bierstekers en cafés. Eind december 1970 viel het doek definitief over de brouwerij. De gebouwen en bijgebouwen werden verkocht en kregen een nieuwe bestemming. De elektriciteitscentrale van de brouwerij, in 1925 ingericht als smidse, magazijn en atelier, werd in 2003 gerenoveerd en door de gemeente ingericht als cultuurhuis met als passende naam ‘De Jack-Op”.

Enkele minuten later vertrekken we aan kp 71 op de Haachtsesteenweg. Tussen kpn 71 en 72 volgen we Dijlekant. Bij kp 72 naar rechts, richting Wakkerzeel. We slalommen tussen het groene landschap met weide- en landbouwgronden. Enkele bomen vertonen reeds hun herfstkleuren. Een enorme appelplantage wacht om geoogst te worden. Tientallen vruchten liggen op de grond te rotten. Hopelijk krijgen we de eerste dagen geen nachtvorst, zodat de boer nog wat tijd heeft om te plukken. Het volgende veld is een perenboomgaard. Deze vruchten zijn reeds allemaal geplukt. Ook de maïsvelden zijn klaar om afgereden te worden. De bladeren en de stengels zijn verdort. De maïs zelf is goudgeel gekleurd.

In het centrum van Wakkerzeel is de St-Hubertuskerk afgesloten. Gelovig of niet, je komt er niet in. Waar is de tijd dat je op elk uur van de dag de kerk kon betreden? Ook deze kerk is gebouwd in natuursteen, bovenop ijzerzandsteen. In 1914 ging de kerk bijna in de vlammen op, toen de wegtrekkende Duitsers in het portaal, dat als rustplaats voor de paarden werd gebruikt, in brand staken. De brand kon echter op het nippertje geblust worden. Het is even stil hier in het dorpje tot de speeltijd begint van het aanpalende schooltje. Het brengt even wat leven in de brouwerij. Hier vinden we infopaneel nr 28. We lezen: “De herberg die hospitaal werd. In augustus en september 1914 lag Wakkerzeel twee keer in de vuurlijn. Telkens deed café ’t Schuurke dienst als ‘verbandplaats’, of geïmproviseerde medische hulppost. Legerarts Maurice Duwez (1881-1966) had zich in 1914 vrijwillig gemeld als arts bij het 2de bataljon van het 4de regiment karabiniers. Hij beleefde de Belgische terugtocht op de eerste rij: de gevechten aan de Dijlelinie, de terugtrekking naar Antwerpen en de uitvallen naar het zuiden, de val van Antwerpen en de definitieve terugtocht naar de Westhoek. In 1917 werd hij daar het slachtoffer van gifgas, maar hij overleefde het. Al die jaren hield hij een dagboek bij, dat hij nog tijdens de oorlog onder het pseudoniem Max Deauville uitgaf als ‘Jusqu’à l’Yser’. We lezen in zijn dagboek: ‘Amper hebben twee brancardiers een gewonde binnengebracht of  er stappen alweer twee van hun collega’s binnen. Zonder ophouden draaien en keren hun wagens voor de kerk. Ze moeten zich haasten om de gewonden in en uit de auto’s te helpen, anders komen er opstoppingen van. In de klokkentoren van Wakkerzeel turen verkenners door verrekijkers naar de horizon. Ze schreeuwen de inschietcijfers en de doelwitten. Een artillerist onderaan de toren geeft ze door aan batterijen. Munitiewagens rijden in volle vaart voorbij. Een krijgsgevangen Duitser in grijsgroene kledij wordt weggeleid door twee mannen met de bajonet op het geweer. Een soldaat komt de verbandplaats binnengestormd. “Een grendel!, roept hij. “Geef mij een grendel, want die van mijn geweer klemt!”. Een andere soldaat krijgt een zenuwaanval. Hij huilt bij elk artilleriesalvo en gilt als een dol geworden dier. Inmiddels heeft de eerste soldaat een grendel gevonden. Hij glimlacht, zegt “Zo zal ’t wel gaan” en voegt zich weer bij zijn kameraden die in de richting van de vijand marcheren”.

Café ’t Schuurke is al verschillende malen gerestaureerd maar nog steeds een café ‘à la carte’ met oplaadpunt voor elektrische fietsen. We rijden naar de begraafplaats van Wakkerzeel. De kapel ernaast is van de ‘Troosteres der Bedrukten, bid voor ons’. Het is een hoge kapel met puntdak. Achter de bruine dubbele deur staat het Heiligenbeeld van Maria. De bezette muren binnenin zijn blauw geschilderd. Plastieken bloemen fleuren het wat op. Op de begraafplaats liggen Oud-Strijders van beide Wereldoorlogen. Een kleine dodenakker  waar oude zerken schots en scheef staan. Eeuwig durende grond en niemand kijkt er nog naar om. De oudste zerk dateert van na de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd het kerkhof ontruimd en de stoffelijke resten werden naar hier overgebracht.

We rijden langs de 18de-eeuwse ommuurde pastorie die gebouwd werd door de abt van de abdij van ‘Park’. Naast de pastorie is een kringlooptuin aangelegd. De poort is op slot. Ons Rina rijdt bijna rond het domein om een foto te kunnen nemen van het pand. Tussen kp 26 en 27 rijden we op een onverhard stuk weg met kuilen en grind. 1,4km afzien. Links en rechts puur natuur. Dat maakt het goed. We genieten nog van de laatste kleuren en geuren van bloemen naast ons pad. Er staan nog enkele zonnebloemen in de voortuin bij een hoeve. In de verte wordt de maïs afgereden. Een tractor met oplegger rijdt ernaast en vangt de pulp op. De boeren hebben geen tijd voor een fietstocht. In de buurt staan nog verschillende bunkers uit WOII. Een infobord nodigt uit voor een fietstocht met de toepasselijke naam: Bunkers Binnenste Buiten. Sommige zijn afgespannen met prikkeldraad. Een vliegtuig vliegt laag over ons heen. We zien de verbrande gassen uit de turbines komen. Zaventem is niet echt veraf. We rijden voorbij afgereden maïsvelden. Nog een maand en we hebben terug vergezichten. Ernaast een veld met hectaren koolzaad. De gele bloempjes zijn onmisbaar te herkennen.

Tussen kp 27 en 28 staat infopaneel 17 in de Kasteeldreef. Maar dat hebben we gezien tijdens onze Dijlefietstocht 1. Bij kp 28 besluiten we nog even naar het centrum van Tildonk te rijden. Bij onze eerste Dijleliniefietstocht hebben we twee infopanelen gemist nabij het voormalige klooster. Het was er tevens heel druk door de open deur dag. We vinden de borden nog niet terug. Ik stap het infokantoor binnen en vraag ernaar. Door de werkzaam-heden kunnen de borden niet geplaatst worden. Niets aan te doen. Terug naar kp 28. We rijden langs het kanaal Leuven-Dijle. Het plantsoenbos ligt rechts van ons. De oppervlakte bedraagt ruim één hectare en is begroeid met els, berk en hazelaar. We houden halt bij het sas van ‘Café Maritime’. Een infobord verklaart: “De Leuvense vaart werd gegraven in 1750. De oorspronkelijke drie sluizen (Kampenhout, Mechelen, Zennegat) konden het hoogteverschil van 14 meter tussen Leuven en de uitmonding van het kanaal in de Dijle niet aan. In 1760-1763 werden drie nieuwe sluizen gebouwd te Battel, Boortmeerbeek en Tildonk. Het Tildonkse sas (1762) is van het type ‘dubbeleschutsluis met twee buikvormige kolken’. Het sashuis (1771-1772) is in zijn authentieke vorm bewaard gebleven. Recente restauraties dateren uit 1982 en 1996. De sassenierswoning was steeds eveneens een herberg, ooit zelfs hotel-restaurant. In de gewelfde kelder onder de gelagzaal bevond zich de stal voor de paarden van de trekdienst. Sas en sashuis zijn wettelijk beschermd sedert 1936”.   

Ook hier, langs het kanaal, zien we verschillende kleine bunkers. Bij kp 32 slaan we rechtsaf en verlaten het kanaal. We worden omgeven door een weiland waarop een tractor aardappelen rooit. Het brengt een hoop stof mee. Het waait gelukkig naar de andere kant. Meeuwen vliegen chaotisch achter de tractor aan. Als ze plaats genoeg hebben strijken ze op het veld neer om restjes te verorberen. Bij de volgende bunker liggen de betonnen zandzakjes nog op het dak. De stalen krammen zijn nog aanwezig. Hier werden de camou-flagenetten aan bevestigt. Takken en struiken werden er in gevlochten zodat er vanuit de lucht geen spoor van bunker te zien was. De toegang van het gevaarte is zorgvuldig dicht gemaakt met ijzeren deur en tralies. Aan de gevel van een moderne boerderij hangt een bordje dat geplaatst werd door de gemeente Haacht. Zwart op wit lezen we: “Hier woonden: Léon Neuhard (1910-1967). Verzetsleider van de Witte Brigade Fidelio. Politiek gevangene, oorlogsinvalide 1940-1945 en Hermandine Verjauw (1911-1990). Koerierster en gewapend verzetsstrijdster van de Witte Brigade Fidelio 1940-1945”.

Bij de appelboomgaarden staan de grote houten bakken gevuld met sappig fruit. Klaar om opgeladen te worden. Voor het centrum van Winksele-Delle staat ons volgende infobord in de Ketelstraat, een zijstraat van de Mechelsesteenweg. We lezen: “De broedermoord. In 1914 was de Mechelsesteenweg de snelste route van Leuven naar Mechelen, en zo verder naar Antwerpen. In het Duitse leger bestond de regel dat de voorhoede alle huizen langs grote verbindingswegen stukschoot en/of platbrandde: zo konden de kilometerslange troepencolonnes er veilig langs. Van die regel werd ook Winksele-Delle het slachtoffer. Eind augustus brandden Duitse troepen er 57 huizen plat. Voor de 1500 inwoners (in Delle woonden toen meer mensen dan in Winksele zelf) was een ramp. Pieter Goeseels was achttien in 1914, maar zou zich tot op hoge leeftijd blijven herinneren wat er gebeurde toen de Duitsers kwamen: ‘Ze sleurden de broer Staes uit hun pachthof, vier jonge boeren. Ze spraken de jongste aan: ‘Kent gij deze man?’ – ‘Ja mijnheer, dat is mijn tweede broer’. Toen schoten ze hem ook neer. Hetzelfde met de derde broer. Op het eind zei de jongste tegen de Duitsers: ‘Schiet mij nu ook maar dood, mijnheer’. En dat hebben ze niet gedaan…” “Pastoor in het verzet. Pastoor Felix Moons van Winksele-Delle was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in het verzet. Hij was lid van een geheime organisatie die informatie over Duitse troepenbewegingen doorgaf aan de geallieerden. Soms vermomde hij zich als veekoopman, leurder of pachter. In 1917 werd hij aangehouden. Na maandenlange ondervragingen werd hij in maart 1918 geëxecuteerd in fort V in Edegem, bij Antwerpen. Zijn geboortestraat in Diest werd na de oorlog naar hem genoemd”.

We stoppen bij de Heilig-Hartkerk van Winksele-Delle. “Deze neogotische kerk in rode baksteen en witte zandsteen werd gebouwd van 1914 tot 1936 naar plannen van architect Langerock, leerling van Helleputte en ontwerper van de neo-romaanse abdij Keizersberg in Leuven. De oorspronkelijk voorziene toren van ca. 35 m hoog werd om financiële redenen niet uitgevoerd. In plaats kwam er het sterk gereduceerde torentje boven het portaal. Ook het koor en de sacristie werden kleiner dan oorspronkelijk uitgevoerd. Info van Stuurgroep Erfgoed”.

Het Heilig Hartbeeld, naast de kerk, werd geschonken in 1951 door de familie Simonart. De Lourdesgrot werd in 2003 op deze plek herbouwd met dezelfde stenen door Norbert Soetaert. De grot stond voorheen aan de andere kant van de kerk en werd gebouwd door Pastoor August Van Eyck en August Verhoeven. Ze werd plechtig ingezegend op 3 oktober 1937. Waarom ze verplaatst werd, wordt niet vermeld. We verlaten het centrum en rijden weer tussen de hoge maïs. De vele bunkers op het land is een doorn in het oog van menig landbouwer. Ze verwijderen is echter geen optie. Links van ons bevindt zich het ‘Kastanjebos’ van Herent. Het natuurreservaat heeft aangeduide wandelpaden en is het hele jaar toegankelijk. Bij kp 95 zijn we in Veltem, een buurgemeente van Herent.

Voor het dorp Herent slaan we rechtsaf. In de Bosstraat. Nog een stukje kp 95. Na kp 38 rijden we op een smal asfaltpad tussen de maïs. Hier is nog veel werk voor de dorsmachine. Hier voel je niets van de wind. Op een ander veld wordt machinaal de suikerbiet geoogst. Het loof wordt van de groente verwijderd en de bieten worden langs de kant op een hoop achtergelaten tot het door een grote vrachtwagen wordt opgeladen. Het wordt warm en we willen een terrasje doen. We naderen Winksele, misschien daar? Landbouwgronden met pas geplante groenten, winterui, winterpostelein, spitskool... Bij de Maria Hemelvaartkerk van Winksele op het Kerkplein vinden we infopaneel 12: “Nooit teruggekeerd. Op het monument voor de gesneuvelden, rechts van de kerk, staan negen namen: negen jongemannen uit Winksele- een dorp van een paar duizend zielen- die vochten in het Belgische leger en niet levend terugkeerden. Wanneer je de plaatsen en jaartallen achter de namen op een rijtje zet, kan je het verloop van de oorlog goed volgen. In augustus 1914 vielen de Duitsers het land binnen. In de streek van Leuven en Mechelen werd er hevig gevochten. Daarbij sneuvelde F. Empereur. Na de val van Antwerpen trokken de Belgen zich halsoverkop terug achter de IJzer. Daar leverden ze eind oktober nog één grote veldslag. Jan Hendrickx was bij de slachtoffers. Begin november liep de oorlog vast in de IJzervlakte. In de jaren daarna werden er geregeld offensieven gelanceerd die weinig terreinwinst opleverden, maar talloze soldaten het leven kosten. Onder hen verschillende jongens uit Winksele. Drie van hen overleden in het veldhospitaal van Cabour, nabij Adinkerke. Dat was in 1915 opgericht om de vele gewonden van het IJzerfront te verplegen. Er konden 500 soldaten tegelijk worden verzorgd. Pas in 1918 lukte het om de Duitsers voorgoed te verdrijven. Op 2 oktober, amper een maand voor de wapenstilstand, sneuvelde daarbij ook Francis (Frans) Rochette. De Rochettestraat in Winksele is naar hem genoemd. In vier jaar tijd sneuvelden ongeveer 42.000 Belgische militairen: één derde tijdens de eerste oorlogsmaanden, één derde achter de IJzer en één derde tijdens het slotoffensief. Dat patroon is ook te herkennen op dit monument”.  

Ook deze kerk blijkt gesloten, er hangt echter een vaandel te wapperen met de woorden ‘Open Kerken’. Het portaal van de kerk wordt ondersteunt door een houten schot. Het gebouw moet hoognodig gerestaureerd worden. Een kerkhof behoort hier eveneens tot het verleden. Er resten slechts enkele ijzeren kruisen tegen de zijgevel.

Kleine vierkante bordjes met een klaproos leiden ons tot bij infopaneel 13 op de Brusselsesteenweg. Slecht geplaatst. Per toeval kijk ik achterom en zie ik het paneel staan. We lezen: “De begraafplaats van Veltem-Beisem. Op de begraafplaats van Veltem-Beisem rusten Belgische slachtoffers van de gevechten aan de Dijlelinie, in augustus en september 1914. Die gevechten vonden plaats tijdens de zogeheten uitvallen uit Antwerpen. Er waren tienduizenden soldaten bij betrokken en er vielen honderden doden. Na en soms zelfs nog tijdens de veldslag werden de gesneuvelden haastig begraven. Gewoonlijk werden ze in de maanden daarna heropgegraven en op een meer geschikte plek ter aarde besteld. Soms gebeurde dat door vrijwilligers; soms dwongen de Duitsers gewone burgers om deze onaangename klus uit te voeren. Enkele begraafplaatsen werden nog tijdens de oorlog door de Duitse bezetter aangelegd, maar de meeste dateren van na de oorlog en werden aangelegd op initiatief van de Belgische staat. Dat geldt ook voor de begraafplaats van Veltem-Beisem. Het gaat om een ‘verzamelbegraafplaats’: de meeste slachtoffers zijn elders gesneuveld of overleden, en zijn achteraf heropgegraven en hierheen overgebracht. Enkele gesneuvelden werden na de oorlog dichter bij huis begraven, maar dan moesten de nabestaanden alle kosten dragen. Een plaatsje op één van de officiële oorlogskerkhoven was gratis. De begraafplaats werd geopend in 1925 en is 1,14 hectare groot. Er rusten 904 Belgische militairen, van wie er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden. Allemaal vielen ze tijdens de twee uitvallen uit Antwerpen. De begraafplaats ligt aan de steenweg van Leuven naar Brussel, in de jaren twintig de drukste verkeersas van het land. Daardoor was ze snel en makkelijk bereikbaar voor nabestaanden uit heel België. De foto, op het infopaneel, toont koningin Elisabeth tijdens  een bezoek aan de begraafplaats in 1955”.

We rijden verder tot de begraafplaats van Veltem-Beisem. Er staan geen wegwijzers naartoe.  Langs de drukke Brusselsesteenweg vinden we de Belgische begraafplaats. Gelegen in de diepte. Langs trappen te bereiken. Onder de trappen is een schuilplaats met grondplan en register van de begraafplaats. Een infobord van ‘2014-18’ heeft een gehaakte ‘poppy’ en verklaart: “In 2014, dit jaar dus, is het 100 jaar geleden dat Wereldoorlog één uitbrak: een strijd die aan miljoenen mensen het leven gekost heeft. Ondanks het feit dat de laatste menselijke getuigen overleden zijn, blijft deze periode voortleven in het collectieve geheugen van ons land. België speelde een belangrijke rol, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten. Ter herdenking van de Groote Oorlog en de gevallen soldaten hebben talloze vrijwilligers uit Scherpenheuvel-Zichem klaprozen (of poppies) gehaakt. De klaproos is het internationaal symbool van de nagedachtenis aan WOI.    Dit is te danken aan het gedicht ‘In Flanders Fields’ van de Canadese militaire arts John McCrae, dat hij in 1915 aan het front in de Westhoek schreef.  De klaproos is een bijzondere bloem die bloeit op verwoeste grond waar andere bloemen geen kans krijgen. Ze symboliseert de hoop op leven in de verwoesting aan het front. De bloedrode kleur verwijst naar het bloed van honderdduizenden jongeren die aan het Vlaamse front sneuvelden”. Onderaan het bord werd het gedicht in twee talen afgedrukt. In het midden van de dodenakker wappert de Belgische vlag. Op alle zerken werd een driekleur aangebracht waarvan sommigen een zwart kruis hebben, de onbekende soldaten kregen een leeuw en sommigen gewoon de driekleur. Achteraan hebben enkele zerken de gehaakte ‘poppy’ opgekleeft.

We rijden naar het centrum van Veltem-Beisem voor de molen. We moeten het tweemaal vragen voor we het geraamte vinden. Het is privé bezit geworden. Zonder wieken, maar helemaal wit geschilderd en gerenoveerd. Onderaan is een garage, nieuwe ramen en een TV-schotel maken het duidelijk dat de ex-molen niet te bezichtigen is. Terug naar kp 38. Een heel eind terug langs de drukke baan. Voor het centrum van Herent vinden we paneel nr 11 in de Klein Dalenstraat. De titel is niet uit de lucht gegrepen: “De Martelaren van Herent”. “Als je de hogesnelheidslijn en de moderne woningen even wegdenkt, krijg je hier een aardig idee van hoe Herent er in 1914 moet hebben uitgezien: een boerendorp tussen grazige weiden en beboste heuvels. Net zo’n uitzicht hadden honderden inwoners van Herent toen ze in de eerste oorlogsweken vluchtten voor het Duitse leger en nog één keer omkeken naar hun dorp – of, voor de blijvers, toen ze door Duitse soldaten werden weggevoerd naar een onbekende bestemming. Eén van de Herentenaars die dat overkwam, was pastoor Van Bladel. Toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers in aantocht waren, zochten zowat tweehonderd mensen hun toevlucht in de pastorie op het O.L.Vrouwplein. Pastoor Van Bladel en onderpastoor Huypens gingen de Duitsers vragen hun parochianen te sparen. Ze waren nauwelijks terug in de pastorie toen ze werden opgepakt. Ze werden weggevoerd naar Tildonk en Rotselaar. Daar werden ze een nacht lang opgesloten in de kerk. De volgende ochtend ging het via Wezemaal, Putkapel en Wilsele naar Leuven. Daar werd pastoor Van Bladel, in de ochtend van 28 augustus, samen met verschillende anderen geëxecuteerd in het plantsoentje op het stationsplein, het huidige Martelarenplein”. Een pastoor die samen met Van Bladel gevangen werd gehouden in de kerk van Rotselaar schreef in zijn dagboek: “Deze voormiddag is pastoor Van Bladel van Herent bij ons in de kerk opgesloten. Hij kreeg een plaats bij het zijaltaar aangewezen, maar men ziet hem gedurig opstaan: hij wil tot het volk spreken. Hij loopt naar een Duitse bewaker en schijnt het hoofd verloren te hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij vermoord zal worden”. “Pastoor Van Bladel en de andere gefusilleerde burgers werden op het Leuvense stationsplein begraven. Pas in januari 1915 werden hun lichamen weer opgegraven. De pastoor werd ter aarde besteld op het kerkhof van Herent, naast de sacristie. Een jaar na de oorlog besliste de gemeenteraad om de vroegere Kerkweg in het centrum om te dopen tot Van Bladelstraat”.

Bij het station van Herent staat infopaneel 10 op de Mechelsesteenweg. We lezen: “Bloedbad in Herent”. “Veel mensen weten dat Leuven in 1914 door de Duitsers in brand gestoken en geplunderd werd. Daarbij kwamen meer dan tweehonderd burgers om het leven. Veel minder bekend is dat ook Herent uiterst zwaar getroffen werd. Op 26 augustus 1914, een dag na het bloedbad in Leuven, marcheerden Duitse eenheden Herent binnen. Ze staken er tientallen huizen in brand, vooral aan en rond de Mechelsesteenweg. Vanaf het Windgat (bij de huidige snelwegoprit) tot aan het kruispunt van de Winkselsesteenweg en de huidige Gebroeders Massantstraat stonden na afloop nog maar enkele huizen en boerderijen recht. Bij die branden, en bij de moordpartijen die ermee gepaard gingen, kwamen 72 inwoners om het leven. In verhouding was dat veel meer dan in Leuven, want Herent had toen maar 5.000 inwoners”.

Aan de overkant staat het nieuwe complex dat het gemeentehuis, politiebureel en de Bibliotheek huisvest. We lezen daarover: “Enkele honderden meters hier vandaan, aan de overkant van de spoorweg staat nog altijd het oude gemeentehuis. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse eenheden er binnen; ze vernielden de inboedel en staken het gebouw in brand. Het volledige gemeentearchief vanaf 1830 ging verloren, inclusief de registers van de burgerlijke stand”. Op de foto, bovenaan de tekst, zien we dat alleen de muren nog overeind staan – de ergste ravage was toen al opgeruimd. In 1920 werd het gemeentehuis vrijwel in zijn oorspronkelijke staat heropgebouwd.

Café Floreal is gesloten. Zo te zien zal het ook niet meer open gaan. Het staat al een tijdje te koop of te huur. Om een terrasje te doen zullen we moeten wachten tot in Wilsele. Op de begraafplaats van Herent, naast de spoorweg, ligt menig Oud-Strijder en oorlogsvrijwilliger van de Tweede Wereldoorlog begraven. De meeste zijn rond WOI geboren en waren amper 30 jaar oud. Na kp 93 rijden we op het Jaagpad van Leuven-Dijle. Op de andere oever bevindt zich een industriegebied. We fietsen voorbij de Koninklijke Marine Kadetten, een school voor jongeren die de basisprincipes leren van het varen en het leven aan boord. Het volgende complex is de Remytoren. Het bedrijf werd opgestart in 1855, door Edward Remy, als producent van rijstzetmelen. Nu biedt het hoogwaardige kantoorruimte aan. Te huren of te koop. We passeren enkele bunkers langsheen het jaagpad. Bij kp 31 bevinden we ons bij Keierveld. Als we kp 35 volgen komen we voorbij het centrum van Wijgmaal. We wijken af en rijden naar de kerk van Wijgmaal. We willen nu iets vinden om te drinken. Op een schaduw terras drinken we een Omer en een alcohol vrij biertje voor ons bomma.  

We stoppen nog even bij de kerk voor het monument van 1914-18. ‘Opgericht aan zijnen Helden’. Voorbij het H. Hart naar het portaal van de kerk. We moeten zien of we binnen kunnen. Een wonder geschiedt! De kerk is open. Het interieur is licht. Nochtans is de zoldering in een donkere houtsoort. De muren zijn wit geschilderd. De glasramen zijn indrukwekkend. De tekst onder de Heiligen, van de glas-in-loodramen, zijn nog in het Latijn geschreven. De enige die we erkennen zijn Adam en Eva. Het zonlicht schijnt door de ramen en nu komen de kleuren beter tot hun recht. Bij het station van Wijgmaal staat het monument van Eduard Remy. Hoog op zijn sokkel zit hij in op zijn troonzetel en kijkt starend in de verte. Een bordje op de sokkel vermeldt: “Edouard Remy, 1813-1896. Stichter fabrieken Remy nv in 1855. Inhuldiging Campus Remy, 19 maart 2005”. De fabriek werd helemaal omgebouwd tot een moderne school. We verlaten de campus en rijden verder. Even later krijgen we argwaan. Het is lang geleden dat we ons knooppuntenbordje gezien hebben. We vragen aan een voorbijganger of we richting Rotselaar rijden. Het antwoord is positief, maar hij wil ons een kortere weg tonen. Wij bedanken en rijden verder tot het eind van de baan. Links Leuven, rechts Aarschot. Niet goed hé? Terug dan maar tot bij het monument van Remy. Daar zien we onze fout.     We moesten vroeger zijn afgeslagen. We rijden naar Rotselaar. De zon duikt achter de wolken als we het natuurdomein ‘Wijgmaalbroek’ doorkruisen. Een infobord legt de bezoeker uit wat men hier in het bos kan vinden. Bij kp 30 vinden we het Oorlogsmonument ‘Molen-Rotselaer’. De tekst eronder luidt: “Ze waren 300 der 5de- en 25ste linieregimenten en mitrailleurs der 5de brigade die vielen op den morgen van 12 september 1914. De tekst in het Frans staat ernaast. Op drie verticale stenen panelen staan de 114 namen gegraveerd van de slachtoffers. De oud-strijders van Rotselaar richtten in 1935 dit monument op. De tekst luidt: “Op 12 september 1914 sneuvelden hier 263 militairen van de 5de Brigade waarvan 169 van het 5de Linieregiment. Wij herdenken naast de 149 niet Geïdentificeerde kameraden van de 5de Brigade”.

Infopaneel nr 9 verklaart nader: “In deze omgeving werd op 12 september 1914 de Slag aan de Molen gestreden, een bloedige episode van wat militaire historici de tweede uitval uit Antwerpen noemen. Over die slag verneem je meer op het informatiepaneel aan de Molen, een paar honderd meter verderop in de richting van Rotselaar. Hier sta je voor twee monumenten voor de slachtoffers. Het monument achteraan gedenkt alle gesneuvelden van de 5de Gemengde Brigade (zo genoemd omdat ze manschappen van het 5de Linieregiment, het 25ste Linieregiment en een Compagnie Machinegeweren bundelde). Het opschrift heeft het over 300 doden, maar in werkelijkheid waren het er nog meer. Na de oorlog werd de straat omgedoopt tot vijfde Liniestraat, en werd de gemeente Rotselaar peter van het 5de Linieregiment. Het kleinere monument vooraan gedenkt luitenant Werner Bavay. Het werd opgericht door zijn weduwe – het opschrift is in deftig Frans, want de familie was van adel. We weten vrij precies wanneer de luitenant sneuvelde: op 12 september 1914, tussen half elf en kwart voor elf ’s morgens”. “Een naïef plan?” “De dagorder van 12 september 1914 – de officiële proclamatie van het strijdplan voor die dag – was erg positief, op het naïeve af: ‘Vandaag, 12 september, zet het Belgisch Veldleger krachtdadig de aanval tegen de Duitse stellingen voort. De 2de Legerafdeling zal Wezemaal aangrijpen. De overige strijdkrachten zullen naar het westen marcheren en het kanaal oversteken te Tildonk, waar zij een brug zullen werpen’. De mannen op het terrein waren minder optimistisch. Het terrein was ideaal voor een Duitse hinderlaag: hoge oevers en smalle bruggen, en overal groen dat de verdedigers dekking bood. ‘De steenweg vanuit Rotselaar loopt via twee smalle bruggen over twee armen van de Dijle,’ waarschuwde kapitein de Grox van het 1ste regiment Grenadiers. ‘Ten zuiden van de bruggen vormt de rivier een brede, diepe plas met steile, dichtbegroeide oevers. De molen en de huizen eromheen worden aan het oog onttrokken door bomen, struiken en hagen. Het schootsveld is zeer beperkt’.

De molen van Rotselaar bestaat nog steeds, al werd er duchtig gemoderniseerd. Het rad is echter niet meer te zien. De site is privé. In een bijna verborgen hoekje staat de grafzerk van Joseph Boden, eenzaam naast een kunststuk van verroeste obushulzen. Hij sneuvelde op 12 september 1914. Infobord 8 vermeld “De Slag bij de Molen”. Je bent hier in het gehucht ‘De Molen’ – zo genoemd vanwege de watermolen op het eilandje in de Dijle. Op 12 september 1914 vond hier een kort maar bloedig gevecht plaats, dat de boeken is ingegaan als de Slag bij de Molen. Die dag kregen Belgische eenheden d opdracht om vanuit Rotselaar door te stoten naar de vaart in Wijgmaal, waar de Duitsers lagen. Daarvoor moesten zee langs De Molen. De brug over de Dijle was een stuk smaller dan nu en vormde een flessenhals. De Duitse artillerie had de brug onder schot. Toen de eerste Belgen de brug over wilden, werden ze onder vuur genomen. Er vielen tientallen doden; honderden gewonden probeerden zich door de inslaande kogels en granaten heen in veiligheid te brengen. Na enkele uren werd de toestand onhoudbaar en moesten de Belgen zich terugtrekken – in de grootste wanorde, want de meeste officieren waren uitgeschakeld. Veel soldaten probeerden de Dijle over te steken en verdronken in het snelstromende water; anderen werden neergeschoten terwijl ze door de velden in de richting van Werchter renden. De Slag bij de Molen kostte meer dan 300 Belgen het leven, plus zowat 50 Duitsers. Achteraf bezweken nog heel wat gewonden in het ziekenhuis. Meer dan 200 slachtoffers rusten op de militaire begraafplaats in Veltem. Een paar meter verderop zie je een gedenksteen voor één van hen: soldaat Joseph Boden uit Waremme”. Onderaan een oude foto met Belgische militairen lezen we de volgende korte tekst: “In 1914 gebruikte het Belgische leger nog honden om de zware machinegeweren te trekken. Op 12 september joeg een artillerist in paniek twee honden met machinegeweer de Dijle in. De stroming was te sterk en de dieren werden meegesleurd”.

In feite moeten we linksaf naar Werchter, maar we rijden rechtdoor naar de kerk van Rotselaar. Een paar honderd meter verder. Op de hoek van de volgende straat staat het gebouw van de voormalige brouwerij ‘Mena.’ Ze was actief van 1897 tot 1969 en opgericht door een leerling van Jack-Op. Het gebouw is nu omgebouwd tot gemeentelijk cultureel vrijetijdscentrum. De Sint-Petruskerk van Rotselaar, op het Dorpsplein, is gebouwd in de 16de eeuw. We kunnen ze eveneens bezoeken. Bij onze binnenkomst krijgen we een zangboekje en een blad met notenbalken en muzieknoten in de hand gedrukt. Om zeven uur begint een dienst. Wij bedanken echter en zeggen dat we niet zoveel tijd hebben. Ik rust achteraan even uit terwijl bomma een kort toertje door de kerk maakt. We zijn ervan onder de indruk. Het is een mooie kerk. De schilderijen in het koor zijn van de 17de en 18de eeuw. Terug buiten maken we een toertje rond de kerk. De grafzerken zijn ook hier jaren geleden verwijderd. Nog enkele staan tegen de gevel ter herinnering aan vervlogen tijden. De achtergevel staat in de stelling. Het monument voor gesneuvelden van beide oorlogen is in de muur ingewerkt. Het brengt hulde aan hun helden en martelaren. Aan de overzijde bevindt zich het gemeentehuis. Eveneens een modern complex. Naast de kerk nodigt een terras uit om een laatste drink. Nog drie kilometer tot onze auto. We rijden niet terug tot bij de watermolen. Hier zien we een pijl staan richting Werchter. Het is wel langs de grote baan. Maar tien minuten later staan we naast de auto. Het is 19:10u als we terug naar huis rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs    Bron: Wikipedia












02-02-2015 om 09:18 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
26-01-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dijleliniefietsroute 2

Fietsknooppunten: 89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km

Woensdag 17 september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind. De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant op. We maken een praatje. –“Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl”. We verlaten samen de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.

Ons eerste infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: “De eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914, enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden 23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven – maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek – zichtbaar zenuwachtig, want aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis”. “De list van de luitenant”. “Toen een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten.  Zeven anderen werden daadwerkelijk geëxecuteerd”. “Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten. Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14 november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode”.

Op de begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden gefusilleerd. Een zerk vermeld: ‘Doodgemarteld in Roeselare’. Enkele grafzerken van WOII.

Het stenen kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of ‘Moedermeule’ werd omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd. De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op. Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.

We rijden terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds getroffen en stuiken neer. Het  infobord tegen de gevel verklaard: “Op deze plaats werden op 20 augustus 1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten terechtgesteld”. Een arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst”.

Voorbij het dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit voorzorg haar fietshelm. Bij elke dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met ‘Verboden toegang, privaat domein’. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile klimming die we als echte veteranen te voet afleggen. De tekst is in het Frans. Achter het memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: “Ter herinnering aan de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars, laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914. Mogen zij rusten in vrede”.

Hier vinden we info 4: “In koelen bloede gefusilleerd”. “Op deze plek – toen nog een weide – werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het stadscentrum”. Een foto boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen vervolgens: “Om elf uur ’s avonds werd een groep van tientallen gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten. Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt”.

Schuin achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in 1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat ‘Christus op de koude steen’, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het standbeeld van de ‘Mijmering’, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk van G. Wouters. Een bordje verklaart: “19 en 20 augustus 1914. Wij hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet”.

We rijden verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel  houden we halt. De Ommegangkapel “Weg om” is een Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: “Hersteld in 1989”. Ze is echter ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het begijnhof staan de gerestaureerde ’s Hertogenmolens over de Demer. Via een waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie. Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie, feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel ijzerzandsteen gebruikt.

Aarschot is één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797. In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het ‘Begijntje’. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit. Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: “Vereerd meer dan 300 jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912”. Het tweede steentje vermeld: “In den Demer teruggevonden werd het door ’t Aarschotsch volk in eere hersteld op 28 april 1912”. De kapel wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.

Tussen het begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de ‘Waffen-SS’ er zijn intrek. In dat jaar bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van ‘De Magister’ in de voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.

Bij de O.L.Vrouwekerk van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van de foto luidt: “Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een brandstapel gebouwd”. We lezen verder: “Kazerne, stal en gevangenis”. “De O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen: iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest, vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind”. Een Belgische soldaat schreef in zijn dagboek: “Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie weken geleden waren opgesloten. Ze waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig”.

De O.L.Vrouwekerk is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572  de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard, de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.

In het stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben gezeten. Het “Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot” is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc Blickx, onthuld op 15 augustus 1949.  Ook hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J. Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort, gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan linksaf. De oude Waterpomp  op het plein is een armpomp van 1776 met een “Kasseistamper” uit de 20ste eeuw. Kasseistamper is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als titel: “De lont in het kruitvat”. “In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon. Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige zoon Louis”. Een getuige van 13 jaar vermeldt: “De soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. ‘Nu gaan wij jullie in die brandende huizen duwen’, riepen ze”. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na. Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de arduinen muur gebeiteld.

Het is vrij rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen met trapgevels. Op de hoek staat het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang zit een beetje onder het straatniveau.

Voorbij het moderne ‘glazen’ stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden uiteraard. De jonge en de vis wordt ‘Demerdromen’ genoemd, een beeld van M. Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen steen staat de tekst: “Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27 augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer”.

We komen terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.

Met de fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker. De Orleanstoren op de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar, noemde deze plaats ‘Bekaf’. Julius was gevleid door de mooie woorden en beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op enkele foto’s was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: “Aan Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 – ’18. Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op 18 oktober 1943”. Het standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek bloemen.

We rijden naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: “Aarschot dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914 – 1918”. Verderop is paneel nr 1: “Hier, op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers, maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord”.  “De meeste doden werden eind 1914 opgegraven waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers – dikwijls bemiddelde, Franstalige notabelen – liggen elders op deze begraafplaats in een familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie, het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen – nu niet langer te zien – met het opschrift: ‘laffelijk vermoord door de Duitsers’ werd in 1940 door de familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe represailles”. 

Tegen de muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het ‘Sancta Maria’ instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in 2003.  

De molen is totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking groeit het onkruid een meter hoog.

Opdat we een kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het ‘Grotteke van Meetshoven’ werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de grot staat de Calvarieberg.  Dankbetuigingen werden tegen de grot bevestigt: “Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze Lieve Vrouw” … om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op. Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een klein stuk terug en volgen knppnt 10.

 Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen. Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord heeft men foto’s geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar.  Bij taverne ‘Torenhoven’ stappen we van onze fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: “Toren ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem. De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij ‘De Toren’. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 – 1939 bier gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar”.

Om 18:15u rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt. De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar de St-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we  infopaneel nr 7 en lezen we: “Je staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide wereldoorlogen. Elk dorp in de wijde omgeving heeft zo’n monument, en daar is een reden voor: de dorpen van het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19 augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en vermoordden twee inwoners – onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in de flank had aangevallen. Twee dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen, vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten. Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de kapel”. De gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: “Op donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn huis naar de kerk gejaagd.  Mijn noenmaal was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus ’s morgens ten 4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist het!”  Over de gijzeling in de kerk, vertelden pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: “Tegen de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode, Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man (waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en sloegen”. Op het bord staat een oude foto afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: “Aan de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg. Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een replica”.

Op de herdenkingszuil staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden. Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van Munster”. De foto onderaan toont een grafzerk: “Het lijkt een grafsteen, maar er ligt niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster”. In het kamp van Munster werden meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde Wezemaalnaars. We lezen: “Den eersten nacht meenden wij dat er niemand van ons ’s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals hier de mussen geschoten worden”. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van Munster: “We werden door de soldaten in een grote donkere paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake. We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd rondgejaagd. Maar ’t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen”.

Het laatste stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot schrijfs.

 

 












26-01-2015 om 23:53 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (1)


Inhoud blog
  • Broekemwandeling
  • Meerhoutwandeling
  • Nieuwmoerwandeling
  • Herfstwandeling Neerijse
  • Lepelstraatroute
  • Tremeloroute
  • Ekerenroute
  • Mozesbrugwandeling
  • Putteroute
  • Pijnvenroute
  • Tielt-Wingeroute
  • Kapelle-op-den-Bosroute 2
  • Borgloonroute
  • Tulpenwandeling
  • Meldertwandeling
  • Vordenstein 2019
  • Lentewandeling 2019
  • Kluizenroute
  • Fietswaterbus
  • Retiewandeling
  • Spildoornwandeling
  • Kesselse Heidewandeling
  • Parkwandeling Ekeren
  • Bokrijkroute
  • De Grote Schijn
  • Tervurenwandeling
  • Vennenwandeling
  • China Light
  • Brouwerij De Koninck
  • Hobokense Polderwandeling
  • IJzerlaantochtje
  • Bazelroute
  • Bevrijdingswandeling Antwerpen
  • Tulpenwandeling
  • Beeltjes te Ieper
  • De Legende van Veltwijck
  • Waterbustrip
  • Willemstadroute
  • Vichteroute
  • Dieren in de binnenstad
  • Lottum
  • Loenhoutroute
  • Leuvenwandeling
  • Liberationroute
  • Van Moerkerke (Damme) naar Blankenberge
  • Van Assenede naar Moerkerke (Damme)
  • Van Hulst naar Assenede
  • Wandeling Hulst
  • Met de fiets naar de kust
  • Asroute
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Archief per maand
  • 11-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 03-2014
  • 02-2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    tlissewegenartje
    www.bloggen.be/tlissew
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    tlissewegenartje
    www.bloggen.be/tlissew
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    afvallen
    www.bloggen.be/afvalle
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    gingerella
    www.bloggen.be/gingere
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kodalinefansite
    www.bloggen.be/kodalin
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    liefdenetwerk
    www.bloggen.be/liefden
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kodalinefansite
    www.bloggen.be/kodalin

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs