Vrijdag 1
mei 2015. We staan op om half acht. Op dat moment is er een helder blauwe lucht
met een matige wind. Een uur later gaat de zon alweer schuil achter grauwe
grijze wolken. De wind wakkert aan en we bereiden ons voor om naar Lelystad te
rijden. Op de Bataviawerf kan je het Bataviaschip uit de film Michiel de
Ruyter zien. Het transportschip uit de 17de-eeuw was een zeilschip dat goederen
en personen vervoerde en was zwaar bewapend met kanonnen. In de jaren 1985-1995
werd een reconstructie gebouwd en deze is te bezichtigen op de Oostvaardersdijk
01-09 te Lelystad.
Als we om
09:15 uur de sleutels van de caravan overhandigen is de bewolking over
gewaaid.Lelystad is de hoofdstad van de
provincie Flevoland. Onze GPS brengt ons op de Oostvaardersdijk 01 tot staan.
Hier is echter geen Batavia te bespeuren. Zelfs een eindje wandelen helpt ons
niet verder. We vragen het aan een plaatselijke bewoner. We moeten een eind
terug, bij de hoge pyloon, op de Bataviawerf. Daar toegekomen kijken we uit
naar een parking. Maar plotseling rij ik terug op de grote baan. We houden het
voor gezien. We rijden naar de jachthaven van Almere. Daar ligt het
Pannenkoekenschip aangemeerd. Een lekkere pannenkoek om de week af te sluiten.
Lucy brengt ons terug de snelweg op.
In nog geen
40 jaar tijd verrees de stad Almere uit de grond. De skyline van moderne
architectuur tekent zich al duidelijk af vanaf de A6. Bij de haven vinden we
een rustige plek om lang te parkeren. De temperatuur in de auto is aangenaam,
maar als we uitstappen moeten toch terug een jas aantrekken. Het is ondertussen
11:30 uur. Flevoland wordt omringd door negentigduizend hectare water. Er zijn
dan ook talloze vaargebieden met mooie aanlegplaatsen. Almere Haven is er één
van. Een wandeling waard. De restaurants aan het water nodigen uit om op het
terras te lunchen of te dineren. In de gezellige havenkom van de haven ligt
restaurant t Pannenkoekschip Johanna, een schip met een bewogen
geschiedenis. Het werd gebouwd in 1939 als motorvrachtschip aan de Roode Vaart
bij Moerdijk. Op de dag van haar proefvaart werd de mobilisatie in Nederland
afgekondigd. Het schip werd daarop verhuurd aan het Rode Kruis, om na een
grondige verbouwing dienst te doen als medisch hulpschip aan het front. Na de
capitulatie van Nederland wist het schip aan vordering te ontkomen door van
onderduikadres naar onderduikadres te varen. Zo heeft het schip zonder een
schrammetje de oorlog doorstaan. De eerste reis na de oorlog was alsnog voor
het Rode Kruis: hulpgoederen vervoeren naar Rotterdam, waar een groot gebrek
was aan alle eerste levensbehoeften. Na een lang leven als binnenvaartschip is
de Johanna verbouwd tot een driemaster zeilschip. Met haar 50 meter lengte en
haar trotse 30 meter lange masten is de Johanna een zeer bijzonder
etablissement sinds 1977. Geopend vanaf 12:00 uur.
We slenteren
in het zonnetje naar het centrum waar toevallig de wekelijkse markt wordt
gehouden. Onderweg passeren we drie muurschilderingen op de zijmuur van een
supermarkt. Het leven in de zee met gekleurde vissen. De ruimte met planeten en
duizenden sterren. Als laatste een polderlandschap met tulpenveld, molens,
bootjes op het water en de hedendaagse hoogbouw van stad Almere. Alles
realistisch geschilderd met personen die net echt lijken. Dan zijn we bij de
kleine knusse markt waar het gezellig kuieren is tussen de kraampjes. We houden
van de gezellige sfeer op een markt en kijken wat hier zoal te koop wordt
aangeboden. Hier kan je terecht voor verse groenten, fruit, etenswaren, vis,
bloemen en nog zoveel meer. De muurschildering Restaurant De Burgemeester tegen
een zijgevel is een verhaal op zichzelf: Toen Almere in 1976 zijn eerste
bewoners verwelkomde viel de stad nog onder het gezag van het Openbaar Lichaam
Zuidelijke IJsselmeerpolders, met aan het hoofd landdrost Han Lammers. Er was
geen gemeenteraad, maar een adviesraad. In 1984 kreeg Almere zijn eerste
gemeentebestuur. Han Lammers wordt burgemeester. Op deze muurschildering zijn
alle burgemeesters tot nu toe afgebeeld. Maar ook de twee secretaressen van de
burgemeester kregen een plaats op de gevel. Als laatste kregen Bob Friedländer
en Henk Kruit een plaatsje op de muurschildering. Bob werkt al vanaf 1980 in
Almere als (pers)fotograaf en Henk was troubadour en journalist. Hij woonde
vanaf 1977 in Almere. Schreef veel artikelen en columns over het bestuur van
Almere. Henk Kruit overleed in 2003.
Na de markt
wandelen we tot bij het kunstwerk van een zilverkleurige dolfijn op een granito
tafel. Op de rand werd een kalender aangebracht die loopt van 10 mei 1940 tot
en met 15 augustus 1945. Een oorlogsmonument op een plaats zonder
oorlogsverleden. Het werd gebeeldhouwd door de kunstenaar Marcel Smink. Langs
de Kerkgracht zien we op het water een grote dames mozaïekschoen op een houten
vlot tentoongesteld. Er nestelt zich een familie meerkoeten tussen de hak en de
zool. Ze hebben veel bekijks. De carillon in de toren, bij de Goede Rede kerk
werd opgeleverd in 1979 met vijftig klokken. Samen goed voor vijf ton. Elk
kwartier klinkt er een melodie over de haven. Over de gevel van de kerk prijkt
sinds 2004 een muurschildering van 17 meter breed dat een Bijbelverhaal
verbeeldt.
We belanden
terug bij de haven. Bij de steiger van het Pannenkoekenschip is een ander soort
boot aangemeerd. Een infobord verschaft uitleg: De Almeerse Botter AM1. De
Zuiderzee had vroeger een geringe diepte. Om toch te kunnen vissen werden
zogenaamde rond- en platbodems ontwikkeld. Deze botter is zon platbodem die vroeger
veel werd gebruikt voor de visserij. Kort na 1900, toen er sprake van was dat
de afsluitdijk gebouwd zou worden, werd de bouw van deze typische
vissersschepen gestaakt. Toch gebruikten de vissers de botter nog tot 1965.
Deze botter, de AM1, is in 1890 gebouwd op de werf van firma Schaap te Huizen.
Van 1920 tot 1955 viste zij op de Zuiderzee. In de periode 1975-1979 werd het
schip totaal gerestaureerd en in het jaar 2000 werd de botter aangekocht door
de gemeente Almere. De botter heeft geen kiel. Om niet door de wind zijwaarts
af te drijven heeft het schip twee zijzwaarden.
Het
interieur van het pannenkoekenschip is smaakvol ingericht, zelfs de menukaart
is in scheepssfeer uitgevoerd. Het schip biedt plaats aan 180 gasten binnen en
70 personen kunnen buiten op het fraaie verzonken terras aan dek. Of je nu
bakboord of stuurboord, midscheeps of in de boeg zit, overal proef je die
typische sfeer van een zeilschip. Het kombuis dat dagelijks geopend is tot
21:00 uur, biedt enkele mogelijkheden. De keuze bestaat uit meer dan 100
soorten ambachtelijke gebakken pannenkoeken. Of je kiest voor het Piratenbanket,
waardoor je zo veel pannenkoeken mag eten als je op kunt. Voor ons is dat
teveel van het goede. Smakelijk.
Van de
dienstjuffrouw krijgen we wat folders toegestopt met informatie over de stad.
De stadsgids is een handig boekje in pocket formaat. Na het voorwoord door de
burgemeester van Almere lezen we enkele cijfers over de stad: De eerste
bewoners vestigden zich in 1976 in de stad, naast 52,4 % land is de stad
omgeven door 47,6 % water. De gehele stad ligt 2 tot 5 meter onder zeeniveau.
Daarna komt de geschiedenis van Almere aan de beurt: Vanaf 4.000 voor Christus
woonden er al mensen waar nu Almere is. Jagers en verzamelaars leefden er in
tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Het land wordt overspoeld
door de zee. De bewoners zijn genoodzaakt om naar droge gebieden in het oosten
en zuiden te trekken. In 44 na Christus: De Romeinse geograaf Pomponius Mela
geeft in zijn aardrijkskundige werk het gebied de naam Mare Flevum. Om het meer
wonenRomeinen die tijdens de vierde
eeuw ook de streek moeten verlaten vanwege overstromingen. Na hun vertrek
blijft het gebied onbewoond achter. Ook eeuwen later, in 1686 blijven
overstromingen Nederland teisteren. Noord-Nederland wordt grotendeels
overstroomd door de Sint-Maartensvloed. 1558 mensen komen om. Het duurt tot
1890 als de waterbouwkundige Cornelis Lely een plan maakt voor de afsluiting
van de Zuiderzee. Krap 30 jaar later gaat het parlement akkoord. We schrijven
1932 als de Afsluitdijk wordt gedicht en het IJsselmeer ontstaat. Flevoland
wordt drooggelegd. Men hoopt met het ontstane landbouwgebied het voedseltekort
van na WOI te kunnen opvangen. Ook de Noordoostpolder valt droog. Onderduikers
en pioniers maken tijdens WOII dankbaar gebruik van het nieuwe gebied. In 1944
worden veel onderduikers opgepakt en afgevoerd. Dertig jaar later kampt het
Noordelijk deel van de Randstad met ruimtegebrek. De Rijksoverheid besluit om
een stad te bouwen in de IJsselmeerpolders: Almere. In 1975 worden de eerste
woningen in Almere-Haven gebouwd. Vijf jaar later verwelkomt Almere haar
tienduizendste bewoner. De bouw van het stadsdeel Stad begint. Vanaf 1986 gaat
het snel. Almere passeert de 50.000 inwoners. Er zijn inmiddels drie
stadsdelen: Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten. Verleden jaar, 2014,
vierde men de 30ste verjaardag van de gemeente! Almere is een
volwaardige stad en hard op weg naar de top vijf van grootste Nederlandse
steden.
De gids
vervolgt met nuttige adressen om te overnachten in luxe hotels, in een beach lodge
of op een kampeervlot. Het kan ook bij een local in een Bed & Breakfast, in
je eigen boot of zelfs met een hele groep. Vervolgens komen de bijzondere
locaties aan bod. De hotspots om lekker culinair te genieten. Even uitblazen in
het centrum tijdens het shoppen op de vele terrasjes aan het Belfort of de
Grote Markt. Verder in het boekje vinden we een stratenplan van Almere. Eén
centrum, zeven werelden. Wij terug naar de markt. We vinden echter het
stadhuisplein niet. We spreken een lokale bewoner aan. Dan moeten jullie naar
Almere centrum. Dit is hier Almere Haven. Jullie kunnen best de auto hier laten
staan en het openbaar vervoer nemen. Neem bus 1 tot bij Esplanade. Een twintig
minuten rijden.
We volgen de
goede raad op en rijden met de bus naar Almere Stad. In het centrum van Almere
wanen we ons in een andere wereld. De opzet, waarin zeven pleinen een hoofdrol
spelen, is uniek in Nederland. Ieder plein heeft zijn thema en eigen karakter. Almere
Centrum is de winkelstad met meer dan 400 winkels en is zeven dagen per week
geopend. Almere staat bekend om de bijzondere bouwwerken en gedurfde
architectuur in de stad. Bepaalde gebouwen zijn tentoonstellingen op zich. Op
de Esplanade kan je je helemaal ontspannen. Jaarlijks hoogtepunt is het
Bevrijdingsfestival. Flevoland en de rest van Nederland lopen dan massaal uit
om in Almere de vrijheid te vieren. Ons volgende plein kan je helemaal niet vergelijken
met een ander plein. Hier ontdek je creativiteit, architectuur en cultuur. We
wanen ons voor even op de Times Square of Trafalgar Square. We wandelen voorbij
de megabioscoop van Almere. Sport 2000 heeft een ruim assortiment aan de
nieuwste sportartikelen en sportmode. Met de roltrap worden we naar het Belfort
gebracht. Uitgebreide kunstwerken in mozaïek staan tentoongesteld tussen Chez
Alexander en La Cubanita, een tapasketen met zuidelijke hapjes en drankjes.
Langs de roltrap terug naar beneden, belanden we al kuierend op het
Stadhuisplein. Het middelpunt van het centrum. Alle werelden komen hier samen.
We kijken onze ogen uit door de majestueuze winkels. Dan is het shoppingcenter
van Wilrijk er niets tegen. Vanaf hier slenteren we naar de Grote Markt.
Gezelligheid is troef. De terrassen zitten overvol.
Na het
Stationsplein keren we terug naar de Esplanade. Het is nogmaals twintig minuten
rijden tot Almere Haven. Voor we vertrekken neemt ons bomma nog een laatste
foto van een kunstwerk dat gemaakt werd door Paul de Reus. Een persoon werd
ondersteboven tot de schouders in de grond geplant. Een reuzenbol met honderden
verschillende gezichten steunt op de beide voeten van de persoon. Het kunstwerk
werd onthuld op 26 augustus 2010. Tijd om terug naar België en Ekeren te
rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Donderdag 30
april 2015. Vandaag rijden we de tweede tulpenroute. Niet met de fiets maar met
de auto. Er staat nog maar eens een strakke wind. Het is droog met dikke witte
wolken. We stoppen bijna steeds bij een tulpenveld. Bomma fotografeert vanuit
verschillende hoeken de vele mooie tulpenvelden. Ze gaat, indien mogelijk, zo
dicht mogelijk bij de bloemen zonder ertussen door te lopen. Op de foto lijkt
het dan net alsof ze er zelf tussenin zit. Door wegenwerken moeten we omrijden
en belanden we in Bant. Het kleine dorp is ontstaan in 1951 en vierde in juni
2011 zijn zestigjarig bestaan. Een infobord verteld over de korte geschiedenis
van de gemeente. De bantsiliek, de voormalige katholieke kerk, is nu een
openbaar gebouw voor de gemeenschap. Ze doet nog wel dienst als trouwlocatie. Voor
de kerk staat een mozaïek met als thema circus. Het bestaat geheel uit
tulpenkoppen. Het is mooi van ver. Alleen van dichtbij merk je dat het gemaakt
is van tulpen. Een kleurige clown jongleert met ballen op een verhoog. Dit
vrolijke onderwerp leent zich uitstekend voor het gemengde kleurpalet aan
tulpen wat hier in Noordoostpolder rijk aan is. Het geeft de mogelijkheid om
creatief met kleuren te experimenteren.
Verderop laat
ik de auto weer stoppen bij een tulpenveld om mooie fotos te nemen. Ons Rina
heeft weer alle kleuren van de regenboog op de gevoelige plaat kunnen
vastleggen. De tulpenroute loopt nog tot en met 5 mei en verschillende velden
ogen al groen. Een tractor met speciale messen heeft de kopjes van de tulpen
verwijderd. De tulpenkweker verdiend meer aan het kweken van tulpenbollen dan
aan de tulpenbloemen. Nadat de keuringsagent groen licht geeft worden de tulpen
gekopt en kan de bol heel de zomer groeien. Daarna worden ze verpakt en naar
Amerika of Japan verhandeld. Sommige tulpenvelden liggen in het midden van het
polderlandschap. We genieten dan van kleurrijke weidse vergezichten. Ons Rina
navigeert mij aan de hand van het jaarmagazine. Een boekje met een
activiteitenagenda en een evenementenkalender 2015, inclusief een toeristische
kaart met de te volgen trajecten. Ons volgende dorp is Creil. Deze gemeenschap
is nog jonger dan Bant. Er werd met de bouw begonnen in 1953. Ook hier werd de
katholieke kerk herbouwd tot een dienstencentrum. Momenteel zijn er een
huisarts en een apotheker in gehuisvest. Ook de lokale kunstenaar kan hier
exposeren. Bij de protestantse kerk staat ook een mozaïek met als thema het
circus. Vervaardigd met tulpenkopjes. Het stelt eveneens een clown voor die
stiekem de zaal inkijkt of al de stoelen bezet zijn.
Onderweg
naar ons volgende dorp houden we nog enkele keren halt bij de bekende
tulpenvelden. Ze vormen telkens een schitterend schouwspel van felle kleuren in
het polderveld. Elk tulpenveld heeft zijn eigen kleur en vorm. De verschillende
vormen lenen zich perfect voor close-up fotos.
Via het
Espelerpad rijden we Espel binnen. Het ligt op een steenworp van de polderdijk
met daarachter het IJsselmeer. De dorpen worden steeds jonger. Men begon hier
in 1956 te bouwen. In 1962 werd de Una Sanctakerk gebouwd. Het was na het dorp
Hoogvliet de tweede plaats in Nederland waar de Hervormde Gemeente en de
Gereformeerde Gemeente besloten één kerkgebouw te delen: Una Sancta. Een
kunstwerk op de verhoogde berm is van 1976. Jan Kip, de kunstenaar, noemt het
Dukdalf met meeuwen. Het kunstwerk bestaat uit een dukdalf zoals ze nog
steeds in de kanalen en vaarten van de Noordoostpolder kunnen worden
aangetroffen. Er bovenop is een groep vliegende meeuwen uitgevoerd in metaal. De mozaïek sofa is eveneens een
bezienswaardigheid en een mozaïek van tulpenkoppen doet ons hier uitgeleide. Een
close-up van een kind clown die jongleert met enkele ballen.
Om 11:30 uur
zijn we terug bij de caravan voor een middagmaal. Om 14:00 uur vertrekken we
weer met de auto richting Luttelgeest. Tien minuten later stoppen we op de
parking bij de Orchideeën Hoeve in de Oosterringweg 34. Deze professionele
kwekerij van diverse orchideeën bestaat geheel uit glazen serres. We wandelen
binnen in de grootste tropische tuin van Europa. Hier liggen de werelddelen
dicht bij elkaar. We trekken van de ene bestemming naar de ander zonder de
Nederlandse grens te passeren. Met een aangename temperatuur van 21° Celsius is
het aangenaam kuieren op de wandelpaden terwijl we de vier verschillende tuinen
bezoeken. De Tropische tuin is rijk aan bloeiende bloemen en planten soorten.
We vinden hier duizenden soorten wilde en zeldzame orchideeën. De meeste
groeien op natuurlijke wijze op boomstammen. De hangende luchtwortels
onderstrepen het bijzondere karakter van deze planten. Sommige orchideeën
hebben een beetje uitleg nodig. Een infobord staat erbij en we lezen: Lycastes
zijn orchideeën die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen. In de natuur komen
ongeveer 50 soorten voor. Eén daarvan is de Anguloa die beter bekend staat als
de tulpenorchidee zoals u kunt zien. De Lycaste bloeit in de lente en rust in
de winter. Tip: Zorg voor goed licht. De kleur en de geur van de jungle zorgen
voor het mysterieuze gevoel in het regenwoud. Af en toe wordt er nevel
gesproeid. Het meest zijn we onder de indruk van de Vlinder Vallei. Tussen
enorme rotsformaties fladderen duizenden oogbetoverend vlinders vrolijk rond
langs kabbelende beekjes en kleurrijke nectarplanten. De zang van tientallen
tropische vogels brengen ons naar Australië.
De Lorituin
is een belevenis op zich. Ontelbare Loris vliegen je om de oren. Het zijn
kleine kleurrijke papegaaien die steeds honger hebben. Wie wil kan een bakje
nectar kopen voor 1. Het levert mooie fotos op wanneer enkele papegaaien op
je arm landt en snoept van de aangeboden nectar. De Maleisische tuin ademt de
sfeer van een vissersdorpje in de tropen. Een brug van 20 meter lang vormt de
verbinding tussen de paalwoningen en geeft een prachtig overzicht. Stromende
bergbeken en watervallen monden uit in een vijver met koikarpers. Als ze je
zien of horen openen ze hun bekjes voor voer. De talrijke schildpadden rusten
onder de rode lampen. De Taiwanese tuin, vol invloeden uit Oosterse culturen,
kent een volkomen harmonie tussen mens en natuur. Bij de geïmproviseerde
huisjes werden zitbanken geplaatst die uitzicht geven op bonsai en bomen met
snoeivormen. Een oase van rust. Kinderen genieten nog na in het Mangrovebos.
Een waterrijke binnenspeelplaats. Als afsluiter drinken we in het
café-restaurant een kop koffie met appelgebak. Daarna rijden we terug naar de
caravan.
Het is reeds
over vijven als we de fiets nemen naar het centrum van Emmeloord. Eerst naar De
Deel voor de Poldertoren met beiaard klokken. De voor en achterzijde wordt
beschermd door twee stenen leeuwen. De rest van De Deel is parking, maar nu
staat er een grote kermis. We maken de
fietsen vast in De Lange Nering. De straat van de stad met een mengeling van
bekende en minder bekende winkelketens. De meesten zijn al gesloten. Het is
bijna zes uur. We kunnen nog de C&A binnen, maar als we buiten komen begint
het klokkenspel van de Poldertoren te luiden. Alle winkels sluiten hun deuren.
We rijden terug naar de camping. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Fotos:
Rina Meurs.
Woensdag 29
april 2015. We rijden vanaf camping Het Bospad, met de auto, naar Schokland. Schokland,
eiland op het droge, biedt een unieke combinatie van cultuurhistorie en natuur.
Dit voormalige eiland staat symbool voor de strijd van Nederland tegen het
water. Op de parking van Museum Schokland Middelbuurt 3, is plaats genoeg.
Vanaf hier vertrekt onze fietsroute. Het is nog te vroeg voor een museumbezoek,
maar volgens de info ervaar je ter
plaatse, hoe het leven vroeger was en wat het nu is. Al in de prehistorie
werden de eerste bewoners er door het water verdreven. Later vochten de
middeleeuwse boeren en de vissers vanaf hun terpen tegen de stormvloeden en
overstromingen.
Ons bomma neemt
fotos van drie soorten, kolossale, massieve rotsblokken die werden geschonken
door de Noorse gemeente Ringerike in 1980, ter bevestiging van de
vriendschapsbanden. Een oude unieke verweerde boot rust op stelten. Een trapje
onderaan nodigt uit om door een opening in de romp naar binnen te kijken. Omringd
door het geluid van de golven, de roepende meeuwen en de geur van oud hout en
teer vaar je terug naar een stukje verleden. We vertrekken via een smal
fietspad naast het museum richting knppnt 47. Er staat weer een strakke wind,
maar het zonnetje doet haar best. Het waait altijd op Schokland, waardoor het
altijd doet denken aan een eiland. Het is een bijzonder gebied: vrijwel
zesduizend jaar onafgebroken bewoond en nu een eiland op het droge. De oudste
sporen van de mens zijn ca. 10.000 jaar oud. Op het eiland woonden ongeveer 650
bewoners op drie terpen, genaamd Emmeloord, Middelbuurt en Zuidert. Toen er in
1859 geen bestaansmogelijkheden meer waren, werd het eiland permanent ontruimd
door Willem III. De strijd tegen het water was verloren. Door inpoldering in
1942 kwam het eiland op het droge te liggen. In 1984 ontdekten archeologen
menselijke voetafdrukken van de prehistorische mens van ruim 4.000 jaar oud.
De weerman
voorspeldde gisteren dat het voor de middag droog zal blijven. In de late
namiddag kans op een bui. Het weer wordt in ieder geval beter dan gisteren. De temperatuur:
12°C, maar de gevoelstemperatuur ligt een paar graden lager.
Langs ons
pad staan verschillende infoborden waar we beknopt kunnen lezen wat er op
Schokland gebeurde tijdens de voorbije eeuwen. Eén kilometer verder staat links
van ons, op een heuvel, een geschilderd klein houten huisje. Oorspronkelijk
bestond het kleine dorpje hier uit zestien houten huisjes. Door de vele
overstromingen was het leven er onmogelijk geworden. Dit houten gebouwtje werd
op de terp nagebouwd. Door de strakke wind laten we de fietsen niet graag
alleen achter. Als ze omvallen is er beslist schade. Eerst gaat bomma een
kijkje nemen. Daarna is het mijn beurt terwijl moeder de vrouw de fietsen een
beetje ondersteunt. De deur staat open en de ramen hebben plexiglas, in plaats
van gewoon glas. Er is geen interieur. In het huisje wonen enkel en alleen
zwaluwen. Tegen de houten wanden zijn infoborden aangebracht. Een paar meter
voor de houten barak staat de in 2003 gerestaureerde waterput.
De omgeving beneden
de terp is vlak. Braakliggende grond is begroeit met paarden- en boterbloemen.
Hier waait en duwt de wind constant tegen de bomen. Het verwonderd mij dat er
nog bomen zijn met rechte stammen. Onze volgende halte wordt gehouden bij de
kerkruïne van Ens. Hier stond in de veertiende eeuw al een kerkje. In 1717 was
de toenmalige kerk dusdanig in verval geraakt dat hij buiten gebruik werd
gesteld en tijdens een hevige storm in 1825 goeddeels werd verwoest. De ruïne
bleef tot de ontruiming van het eiland in 1859 in gebruik als begraafplaats. Pas
in de eerste helft van de 19de eeuw werd het inmiddels vervallen gebouw met de
grond gelijk gemaakt. Toen in 1859 alle Schokkers het eiland voor altijd
moesten verlaten, bleven de doden eenzaam achter in hun graven. Wat verder
vinden we de resten van een ronde vuurtoren. Reeds in 1618 werd op dit punt
voor het eerst een vuurbaak ingericht. In 1635 werd dan een vierkante, 7 meter
hoge, brandaris gebouwd. Een stormvloed, in 1825, verwoeste met zijn drie
meter hoge golven 26 huizen en de vuurtoren. Een nieuwe vuurtoren werd gebouwd.
Ditmaal een ronde, maar nog steeds werd licht gegeven door met kolen te stoken
tot in 1845. Dan nam de petroleumlamp en vervolgens de gaslamp het werk over. In
1944 werd de vuurtoren weggehaald.
Dan zijn we
bij knppnt 47. De picknicktafels hebben een mooie tekening bovenaan. Een kaart
van Schonkland met de bezienswaardigheden. Op de achtergrond, tussen de bomen,
kleurt de poldergrond rood en roze. Een tulpenveld dat we straks beter zullen
zien. Linksaf op de Palenweg met wind op kop. We stoppen om enkele fotos van
tulpenvelden te nemen. Hectaren groot. Links rijdt een tractor over een
landerij. Machinaal maakt hij kleine maar enorme lange heuveltjes. We zijn er
nog niet uit of er asperge of aardappelen onder de aarde zitten. De tractor laat
een grote stofwolk achter zich.
We dwarsen
de Ramsweg en nemen het fietspad naar boven op de dijk. We blijven niet boven op
de dijk fietsen. Een betonbaantje brengt ons naar beneden, zodat we vlak naast
het water gaan fietsen. Links van ons bevindt zich het Ramsdiep dat ontstaan is
bij de aanleg van de Noordoostpolder. Ontelbare watervogels cirkelen boven ons
hoofd. Ze proberen tegen de wind over het water te vliegen. Het blijft bij een
poging. Alleen de meeuw heeft geen enkel probleem met de wind. Hij komt en
vliegt waar hij wil. Zelfs met onze elektrische fietsen halen we net geen
snelheid van 14 km p/u. Af en toe nemen we een extra ondersteuning.
Na 11 km
fietsen rijden we onder de A6 door en maken een grote bocht zodat we de wind in
de rug krijgen. Niemand die klaagt overigens. Nu halen we bijna een super
snelheid van 16 km p/u. Hier schakelen we onze ondersteuning uit. Zo sparen we
wat energie. We zullen ze nog nodig hebben. Momenteel volgen we knppnt 2 over
de Zuidermeerdijk. Bij Schokkerhaven houden we even halt om langs de jachthaven
te slenteren. Rechts van onze wandelrichting staan enkele vrijstaande en
luxueuze woningen, met uitzicht op de haven en Ramsdiep. De wind heeft vrij
spel op het Marina Schokkerstrand.
Rechts van
ons, aan de andere zijde van de hoge dijk zijn werklui bezig met het bouwen van
windturbines. Ze zijn sterk aanwezig in het landschap en hoe groter de
windmolen, hoe verder ze uit elkaar staan. Drie cilinders staan al recht zonder
hun wieken. Af en toe moeten we over een dierenrooster. De dijken worden
begraasd door schapen. Witte en bruine. Enkele lammeren volgen hun moeder. Het
fietspad is bezaaid met de uitwerpselen van de dieren. In de verte ligt Urk. De
lucht boven de stad is grauw en grijs. Hopelijk houden we het droog.
Om 13:00 uur
bevinden we ons in de jachthaven van Urk. Voor de inpoldering waren Schokland
en Urk twee eilanden in de Zuiderzee. Schokland is Unesco-Werelderfgoed en Urk is
een levendig en karakteristiek vissersdorp. Op de hoek met de Klifweg, staat
het sculptuur van de ijsvlot of ijsvlet. Een ijsvlet is een speciale boot die
100 jaar dienst heeft gedaan. Het kunstwerk werd op 21 april 1994 onthuld. Het
is een eerbetoon aan de bemanningen van deze vlet, die in de dagen dat Urk een
eiland was en in strenge winters, als Urk was geïsoleerd door ijsgang op de
Zuiderzee, de verbinding onderhielden met de vaste wal Kampen en het eiland
Schokland. Op de Dormakade pronkt het monument van de Orka. De naam van het
voormalige eiland Urk wordt op historische kaarten aangeduid als Orc.
Hierdoor gaat men ervan uit dat de naam Urk is afgeleid van de naam Orc. In
1968 is ter ere van het 1.000-jarig bestaan van Urk, een model gemaakt van een
Orca. Deze Orca was na enkele jaren aan vervanging toe , en een nieuw model van
kunststof werd gemaakt. Maar ook deze Orca was gedoemd te verdwijnen. Door een
omgewaaide boom en een hierop volgende brand werd het kunstwerk nogmaals
verwoest. Dit model, op ware grootte, werd onthuld op 18 mei 2013. Het bezit
een fontein, maar spuit niet voor het moment. Tientallen zeilmasten steken
boven de kade uit. De touwen kletteren tegen de houten palen. De nationale
vlaggen staan strak door de wind. We vinden een windvrije plaats bij de
Havenpoort om te picknicken.
We zwerven
vervolgens door de pittoreske oude dorpskern met kleine smalle huisjes in een
doolhof van steegjes. In wijk 2 vinden we het geboortehuis van Appie Baantjer,
gebouwd in 1867. Albert (Appie) Cornelis Baantjer werd hier in september 1923
geboren en was de geestelijke vader van Jurrian de Cock (met c-o-c-k), de
hoofdpersoon in de politieromans van Baantjer. De plaatselijke bevolking weet
niet waar deze woning zich bevindt. Het plaatselijk VVV kantoor weet het wel. Ernaast
bevindt zich het museum Het Oude Raadhuis. Het museum is gevestigd in het
voormalige raadhuis, dat van 1905 tot 1988 dienst heeft gedaan als gemeentelijk
bestuurlijk centrum. In 1988 werd een nieuw gemeentehuis gebouwd en na een
grondige verbouwing kon het oude complex in gebruik worden genomen als museum.
In 1996 werd de visserswoning ernaast aangekocht en gerestaureerd. Deze woning
werd voorzien van een authentiek interieur, zodat een goed beeld verkregen
wordt van een visserswoning uit vroeger dagen. In het museum komt men alles te
weten over Urk in het verleden en heden. De vroegere klederdracht,
scheepsmodellen, visserijmethoden, schilderijen en fotos.
Op het
Wilhelminaplein, in Wijk 3, staat de Bethelkerk. Een gereformeerde kerk met een
enorm groot rond mozaïek in de voorgevel. Op 2 september 1851 werd hier de
eerste kerk gebouwd. Dit gebouw werd echter in 1885 afgebroken en de eerste
steen van het huidige gebouw werd gelegd op 27 april 1885 door de plaatselijke
predikant van de gemeente. Bij enkele
gerenoveerde huisjes staat een oorlogsgedenkteken Ter herinnering Tijdens de
razzia op 18 november 1944 werden meer dan tachtig plaatsgenoten opgepakt en
vanaf deze plek (voorheen de Wilhelminaschool) weggevoerd. Zij mochten na de
oorlog allen behouden terugkeren. Het monument werd onthuld op 15 april 2005. Daarna
houden we halt bij de ronde vuurtoren in de Vuurtorenlaan. Al in de 17de-eeuw
werd op deze plaats een kolenvuur ontstoken ter beveiliging van de vitale
scheepvaartwegen naar Amsterdam en het achterland. In 1699 werd het
verlichtingssysteem uitgebreid met vuurtorens te Marken, Enkhuizen en IJdoorn.
Voor de vuren moesten de schepen op de Zuiderzee jaarlijks belasting betalen,
ten bewijze waarvan ze een bakenloodje ontvingen met een afbeelding van de
Suyderzeese Vuur Bakens en het jaartal. Ontvanger van de vuurgelden was de stad
Amsterdam. In die functie droeg zij de verantwoording voor het toezicht op de
kustverlichting langs de Noordzee en de Hollandse kust van de Zuiderzee (Urk
hoorde toen bij Holland). In 1809 werd het vuurbaken van Urk voorzien van een
olielamp. Deze 18,5 hoge toren werd gebouwd in 1844. Bij de vuurtoren, ongeveer
70m uit de kust, zien we een enorme zwerfsteen met zeewier bedekte rug. Deze
kei werd in de ijstijd uit Scandinavië naar hier gevoerd. De legende vertelt
althans dat de Urker babys uit deze kei komen. Met een bootje moest de
aanstaande vader naar de steen roeien om daar zijn pasgeborene in ontvangst te
nemen. De inwoners noemden de kei: Ommelebommelestien.
Een groot
anker trekt onze aandacht. Een infobord vermeld: Op 14 maart 1959 werd dit
enorme anker 40 mijl NW van IJmuiden opgevist. De bemanning van de UK 11,
schipper H. Brands Rzn, werd hierbij geassisteerd door de bemanning van de UK
66. De schacht van het anker is 5m lang, terwijl de armen met opgewelfde
driehoekige vloeien samen 3m breed zijn. De ankerstok was altijd van eikenhout
en bestond meestal uit twee delen. Deze is nieuw. Op het kruis (waar de armen
en de schacht elkaar ontmoeten) zijn de cijfers 1512 ingeslagen. Of dit een
jaartal is kan niet met zekerheid worden gezegd. Een registratie- of serienummer
lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het type komt overeen met bekende 17de-eeuwse en
oudere voorbeelden. Ankers met dergelijke afmetingen kwamen zeker voor rond
1500, toen er reeds sprake was van grote drie- en zelfs viermasten.
We houden
het water links van ons en vinden zo het oudste gebouw van Urk. In het jaar
1711 stortte het dak van de eerste kerk op deze plaats in, hetgeen betekende
dat de toenmalige eilanders genoegen moesten nemen met een tijdelijke noodkerk.
De huidige kerk, 1786 met kerkhof erom heen, is het oudste bedehuis van Urk. Omdat
Urk van 1660-1792 tot Amsterdam behoorde, heeft het kerkje boven de ingang een
gedenksteen met het wapen van Amsterdam. In 1989 werd het Kerkje aan de Zee
grondig gerestaureerd. Het kerkje wordt uitsluitend gebruikt voor trouw- en
rouwdiensten. Achteraan bevindt zich het monument van de Tweede Wereldoorlog.
Op de zerk staan de 13 namen van omgekomen Urkers. Onderaan is een zwarte band
met de namen van omgekomen Joden uit Urk. In de smalle zijstraat,
Monumentenlaan staat het vissersmonument dat op 11 mei 1968 onthuld werd door
de toenmalige koningin Juliana. Op de hoge sokkel staat een vissersvrouw die
achterom kijkt over zee. Rondom haar bevinden 34 marmeren platen met 368 namen
van vissers die hun leven verloren op zee.
Langs de
Pyramideweg verlaten we het centrum. De wind doet minder haar best en zwakt een
beetje af. We volgen knppnt 53. Op de Vormtweg is rechts van ons het Urkelbos
met vakantiepark t Urkelbos. Hier willen
we iets drinken. Bij de receptie zit een jonge vrouw die ons vertelt dat er op
de camping niets open is. Eerst om 16:00 uur vertelt ze. Het is net na drie
en we gaan niet wachten. Verder dan maar. Voorbij de sportvelden rijden we door
het Urkelbos. We rijden door een gemengd loofbos, afgewisseld met donker
naaldhoutbos en natuurrijke open plekken waar wandelaars en fietsers kunnen
genieten. 6,8 km tot knppnt 10. Altijd rechtdoor over een eentonige baan. Bij
de boerderijwinkel Rennes staat de koffie klaar. De boerderij staat bekend om zijn
streekproducten. We zijn de enige bezoekers en kunnen plaats nemen waar we
willen. Na een warme kop koffie/thee met gebak kunnen we er weer tegen aan.
We worden
verwelkomt in Nagele door een liggende stenen leeuw. Nagele is een dorpje in de
Noordoostpolder met uitsluitend platte daken. Zelfs de voormalige
rooms-katholieke kerk heeft platte daken. Het is gerenoveerd tot een museum. Linksaf
op de Akkerstraat. 4,2 km tot knppnt 37. Rechtsaf op de Oud Emmeloorderweg. Nu
is het niet ver meer. Ook aan deze straat komt precies geen eind. Dan rijden we
terug door het Schokkerbos met enkele infopanelen. Om 17:30 uur zijn we terug
bij onze auto. Nog 15 minuten rijden tot bij onze caravan. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Dinsdag 28
april 2015. Na een rusteloze nacht staan we om 07:30 uur op. Het was een koude en
lawaaierige nacht. Het verkeer op de Banterweg raast achter onze caravan over
de weg. We zijn het niet gewend. In Flevoland vroor het afgelopen nacht nog tot
-3°C. We hebben het gevoeld. Vandaag voorspellen ze af en toe een bui. Toch
zeker voor de middag. Maar de zon schijnt nu en er staat een zwakke wind. Daar
moeten we van profiteren. We ontbijten en maken een picknick voor onderweg. De
tulpenroute is een 100 kilometer lange autoroute door het tulpengebied in de
noordelijke helft van Noordoostpolder. Daar waar de meeste tulpen langs de weg
staan. Ons Jaarmagazine: Welkom in de Noordoostpolder bevat een toeristische
kaart met fietsknooppunten. Die hebben we zelf dan uitgestippeld, van knooppunt
naar knooppunt, maar we weten niet precies hoeveel kilometer ons traject is.
Het zal van het weer afhangen of we ze volledig doen, of we haken af.
08:30 uur.
Een uur later en de zon gaat reeds schuil achter grauwe grijze wolken. En het
kan nog erger. De wind is aangewakkerd tot 6 beaufort. Men verwacht slechts
temperaturen tot 12°C. Met een dikke jas, een muts en handschoenen vertrekken
we, met de fiets, vanaf de camping naar de lawaaierige Banterweg. Rechtsaf tot
bij de rotonde en weer rechtsaf door de Muntweg. De Lemstervaart, die we
dwarsen, is een kanaal dat loopt van Emmeloord naar Lemmer en mondt uit in het
IJsselmeer. Vervolgens rijden we over de A6 tot het eind. De Rijksweg, A6,
vormt een belangrijke verbinding tussen Amsterdam en Noord-Nederland. Vanaf nu
houden vaak halt om de tulpenvelden te fotograferen. Veel bollentelers doen elk
jaar hun uiterste best om een mooi gewas te verbouwen, en daardoor kunnen wij
genieten van de bloemenpracht. De velden zijn te bewonderen in alle bekende
kleuren. Rood, roze, gele, purperen, etc Aan de rotonde moeten we
oorspronkelijk naar links om de Kuinderweg/Marknesserweg te volgen. Maar er
mogen geen fietsen op deze weg. We nemen de volgende straat linksaf. We
bekijken of we tot bij de volgende rotonde geraken. Indien niet, rijden we terug
naar de camping en doen de route met de auto. We hebben geluk. Bij de volgende
rotonde kunnen we weer linksaf en rijden door de Marknesserweg of de N331. Met
ruim 2.000 hectare aan bloembollenvelden is Flevoland is één van de grootste
bloembollenkwekers van Nederland. Dat is onderweg duidelijk te merken. Vlakbij
de weg of ver weg, midden in het polderlandschap, kleuren de tulpenvelden rood,
geel, wit en vooral oranje. Rechts van ons stroomt de Zwolse vaart. Deze stroom
is eveneens een gegraven kanaal. Het water stroomt van het Kadoelermeer door
het Voorsterbos langs Marknesse naar Emmeloord en gaat daar over in de
Urkervaart.
Bij het
volgende tulpenveld staan enkele bomen zonder blad. De bomen dienen als
schutsel voor de nabijgelegen hoeve. Ons bomma neemt fotos van de tulpen,
terwijl we in de bomen het getok horen van een specht. Uiteindelijk kan ze de
vogel spotten. De bast van de boom is in de top gebarsten. Daar wil de specht
van profiteren om insecten te vangen en op onze beurt profiteren wij van het
moment om de vogel te fotograferen. Onze eerste specht op foto. Een unicum.
Onderweg
rijden we vaak voorbij blauw witte palen met bovenop een rode zeilboot op
woelige golven of een rood vliegtuig in nood. In het Jaarmagazine van
Noordoostpolder lezen we dat dit de Wrakkenroute is. Een fietstocht van ca. 50
kilometer langs vliegtuig- en scheepswrakken. Een geschiedenis van de
drooglegging van Noordoostpolder en WOII. De locaties van de wrakken zijn door
middel van deze herdenkingspalen in het landschap te vinden. Via de scancode
krijg je informatie over deze wrakken. In de vroegere Zuiderzee voeren
duizenden schepen af en aan en vonden vele scheepsrampen plaats. Al bij de
eerste inpolderingswerkzaamheden werden dan ook scheepswrakken aangetroffen.
Flevoland is met maar liefst 435 scheepswrakken één van de grootste droge
scheepskerkhoven ter wereld. Diverse schepen zijn in dit gebied in
moeilijkheden geraakt. Er zijn vele wrakken van boten gevonden in de
Noordoostpolder en hiervan liggen nog steeds enkelen in de grond begraven. Het
IJsselmeer was dan weer tijdens WOII een aanvliegroute voor de geallieerden. Er
waren toen weinig navigatiemiddelen. Urk en het IJsselmeer waren goede
oriëntatiepunten vanuit het vliegtuig. Tijdens de luchtgevechten zijn er
tijdens de oorlogsjaren 29 vliegtuigen neergekomen in de pas ontgonnen
Noordoostpolder.
We rijden
door de Luttelgeesterweg als we onze eerste regenbui krijgen. In zeven haasten
trek ik een regenbroek aan. Niet snel genoeg. Ik wordt toch nat. We schuilen
een paar minuten onder moeders paraplu. Het is slechts een bui. Verderop in de
straat staat een picknicktafel bij een enorm groot tulpenveld. Een infobord
verklaart: In de zestiende eeuw kwam de tulp naar Nederland. De plantkundige
Carolus Clusius speelde daarbij een belangrijke rol. Via zijn netwerk kwam de
tulp bij veel welgestelden in ons land terecht. In de zeventiende eeuw werd de
tulp zo populair, dat er een echte windhandel ontstond, waarbij veel geld voor
één enkele tulp werd betaald. Na die windhandel bleef de tulp in Nederland
populair. De commerciële teelt breidde zich in de negentiende eeuw uit van
Haarlem richting de Bloembollenstreek en kwam in de 20e eeuw ook in
andere delen van Nederland terecht, zoals de kop van Noord-Holland en West-Friesland. De polder viel officieel droog op 9
september 1942. Daarna is Noordoostpolder in razendsnel tempo ingericht en
ontwikkeld. Zo ontstond er een uniek landbouwgebied. Begin jaren zestig werden
de eerste tulpen in de polder geplant. Tegenwoordig worden er ieder jaar zon
1.900 hectare tulpen aangeplant. Deze leveren samen bijna 1 miljard verkoopbare
bollen op. Naast tulpen worden er ook lelies, gladiolen en blauwe druifjes in
Noordoostpolder geteeld. Noordoostpolder is in oppervlakte het derde bloembollenteeltgebied
van Nederland. Veel bloembollen zoals tulpen bloeien nu, in het voorjaar. Toch
is het al heel lang mogelijk om in andere tijden van het jaar bloeiende tulpen
te kopen: dit is het werk van bloementelers, de zogenaamde broeiers. Broeiers
kopen in de zomer tulpenbollen om deze in de winter in bloei te trekken. Ze
geven de bollen in het najaar in een koelcel een temperatuurbehandeling. De bol
denk in feite dat het winter is. Na die kou brengt de broeier de tulpen in een
warme kas waar de bol binnen enkele weken in een bloeiende tulp verandert. De
bloemen worden afgesneden en in bossen verkocht. De bollen worden weggegooid;
ze zijn door de snelle groei te verzwakt en kunnen daardoor niet meer gebruikt
worden. In de zomer koopt de broeier weer nieuwe tulpenbollen en begint het
hele proces opnieuw.
Bloembollen
hebben kou nodig om te kunnen groeien en bloeien. Daarom kunnen tulpen niet
geteeld worden in warme klimaten zonder winterperiode met enige vorst en dat is
ook de reden waarom ze in het najaar de grond in gaan. Tulpen komen
oorspronkelijk uit Turkije en zijn pas in de zestiende eeuw in Nederland
geïntroduceerd. Het woord tulp komt van het Latijnse woord Tulipa: de bloem die
lijkt op een tulband.
Hier, bij
een picknicktafel, drinken we onze meegebrachte koffie. Wat verder laten we het
dorp Luttelgeest links liggen en rijden verder op de Oosterringweg. We
passeren ook hier enkele hectaren fruitplantages. De perenbomen staan in volle
bloei. Op de appelbloesem is het slechts een kwestie van tijd voor de roze
knopjes tevoorschijn komen.
Eerste
straat linksaf in de Baarloseweg. Een oneindig lange straat en ze telt dubbel
want het regent nog maar eens. Hier besluiten we om onze tocht in te korten. We
moeten steeds maar opboksen tegen wind regen. Soms halen we nog geen 12 km/u.
Dan trekt de bewolking open en rijden we in het zonnetje. Echter niet voor
lang. We rijden net in de Uiterdijkenweg als de hemelsluizen opnieuw open gaan.
Bomma bemerkt een kinderboerderij waar je ook koffie of thee kan drinken. We
moeten er niet over nadenken. We mogen van de jonge mensen, die het dierenpark
onderhouden, iets drinken. Voor 2 drinken we een warme cappuccino en een
koffie.
Naderhand fietsen
we over de Kuinderweg. Een infobord trekt onze aandacht. We lezen: Zeldzame
planten weer terug in de berm. Wie op een zomerse dag door de Noordoostpolder
rijdt, wordt verrast door de vele gekleurde bermen. Mooi om te zien en ook
bijzonder. Deze bermen zijn geplagd. Doordat de voedselrijke bovenlaag is
verwijderd, kunnen verschillende bijzondere planten weer groeien en bloeien. Hier,
in de oostrand van de Noordoostpolder, bestaat de bodem uit kalkrijk, voedselarm
zand. Een bodemgesteldheid die in Nederland verder alleen in de duinen
voorkomt. Oorspronkelijk groeiden in deze bermen dan ook veel duinplanten, heel
bijzonder voor de jonge Flevolandse polder. Rond 1970 veranderde dit. De wegen
werden opnieuw geasfalteerd en de bermen aangevuld met voedselrijke zavelgrond.
De bijzondere planten verdwenen. Tot in 1998 het plan opgepakt werd om de
oorspronkelijke omstandigheden weer terug te brengen. De voedselrijke toplaag
werd verwijderd. Verspreid over de jaren 1999 tot 2009 is in totaal zon 40
kilometer berm op deze manier in ere hersteld met het kalkrijke, voedselarme
zand weer aan de oppervlakte. Het oude kiemkrachtige zaad in de zaadbank en
zaad dat is aan komen waaien, kreeg daardoor opnieuw een kans. Rietorchis,
bijenorchis en stijve ogentroost bloeien weer uitbundig in de bermen. Het
aantal plantensoorten is hier toegenomen tot maar liefst 290, waaronder 11
soorten van de Rode lijst. Ook de zeldzame argusvlinder wordt regelmatig
gezien. Een groot succes! De bermen in de Noordoostpolder staan bij
plantenkenners landelijk weer op de kaart vanwege de vele bijzondere
plantensoorten die er voor komen. Achter het hectaren groot oranje
tulpenveldbevindt zich het Kuinderbos.
Het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder. Het bos strekt zich uit over
de grens met de provincie Overijssel. Het werd aangelegd in de jaren 40 van
vorige eeuw. We negeren de bewegwijzering en fietsen nog 8 kilometer verder tot
we rechtsaf slaan op de Muntweg. Terug over de A6 en de Lemstervaart. Als we
linksaf slaan op de Banterweg is het nog slechts 500 m tot bij de caravan. Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten.Fotos:
Rina Meurs.Bron: Wikipedia.
Tussen
Overijssel en Friesland, vlakbij het IJsselmeer ligt een uniek stukje
Nederlandse geschiedenis; Noordoostpolder. Op de bodem van wat ooit de
Zuiderzee was, drooggelegd in 1942 en de dag van vandaag rijk aan natuur,
historie en levendige cultuur. Tijdens het Tulpenfestival, dat dit jaar plaats
vindt van 16 april t/m 5 mei 2015, gaan we genieten van de mooie kleuren van de
tulpenvelden. Ook de dorpskernen doen mee. Elk dorp maakt een prachtig mozaïek
van tulpen. De bloeitijd van tulpen is afhankelijk van de groeiomstandigheden
zoals het weer en de tulpensoort. In de grote variatie van tulpen kennen we vroeg-
en laatbloeiers. We boeken een midweek op een camping in Emmeloord. Vroeg
boeken is aangeraden, anders is er geen plaats meer. Het min puntje is dat je
het weer niet kan vastleggen. Verleden week haalden we middagtemperaturen tot
20°C. Voor deze week worden slechts temperaturen verwacht van net boven de
10°C. Niets aan te doen. Vandaag maandag 27 april 2015 worden we vroeg wakker. Er
schijnt een waterachtig zonnetje, maar het is droog. Er waait een matige noordwestenwind.
Terug trui en jas aan. Bijna alles is al gepakt en gezakt en klaar om in de
auto te laden. De benzinetank is tot de rand gevuld en de vier banden staan
optimaal op spanning.
Om 09:00 uur
bevinden wij ons reeds op de E19 richting Breda. Nergens file of vertraagt
verkeer. Links van ons blauwe lucht en rechts probeert de zon door de
wolkensluier te breken. De buitentemperatuur wijst 9°C aan.
Na 44
kilometer loodst Lucy (GPS) ons richting Utrecht op de E312. Vandaag, 27 april
2015, wordt in Nederland Koningsdag gevierd. Vanaf 2014 wordt Koningsdag
gehouden op de verjaardag van Willem-Alexander. Op deze dag worden er
verschillende festiviteiten georganiseerd. Er wordt dan volop oranje kleding
gedragen en al wat kan versiert worden krijgt eveneens een oranje kleur. Het is
dan een traditie dat de Koning een officieel bezoek brengt aan enkele gemeenten
in het land.
De zijbermen
kleuren geel van de koolzaad bloemen. We krijgen mooie vergezichten te zien met
verschillende windmolens en fruitplantages. Het zijn schilderachtige
stillevens. Na 100 km rijden we door de provincie Utrecht. De kleinste
provincie van Nederland telt toch nog 26 gemeenten. Bij de Utrechtheuvelrugzijn de bermen begroeid met heide. De
Utrechtse Heuvelrug is een zandrug met toppen die boven de 50 meter gaan. Het
hoogste punt is de Amerongse Berg met 69,2 meter boven zeeniveau. Het gebied
bezit veel bos en heidegebied. De meeste bomen en struiken langs de snelweg moeten
nog in bloei komen. We zien nog niet te veel groen. Na de provincie Utrecht rijden
we door de provincie Flevoland. De jongste provincie van het land dat werd
erkend in 1986. We rijden eerst naar Kraggenburg in de Noordoostpolder voor een
korte fietstocht van ongeveer 20 km langs bloesemvelden. Tijdens de lente
bloeien eerst de sneeuwwitte kersen- en pruimenbloesems. Daarna volgt de,
eveneens witte, perenbloesem en uiteindelijk is het de beurt aan de roze
appelbloesem.
Op 8
kilometer voor Almere bevinden zich naast de snelweg de eerste tulpenvelden.
Hectaren tulpen schitteren in verschillende kleuren onder een blauwe lucht met
witte wolken. Rondom ons tientallen energie windmolens. We rijden de
Noordoostpolder binnen. Een bijzonder gebied met een rijke geschiedenis. De
polder viel officieel droog op 9 september 1942, midden in WOII. Daarna is
Noordoostpolder in een razendsnel tempo ingericht en ontwikkeld. Zo ontstond er
een uniek landbouwgebied. Dit is te danken aan vele hardwerkende boeren en
arbeiders die hoopten op een goed leven in de Noordoostpolder. Om 11:10 uur
rijden we over de Ketelbrug. Ze maakt de verbinding tussen de Noordoostpolder
en Oostelijk Flevoland over het Ketelmeer. De brug werd in gebruik genomen op
15 juni 1970. Lucy stuurt ons van de snelweg bij afrit nr 14 Emmeloord. Dan rechtsaf
om Nagele te volgen. Om 11:30 uur staan we geparkeerdop de parking van het Familiepark Netl De
Wildste Tuin te Kraggenburg. De place to by voor sportievelingen die graag
een balletje slaan. Voor de wandelaars zijn er de tuinen vol kruiden en voor de
kinderen is er het avontuurlijke speellandschap met sport en spel.
Rondom het
ingepolderde Flevoland is er heel veel water te vinden. Het water werd vroeger
druk bevaren door handelsschepen. Nu is het water zeer in trek bij sportieve
zeilers en strandliefhebbers. Moesten we hier een eeuw geleden fietsen, dan
fietsten we zes meter onder water. Enkele durvers startten een eeuw geleden om
van een stuk Zuiderzee een groot polderlandschap te maken. Dat is een feit
geworden.
Er staat een
koude strakke wind. We zullen een ondersteuning meer moeten nemen. We zetten
een muts op en onze handschoenen zijn eveneens geen overbodige luxe. Misschien
hebben we geluk en hebben we steeds wind in de rug. Met de fiets rijden we
terug naar de Leemringweg en slaan rechtsaf voor knppnt 64. We genieten
alleszins van het mooie landschap. Hier is alles vlak, maar je moet tegen de
wind vechten. Tractors rijden op hun land en ploegen de aarde om. De ellen
lange dreven ogen mooi door de oude statige bruine beuken. Ze staan nog niet in
volle bloei. Af en toe duwt de wind in de rug en fietsen we daardoor sneller
vooruit. Maar dat duurt niet lang. Na 5 km houden we halt bij onze eerste
boomgaard. Er staan slechts enkele witte bloesems aan de laagstammige fruit
plantage. Ons Rina begint enkele fotos te maken. Op het erf van de
nabijgelegen hoeve blaft een hond. Het dier komt voorzichtig afgelopen met in
zijn kielzog een man van middelbare leeftijd. We begroeten elkaar vriendelijk
en ik zeg hem dat we de bloesem willen bewonderen. Dat zal dit jaar niet gaan,
vertelt de fruitboer. Hij heeft deze perenbomen afgelopen winter hier geplant.
Dit jaar kan en mag deze plantage geen bloesem dragen. Volgend jaar komen er de
Conference peren aan de stammen te hangen. De boer heeft hectaren fruitstammen
verkocht. Vooral de pruimenbomen wilde hij kwijt. Nu houd hij nog deze 1,5
hectare over.
Bij de
volgende fruitplantage is niets van bloesem te zien. Alleen als we er kortbij
staan, zien we de roze knopjes van de appelbloesem. Nadat we de Zuiderringweg
gedwarst hebben vinden we het ene bloesemveld na het ander. Honderden hectaren
laagstammige fruitbomen. Afwisselend peren- en appelbloesem. Soms enkele
pruimenboompjes met enorm veel witte bloesem. Fruit en soms tulpenvelden, bos
en water beheersen het landelijk beeld rondom Kraggenburg. Het is rustig
fietsen. Af en toe worden we voorbijgefietst door een amateur wielrenner. Het
is 6,9 km tot knppnt 14. Linksaf in de Hertenpad. Landerijen met de bekende ruggen
die asperges bevatten. De voortuintjes ogen mooi door de kleuren van de
lentebloemen en bomen. De tulpen ontbreken nergens in de tuintjes. De akkers
zijn begroeid met paardenbloemen. De meeste fruittelers hebben hun landerijen
tegen de wind afgeschermd door bomen te planten tegen de straatzijde. Soms met
knotwilgen of dennenbomen.
De route
leidt ons langs weilanden met grazende koeien. We fietsen langs bossen waar
wandelaars hun hartje kunnen ophalen. We worden prettig gevolgd door vogelzang.
In elke boom horen we het gefluit of getjirp van kleine vogels. Bij de
driesprong op de Zwartemeerweg is knppnt 14. Linksaf om knppnt 3 te volgen tot
bij de voormalige vluchthaven met lichtwachterswoning, die in de toenmalige
Zuiderzee lag. Het werd gebouwd in 1848. Na verloop van tijd raakte het huisje
in steeds slechtere staat en werd het afgebroken om in 1877 herbouwd te worden.
De lichtwachterswoning is in 2002 opnieuw gerestaureerd en kwam in particulier
bezit. Het gebouw, Oud-Kraggenburg, ligt op 4,5 meter boven Nieuw Amsterdams
Peil. Het huidige dorp Kraggenburg, hier in de Noordoostpolder, is vernoemd
naar dit vroegere opgeworpen eiland dat nu te midden van de akkers van
Flevoland ligt. Een infobord, aan het begin van de weg, vertelt ons: Oud-Kraggenburg
is een voormalige lichtwachterswoning die tot monument is verklaard. Van 1845
tot 1848 zijn voor het op diepte houden van het Zwolse Diep twee leidammen
aangelegd. Ze werden gebouwd op kraggen, afkomstig uit de door vervening
ontstane plassen in Noord-West Overijssel. Deze kraggen, dikke pakketten van
(riet)wortels en plantenresten, werden als drijvende eilandjes (circa 15 bij 2
bij 1 meter) naar het werkterrein gesleept, onder een vlechtwerk van rijshout
geplaatst en verzwaard met puin en steen tot zinken gebracht. Rijkswaterstaat
liet in 1877 de oude lichtwachterswoning uit 1848 afbreken, de terp ophogen tot
ruim 400 meter boven AP en daarop de nu nog bestaande woning bouwen. Het
belangrijkste licht voor scheepvaart werd op het dak geplaatst. De haven, bijna
1 ha groot, bood plaats aan ongeveer 70 schepen. Waar vroeger schepen lagen
bevinden zich nu heesters en bomen. Op het zee-eind van de zuiderdam staat de
in 1994 nagemaakte lichtopstand; de oude werd bij museum Schokland
ondergebracht. Naast de
oprit staat een zitbank. We zetten er ons neer om onze picknick te houden. We
zitten heerlijk in het zonnetje. Ietwat beschut van de wind.
Het is bijna
half twee als we verder fietsen. Wind op kop. We nemen een ondersteuning meer.
De bomen op het eiland hebben nog geen bladeren. Ze zitten nog verscholen in
hun knoppen. Te wachten op warmer weer. Rechts van ons, op een golfbreker staat
een antieke metalen voortoren. Zo vinden we er straks nog één, bij de haven van
Kraggenburg. De zon verschuilt zich net achter een dikke wolk. Het wordt op slag
een paar graden koeler. De kop en nek van de twee witte zwanen zijn bruin door
steeds naar voedsel te zoeken in het bruine polderwater. Eén van de zwanen zit
op het nest. Een beetje verscholen tussen het riet.
We volgen
knppnt 3 tot bij de rotonde van Kraggenburg. Ons Rina neemt fotos van de
wakende leeuwen bij De Dam en daarna houden we halt bij de jachthaven. Een
bezoek is de moeite waard. De dorpskern van Kraggenburg ligt op loopafstand en
hier in de buurt werden mooie wandel- en fietstochten aangelegd. Kunst staat
voorop bij de jachthaven: een voet- en fietsbrug werd volledig aangekleed met
haakwerk en een rood witte vuurtoren op een pseudo golfbreker is een baken voor
de jachthaven. Langs een smal betonnen fietspad rijden we verder door het Voorsterbos.
Eén van de oudste bossen in Flevoland. Het bos werd aangeplant in 1944 met
verschillende loof- en naaldbomen. Er vliegen talrijke vogelsoorten rond en bij
de waterpoelen vliegen tientallen libellen. De amfibieën zie je niet maar ze
zijn er wel. We volgen knppnt 64. We
zijn omgeven door loofbomen die al groen ogen. De wind valt hier bijna helemaal
weg. Verderop stoppen we bij het pannenkoekhuis De Strooppot. Het interieur
mag dan in Oud Hollandse stijl ingericht zijn, wij zetten ons op het zonnige
terras achter een groene haag. Zalig genietend van een pannenkoek, een biertje
en de zon. De bewolking lost bijna helemaal op. Nu de wind wat minder is horen
we verschillende vogels een serenade fluiten.
Even later
staan we terug bij de auto. De parking staat nu bijna vol met geparkeerde
autos. We rijden door het centrum van Emmeloord. De hoofdplaats van de
Noordoostpolder. Sinds 1992 een volwaardige stad met als geografisch middelpunt
de watertoren van de polder. Bij Albert
Hein doen we nog enkele inkopen. Dat passeren we toch, dus dat is een
meevaller. We rijden vervolgens naar Camping Bospad in de Banterweg. De camping
ligt centraal in de Noordoostpolder, op wandelafstand van Emmeloord. Het leek
ons de ideale uitvalsbasis voor onze tulpenfietsroutes. Een ruime kampeer- en
camperplaats met verhuur van blokhutten en stacaravans. Nog diezelfde avond
zien we op TV-Flevoland dat de fruittelers vuurtjes moeten branden bij de
fruitplantages. Ze voorspellen vriestemperaturen voor vannacht. Tot schrijfs. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Maandag 20
april 2015. We zijn met de auto onderweg naar Vlaams-Brabant voor een
fietstocht langs de Getelinie. Het is onze eerste fietstocht van het jaar. Het
kan wel eens te zwaar worden. De wind waait nog steeds noordoost met een kracht
van 2 à 3 beaufort. Na 36 km rijden we de provincie Vlaams-Brabant binnen. Bij
de splitsing Luik-Charleroi is het sterk vertraagt verkeer. De autos staan
zelfs een paar minuten stil. Eens de splitsing voorbij rijden we terug vlot. Wat
verder beginnen de mooie vergezichten in het groene glooiende landschap van de
Dijlevallei. Om 10:40 uur verlaten we de snelweg en rijden we Tienen binnen. De
landschappen worden nog mooier door de bloesems van de vele fruitbomen. Een
paar minuten later plaatsen we de auto op een kleine parking in het dorpje Sint-Margriete-Houtem,
vlakbij de arduinen waterpomp van 1875. De Sint-Margarethakerk is afgesloten.
Ze is nog omgeven door een kleine begraafplaats met als blikvanger een wit oorlogsmonument
dat opgericht werd aan de helden die stierven voor het vaderland tijdens WOI. Een
klein infobord bij de kerk vermeld: Eénbeukige kerk bestaande uit vier
verschillende bouwfazen. Uitbreiding van het schip en toren (vroege 13de-eeuw),
gotisch koor (14de-eeuw). Het oudste gedeelte van de kerk is gebouwd met
hergebruikt Gallo-Romeins materiaal.
Achter de
parking bevindt zich een hoge kapel. In een steen boven de toegang staan de
woorden: J.S.M. en het jaartal 1891. De doorgang is afgesloten met een ijzeren
hekwerk. Deze kapel werd opgericht aan de heilige Margarita. Zij staat op een
sokkel met twee lammeren naast haar. De H. Margarita behoort tot de groep van
14 noodhelpers of noodheiligen. Zij wordt vooral vereert en aangeroepen voor
het bekomen van gelukkige geboorten. Enkele vazen met plastieken bloemen sieren
het altaar op. Een helrode sierdoek voor het altaar bevat de woorden: H.
Margarita B.V.O. Twee mini ramen met loodglas kleuren het interieur. Een
vriendelijke dame komt ons tegemoet en begint een praatje. Elk jaar in juni
wordt hier nog een kleine processie gehouden. Vanaf de kerk tot hier. Het is
een korte stoet maar ik vindt het mooi dat deze traditie nog wordt voortgezet.
Ik denk wel dat jullie de kerk kunnen bezoeken. Bel maar aan, daar aan dat
huis. Die mevrouw heeft de sleutel. Wij danken haar hartelijk en trekken onze
stoute schoenen aan. We mogen de kerk bezoeken. Tezamen met de
verantwoordelijke worden we in de kerk rondgeleid. Binnen in de kerk, rechts
naast het altaar, bevindt zich de grafsteen van Jan van Houtem. Eén van de
oudste en machtigste families van Tienen, de familie van
Hauthem, waaraan het gehucht zijn naam zou ontlenen. Hij was kanselier van
Brabant en eerste baron.Ook het retabel is een
bezienswaardigheid.
Met de kerk in de rug fietsen we naar links, richting knppnt 26. Het is ondertussen 11:30
uur geworden als we de eerste straat rechts nemen. We rijden in de
Wijngaardestraat. Een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Hier
worden we volledig door elkaar geschud. We mogen dan ook nog op onze trappers
staan want het gaat heuvelop. Net uit het centrum hebben we een enorm mooi
panoramazicht. De skyline vertoont hectaren laagstammige perenbloesems. De
witte bloesem oogt van ver alsof het net gesneeuwd heeft. De landerijen vooraan
zijn netjes omgeploegd. De bruine grond wacht om gezaaid of beplant te worden.
Recht voor ons wappert de Belgische vlag. We zijn opgelucht als we na onze
eerste beklimming halt houden bij de militaire begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem.
Op 18 augustus 1914 werd de Slag van Houtem uitgevochten. Houtem lag op de
Belgische verdedigingslinie van de Gete en het Belgisch leger trachtte er de
opmars van de Duitsers vergeefs te stuiten. Op het Houtemse slagveld vielen 86
Belgische soldaten, enkele Fransen en een dertigtal Duitsers. 173 gesneuvelden
werden toen op het Militaire kerkhof van Houtem begraven. Eerst lezen we
ons eerste infobord: Midden op het slagveld. Kijk, voor je deze begraafplaats
verkent, eerst even om je heen. Alles wat je ziet, was op 18 augustus 1914 een slagveld-
letterlijk.
Die dag werd Sint-Margriete-Houtem verdedigd door het
22ste-Linieregiment, 2.200 man sterk. Hun taak: 13.000 Duitsers tegenhouden.
Onbegonnen werk natuurlijk, en na een paar uur moesten ze zich ijlings
terugtrekken. In die paar uur waren meer dan 300 Belgen en een onbekend aantal
Duitsers gesneuveld. In de weken en maanden na de slag werden de gesneuvelden
in voorlopige graven gelegd. In 1916 besloot de bezetter ze te groeperen op een
nieuwe begraafplaats dat onder toezicht van de Duitse architect, Jacob Erkelenz
werd aangelegd. Het werd deze heuvelrug met uitzicht over het slagveld. In het
begin lagen hier niet alleen Belgen, zoals nu, maar ook Duitsers en enkele
Fransen. In de jaren 50, van vorige eeuw, werden de Duitse doden overgebracht
naar het oorlogskerkhof van Vladslo, in West-Vlaanderen. Ook de Franse
militairen werden gerepatrieerd. Enkele tientallen Belgische doden werden door
hun familie naar hun geboorteplaats gebracht. Daardoor liggen hier momenteel
nog 173 Belgische militairen, waarvan er vier niet meer konden geïdentificeerd
worden. De meeste slachtoffers zijn van het 22ste-Linieregiment. Dat regiment
rekruteerde voornamelijk in West- en Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Dat zie je
aan de plaatsnamen op de grafstenen.
Links naast
de tekst is een zwart wit foto aangebracht met de volgende tekst: August. Deze
foto is waarschijnlijk genomen in het centrum van Tienen, kort voor het
standbeeld werd overgebracht naar de begraafplaats (de man rechts is architect
Erkelenz). Oorspronkelijk had het beeld een Duitse helm op het hoofd, maar die
werd na de oorlog door vandalen vernield. In de volksmond wordt het beeld
August genoemd- wellicht een verkeerde lezing van het opschrift op de voet,
dat Duits is voor augustus, de maand waarin de veldslag plaatsvond.
Vervolgens
lezen we nog een korte tekst uit het dagboek van Firmin Van Waerebeke. Een
soldaat bij het 22ste-Linieregiment: Opeens valt het kanon aan het bulderen:
t zijn de onzen die te Houtem op een hoogte staan en de Duitsers bemerkt
hebben. Ze naderen: eerst op 600 meter, dan op 400 meter: feu à volontè! Ze
lopen vooruit met twee of vier en laten zich dan alle 30 of 40 meter vallen om
te schieten; telkens ze opstaan, geven we vuur en nu en dan stuikt er een.
Op de
militaire begraafplaats staan de welbekende verticale arduinen zerken van WOI.
De kleine ronde Belgische driekleur en de bronzen plaat vooraan met naam,
voornaam, rang, geboortedatum en datum van overlijden. Op het betonnen voetstuk
van elke zerk ligt een witte kiezelsteen. Op het steentje werd een klaproos
geschilderd. Een mooi gebaar. Nergens wordt vermeld van wie dit initiatief
uitgaat. Het monument achteraan met de bijna naakte man, is van Baronin von
Vraniczani. Rechts van de inkom staat het schuilhuisje met bezoekersboek. In
het register zoeken we tevergeefs naar een naamgenoot. Een grondplan werd tegen
de wand bevestigt. De Japanse kerselaars bloeien weelderig. Voor de ingang van
de begraafplaats staat een picknicktafel. We maken er dankbaar gebruik van.
Na onze
picknick rijden we de Wijngaardestraat ten einde en dwarsen het kruispunt met
de Oplintersesteenweg. We volgen Tiensveld op een smal pad. Hier vertoont de
skyline het industrieterrein van Tienen met schuin links de kerktoren. We zijn
omgeven door weilanden, met in de verte slechts enkele boerderijen. Hier in de
open vlakte voelen we de kille wind. De zon gaat soms nog schuil achter een
wolkensluier. De kersenbomen kleuren mooi wit. Dat maakt onze fietstocht nog
aangenamer.
Na knppnt 26
rijden we tussen de fruitplantages, met vooraan hectaren grond waarasperges geplant zijn. De eerste asperges
worden in februari gestoken. Het echte aspergeseizoen werd half april geopend.
De oogst loopt nog tot eind juni. We volgen ondertussen knppnt 59. Linksaf de
Kopstraat volgen, die nog smaller is dan ons vorig pad. We
rijden langs enorme landerijen met perenbloesem. Aan de overzijde houden we
halt bij een appelplantage. De roze rode bloesem zit nog verdoken in de knoppen.
Lang duurt het niet meer. Voor we Utsenaak bereiken fietsen we langs
hoogstammige kersenbomen. Alles kleurt maagdelijk wit. Prachtig om naar te
kijken. Verschillende kleine vogeltjes vliegen van boom naar boom. De leeuwerik
vliegt vliegensvlug weg voor we een foto kunnen nemen. Ondertussen lost de
nevelsluier op. Het wordt gevoelig warmer, maar de wind blijft koud. Bij de tweede
splitsing rechtsaf in de Lindebaan. Volgende straat rechtsaf in een smal pad
tussen landbouwgrond dat slechts wordt gebruikt door tractors. We naderen de
boogpoort van het voormalige klooster van Maagdendaal te Oplinter. Het klooster
van Maagdendaal is een voormalige abdij van nonnen die in 1215 werd gesticht.
Het klooster werd tot tweemaal toe verwoest door oorlogshandelingen. Pas in de
16de-eeuw werd ze terug opgebouwd. Toen de Fransen binnenvielen werd de abdij
opgegeven. Eind 1796 werden de gebouwen verkocht. Nu rest er nog slechts een aanzienlijke
hoeve met het indrukwekkend poortgebouw. De beeldengroep in de nis boven de
poort heeft het hard te verduren door weer en wind. Alles roept om
gerestaureerd te worden.
Bij het
centrumbord van Oplinter moeten we rechtsaf in de Maagdendalweg. We verlaten
het dorp zonder het centrum aan te doen. Rechtsaf in de Ganzendries. Bij de
splitsing is een driehoekige kapel gemetst. Maria staat in een nis naast een
gedoofde noveenkaars. De wegkapel werd ingewijd in 1936 en hernieuwd in 1989. We
vervolgen onze weg over de Grote Gete.
Als we knppnt 58 volgen dwarsen we weer de Grote Gete. Naast de brug
werd een herdenkingssteen geplaatst voor Romain Oelemans. Hij was lid van de
Rotary club Landen en is hier verongelukt op 6 juli 2001.
We rijden 2,2km over de Oude Spoorweg tot knppnt 58. Ons pad is
afgeboord met loofbomen en struiken waar ontelbare kleine vogels zich
gehuisvest hebben. Het is een getjirp en gefluit van jewelste. Tussen de
gewassen spotten we vaak fazanten. Rechts van ons bevindt zich een golvend
heuvellandschap met een bont lappendeken van wei- en landbouwgronden. Bij het station
van Neerlinter ligt een weide met paardenbloemen. Een gele weide, alsof ze hier
gezaaid zijn. Het oogt mooi. Van ver leek het alsof hier koolzaad groeide. Neerlinter ligt in het Hageland en is eveneens de fruitstreek van Vlaams-Brabant. De streek tussen Tienen en Zoutleeuw wordt sinds mensenheugenis Linter geheten.
Na ons knppnt slaan we rechtsaf op oude kasseien. We klimmen omhoog
tegen 8 km per uur. Linksaf volgen we de Getestraat vlak naast de Grote Gete. De
oever is begroeid met koolzaad. Uit het zaad wordt koolzaadolie getrokken. Van
koolzaadolie kan ook biodiesel gemaakt worden. Het koolzaad is inmiddels een
belangrijk akkerbouwgewas. Het levert enorm mooie fotos op. Onze weg wordt een
grindpad. Bijna even gevaarlijk als de kasseiweg van daarnet. De kleine
steentjes springen onder de banden alle kanten op. We passeren een jong koppel.
Mevrouw heeft zich in de schaduw gezet met haar iPad. Meneer heeft haar fiets
ondersteboven op de grond geplaatst en mag de stuk gereden binnenband
repareren. Hopelijk blijven wij daarvan gespaart. Rechtsaf, nog steeds
Getestraat, maar nu op beton. Oef, onze banden staan nog hard. Hier bevindt
zich een natuurgebied dat beheerd wordt door Natuurpunt. Een infobord vertelt:
Beheer van het
Doysbroek. Het vroegere dorpsbroek dat de inwoners van Linter als gemeengoed
deelden, omvat bloemrijke graslanden en structuurrijke valleibossen en
houtkanten. De jarenlange intensieve landbouw zorgde echter voor een zware
verstoring van de bodem door bemesting en verdroging. Met een gericht maai- en
begrazingsbeheer tracht Natuurpunt het vroegere landschapsbeeld te herstellen.
Zo ontstaat hier een halfopen landschap waarbij beemden, ruigtes en struweel
elkaar afwisselen. De afwateringsgrachten slibben geleidelijk aan dicht
waardoor de gronden terug kunnen herstellen naar hun oorspronkelijke staat. Dit
zal zeker de dieren- en plantenrijkdom vergroten! Ook cultuurhistorische
elementen zoals knotwilgen en haagkanten worden goed onderhouden om
woongelegenheid te bieden aan heel wat dieren.
In de verte besproeit een tractor een veld. Het aroma komt ons
tegemoet. We moeten opnieuw klimmen. Als de stank enigszins draaglijk wordt
houden we halt om van een panoramazicht te genieten. Op de achtergrond een kersenplantage
met sneeuwwitte bloesems. Tegen de grond ontwaren we enkele bijenkasten. Achter
de plantage steekt de spitse punt van een toren uit. De kerktoren van
Melkwezer. De volgende straat rechtsaf in de Begijnhofstraat tot het eind. We
zijn in het centrum van Melkwezer, een deelgemeente van Linter. DeSint-Pancratiuskerk met
kleine begraafplaats errond is links van ons. Op de hoek van de Dorpstraat en
de Waterhofstraat staat het Heilig Hartmonument. Dan valt mijne frank. We zijn
daarstraks ons infobord vergeten bij het oude spoorwegstation van Neerlinter.
We hebben geen van beiden het paneel gezien. Het moet er nochtans staan. Ik
besluit terug te rijden. Bomma wacht hier, over de kerk, op een rustbank. Wat
de kop vergeet moeten bompas benen bekopen. Terug langs de odeur die het land
besproeid. Weer langs het kiezelpad met kans op een platte band. Terug langs de
oud bollige kasseiweg tot het station. Ik zie van ver ons infobord staan. We
zijn het voorbij gefietst toen we alleen oog hadden voor het gele
paardenbloemen tapijt. Ik lees op het bord: Een
zwarte dag. Dinsdag 18 augustus 1914 was een zwarte dag voor het Belgische
leger. Twee weken lang hadden ze het de vijand lastig gemaakt, maar die 18de
augustus ging een grote Duitse legermacht in de aanval op een frontlijn tussen
Geetbets en Tienen. De Belgen werden overal teruggeslagen. Nog diezelfde dag
gaf koning Albert zijn troepen het bevel zich terug te trekken naar Antwerpen.
De
brug over de Gete, hier vlakbij, werd op 18 augustus verdedigd door amper één
compagnie van het 22ste-Linieregiment. - hooguit 120 tot 150 manschappen. Kort
na de middag zetten de Duitsers de aanval in. Eerst beschoot hun artillerie de
Belgische stellingen aan de brug. Hetstation van Neerlinter werd daarbij zwaar beschadigd. Daarna joeg het
voetvolk de laatst Belgen op de vlucht.
Na
het gevecht trokken de Duitsers het dorp Neerlinter binnen. Daar staken ze 80
van de 120 huizen in brand. De meeste inwoners waren toen al gevlucht in de
richting van Oplinter en Tienen. Firmin Van Waerebeke, een
soldaat bij het 22ste Linieregiment schrijft verder in zijn dagboek het
volgende: Maar ziet, daar komt enen talrijke bende recht op het brugsken af.
De onzen schieten dapper, maar voor de overmacht moeten ze achteruit. Gansch
onze post, ransels achterlatend, wijkt, kruipt door een gat dat gelukkiglijk
door twee soldaten op voorhand in een haag gekapt was, en komt zoo over eene
gracht en over den ijzerenweg in de groote loopgracht waar de compagnie ligt. Ik maak
enkele fotos en keer terug naar Melkwezer en moeder de vrouw.
Na een rustpauze rijden we verder tot ons Rina een ijssalonnetje ziet.
We hebben dorst en zin in iets fris. Naderhand rijden we tot het volgende
kruispunt, niet linksaf, maar houden we links aan in een smal tractorpad,
tussen de Dorpstraat en de Lindestraat. Volgende pad linksaf fietsen tot het
eind. Linksaf in de Helen-Bosstraat met wind op kop. Het is even afzien, maar
het kan erger. De hoge bakstenen kapel op de hoek van de Helen-Bosstraat is gewijd aan Maria. Tegen de beige geschilderde muren
staat Maria met kind op een klein marmeren altaar. Stoelen nodigen uit om even
te verpozen. De groen geschilderde dubbele deur is omgeven door een boog van
Franse steen.
Rechtover het gemeentehuis met het aanpalend politiebureel van Linter, staat
ons infopaneel waarop we lezen: Commandopost van de lansiers. Op 10 augustus 1914, een
week na de Duitse inval in België, leverden enkele duizenden soldaten een kort
maar bloedig gevecht in Orsmaal-Gussenhoven. De inzet: zes bruggen over de
Kleine Gete. De Belgen van het 3de Lansiersregiment waren niet opgewassen tegen
de Duitse overmacht, en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te
trekken. Wanneer een leger een vijandelijke aanval verwacht, proberen de
officieren kort achter de frontlijn een commandopost te installeren: een min of
meer veilige plek van waaruit ze de operaties kunnen leiden. Het gebouw voor
je-tegenwoordig het gemeentehuis van de fusiegemeente Linter- destijds het
gemeenteschooltje van Orsmaal- deed die 10de augustus dienst als commandopost
van het 3de Lansiersregiment. Van hieruit dirigeerde kolonel Hagemans, de
regimentscommandant, zijn troepen. Achter de school stond tijdens de gevechten
een peloton lansiers verdoken opgesteld. Zij konden als versterking in de
strijd worden gegooid. De school, gebouwd in 1904, deed tegelijk dienst als
Rode Kruispost. De gewonden die van het slagveld werden afgevoerd, kregen er de
eerste zorg toegediend. Wanneer hun toestand het toeliet, werden ze
overgebracht naar ziekenhuizen in Tienen en Leuven. Rechtsaf in de 3de Regiment Lanciersstraat. Voorbij de oude pastorie met museum tot bij het
monument van de 3de Linieregiment voor de kerk. Het monument werd opgedragen
aan kapitein commandant Leon Knapen. De eerste St-Lambertuskerk werd gebouwd door de
graaf van Leuven in 1106-1132. In 1737 brandde de toren af en men besloot een
nieuwe kerk te bouwen. Het duurde nog tot 1765 toen de eerste steen werd gelegd
voor de huidige kerk. De toren is 20 meter hoog en heeft nog een spits van 8
meter. De twee koorvensters werden in 1818 dicht gemetst. In 1940 werd de kerk
door een bombardement zwaar beschadigd. Oude zerken en kruisen staan tegen de
kerkmuur tentoongesteld. Beschreven in het Latijn en verweert door weer en
wind. Enkele onduidelijke jaartallen. Achter de kerkhofmuur ligt een waterpoel
met waterplanten en ontelbare lawaaierige kwakende kikkers. Slechts hun ogen
steken boven het water uit.
Rechts naast de hoofdingang vinden we enkele
grafzerken van oud-strijders van 1914-1918.Hun namen werden op de pilaren aangebracht. Op het ereperk liggen
zeventien slachtoffers van 10 augustus 1914 begraven. De zerken flankeren een
enorm monument met een gebeeldhouwde Belgische soldaat met een engel. Rechts
van het monument is de zerk geplaatst van Leon Knapen.
Langs
dezelfde weg terug en rechtsaf in de 3de. Regi. Lanciersstraat. Ons volgende
kapelletje is met cement bepleisterd en grijs geschilderd. Achter de getraliede
deur staat O.L.Vrouw met kind. Nogmaals achter tralies. Een noveenkaars wordt
geflankeerd door twee siervazen met bloemen. Mooi onderhouden. Na wat
bochtenwerk vinden we in de tuin van een moderne boerderij twee symbolen waar
hier alles om draait. Een reuzen appel en peer. Op de brievenbus prijkt dan
weer een mini tractor. Het broodnodige materiaal van de fruitteler. Tussen het koolzaad
vinden we knppnt 54 en paneel 17 in de Kleine Getestraat over de Kleine Gete. Een kort maar
bloedig gevecht. Op deze plek werd ooit gestreden op leven en dood. Op 10
augustus 1914 leverden Belgen en Duitsers hier het eerste gevecht op Brabants
grondgebied. Het was meer een schermutseling dan een heuse veldslag, maar het
was daarom niet minder ingrijpend. De Belgen verdedigden zes bruggetjes over de
Kleine Gete - je staat bij één ervan. Het zwaarst werd er gevochten bij de brug
over de steenweg, een paar honderd meter links achter je (er staat nu een
gedenkteken). Maar de Belgen waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht,
en na een paar uur kregen ze het bevel om zich terug te trekken.
We weten niet precies hoeveel soldaten er in Orsmaal zijn
gesneuveld, maar waarschijnlijk ging het om 21 Duitsers en zowat 30 Belgen. In
de hoeve Halleux, recht voor je, werd een Belgisch peloton onder leiding van
luitenant Halleux belegerd door de Duitsers. De gevechten werden geleverd door
cavaleristen, ruiters te paard. Aan Duitse kant vocht er een eenheid ulanen
mee, een gevreesd ruiterkorps. Toen de Belgen probeerden uit te breken, werden
ze gedood of verwond. Veel dorpsbewoners waren op tijd gevlucht. De
achterblijvers verstopten zich in hun kelders. Toch werden verschillende
onschuldige burgers door de Duitsers beroofd, mishandeld of vermoord.
Adolphe De
Clerck, onderpastoor van Orsmaal in 1914 schreef in zijn dagboek: Het was vier
uur in den namiddag, de slag was sinds twee uren geëindigd en nog staken zij
het vuur aan twee grote huizen.
We rijden
naar de bewuste brug. Rechtsaf op de grote baan. Het is nog een heel eind. We
vragen het aan het plaatselijke bewoner. We zitten juist. Het is een monument
in de vorm van een grafzerk met als opschrift: Brug Lt. Comte van der Burch
2eEskadron 3e Lansiers 10-8-1914. Luitenant Graaf Willem van der Burch was bevelhebber
over de 3de Lansiers en verdedigde deze brug met zijn manschappen. Toen het
onhoudbaar werd gaf hij het bevel om terug te trekken. Hij werd twee maal in
het been getroffen. Hij bleef echter strijden tot de dood. Hij was 33 jaar oud.
Terug naar
knppnt 54 en rechtsaf rijden we verder over de Waaiberg tot de splitsing.
Rechtsaf in de Hespense Steeg. Een lang smal pad tussen weilanden, afgeboord
met populieren en knotwilgen die hoognodig gesnoeid moeten worden. We fietsen tot
knppnt 55. Rechtsaf en nu fietsen we 1200 m en dwarsen de Langstraat met de
St-Annakapel. Rechtdoor richting Neerhespen-centrum. De St-Mauritiuskerk van
1773 heeft een kanonskogel in de gevel. Een
ingemetste arduinen steen vermeldt: Bataille de Neerwinden 1793. Rechtdoor tot bij knppnt 56. Nu
moeten we naar knppnt 60. Dat is bijna zeven km. Rechtsaf dus bij knppnt 56. We
rijden door de Walsbergenstraat. Linksaf in de Vijverstraat in Overhespen,
tot het eind. We rijden niet door het centrum.
Linksaf in
de Brouwerstraat voor flink wat bochtenwerk. Tussen akkers en weilanden
kronkelt ons fietspad. Langs ondiepe beken of waterlopen, soms afgeboord met
knotwilgen. In de Hekstraat bij de Kapel
van O.L.Vrouwvan Bijstand houden we
nogmaals halt. De kapel werd hier in Overhespen gebouwd in 1920 door de heren
Charles Dennen, Arthur Bourmanne en Arthur Henot als dank voor hun veilige
terugkeer uit WOI. De laatste restauratie gebeurde in 2011.
Na het
volgend kruispunt weer weiland, weiland en nog eens weiland. Stevige klimmingen
met natuur in overvloed. Traag komen we vooruit, maar zo genieten we des te
meer van het landschap dat ontzettend groen kleurt. We moeten linksaf op de N3.
De volgende straat weer linksaf in de Keienpoelweg, maar het is de Tolstraat. Bordje
gemist of ? Misschien de volgende straat? De N3 is juist. Misschien aan iemand
vragen? Niemand op straat. Verder door. Na een kwartier kan ons Rina toch
iemand strikken om de weg te vragen. Na veel gepalaver vinden we onze weg
terug. Blijkbaar daarstraks toch een bordje gemist, of het staat er niet meer. Een
benzinestation langs de weg heeft een digitale thermometer die 21° Celsius
aangeeft. Na een kwartier rijden zijn we terug op onze fietsroute. Knppnt 60.
Linksaf dus in de Keienpoelweg. Daarna dwarsen we de Eliksemstraat en rijden
het centrum van Hakendover binnen. De deelgemeente van de stad Tienen ligt pal op
de grens van Hageland en Haspengouw. Voor we de kerk bezoeken zetten we ons op
een terrasje langs de weg. Bij een Omer en een alcohol vrij biertje voor moeder
de vrouw is het zalig nakaarten over de tot nu toe gereden route. De tafeltjes
zijn oude naaimachines. Op het ijzeren onderstel werd een tafelblad
aangebracht. Heel origineel.
Daarna
bezoeken we de Goddelijke Zaligmakerkerk die ooit een bedevaartsoord was. Volgens
de stichtingslegende wierven drie vrome maagden in het jaar 690 twaalf
arbeiders aan om de eerste kerk in Hakendover te bouwen. De plaats werd hun
door een engel aangewezen op de dertiendach. Een dertiende werkman, die
tijdens de werkzaamheden duidelijk aanwezig was, ontbrak steeds bij de
maaltijden en bij de uitbetaling van het loon. Het was de Heer zelf die bij de
bouw van het heiligdom assistentie bood! De huidige kerk is het resultaat van
verschillende bouwcampagnes: in de 12de eeuw werd de Romaanse westertoren
gebouwd. In de 13de eeuw de kruisbeuk en schip. In de 14de eeuw werd voor een
hoog gotisch koor gezorgd. In de 15de eeuw kwam er een zuiderkruisbeuk en een
eeuw later zorgden de trouwe parochianen voor een noorderkruisbeuk en een
sacristie. De zijbeuken dateren van 1765. Na de brand van 1860 kreeg de toren
steunberen. Het zijn enkele trappen omhoog tot het monument van gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen.
Nadien komen
we terug en slaan linksaf in de Putstraat. We volgen verder knppnt 60 langs
weilanden. Bij de grote baan (N3) fietsen we rechtdoor in de Bosschelstraat. We
rijden richting Tienen. Ondertussen is het 17:30 uur voorbij. Wind op kop en
weer een klimming. We worden moe. Dan zijn we bij knppnt 60.
Linksaf voor
knppnt 62. In de verte de suikerfabrieken van Tienen. Rechtsaf in de Ambachtenlaantot aan de Oude Spoorweg. Linksaf op het
Kluizenaarspad met links en rechts struikgewas en knotwilgen. Hier voelen we
geen wind. We beginnen als het ware te zweten tijdens een klimming. We naderen
nog maar eens de grote baan (N3). Hier rechtsaf en fietsen eerst rechtdoor naar
het centrum van Grimde. Een klein vierkant bordje met klaproos leidt ons naar
de Necropolis van Grimde.
Een monument
van stilte. Het is een uniek monument dat aan de buitenkant een kerk is en
binnenin een begraafplaats. Hier liggen de stoffelijke resten begraven van 140
Belgische soldaten die het leven lieten tijdens WOI. In hun opmars naar
Frankrijk kwam het op 18 augustus 14 in Grimde en St-Margriete-Houtem tot een
treffen tussen het Duitse leger en Belgische militairen. De Duitsers wonnen, de
Belgen wachtte de taak hun gesneuvelden te begraven. In een streven om hen een
respectabele begraafplaats te geven werd een niet direct voor de hand liggende
locatie gekozen; de ruïnes van de oude Sint-Pieterskerk, hier in Grimde. De
crypte evolueerde vrij snel van begraafplaats tot een plaats van bezinning en
herdenking. Al in volle bezettingstijd vonden hier onder toeziend oog van de
bezetter herdenkingsplechtigheden plaats. Na de oorlog werd de kerk
gerestaureerd en kreeg de oorspronkelijke parochiekerk een definitieve
invulling als soldatenkerkhof. We moeten ons haasten want de kerk sluit om 18
uur. Langs de hoge zware bronzen deuren dalen we enkele treden af tot in de
crypte. De witte grafstenen zijn sober, maar indrukwekkend. Op de zerken liggen
fotos, plaketten en kransen van familieleden. Elke zerk is versierd met een
Belgische helm en een eikenblad als teken van moed en wijsheid. De mooie gekleurde
glasramen, vervaardigd in WOI taferelen, scheppen een speciale sfeer. Het is
overweldigend. De begraafplaats is helder verlicht. De meeste opschriften zijn in
het Frans. Het loont de moeite om langs hier te passeren.
Het Getelinie
infobord 20 legt uit: Stad der doden: De Necropolis op 18 augustus 1914, twee
weken na hun inval in België, bereikte het Duitse leger Tienen. Ten noorden en
Oosten van de stad botsten ze op de achterhoede van het Belgische leger, het
22ste Linieregiment. Het kwam tot een veldslag, waarbij honderden soldaten
sneuvelden. Die werden in de dagen en weken daarna in geïmproviseerde graven
gelegd. Begin 1915 kreeg de Gemeentelijke Ontgravingsdienst van de Duitse
bezetter de opdracht om de gesneuvelden, Belgen zowel als Duitsers, plechtig te
herbegraven. Dat zou gebeuren op een speciaal aangelegde begraafplaats in
Sint-Margriete-Houtem, maar die werd snel te klein. Daarom besloot men 145
Belgische gesneuvelden hier bij te zetten, in de bouwvallige Sint-Pieterskerk.
Die kreeg ook een nieuwe naam: Necropolis, de Dodenstad. Momenteel liggen hier
nog 140 Belgen begraven. Eén van hen is kolonel Guffens, de bevelhebber van het
22ste Linieregiment. Hij overleed in 1943, en werd op zijn eigen verzoek
bijgezet tussen zijn mannen.
Een Duitse
tekening werd naast de tekst afgebeeld en toont de Necropolis tijdens de oorlog:
Aanvankelijk
stonden er kransen op de graven, later houten kruisjes. Bij de ontploffing van
een munitietrein in 1919 liep de kerk zware schade op. In 1928 werd de
herstelde Necropolis, ditmaal met grafstenen, plechtig ingehuldigd. Ons infozuil heeft nog een tekst
uit het dagboek van Léonard Reynaerts, Gemeentelijke Ontgravingsdienst Tienen,
1915. De
lijken werden aan een grondig onderzoek onderworpen ter vereenzelviging. Alle
gevonden voorwerpen en souvenirs dienden ontsmet door middel van brandende
alcohol, waarna ze geborgen werden in een gesloten omslag met buitenzijdse
vermelding der identiteit van de afgestorvene.
Het is zes
uur als we terug buiten staan in het zonnetje. Op de bronzen plaat bij de
ingang lezen we nog: In Memoriam, in deze crypte rusten 140 van onze helden,
gesneuveld voor het vaderland op het slagveld van Houtem Ste Margeriet en
Grimde 18-8-1914.
Terug naar
de N3, linksaf en rechtsaf in de Witte Vrouwenpad voor ons volgende paneel nr 19 bij het station van Grimde. We
lezen: Op
4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Het kostte twaalf dagen om
de forten van Luik te veroveren, maar toen dat uiteindelijk gelukt was, lag de
weg naar het binnenland open. De eerste natuurlijke hindernis voorbij Luik was
de rivier de Gete, ten oosten van Tienen. Daar lagen duizenden Belgische
soldaten klaar om de Duitsers tegen te houden. De Belgen kwamen naar het front
met speciale soldatentreinen. Hier, in het stationnetje van Grimde, een paar
kilometer ten westen van de Gete, stapten ze uit. Op 18 augustus werden ze
aangevallen door de Duitsers later die dag werd er ook meer noordelijk
gevochten, in en rond Sint-Margriete-Houtem. Bij de gevechten in Grimde en Sint-Margriete-Houtem
kwamen meer dan 300 Belgen om het leven. Lang voor 1914 hadden stafofficieren
in alle legers minutieus berekend hoe lang het zou duren om honderdduizenden
soldaten met de trein naar het front te brengen. Zelfs een kleine hapering,
dachten ze, kon dramatische gevolgen hebben. Elke dag vertraging bij het afkondigen
van de mobilisatie, waarschuwde de Franse stafchef Joffre, betekent dat de
vijand 15 tot 25 kilometer verder doordringt op ons grondgebied. Na de oorlog
werd het station van Grimde gebruikt om munitie op te slaan. Op 21 maart 1919
ontspoorde vlakbij een goederentrein en ontplofte de munitie. Er vielen drie
doden, en alle huizen binnen een straal van 500 meter werden vernield of zwaar
beschadigd.
Een bordje
brengt ons tot bij de grote Kapel ten Steen. De deur staat uitnodigend open. Het mooie schilderij van de Proostbroeders hangt
hier te donker. Er hangen vele infoborden waarop we lezen dat deze kapel is
gebouwd langs de Romeinse heirbaan van Keulen naar Boulogne-sur-Mer. Ze maakte
deel uit van de leprozerie voor mannen buiten de Maastrichtse poort. Een
Benedictijnenmonnik-kluizenaar verzorgde er de zieken. De kapel werd toegewijd
aan de H. Maurus. Bedevaarders zetten een ijzeren kroon op om hoofdpijn en
kopzorgen te voorkomen en te genezen. Het gebedshuis werd ingewijd in 1331. In
de loop der volgende eeuwen onderging het verscheidene uitbreidingen. Er kwam
ook de Mariaverering bij en kreeg het bedevaartsoord zijn huidige naam. In 1699
kreeg de kapel haar huidige uitzicht. Dat is ook de datum die we aantreffen
boven de ingangspoort. Na de brand van 1755 herbouwde men de zuidelijke
zijbeuk. Het beeld van O.L.Vrouw is gehouwen uit steen van Euville (Franse
kalksteen).
Verder tot
knppnt 62. Een kwartier later belanden we bij de Begijnhofkerk van Tienen. Beter
gekend als de ruïne van de Paterskerk, de tweede oudste begijnhofkerk
van België. In 1245 was men begonnen aan de bouw van de kerk. De begijnhofsite
werd tijdens de luchtbombardementen in 1944 bijna volledig verwoest. Enkele
kloostergebouwen, het ziekenhof en de Paterskerk bleven gespaard. Op 22
september 1976 werd de kerk door een hevige brand grotendeels vernield. De
ruïne werd gerestaureerd en in 1997 ingericht als wandelpark.
We moeten
knppnt 24 hebben maar die staat hier niet bij. We volgen even rechtdoor knppnt 13
langs de Bostsestraat tot over de N29. Hier
krijgen we terug knppnt 24. Eureka. Knppnt 24 brengt ons naar de Markt van
Tienen dat we even later bereiken. Op de klok is het 18:30u. We zijn in het
centrum van Tienen aan de Grote Nete. De stad ligt op een hoogte van 40
meter. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening was Tienen een marktdorp,
ontstaan langs de heirbaan Tongeren-Cassel. Begin 11de eeuw verwierf Tienen het
stadsrecht en omstreeks 1250 was het de hoofdplaats van een meierij. De
oprichting van drie suikerfabrieken in de 19de eeuw luidde een periode van
nieuwe welvaart in. We vinden paneel 21 op de Kalkmarkt naast de O.L.Vrouw-ten-Poelkerk. Bij de
vliegende madam. De tekst luidt: In de jaren na de Eerste Wereldoorlog
beleefde het zegevierende België een opstoot van vaderlandsliefde. De stad
Tienen wilde niet achterblijven en besloot met steun van de Belgische staat een
monument op te richten voor de Tiense gesneuvelden en gedeporteerden. Het
vergulde beeld van Nikè, de Griekse godin van de overwinning, rust op vier
stenen kanonslopen. Daarop staan in het Frans de namen van vier roemruchte
slagvelden: Luik,Halen, Sint-Margriete-Houtem en de IJzer. De gewone Tienenaar
was iets nuchterder: in de volksmond werd het beeld algauw de gouden madam of
zelfs de vliegende madam genoemd. Op 23 mei 1923 werd het monument plechtig
ingehuldigd in aanwezigheid van kroonprins Leopold, de latere koning Leopold
III. De directeur van de Tiense muziekacademie, Bernard Van Perck, componeerde
voor de gelegenheid twee cantates.
In het suikermuseum, op de Grote Markt, komt de hele
wereld van suiker aan bod. Het gebouw dateert van 1846. Achtereenvolgens werd
het Vredegerecht erin ondergebracht, het politiekantoor, de burelen van de
Burgerlijke Godshuizen en Octrooien. Maar ook was de Dienst voor openbare
Werken hier gehuisvest. Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van de Tiense
Suikerraffinaderij werd besloten een Suikermuseum op te richten in de stad. In
2002 werd het suikermuseum hier geopend. Op de Markt staat het monument ter
herdenking van de 75ste verjaardag van de Belgische
onafhankelijkheid. In de volksmond al vlug De Groene genoemd. Het monument is
van Jef Lambeaux en werd hier onthuld op 6 augustus 1905.
De O.L.Vrouw-ten-Poelkerk dank haar naam aan een legende
uit de 12de eeuw. Een eervol man zou zijn vermoord waarna zijn lijk in deze
poel werd geworpen. Daarop voorspelde een vrouw dat er uit de poel een tempel
zou oprijzen. Omdat sinds die dag heel wat mirakels aan de poel werden
toegeschreven, gaf de toenmalige hertog van Brabant Jan I de opdracht tot de
bouw van een kerk, ter verering van deze vrouw. Met de kerk wordt gestart op de
Grote Markt tussen 1358 en 1375. Rond 1470 is de kerk voltooid maar in de
eeuwen daarop werden herstellingen uitgevoerd. In 1635 leed de stad zwaar onder
een Frans-Hollandse aanval tegen de Spanjaarden. Na WOI werd de laatste hand
gelegd aan de kerk. In 1921 kon kardinaal Mercier de kerk inwijden.
Hier drinken we nog een laatste glas op een schaduwrijk
terrasje. Het is 19:00 uur. Links naast de kerk staan vijf zuilen met personen.
Dit monument herdenkt de inwoners van Tienen die zijn omgekomen of vermist in
de oorlog van 1830, WOI en WOII. De Lourdes grot is ook een bezienswaardigheid.
Het grotteke werd gebouwd in 1858 na de verschijning van O.L.Vrouw in
Lourdes. Een diepe grot met trapjes naar beneden. Veel plakketten met
huldebetuigingen aan Maria getuigt dat deze grot nog steeds een bijzonder
bedevaartsoord is.
Om terug
naar knppnt 8 te rijden volgen we eerst een stukje knppnt 26. Linksaf op de
aanlooproute tot bij het monument van het 22ste Linieregiment op de Kabbeekvest,
nabij de Sliksteenvest op de N3. Het laatste infobord verklaard: Dit monument
voor de gesneuvelden dateert uit 1923. Het was een privé-initiatief van de Amicale
des Anciens Combattants de Hauthem Sainte-Marguerite, een vriendenkring van
vooral Gentse oud-strijders van het 22ste Linieregiment de eenheid
die de zwaarste klappen kreeg tijdens de Slag van Sint-Margriete-Houtem, op 18
augustus 1914. Op de achterzijde worden alle gesneuvelden van dat regiment
opgelijst. Eigenlijk was het de bedoeling dat het monument op de militaire
begraafplaats van Sint-Margriete-Houtem zou komen, maar daar stak de Nationale
Commissie voor Krijgsbegravingen een stokje voor. Dat had alles te maken met
twee bronzen platen die op het monument waren aangebracht. De ene beeldde de
Duitse inval in België af, de andere de Duitse gruweldaden tegen burgers. In de
broze jaren twintig lag dat politiek toch te gevoelig, zeker op een
begraafplaats waar toen nog Duitse soldaten lagen. Het monument kwam dan maar
hier, aan de Oplintersepoort. Toen de Duitsers in mei 1940 opnieuw het land
binnenvielen, haalden zij de bronzen platen weg. De plaat met de gruweldaden
werd gesmolten, de andere wordt bewaard in het depot van stadsmuseum Het
Toreke. Het monument was het werk van twee Gentse broers: Maximiliaan Le Roy
ontwierp de sokkel, zijn broer Hippolite de beeldengroep. Die stelt een gewonde
Belgische officier voor die een soldaat wijst waar de vijand zit. Opvallend
detail: de twee mannen dragen een lange wollen jas. Deze jassen maakten deel
uit van het officiële Belgische uniform bij het begin van de oorlog, ook al
waren ze veel te warm voor de hete augustusdagen van 1914.
We kijken
uit naar een knooppuntenbordje met het cijfer 8. Dat zien we niet. Kortbij
echter staat een wegwijzer naar St-Margriete-Houtem: 2 km. Ik moet ons Rina
niet overhalen om dit bord te volgen. Ze drukt nog een blokje meer op haar
e-fiets in en rijdt onvermoeid de laatste kilometers tot ons vertrekpunt. Ik
kan haast niet volgen. We zijn terug bij de auto om 20:00 uur. Nog een uur
rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Vrijdag 10
april 2015. Het is 14° Celsius als we om 09:45 uur vertrekken naar
Vlaams-Brabant. Om 11:00 uur parkeren we onze auto op de kleine parking bij het
kruispunt van de Bosstraat-Vernagelstraat, net buiten het centrum van Bertem.
Vanaf hier vertrekt de Bertemboswandeling van 7,2 kilometer. Bertembos is een
natuurgebied van ruim 200 hectare en wordt beheerd door het Agentschap voor
Natuur en Bos. Het infobord ter plaatse vermeld: -De 7,2 km lange wandeling
werd uitgestippeld in het gebied ten noorden van de Voervallei. Het landschap
is in dit deel van de Groene Gordel nooit eentonig. In de holle wegen geniet je
van de meest verscheiden begroeiing. De wandeling voert je ook door een deel
van het Bertembos en het Eikenbos, samen goed voor 155 ha groen. Aan de bosrand
strekken zich weilanden uit en vruchtbare akkers. En daarbij hoort natuurlijk
vaak een hoeve! De Bertemboshoeve of het Augustijnenhof is een mooie
vierkanthoeve met nog een paar goed bewaarde 18de-eeuwse gebouwen. Ze behoorden
toe aan de augustijnenpriorij van Terbank, die hier een stuk bos rooide.
We volgen
zeshoekige bordjes met Bertemboswandeling. We beginnen al vanaf het vertrek
te wandelen over een oude bolle kasseiweg met de nodige putten en kuilen. Onze
kuiten worden onmiddellijk gewaar dat we klimmen. Een 200 meter verder gaan de
kasseien over in een grindpad. Boven ons een schitterende blauwe lucht. Op de
achtergrond lonkt het bos. De bomen zijn nog kaal maar als we dichterbij komen
zien we toch reeds de open gesprongen bladknopjes. Vandaag voorspellen ze
temperaturen tot 20° Celsius. Als deze temperaturen aanhouden staan binnen
enkele dagen alle bomen in blad. We stappen door een holle weg die begroeid is
met bomen en struiken. De wortels komen bloot te liggen door het spoelende regenwater.
De takken en twijgen boven ons zorgen voor schaduw. Dat maakt het voor het
moment nog fris. We zijn ondertussen ver weg van de straat. We horen geen
autos meer. Vanaf nu worden we prettig omringt door vogelgeluiden. Het is soms
uitkijken voor paardenuitwerpselen op ons pad. Als andere wandelaars ons
passeren wordt er oogcontact gemaakt en een goedendag gewenst. Leuk toch?
Stilaan
worden we geconfronteerd met de witte anemoon. Na een betonnen bunker hebben we
een reusachtig mooi zicht over een groene vallei. Schapen en koeien grazen in
de omringende weiden. Op de achtergrond bevindt zich het Eikenbos. De lucht is
vol vogelgeluiden. We horen de vink en verder weg doet een specht zijn best
tegen de stam van een boom. Ons Rina probeert meermaals een klein vogeltje te
fotograferen. Ze blijven niet lang genoeg stil zitten. Het is soms hopeloos ze
met de verrekijker te spotten. We kunnen toch genieten van de koolmees tussen de struiken. Hij is
duidelijk herkenbaar aan zijn zwarte kruin en gele borst. Ook de boomklever
laat zich zien. Het actieve vogeltje met een lengte ven 20 cm heeft een puntig
snaveltje. Als we lang genoeg stil staan wil het roodborstje zich ook vertonen.
Vele boomstammen zijn bedekt met klimop. Ik vindt het maar niets. Ik heb echter
gelezen dat het geen kwaad kan voor de boom. De klimop, het woord zegt het
zelf, wil slechts hogerop om ook te genieten van lucht en licht.
Als we links
afslaan, richting Eikenbos, hebben we een mooi uitzicht over de vallei. Het is
een schilderachtig plaatje, wat we nu zien. Deze weilanden liggen er nog
verlaten bij. De enkele kale bomen voor het bos hebben maretakken. De maretak
is een half parasiet die leeft op bomen. Het is afhankelijk voor zijn water en
zouten. Langs een tractorspoor bereiken we het Eikenbos. De naam zouden ze
beter veranderen in Beukenbos. Eik is soms ver te zoeken, maar het zicht is
betoverend. Een brede verharde dreef leidt ons door het dichte bos. We worden vergezelt
van vogelzang. We horen ze duidelijk dichtbij, maar hun schutskleur beschermt
hen. Alleen als ze bewegen verraden ze hun schuilplaats. Af en toe blijven we
hijgend staan. We zijn het klimmen en dalen niet gewoon. Vanaf hier ligt er een
groen en wit tapijt van anemonen. Soms afgewisseld met de gele anemoon of is
het de gewone speenkruid?. De witte bloempjes hebben zes à zeven
bloemblaadjes. De gele meeldraden wachten op insecten om het stuifmeel te
verspreiden. Tussen de bomen ligt gesnoeid hout. De dunne en dikke takken
worden netjes gesorteerd. Hier wordt duchtig werk geleverd. De dikste stammen
worden verwijderd, de rest blijft ter plekke als schuilplaats voor insecten.
Nog steeds horen we de specht op de achtergrond.
We komen bij
de speelweide t Vossenhol dat opgestart werd in 2012. Hier moeten we linksaf.
Er staan geen speeltoestellen. Men laat aan jong en oud over om creatief te
spelen. De heuvels hebben een doorloopkoker en een vossenhol. De picknicktafels
zijn op dit moment bezet door ouders met kleine kindjes. Achteraan zien we een
enorme schuilhut. Bij de halfronde amfitheater zetten we ons bovenaan om te
picknicken. Van al dat klimmen en dalen hebben we een reuze honger gekregen.
Beneden ons, in het midden, werd onlangs nog een vuurtje gestookt. De
achtergebleven as en houtskool ruiken nog na.
Een volgende
bolle kasseiweg leidt ons tot bij de radar van Belgocontrol, die gebouwd werd in
1985. De rood wit geschilderde radar staat hoog op zijn betonnen paddenstoel.
Hij draait constant in het rond. Zijn functie is er om te zorgen dat vliegtuigen
veilig kunnen landen en opstijgen op de nationale luchthaven van Zaventem.
Mocht deze radar door om het even wat uitvallen, dan wordt zijn functie
overgenomen door een verderop gebouwde tweede exemplaar. Bij de eerste is op
het gelijkvloers de administratie aangebouwd. Rondom rond werd een hoge
afspanning geplaatst met prikkeldraad. In de vier hoeken staan pilaren met
telkens drie cameras. Ons Rina vraagt zich af of hier een gezin woont. Ik kan
het mij niet voorstellen. Hier wonen met zon draaiend ding boven je hoofd? Wat
een lawaai moet dat hier niet zijn s nachts?
Op het
kruispunt van vier straten moeten we linksaf. Langs de tweede toren komen we
niet. We wandelen door de Hoge Veldbaan die eveneens in kasseien is aangelegd.
Terug door een holle weg. Tussen de wortels van de bomen bevinden zich diepe
zwarte gangen in de grond. Vogels, vlinders, vleermuizen en knaagdieren vinden
in de holle wegen voedsel en beschutting. We komen bij een volgende bunker. Bovenop
de bunker groeien bomen en struiken. De wortels omstrengelen de betonnen
constructie. De struiken zijn ideale schuilplaatsen voor de heggemus. De
zenuwachtige vogeltjes springen gedurig van tak naar tak. Ondertussen tjilpen
ze er duchtig op los. Een infobord aan de bunker geeft nuttige uitleg: Deze
gevechtsbunker maakt deel uit van de KW-linie, een verdedigingslinie die België
aan de vooravond van WOII bouwde om ons land te beschermen tegen een Duitse
inval. De KW-linie loopt vanaf het fort van Koningshooikt tot Waver en bestaat
uit meer dan 400 betonnen bunkers. Slechts een klein aantal van deze bunkers
werd tijdens de gevechten ook effectief gebruikt. Dankzij hun robuustheid
bleven de meeste bunkers bewaard. Ze zijn enerzijds interessant historisch
erfgoed, maar kunnen daarnaast een verrassende nieuwe bestemming krijgen. Deze
bunker is bijvoorbeeld ingericht als winterslaapplaats voor vleermuizen.
Vleermuizen slapen in de winter omdat ze dan weinig voedsel (insecten) vinden.
Tijdens de winterslaap draait het bioritme van vleermuizen op een laag pitje:
hun lichaamstemperatuur en hartslag zakken. Ze gebruiken hun vetreserves om de
winter door te komen. Om uitdroging te voorkomen moeten winterverblijfplaatsen
voldoende vochtig zijn. De temperatuur moet stabiel blijven tussen 2° en 10° C.
Er moet voldoende rust zijn zodat de dieren niet wakker worden tijdens hun
winterslaap. Daarom werd deze bunker afgesloten met een dubbele deur en werden
de schiet- en verluchtingsgaten dichtgemaakt. De buitendeur is een replica van
de originele deur, maar heeft een speciale invliegopening voor vleermuizen.
Na de holle
weg belanden we in het centrum van Bertem. Deze Vlaams-Brabantse gemeente ligt
in het Dijleland en heeft enkele mooie bezienswaardigheden en monumenten met
een verhaal. De Sint-Pieters-Bandenkerk is een oude romaanse kerk met een
opmerkelijk Mariabeeldje. De pastorie is opgetrokken in de stijl van Lodewijk de
XVI en het Sint-Medardushof heeft een legendarische pachthoeve van de 17de
eeuw. Het is hier vredig en stil in het dorp. We wandelen langs de gezellige
huisjes met kleurige voortuintjes. De struiken met de bekende gele bloemen, die
bloeien in menig tuintje, wordt het Chinees klokje genoemd. Elke soort grond
is geschikt voor deze plant. Een plek in de zon of lichte schaduw is voldoende.
Linksaf in de Weygenstraat waar we meteen het centrum verlaten. Onmiddellijk
worden we omringt door een landschap van akkers en weiden in een glooiend
landschap. Tot hiertoe werd de wandeling mooi aangegeven. Alle bordjes zijn
aanwezig. Op enkele zou een nieuwe sticker mogen. Ze zijn bijna verweert door
de zon. We naderen het Bertembos. Ooit vormde het Bertembos en het Eikenbos één
geheel. De naburige gemeenten rooiden eeuwen geleden de bomen. Het hout werd gebruikt
voor verwarming en meubels. De kale plekken
werden verbouwd ten behoeve van landbouw en veeteelt.
We wandelen
terug door een holle weg. Weer over kasseien die hier al heel, heel lang
geleden zijn aangelegd. Een holle weg heeft een microklimaat. Het is er wind luw
en schaduwrijk. Bij de splitsing houden we rechts. Nog steeds worden we
vergezeld van de witte en gele bosanemoon. We houden van het geluid die de specht
maakt als hij tegen een boomstam ramt. Deze vogel laat zich niet zien. Aan een
zijpad moeten we rechtdoor. Ons pad slingert zigzag tussen de bomen en is afgeboord
met witte anemonen. Een stil leven en een foto meer dan waard. Ons pad wordt
een zandweg dat spijtig genoeg stuk gereden is door een zware tractor met
oplegger. De bandensporen laten diepe afdrukken na die soms nog hemelwater bevatten.
Insecten dwarrelen rond de poel. In de schaduw van een bouwvallige barak
drinken we een slokje koffie. Rechtstaand bij gebrek aan zitbanken. We hebben
een pet op ons hoofd. Dat is geen luxe, maar broodnodig. Het is in de zon
warmer dan 20°. Toch genieten we volop van deze wandeling. Van de bloemen, de
vogels en het zicht op het glooiend landschap.
Bij de
volgende splitsing moeten we linksaf en duiken opnieuw het bos in. We blijven
staan en genieten van het gezang van de vogels. Tussen de bomen groeit opnieuw
rijkelijk de anemoon in het wit. Het lijkt alsof er een tapijt van sneeuw ligt.
Alleen het groen verraad het seizoen. Het is bijna onmogelijk om vogels te
spotten. Soms lijkt het of ze ons hoog in de bomen uitlachen. Kortbij zit een boomklever
op een dikke tak van een oude beuk. Ons Rina kan eindelijk een foto nemen van
de kleine vogel. Ik probeer hem met de verrekijker te spotten, maar tevergeefs.
Hij fladdert alweer verder. Het is hier sterk heuvelachtig. We voelen het in
onze kuiten. Onze koffie is bijna op. Het is warm en we zouden liever iets fris
op een terrasje drinken. Ook hier worden de stammen om woekert door klimop. Het
is ondertussen 13:30 uur geworden. Ons bospad is zwart door de bosgrond. Dennen
groeien hier niet. Ik mis ze nu niet. De eik en de beuk groeien als pilaren
recht omhoog. De kruin verroerd geen vin. Het is windstil. De oude eikenbomen
zijn op sterven na dood. Slechts de kruin wordt nog groen. De dikke takken op
ongeveer vier meter van de grond hebben reeds geen schors meer. Ze zijn dor en
afgebroken. Het lijkt alsof de beukenboom de eik verdringt. De heerser van het
bos. Een steile helling brengt ons tot in de vallei. Hier wil je niet wandelen
tijdens een regenbui. Als een waterval stort dan het water naar beneden. Kort
daarop maken we een steile klim naar boven. Daar moeten we even uitblazen. Mijn
conditie heeft ooit beter geweest. Weer hetzelfde scenario. De anemoon rondom
de beuk. Hier en daar een stil leven. Het is ogen strelend. Voor een kunstenaar
is dit hier een waar paradijs. Kon ik de vogelgeluiden vast leggen op doek. Het
zou het gat in de markt zijn. Toch?
voelen ons
alleen op de wandeling. Af en toe worden we gedwarst door een jong koppeltje.
Waar is de tijd dat we zelf ? Maar ik wordt nostalgisch. Op het eind van de
bosdreef komen we bij het boswachtershuisje van 1878. Het lijkt op een grote
kapel met zijn boogramen. Achteraan staat een moderne houten jachtchalet. Dit
is het hoogste punt van Bertem. We staan ongeveer 92,5 meter boven zeespiegel.
We zetten ons neer bij een picknicktafel. In de schaduw van de nabij gelegen
watertoren drinken we het laatste restje koffie op. De watertoren is gemetst in
rode baksteen en meet 32 meter in de hoogte. Met een opslagruimte van 750 m³
voorziet hij de omliggende gemeenten van gezuiverd water.
We moeten
verder rechtdoor wandelen. De watertoren laten we rechts liggen. Een eindje
verder vinden we een appelplantage. De laagstam fruitbomen bloemen nog niet.
Maar met deze temperaturen zal het niet lang meer duren. Een informatiebord
geeft ons enige uitleg over de aangeplante fruitbomen: Fruitbedrijf t
Hoogveld produceert op een milieuvriendelijke manier appelen en peren en
investeert in de aanleg van een nieuwe fruitplantage. Deze plantage is de
eerste in België van deze omvang met deze variëteit. Verder geeft het bord nog
enkele cijfers van gebruikte materialen: 1.460 houten palen, 24.000 m draad,
enzoverder. We moeten rechtsaf langs een smal pad. We houden het bos rechts
van ons en het weiland met jonge koeien links. Een langdurige afdaling met
zand, modder en boomwortels. De mooie vergezichten zijn verhuld in een wazige
mist. Na de afdaling rechtdoor over kasseien. We naderen de drukke baan en het
einde van de stilte. Na de dreef met gele bosanemoon komen we terug in de
werkelijkheid. Rechtsaf op de baan tot op de Oude Bosstraat. Linksaf door het
dorp met eveneens oude kasseiweggetjes. De oude waterpomp op het kleine
pleintje is overwoekert door klimop. Alleen aan de hendel is nog te zien dat
hier vroeger water uit de grond werd gepompt. Nog één steile klimming. We horen
de vink ijverig suskewieten. Om 15:15 uur zijn we terug bij de parking waar
onze auto trouw heeft gewacht. We rijden naar het centrum om iets te drinken.
We zijn uitgedroogd. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
We schrijven
7 april 2015. Een zonnige lentedag tijdens het paasverlof. De kleinkindjes,
Joey en Yuna zijn bij ons op bezoek. Het is reuze gezellig om in de tuin te
spelen, na zoveel maanden te moeten binnen zitten. Doch Joey surft graag op de
computer. Met bomma gaat hij na een tijdje terug naar binnen. Ik speel ondertussen
een gezelschapsspelletje met Yuna op de tuintafel. Een half uur later ben ik
toch nieuwsgierig wat er in de huiskamer gebeurt. Ik ga stilletjes kijken en
hoor Joey met bomma discuteren over voetbal. Over wat anders?
Ik speel
ondertussen verder met Yuna. Een tijdje later komen ze toch naar buiten met
enkele bladen papier. Bomma en ik hebben een spreekbeurt gemaakt. Wil je het
horen bompa?Uiteraard wil bompa dat.
Ze gaan op een afstand voor Yuna en mij staan. Joey leest van een blad papier een
tekst af, terwijl bomma af en toe een afgeprinte foto in de hoogte houdt: -- Onze spreekbeurt gaat over KRC Genk.
KRC Genk is
opgericht in 1923. Het stadion noemt De Cristal Arena. Bomma toont een
kleuren foto van het betreffende voetbalstadion. Er zijn 20.000 zitplaatsen
en 5.000 staanplaatsen. Een capaciteit van 25.000 toeschouwers. Geopend in 1999
en speelt in eerste klas, hun trainer is Alex McLeish. Hij was vroeger verdediger
bij Genk en is een Schotse coach. Dit is hun groepsfoto. Bomma toont nu een
groep voetballers net voor de match.
Enkele
spelers hurken voor hun ploegmakkers. Joey leest verder: - KRC Genk heeft al
vier keer de beker gewonnen, en drie keer de landstitel. De clubkleuren zijn
wit en blauw. Het thuistenue is blauw en wit en uit is zwart. Bomma toont de
laatste twee fotos van twee verschillende tenues. Dit was onze spreekbeurt
van bomma en Joey.
Yuna en ik geven
een daverend applaus. Iets voordragen is niet altijd evident. Voor Joey is dat
helemaal geen probleem. Dat hij voor deze ploeg gekozen heeft verwonderd mij
niet. Sinds VTM de reeks Spitsbroers uitzend is hij in de ban van Racing
Genk. Bomma vertelt mij later dat hij alles zelf heeft opgezocht en
neergeschreven. De fotos uitzoeken heeft hij ook alleen gedaan. Ze afdrukken
heeft bomma voor haar rekening genomen. Tot schrijfs.
Het voorjaar is nu echt ingezet. De bloesem van de Japanse Kerselaar
bloeit roze rood. De tulpenboom oogt zelfs mooi vanop afstand. De dagen zijn
duidelijk langer geworden. Na een vermoeiende fietstocht kunnen we in de tuin
nog een tijdje nakaarten bij een fris gekoeld streekbiertje. De wandelschoenen
staan opgepoetst terug in de kast. In de zakken van de dikke wollen jassen
hebben we weer nieuwe mottenballen gestoken. Ze kunnen weer voor enkele maanden
in de kast. De temperaturen schommelen nu tussen de 15° à 20° Celsius. Ideaal
om een fietstocht te maken. Laat ik alvast vertellen van onze fietstocht vier
jaar geleden in Heide-Kalmthout met de volgende fietsknooppunten: 84-83-81-25-72-27-73-74-79-85-84.
Zaterdag 21 mei 2011. Om 10u
vertrekken we met de auto naar kasteel "Ravenhof" in Stabroek. De
fietsen staan op het draagrek achteraan de auto. Onze tweede fietstocht van het
jaar wordt er één van 33,8 kilometer.
Afgelopen woensdag vertelde
"Frank", onze weerman, dat het vandaag een schitterende dag zou worden. Volop zon en temperaturen tot 25° Celsius.
Kort daarop nemen we de fietsknooppuntenkaart en stippelen meteen een route
uit. Het Ravenhof lijkt ons een goede plek om te starten. Vooral voor de
parkeermogelijkheid. Het is al redelijk druk in het Ravenhof. Fietsers en
wandelaars fietsen en lopen kriskras door elkaar. We vinden toch nog een rustig
plekje om te parkeren op de parking, voorbij het kasteel. Om 10:30u rijden we
met de fietsnaar knooppunt 83. Aan de
rotonde laten we het kasteel rechts liggen en slaan de volgende weg links in.
Kasteel Ravenhof staat op Belgisch grondgebied. In het Koetshuis, vooraan bij
het kasteel is sinds 1999 een horecazaak gevestigd. Ondanks het vroege uur
zitten er al mensen te genieten van een natje en een droogje. Een paar meter
verder staat het theehuis "De Gloriëtte" uit 1768 op Nederlands
grondgebied.
We rijden door het Moretusbos dat is
aangelegd in 1760 1780 door de toenmalige eigenaar Joannes Moretus. Het is
aangenaam fietsen in de ochtendkoelte onder een stralende zon. Rechtdoor tussen
twee bomenrijen. Vogels kwinkeleren en in de verte roept de koekoek. Grandioos.
We rijden hier op het goede moment.
Alle rododendrons staan in bloei. Van de rododendron bestaan wel meer dan 1000
soorten. Ze stammen af van de azalea. Het is een overwoekerende plant die zich
het best voelt in iets zure luchtige grond. Als het aan de plant lag nam ze het
gehele bos in. Op tijd snoeien is dus geen overbodige luxe. Ook over de grens,
in Nederland, biedt men ons een palet aan loofboomsoorten aan. Bij sommige zit
het lentegroen nog verscholen in de knoppen. We rijden door een dreef met aan
beide zijde de bloeiende rododendron. Onze neus wordt geprikkeld door de geurige bloemen. Aan FC Putte slaan we rechts
af en volgen we knppnt 81. Het bos maakt plaats voor een gestructureerd
landschap. De villa-eigenaars bezitten enorme landerijen met paarden die rustig
staan te grazen. Geen gewone paarden maar springpaarden.
Even verder verlaten we Putte en
fietsen we door Kapellen. De lucht is nog steeds lenteblauw. Rechts van ons bos,
links woongebied. Heerlijk om hier te wonen. s Morgens gewekt worden door het
gezang van verschillende vogels. We fietsen nu wat meer in de zon. Het wordt al
wat warmer. In de voortuintjes bloeit hier en daar de gewone magnolia, of de
tulpenboom. Er zijn wel meer dan dertig magnoliasoorten. Deze prachtige boom
bloeit van april tot mei. Weer passeren we een mix van fraaie landschappen en
uitbundig groen. Vlak voor het centrum maken we een scherpe bocht naar links en
fietsen over de grens, terug op Nederlands grondgebied.
Even later zijn we in Kalmthout. We
hebben ondertussen 6,5 km gereden. Vogels spelen de hoofdrol in de straten of
lanen. Hun gezang wordt soms overstemt door autos die denken dat het hier een
race- circuit is. Aan taveerne "De Kar" houden we onze eerste halte.
We drinken samen een "La Chouffe". Een niet gefilterd blond bier. Aangenaam
fruitig en gekruid met koriander met een lichte hopsmaak. Het is heerlijk op
het in de zon doordrenkt terras. We hebben een mooi uitzicht op enkele
wilgenstruiken. De takken buigen onder het gewicht van de katjes.
Om 11:45u vervolgen we onze weg, nog
altijd knppnt 81. Onze trip is prima bewegwijzerd. Opnieuw rijden we onder de
beschutting van de bomen en tussen de vele villas in Kalmthout. Hier moeten we
naar links en rijden het centrum van Heide-Kalmthout binnen. Een gezellig dorp
met in de eerste plaats een station. Een groot plein met enkele restaurantjes
en terrasjes waar het heerlijk vertoeven is met een streekbiertje. We slaan
links af en rijden de Kalmthoutse heide in. Sinds 18 februari 1941 geklasseerd
als landschap. Hier vinden we ons een bankje om te picknicken.
De heide staat nog niet in bloei. Dat
zal iets zijn voor augustus en september. De heide is tevens belangrijk voor
reptielen zoals de hagedis en de adder. Het wordt drukker op de weggetjes.
Fietsers en wandelaars passeren ons van twee kanten. Met een korte hoofdknikbegroeten ze ons en stappen verder. In de
verte horen we een luidkeelse discussie van de ekster. Nog één boterham en we
rijden verder. De bank is voor de volgende picknicker. Bij het verlaten van de
Kalmthoutse heide wisten we nog niet dat vier dagen later, 25 mei 2011, 600
hectare heide en bos verwoest zou worden door een hevige brand. Sindsdien wordt
dit heidegebied afgesloten bij extreme hoge temperaturen.
Een klein half uur later stoppen we
aan het Natuureducatiecentrum "De Vroente". Het bezoekerscentrum van
de Kalmthoutse Heide werd ingehuldigd door de Vlaamse Minister van Leefmilieu
Theo Kelchtermans op 26 september 1997. Er loopt een tentoonstelling over de
heide maar het is gesloten tijdens de middag. Ook is er een Informatiekantoor
gevestigd. Maar ook dat is gesloten tot één uur. We gaan toch binnen om een
kijkje te nemen. Al is het maar om gebruik te maken van de toiletten. Toch zit
er een dame aan de balie van de info stand. Ze stond ons graag te woord.
Volgens haar naamplaatje noemde ze Alice. We kopen er twee wandelkaarten.
Voorbij de stand is een grote zaal en ik kan door een raam bijenkasten zien
staan. Honderden bijen vliegen rondom de kassen. Het is voor de eerste keer dat
ik dit van zo dichtbij kon zien. Alice vertelt ons dat er een rondleiding zou
worden gegeven om één uur. Voor slechts 2 euro. Toch mochten we bijna met onze
neuzen tegen de ramen naar de bijen kijken die rond de kassen vliegen. Nu zijn
ze wel extra actief vertelt Alice ons. Het mooie weer en de lente bloemetjes geven
hen veel werk. We moeten nog naar de andere kant van de zaal komen kijken. Daar
staat een bijenkast op ongeveer één meter van de muur. Er loopt een glazen
koker van de kast door de muur naar buiten. Met honderden lopen de bijen door
de glazen koker naar de kast of naar buiten. Bij sommige bijen hangt het
stuifmeel aan de pootjes. We zijn er echt van onder de indruk. We bedankten
Alice en keren terug naar buiten om onze weg te vervolgen.
We rijden langs de spoorweg van
Kalmthout. Knooppunt 72. In de zon fietsen is warm, als we in de schaduw rijden
wordt het soms te fris. We laten de spoorweg achter ons en rijden terug tussen
de statige villas van Kalmthout. De vogels zingen of fluiten dat het een lieve
lust is. Ze tjirpen hier precies harder en mooier dan bij ons. Maar dat kan
niet. Een vogel is niet racistisch aangelegd.
Zo komen we aan onze volgende stop.
Den Bosduin. Een gloednieuw en gezellig restaurant in het groene Kalmthout.
Hier zijn kinderen van harte welkom. Ze kunnen zich uitleven in de mooie
speeltuin terwijl de ouders op het terras een streek- bier of gerecht
uitproberen.
Na de sanitaire stop rijden we verder
en belanden op het klein schietveld van Kalmthout. Het vormt samen met het
Groot schietveld van Brecht een rustig terrein van 900 ha. met dennenbossen,
eikenbossen en noem maar op. Een Militair Domein dat vrij toegankelijk is voor
wandelaars met wandelknooppunten. En een ruiterpad is ook aanwezig.
Vanaf knppnt 27 zijn we terug in
Kapellen. Hier staat een villa te koop. Zo maar eventjes 2065 m² woongedeelte
met vier slaapkamers. We rijden terug Stabroek binnen. Nu is het nog een paar
kilometer tot het Moretusbos. Voor de laatste maal zetten we onze longen open
en ademen de gezonde zuurstof in. Om 16:15u. komen we terug bij de auto. We
hebben 38,120 km gereden in 3 uur. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Het is begin april en we hebben nog geen
kilometer gefietst. Het weer zit dit voorjaar niet echt mee. Koud, regen en
storm zijn de enige weersvoorspellingen die we te horen krijgen. Bossen en
parken werden afgesloten voor de veiligheid. Al wat niet vast hing vloog weg. Als
het niet betert moeten de paasklokken hun eieren nog binnen brengen. Niet zo
leuk voor de kleinkindjes. Buiten zoeken naar chocolade paaseitjes is veel
aangenamer. Toch?
Enkele fietsroutes liggen klaar om gereden te
worden. Zoals de Betuweroute Culemborg in Nederland, de Valleiroute in
Pajotteland en de Geteliniefietsroute rond Halen en Houtem. Stuk voor stuk
mooie en leerrijke dagen vol fietsplezier. Maar dan moet de zon schijnen.
Ons Rina en ik zitten op de sofa met een zelfgemaakt
album. We genieten van de fotos en een verhaal van vier jaar geleden. Het was
rond dezelfde tijd dat we onze eerste fietstocht maakten. Geniet even mee !
Fietsknooppunten:
13-77-12-11-39-38-73-27-38-37-36-35-11-12-13 = 37 km.
Zaterdag 23 april 2011. Paaszaterdag.
De laatste dag van de vastentijd. Een schitterende dag voor de tijd van het
jaar trouwens. Al 14 dagen schijnt de zon volop en wanen we ons hier in het
puntje van de zomer. Niemand die klaagt trouwens.
We ontwaken om 06:30 u. Te vroeg
eigenlijk voor een weekend, na een week hard labeur op het werk. Misschien
omdat het onze eerste fietstocht wordt van dit jaar. Andere jaren beginnen onze
fietstochten rond half mei, begin juni. Gisterenavond hadden we het plan
bekeken van de Provincie Antwerpen. Plan 2 Antwerpse Kempen Noord. We
vertrekken van hieruit in Ekeren voor een tocht van om en bij de 35km. Om te
beginnen natuurlijk. Volgende maand wordt dat dan 40 km. De maand daarop 45 km.
Etcetera, etcetera.
Voilà, meer moet dat niet zijn. Het
aantal km is perfect, het weer is uitstekend, we vertrekken vanuit onze
woonplaats, we nemen een picknick mee, we vertrekken op een vroeg uur en last
but not least; we stoppen op tijd aan een kapelletje voor een natje of een
droogje. Onze eerste stop plannen we aan Oud-Antwerpen. Een restaurant taverne,
gebouwd als boswachtershuisje in 1885. Een halte voor postkoetsen die naar
Bergen op Zoom reisden. Sinds 1997 opende men er een wijnschuur die zeer in
trek is bij de plaatselijke bevolking. Maar ik loop vooruit op de feiten.
Na een stevig uitgebreid ontbijt
vertrekken we stipt te 09:00u met onze fietsen naar knooppunt 13. Het is nog
frisjes, wat normaal is zeker voor de tijd van het jaar? Rond de rotonde van de
Driehoekstraat rijden we naar de begraafplaats van Ekeren. Tot 1910 werd er
rond het Sint-Lambertuskerk begraven. Nadien op de nieuwe begraafplaats in de
Driehoekstraat.
Over de viaduct van de Driehoekstraat
bevinden we ons in Sint-Mariaburg. Dit gehucht van Ekeren werd gesticht door
verzekeringsmaatschappij Antverpia. Aan de verkeerslichten kruisen we de
Kapelsesteenweg en rijden meteen Brasschaat in. Even verder laten we rusthuis
"Antverpia" rechts liggen. Hier begint tevens een wandeling. Het Antverpiapad,
een wandeling van 6km. We rijden volop tussen de villas. De een al mooier dan
de ander. We genieten ervan. Vroeger zouden we ons appartementje geruild hebben
voor één van deze gebouwen. Nu kijken we er wel anders tegen aan. We worden een
dagje ouder, en je gebruikt ook je gezond verstand. Je komt tot de conclusie
dat je overal ver af woont. De winkels, de markt om maar wat te noemen. Voor
elke afstand heb je de auto nodig. Benzine is de dag van vandaag een
luxeartikel geworden. Concreet gesproken; we zullen ons een villa nooit kunnen
veroorloven zonder de lotto te winnen. Maar laat ons ook eerlijk zijn; ieder
"huisje" heeft zijn kruisje. Dat geldt ook voor villas en kastelen.
Ondertussen passeren we Oud-Antwerpen, maar het is nog te vroeg voor een
sanitaire stop. De zaak is nog niet open.
We slaan links af, "Castel de Vinolei"
in. Nog meer villas. En uiteraard ook heel rustig om te fietsen. Aan de
rotonde met het monument van de gesneuvelden moeten we helemaal rond rijden. We
slaan rechtsaf "Ter Borcht" in. Lanen met nog grotere villas, al dan
niet afgeschermd door hoge hagen van bijna 3 meter hoog. En even hoge
gietijzeren hekken met scherpe punten, beschermd door zichtbare cameras. Woonden
hier niet ergens de familie Pfaff? We rijden "De Dries" in.
Even later nemen we knooppunt 39. Als
we daarnet de villas "kastelen" noemden, moeten we nu spreken van
"paleizen". Grote statige "paleizen" met enkele ha grond
erom heen. Nog 600m tot knppnt 39 om daarna naar knppnt 38 te fietsen. We
draaien het natuurreservaat "De uitlegger" in. In dit park bevinden
zich talloze wandelpaden en fietsroutes. Af en toe vinden we borden met daarop
extra uitleg over de aanwezige fauna en flora. Talloze bunkers uit de beide
Wereldoorlogen laten ons herinneren aan de bezetting in ons land.
In dit domein worden we herinnerd dat
het nog altijd lente is. Vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang.
In de verte horen we een specht en boven ons hoofd, in de kruin van een
inlandse eik zingt de "suskewiet". Het gezang van de vink klinkt als
muziek in de oren.
Aan de tweesprong wordt het even
moeilijk, geen bordje met knooppunten. We hebben de keuze rechtdoor of
rechtsaf, een kleine smalle spoorweg over. We kiezen voor rechtdoor omdat dat
in de omgang de regel is. Geen richtingsaanwijzer?.. dan maar rechtdoor. Maar
even later moeten we rechtsomkeer maken en de spooroverweg dwarsen. Dat is trouwens
een goed idee. We passeren weer een bordje van ons knooppuntennetwerk. We
verlaten het Domein en draaien naar rechts een asfaltbaan op. Geen fietspad.
Hier rijden we mooi achter elkaar en uiterst rechts van de baan. De autos
racen hier voorbij tegen een snelheid van minstens 70 km per uur. Geen enkele
wagen die vertraagd uit respect voor de zwakke weggebruiker. Om 11:00 u rijden
we door het Militair Domein van Brasschaat. Een bordje vertelt ons dat we ons
op het "klein schietveld" bevinden. Een half uur later stoppen we aan
een zitbank in het domein. Hier zetten we ons om onze picknick op te eten.
Na de welverdiende rustpauze van een
groot half uur willen we onze weg vervolgen, maar we missen weer een bordje aan
de volgende driesprong. Met het plan erbij wordt het probleem niet opgelost.
Dan zie ik het bordje met knooppunt 27 aan de overkant van de dreef. Het is het
bord van de tegenliggers die dezelfde weg nemen in tegenovergestelde richting.
Conclusie; wij moeten naar rechts. We krijgen zin in een biertje en spreken af;
het volgende etablissement dat we tegen komen gaan we iets te drinken.
Ondertussen passeren we een klein vliegveld met een tiental zweefvliegtuigjes.
Ze liggen te blaken in de zon. Vanaf hier krijgen we weer bordjes met knooppunt
38. We draaien Mishagen in. Nog steeds geen taveerne voor een frisse pint. Ik
begin er aan stilaan te twijfelen of men hier wel alcohol mag schenken. Het
wordt steeds warmer. Rechts van ons nog steeds het Militair Domein van
Brasschaat. Eens daar voorbij rijden we tussen weilanden met paarden. Ze staan
te grazen of ze worden bereden door echte paardenliefhebbers. Terug in het
centrum van Brasschaat. Weer die statige villas voorbij fietsen. Het doet ons
eigenlijk niets meer.
We rijden door de straat waar vroeger
de familie Pfaff woonden. Hun luxueuze villa, die vanaf februari 2009 te koop
staat, is nog steeds niet verkocht.
We rijden door het centrum van
"Maria ter Heide". Op de Bredabaan drinken we dan ons eerste pintje
op een schaduwrijk terrasje naast de kerk. Daarna springen we terug op onze
fiets en rijden tot het volgende verkeerslicht. Hier moeten we naar rechts,
richting Mikerf kinderboerderij. Het is ondertussen 13:00 u geworden. We
hebben ruim 28 km gereden. We hebben nog een goede 8 km voor de boeg. Ons
zitvlak voelt het in ieder geval al. Knooppunt 36, nu naar rechts richting
knppnt 35. Weer door Domein de Inslag". Een 150 ha groot loof en
naaldbos. Hier groeit voornamelijk de zomereik, beuk en populier. Er verblijven
ook verschillende wilde dieren zoals de ree en de vos en tevens verschillende
soorten vleermuizen. Het Domein doorkruist ook de Antitankgracht. Vanaf hier
wijken we van onze route af. We fietsen naar het centrum van Brasschaat. We
willen een wandelroute kaart kopen in het toeristenbureau. Via de Miksebaan
bereiken we enkele minuten later het centrum. Het is even na 14:00u als we voor
de moderne bibliotheek van Brasschaat staan. Dit gebouw doet tevens dienst als
toeristenbureau. Spijtig genoeg is het op zaterdagen gesloten vanaf 12:00u. Na
de middag moet de toerist maar zijn plan trekken. Bon, ons Rina wil van de
gelegenheid gebruik maken om te winkelen in het nieuwe warenhuisketen Albert
Heijn.
We weten niet waar deze gelegen is en
moeten het twee maal vragen voor we er zijn. We rijden door een mooie brede
dreef met majestueuze bomen. De Esdoorn. Toch nog een eind fietsen. We passeren
het Algemeen Ziekenhuis Klina, om even verder over de rotonde de
Hoogboomsteenweg te nemen, en we zijn er. We stallen onze fietsen en gaan
nieuwsgierig naar binnen. We zijn er echt van onder de indruk. Het is druk in
de winkel. We proberen de prijzen te vergelijken, maar dat blijkt toch
moeilijk. Blijkbaar zijn we niet echt prijsbewust. Het personeel is heel
vriendelijk. Je kan er net zoals in de Colruyt een beker koffie of thee drinken.
We kopen er een fles wijn voor bij het avondeten. Een uur later staan we weer
bij onze fietsen. Langs de Hoge Kaart rijden we terug naar Sint-Mariaburg. We
dwarsen de Kapelsesteenweg en om niet de viaduct te moeten nemen, rijden we als
alternatief de Willy Staeslei in. Had ik geweten dat hier nog altijd kasseien
lagen had ik toch voor het viaduct gekozen. Bon, dit kan er nog wel bij. Zo
heel ver is het niet meer. Over het spoor de Notenschelp in. Rechts af, den
Bunt, en enkele ogenblikken later staan we terug thuis. We hebben in totaal toch
42km gereden. Niet slecht voor de eerste rit van t jaar. Tot schrijfs.
Afgelopen
weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er
werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen
een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed.
Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er
werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.
Dicht in
mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het paardenvlees
liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet?
Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn
pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden
en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.
Enkele jaren
geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat
we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en
tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat
we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en
nieuwjaar.
Het was een
blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en fotos uitgewisseld. Het
was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant,
maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk,
maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook
hier lag het paardenvlees centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een
snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. Leg er nog maar wat
tussen hoor! Er is meer dan genoeg! Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons
brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en
ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn
kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden
echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst.
Op het paardenvlees zat evenveel zout
als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte
naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch
opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen
drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het
zicht, waar weonze fles water samen
leeg dronken. Wat een opluchting.
Twee uur
later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige
dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht
je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet
de snelweg te nemen. Langs de
secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk
wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog
meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het
leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die
genieten van een koel, fris, hemels euh ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is
goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn
vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik
vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons
en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in
hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar
bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt
ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel
een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar
moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele
minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van
wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het
valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het
ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan
zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje
schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken.
Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de
grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons
tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant.
Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen? Het was
niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon
ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.
Zondag 08
maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder
blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen
tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We
willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te
maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren
van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt
uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een
boswandeling door Domein De Inslag. Om 10:00u parkeren we de auto in de
Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift
gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte
klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten
vakkundig aangepast.
We volgen
knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het Domein de
Inslag. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept
duidelijkheid: De Inslag of Inslaen werd reeds vernoemd rond 1600. Het
verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied
werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein
vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen.
Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen
omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven.
In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove
dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen
en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen.
Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron
bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone
pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil
broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis.
De andere
bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: het Park van Brasschaat, het
Groot- en Klein Schietveld, De Uitlegger, het Peerdsbos en Domein de
Mik. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is
een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam
is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht.
De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen
kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier
in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon
van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor
schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de
stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste
bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals
stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze
gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het
merken van bomen: In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter
door de boswachters bomen gemerkt of geschalmd. Dit is een voorbereiding van
een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden
gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door
de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en
doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch
waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor
de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door
een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist
gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische
boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn
exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen
beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de
neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten.
De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de
bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt
worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet
tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten
waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt
vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende
houtkopers en exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping
van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten
vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden.
De Afdeling
Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van
dennenbos naar gemengd bos: in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden
er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en
ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de
mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij
elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die
dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een
zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De
rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten,
groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant
want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren
meestal liefhebbers van de jacht.
Deze
exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats
meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van
de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde
periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen
werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse
loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede
bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en
Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken
aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst
en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren
beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude
dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een
betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol
zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen. Onderaan
getekend met De Boswachter.
Na knppnt 83
moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met
groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: Meting van luchtverontreiniging in
De Inslag. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de
uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de
zure regen van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten
kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos.
Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van
ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting
genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn
efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de
boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage
vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op
het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in
bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden. Een hoge
stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de
bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de
luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het
verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide
(CO²).
Bij een
rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord
over het heidebeheer vermeld: De heide was honderden jaren het typische
landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden
door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing
en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo
verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de
voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide
struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed
in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk
en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze
kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht
zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost
gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van
deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn
oorspronkelijk landschap teruggekregen. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig
naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te
lezen: Een verwilderde tuin van oude herinneringen.
Even verder
bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien.
Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen.
Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We
worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt
voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele
seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven
ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel
vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan
en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn
snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.
Bij knppnt
82 verlaten we domein De Inslag. De dreef
rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81
langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park De Mik. Dit park
bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We
missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze
zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de
thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en
recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie
weer is er veel activiteit te bespeuren.
Enkele
kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van
het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen
nog steeds de roestige kettingen. Net
echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens
flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het
kasteel. Een infobordje is duidelijk: Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en
begin 19de-eeuw waren neogotische folies een modetrend in Engelse
landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten
een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre
doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles
Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de
verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht
een andere folie van de beau monde te herscheppen in een Engelse
landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar
wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende
buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire
porte dAuron in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar
werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum
van de ondergang gespaard.
Links van
ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit-
of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het
hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het
is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan
enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende
zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel
wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de
fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We
zitten in de schaduw van twee Toverhazelaars. De bloeitijd van deze soort
valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De
andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de
mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.
Op het
eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in
de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het
van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de
kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van
hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De
vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en
vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën enbroeden van februari tot in juni.
We vervolgen
onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen
ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee
te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht
over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een
oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de
vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders
draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het
struikgewas.
Bij knppnt
79 wandelen we voorbij het voormalige Sana De Mik. Het sanatorium isverdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van
een VZW Heropbeuring. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en
Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar
knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen
raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust
om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of
fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen.
Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje
en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn
Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we
rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver E10-plas. Verschillende
watervogels dobberen op het koele water.
We duiken
opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we
rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de Kleine Mik moeten
we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts?
Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen
keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde
richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we
in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker.
Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen
werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een
tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.
Dan staan we
voor het Brasschaat Open Golf & Country Club. De golfclub werd in 1991
opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en
feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en
iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het
terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas
bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij
het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld
proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben
meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit
nieuwsgierigheid wilik toch weten wat
dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u.Op de parking bergt een dame haar
golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs
men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met
vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal
een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer 100. Je kan je er
natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een
beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb
je al vanaf 50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten
950. Kom in april naar de open deur dag vertelt ze nog als we afscheid nemen.
Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.
Voorbij de
golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot
bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron: Wikipedia.
Maandag16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag
met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren
maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius.
Onze eerste lange wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar
knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - in beweging
blijven! Een wandeling op dokters voorschrift.
Net op het
middaguur staan we achter de kerk van s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige
bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De
inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op
zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten
die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld
Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van s Gravenwezel, op de grote baan, is
gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar
ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de
overzijde, nummer 47, staat de
voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes
gerestaureerd. Het heemhuis De Drie Rozen is een museum voor heem- en
volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850.
Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.
Het rusthuis
Sint-Lodewijck, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is
sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier
begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk
rustig op de baan. Af en toe scheurt
een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de Kapel van de
overbuur (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de
bomen.Het werd oorspronkelijk
gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood. Daar getuigt het interieur nog van. Onder
het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd
omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak
staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam. De kleine deur staat uitnodigend open. Een
gewelfd plafond.
We wandelen
langs het domein Kattenhof. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle
kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het
al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook.
Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot
knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over
een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel.
Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme
complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun
schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid
gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met
massas molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater
trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons
knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.
Als we
knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de
gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit
hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villas met
hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op
verschillende plaatsen hangen cameras die de buurt observeren. Als een
professionele paparazzi neemt ons Rina fotos van het domein. Een enorme
groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa
Berkenberg net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij
de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer
automatisch.
Bij het
standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier
meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat
achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien
de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de
ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens
modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van
vogelgeluiden. Het kra-kra van de kraaien en de roep van de ekster overstemt
dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam
kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht
hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.
Het bos
varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een
voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het
lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de
hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de
antitankgracht. We volgen het brede kanaal dat doorheen het domein t Groot
Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers
en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander
rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij
Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter
breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek
landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de
gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als
overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu
Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot
doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder
wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met
struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met
grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.
Bij knppnt
22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een
dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het
pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van s Gravenwezel.
Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig
meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de
smalle veldweg in met de klinkende naam: Kwikaardstraatje. Rechts van ons een
haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het
voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts eengroene heerser die een heel groot domein
afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak
frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van s
Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op
ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de
paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het
zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere
weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.
Bij knppnt
25 staat villa s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de
school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt
sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden
prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje
verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot
schrijfs.
Zaterdag 18
oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag:
1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt
was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22°
geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er
dankbaar gebruik van.
De
wandelbrochure 100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland behandeld drie
grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst,
Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die
tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en
het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers
in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden
Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm
en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een
barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de
kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige
doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand
gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om
het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de
Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren,
teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen
samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.
Het is een
paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van
de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit
wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet
5km.
Het is druk
op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee
tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren
op. Van ver prikkelen de kruiden van
de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee
verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden
zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie
en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er
de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling
over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige
gerenoveerde achtergevel. De
uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt
geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen
beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de
binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden
toezicht. Een infobord verklaard nader: in 1917 wordt op de Grote Markt een
thuis voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen Graaf van Egmont en
Liénart werden omgevormd tot Soldatenheim. Duitse soldaten vinden er een
tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet
gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten
schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters.
De
blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren
en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open
gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens
WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de
noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om
gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals:
zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: samen
met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4
december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco
Conventie van 1972. Het 15de-eeuwse belfort vormt hier
uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de
Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische
gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De
nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude
aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse
stadskern.
Het
schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de
gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de
graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als
graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje,
was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten
afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het
hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de
Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de
boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens
heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het
eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de
Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers
moeten hun rijwiel afgeven.
Via de
Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de
linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende
tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden
moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de
Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de
Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van
soldaten en officieren. Een infobord verklaard: tot 1933 worden in de
Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het
Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school
tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een
belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal
of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste
werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar
ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat
dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen. De oude foto op het
infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade
aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het
complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de
Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar
aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd
op 23 juli 1922 door prins Leopold.
Vervolgens
wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de
Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens
de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van
Aalst. Ook deze kerk is opengesteld
voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en
ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22
kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk
heeft toch van het vocht te wijten. De mooie
glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste
glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig
gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de
kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens
stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek
werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars.
Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten
verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een
buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog
wordt alles vakkundig hersteld.
Langs de
achterzijde van de kerk wandelen we naar de Oude Vismarkt. In de oudste kern
van de stad is het Stedelijk Museum t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam
door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om
14:00u. We moeten een klein
kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst.
Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van t Gasthuys staat het
standbeeld Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller. Ons Rina zet zich tegenover
hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van t Gasthuys staan
witte doodskisten opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de
achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het
stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte.
Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse
tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen
info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat
uit naar de lange muur: Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote
Oorlog 1914-1918. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier
elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping
komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.
Op het
Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De
foto toont The Battle of Alost. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september
1914. Onze aandacht gaat uit naar het grotemonument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door
een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de
fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders.
Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester.
Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het
nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit
zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op
de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.
De kapel: Onze
Lieve Vrouw ter druiven is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende
was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus
beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken.
Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van
de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.
We vervolgen
onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele
plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste
lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug
over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat
hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen. Ze werd tijdens WOI door de Belgische
genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle
treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers
ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de
Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend.
Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.
Langs de
Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27
september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen
zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met
mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters
slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in
de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen
worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds
september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de
gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd
hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de
Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op
de rechteroever om het leven. Het monument Via Dolorosa bestaat uit geperst
materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.
De Charles
Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het
stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de
hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws
kasteel. De laatste renovatie
dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord.
Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een
bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende
infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12
Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in
Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.
Via de Fabriekstraat
lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk
en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats.
Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De
stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private
herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de
inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van
de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er
Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.
Na de
Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het
imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide
wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier
ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november.
Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben
bezet laten ze geplunderd en vernield achter.
De
Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van
huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen,
schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding
installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn
hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.
Bij het
Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende
Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in
1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de
toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en eenafleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om
werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In
september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.
Uit
dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument
op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim
recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs
het beeld van Roodkapje met de Wolf verlaten we het park.
Langs de
Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het
Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een
krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege.
Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na
een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot
schrijfs.Tekst:
Luc Verschooten.Fotos: Rina
Meurs.Bron: Dienst Toerisme
Aalst.
Rita (zus
van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een
oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat
ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor
dank.De wandeling, zondag 7
september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat
het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het
oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben
er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek,
Noord-Brabant en Limburg. De dodendraad van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets
afgereden. Ook te voet door Essen tegen de Nederlandse grens is heel interessant,
door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als
laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt
WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.
Bij de
aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de
regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die
bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij
een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar
terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen
kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad
te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad.
Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste
Wereldoorlog uitbrak.
Als op 4
augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting
zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en
gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De
koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen
vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25
augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden
beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad
in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen
en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de
Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar
richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging
naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is De Val van
Antwerpen een feit.
De Meir is
één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat
altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir
is nog altijd: zien en gezien worden. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van
ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje
met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die
ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na
afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst
zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar
door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en
brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren.
Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland
aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even
binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning,
toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over
de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder
het kanonvuur van dikke Bertha en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse
leger de stad Luik. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. Kort na
de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit
van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval.
Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met
imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan
de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te
breiden. Er werden 11 pantserforten en 12 pantserschansen in
ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste
geschut. In 1913 was de bouw voltooid en
begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de
Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door
Duitsland verteld Greet ons terloops. Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel
ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar
Antwerpen. Ook de burgerbevolking
vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van
België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen
helpen. De bondgenoten stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. In
de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer
van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf
van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard
betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en
keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige
die hier gewoond heeft.
We wandelen richting boerentoren en houden
stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: Veroorzaakt door zijn haven oefende
Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine.
Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten
waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd
en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij
in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.
Het huis dat jullie achter mij zien noemt
huis Osterriet. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen
door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens
die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie
die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en
horeca. Er hangen verschillende
kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het
renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CDs verkoopt.
Greet laat talrijke fotos zien aan de groep.
Een zwart wit foto met de bekende Vlaamse Opera. Ernaast pronken de verdwenen
Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.
Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons
rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4
beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een
brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende
olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men een kaars brandt en nummer vier is weer een
vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp.
Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir
werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In
1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn bewind wordt het paleis
opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was,
kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.
Toen ook het Hollands bewind ten val kwam,
kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien
ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er
onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort
tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie
van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat
startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het gaan bewonderen
als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop
koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en
een koffie- en theehuis.
Ter hoogte
van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: Een Duitser startte in 1865,
in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een
voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie
gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met
twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een
verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een Sportsnaff zaak gevestigd.
We stappen verder terwijl Greet vertelt: vroeger, meer dan nu, noemden de
bevolking Antwerpen de koekenstad, vanwege de vele koekenfabrieken in
Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de
bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden
werden in het station uitgedeeld.
Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland
bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich
terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later
is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op
de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen
slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan
De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich
over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de
daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden.
Het
handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat
dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpanduit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds
het café-pension A la Vue du Palais.Van dit type
vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog
meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd
voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney
hier een bijhuis van kleding voor kinderen.
Greet toont ons fotos van een omgebouwde
Minerva. Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf
augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische
leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de
IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het
Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch
automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen
door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte
bij Minerva. Hij was schrijver,kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het
vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten. Ik lees in de
oorlogskrant het Belgisch
Dagblad van Woensdag 22 september
1915 het volgende bericht:Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen
Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer
bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag
iedereen in het Westen . Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte,
zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het
Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in
de richting van Sinte Agathas Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept
en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van
het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van
Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag,
te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de
vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de
Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig
weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden
Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette
hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam.
Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen
van de daad.
Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI
niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex,
boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat
gebombardeerd door twee bommen.
In het voormalig Bisschoppelijk Paleis
zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In
het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel
toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte
vlag op de toren.
In het pand op de Ruien nr 5 werden de
plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in
hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote
Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge
vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor
het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter
ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI.
Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt
van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug
kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad
ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs
waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de
overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen.In oktober 2014, 100 jaar later, wordt
er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt iedereen de kans om in de voetsporen
van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen
leggen. De brug komt van Duitsland.
Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze
wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. De Spaanse griep heeft
meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog.
Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan:
Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014.
Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober s morgens 09:00 uur.
Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet
net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen
langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van
belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte
schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de Vredesbrug is een technisch
huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire
samenwerking. Een realisatie van heden enverleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een
unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische
Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit s Hertogenbosch. Ze
meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De
brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende
motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken
vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind.
De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een
peloton toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend
langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor fotos en een praatje met
de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen
om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft
er oren naar.
Om half negen staan wij op de afgesproken
plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende
overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het
rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos
is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend
vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden
lastig. Wij schuiven rechts van
het Steenplein aan. De kolonne van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom
niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug
wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen fotos
te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt
de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de
militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een
welgekomen afwisseling.
Een kleine vijftien minuten later staan we op
Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet-
en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij
horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs
twintig grafzerken met gedichten van war poets. Een pop-up bookstore van
Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire
attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden
tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het
meeste volk staat bij de tanks.De
Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I
tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de
voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs. Bron:
Gazet van Antwerpen.
Via het
Dienstencentrum t Bruggeske vernemen we dat het: Agentschap voor Natuur en
Bos (ANB) enkele jaren geleden een bijkomend stukje bos aankocht in Kapellen. Het
situeert zich tussen de Kalmthoutsesteenweg en spoorlijn 12. Dat stuk, dat
aansluit bij het Mastenbos, is niet alleen natuur van de bovenste plank, maar de
groene pracht herbergt ook een onvermoede erfgoedschat: een volledige Duitse
loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers. In het hele Mastenbos gaat het
om maar liefst 4,8 km loopgraven.In januari 1918 kreeg de Duitse piloot
Leutnant Josef Zimmermann de opdracht om de volledige grensverdediging in de
provincie Antwerpen te fotograferen. De fotos verdwenen na de oorlog in
dossiermappen en raakten vergeten. Bijna 100 jaar later, tijdens onderzoek van
de Gentse Universiteit en het Koninklijk Legermuseum, doken 53 fotos uit de
reeks op.Een grondige
inventarisatie op dit terrein leverde 476 bewaarde militaire relicten op,
vooral bunkers en loopgraven. Hun aantal, diversiteit en goede
bewaringstoestand zijn uniek voor België en maken van het ensemble een
uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Na de oorlog bleven de Belgische en Duitse
bunkers enigszins verweesd achter. Maar tot vandaag is deze linie volledig
bewaard gebleven.
In de
context van de herdenking van WOI nam ANB het initiatief om samen met de
provincie Antwerpen en de gemeente Kapellen dit bos uit te bouwen tot een
toegankelijkheid voor het publiek. Dit bezoek is onder begeleiding van een
gids, de wandeling duurt anderhalf tot twee uur. De gids vertelt over de
loopgraven, de bunkers en WOI, maar ook over de natuur in het Mastenbos. Geïnteresseerd
schrijven wij in, samen met Paula en Hubert. Dinsdag 25 november 2014.
De bunkers
in de onmiddellijke omgeving ogen op het eerste zicht nieuw. Alleen de nieuwe
picknicktafels plaatsen ons terug in het heden. De bomen hebben al talloze
bladeren laten vallen, maar er hangen er nog veel aan. De kleuren bruin en geel
domineren het weinige groen op de grond. Nieuwe infoborden vertellen in het
kort wat er te zien is: Het 175 hectare grote Mastenbos is een zeer
aantrekkelijk domein omdat het bestaat uit een mooie afwisseling van bos,
heide, hooilandjes en jonge bosaanplantingen met elementen van een oud
landschapspark. Sommige bunkers zijn uitgerust met een speciaal invlieg gat
boven de ijzeren deur. Het is een geliefde overwinteringsplaats voor
vleermuizen tussen oktober en maart. Bestrijding van exoten als rododendron,
Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik zorgen voor een mooi inheems bos.
Om 14:00u
stipt begint onze gids (Louis) te vertellen: De Duitse bezettingsmacht in
België wantrouwde de Nederlandse neutraliteit. Ze vreesden voor een geallieerde
invasie vanuit het noorden. Daarom begonnen ze in 1916 te bouwen aan een grote
verdedigingslinie in het grensgebied met Nederland. Met 17 staan we in een halve cirkel bij de verteller.
Iedereen is muisstil. Kaarten en fotos in beschermplastiek worden in de hoogte
gehouden. Zijn stem is duidelijk te horen en te verstaan. Niemand wil iets
missen, want deze site is uniek. Ook
onze gids is daarvan bewust en hij begint zijn relaas over de forten rond
Antwerpen. Een half uur later
onderbreekt hij zichzelf en excuseert zich, dat hij zo uitgebreid verteld.
Achter onze
gids stappen we naar de dichts bijgelegen Commandobunker. Deze bunker is
toegankelijk gemaakt en bevindt zich achter de linies en was oorspronkelijk via
loopgraven verbonden met de andere bunkers. Eens afgedaald in de bunker staan
we in een centrale ruimte. Drie trapjes leiden ons individueel naar een
observatiekoepel. Daarin zit een gat voor een periscoop en een kleine
kijkgleuf. Beide kon je vroeger afsluiten met gepantserde schuifluiken. Louis
vertelt: De reden van deze bunkers was om een verdediging tegen een
eventuele geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland te stoppen. Een
inval vanuit Nederland is er nooit gekomen, wellicht ook door de afschrikkende
werking van deze aangelegde Duitse stelling. Een vijftiental Duitse bunkers werden
gegoten in gewapend beton. Hun voorzijde was gemiddeld één meter dik, de
achterzijde veertig tot vijftig centimeter. Vaak was het dak extra bewapend met
spoorweg- of tramrails. De kleine toegang was afgesloten met een tweeledige
deur zodat het bovenste deel open kon wanneer puin het onderste deel zou
blokkeren. Deze deurenverdwenen en in
1943-1944 werden de ingangen op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld.
Verder
werden er zorgvuldig betonspatten aangebracht. Die afwerking had een
camouflerende bedoeling. Het bobbelige patroon moest de bunker onttrekken aan
de zoeker van vijandelijke vliegtuigen. Vier bunkers werden toegankelijk gemaakt
voor het publiek. Ze belichten vier verschillende aspecten van de verdediging. De
niet opengestelde bunkers werden waar mogelijk vrijgemaakt en ingericht als
overwinteringsplaats voor vleermuizen. Louis vraagt uitdrukkelijk om zo stil
mogelijk voorbij de bunkers te gaan. We bezoeken achtereenvolgens een
machinegeweerbunker die het hele gebied tot fort Ertbrand overschouwde. De
volgende is een kanonbunker die samen met een tweede, gelijkaardig exemplaar de
hele zone tussen de forten van Ertbrand en Brasschaat verdedigde. Maar,
vertelt Louis: Er werd hier geen schot gelost. De derde bunker is een
rechthoekige manschappenbunker, de grootste in zijn soort. Hij bestaat uit een
ruimte om te schuilen en heeft alleen aan de achterkant twee ingangen. De
binnenruimte was louter praktisch ingericht, met een nis voor een kacheltje bij
elke ingang. Aan elke bunker kan Louis iets unieks vertellen. De loopgraven
werden bovenop de grond gebouwd. Daarvoor eisten men burgers op in Kapellen.
Zij bouwden de eerste linie, onder dwang. De binnenzijde werd ondersteunt met
balken, planken en golfplaten. De loopgraven lopen zigzag tussen de bomen. Langs
houten vlotten en bruggetjes belanden we na zon 180 meter achter de eerste
loopgraven bij de tweede linie. De gebogen wal met drie bunkers zou in het
geval van dreiging snel verbonden worden met andere versterkte punten uit de
tweede linie. Hier konden de
soldaten tot rust komen als ze van het front (eerste linie) kwamen. Een oude zandwinningput en een ven kregen een
amfibievriendelijke inrichting. De vijver, hier in het zuidelijke deel van het
bos, gonst van het insectenleven en is daardoor zeer aantrekkelijk voor
vleermuizen.
Het was een
heel educatieve namiddag. Twee uur heeft de gids ons in de ban van WOI
gehouden. Bedankt voor het initiatief. Deze site is eveneens individueel te
bezoeken. We komen zeker nog eens terug met familie en/of kleinkinderen.
Dinsdag 28
oktober 2014. De voormiddag is mistig en fris. Na de middag klaart het op en komt
de zon tevoorschijn. Bij een zachte temperatuur van 14°C rijden we naar het
noorden. We gaan onze eerste boswandeling van het seizoen maken om te genieten
van de eerste herfstkleuren. Over de grens, voorbij Zandvliet, bevinden we ons in
de Brabantse Wal. Een waardevol natuurgebiedmet een oppervlakte vanverschillende hectaren.Lucy (GPS) loodstons naar de parking Natuurpoort de Volksabdij, in de Onze
Lieve Vrouw Ter Duinenlaan te Ossendrecht. Als blikvanger heeft Natuurpoort
een metalen sleutel naast de weg geplant. Een reusachtige sleutel van de poort.
Deze site maakt deel uit van het netwerk van Brabantse Natuurpoorten, waarvan
het netwerk nog wordt uitgebreid in 2016 met 30 locaties. Bij de parking bevind
zich Restaurant de Blauwe Pauw met een groot terras en kinderspeeltuin. Nieuw
zijn een vlinder idylle en bijenkast. Idylles, percelen in het buitengebied
variërend tussen een halve en twee hectare, worden ingezaaid met inheemse
bloemenmengsels. Stroken met wilde planten waarlangs vlinders zich kunnen
verplaatsen. Zo ontstaat in wegbermen en langs fietspaden een leefgebied voor
vlinders en tevens voedselrijke plekken voor bijen. Deze idylles zijn een
prachtig leefgebied voor vlinders en bijen.
Aan de
overzijde van de parking staat de voormalige Volksabdij te schitteren in de
zon. Ze werd ingezegend op 14
september 1936. Aanleiding voor dit alles was de economische crisis eind jaren twintig
van vorige eeuw, die in de Zuidwesthoek van Brabant veel armoede en
werkeloosheid bracht. Kapelaan Flor van Putte trok zich het lot aan van het
steeds maar groeiende aantal werklozen, en begon in 1928 vanuit het
parochiewerk in Ossendrecht activiteiten voor de werkloze jongeren op te
zetten. Men begon aan de bouw van een jeugdhuis. Onder deskundige leiding
leerden de jongens een stiel in de bouw. Anderen werden dan ingezet bij het
graven van vijvers, het ontginnen en bebossen van het terrein en het aanleggen
van parken en wegen. De abdij groeit met de jaren. De Tweede Wereldoorlog stak
echter stokken in de wielen. De abdij werd een noodziekenhuis voor zieken en
bejaarden.
In december
1945 kwamen in de gebouwen en barakken de jongens van 12 tot 14 jaar wiens
ouders politiek delinquent waren. Maar eveneens door de rechter geplaatste
kinderen kregen hier onderdak en werd de abdij een internaat. In 1982 sluit het
internaat en functioneert de abdij als bezinningscentrum tot 2002. Vanaf dan is
de Volksabdij bezig te moderniseren en wordt er gewerkt om service en
gastvrijheid te geven. De kamers worden gerenoveerd zodat het hotel nu 35
abdijkamers bevat waarin de authentieke atmosfeer bewaard is gebleven. Sinds
2012 staat hier een nieuwbouw van een school. In een tentoonstellingsruimte
wordt, via fotos en tekst, het verleden en heden verteld van de Volksabdij. De
receptie is ondergebracht in restaurant De Blauwe Pauw.
Hier is het
startpunt van 2 wandelroutes door de natuur. Wandelpad Abdij van 2,5km en Wandelpad
Pauw van 5km. Wij kiezen voor het tweede traject en moeten slechts houten
paaltjes volgen met de afbeelding van een witte pauw op een blauwe achtergrond.Groene
bladeren domineren nog steeds de bomen. Hogerop worden ze dan geel om bij de
kruin van de boom volledig bruin te worden. Er liggen al een massa dorre
bladeren op het pad. Tijdens de gure wintermaanden beschermt deze bladlaag de
bodem tegen koude en slagregens. Na de winter remt deze laag de uitdroging van
de bodem en de ontwikkeling van onkruid af. Uiteindelijk zorgen de volledig
verteerde resten voor extra voeding die door de planten wordt opgenomen. De
kleine blaadjes van de populier dwarrelen elegant naar beneden. Naast wandelen
kan men hier mountainbiken en als ruiter het gebied verkennen. Wortels van bomen groeien bijna bovenop
de wandelpaden. Als we niet uitkijken struikelen we. De rododendron groeit hier overtollig en zal
tijdens de lange wintermaanden al het groen overheersen. Er moeten nog veel
bladeren vallen. Eens het begint te vriezen gaat het sneller. Vannacht worden
nog temperaturen voorspelt van 11°C. Het is even wennen aan de wandelpaaltjes
met logo. Er wordt nooit vooraf bekend gemaakt als je moet afslagen. De paaltjes staan steeds achter de
hoek. Al dan niet duidelijk zichtbaar. Het is dus bij elk kruispunt aangeraden
scherp links- en rechtsaf te kijken. Voor je het weet loop je verloren. Sommige
paden zijn heel modderachtig. Zelfs met stevig schoeisel is het uitkijken dat
je niet tot je kousen wegzakt. Het is nochtans al enkele dagen droog gebleven. Ons
Rina houdt van het groene mos. De grond ruikt naar rotte bladeren en natte
aarde. De zonnestralen tussen de bomen zorgen voor unieke fotos. In de
zijbermen vinden we af en toe mooie paddenstoelen. We zoeken telkens de
vliegenzwam. Hij laat zich echter niet spotten. De grond is er misschien niet
geschikt voor. De varens tussen de bomen zijn nog groen.Het
bos heeft een mengeling van loof- en dennenbomen. We zijn ondertussen ver weg
van drukke banen. Hoog boven ons horen we de standvogels zingen. Na het
bladerdek op het wandelpad is het de beurt aan dennennaalden en appels. In
verschillende soorten en maten. We blijven stokstijf staan als we voor ons, een
meter of tien, drie of vier vinken op het pad zien zoeken naar zaadjes of
kleine insecten. Als we proberen te naderen vliegen ze tussen de bomen weg.
De Brabantse
Wal is heuvelachtig en dat ondervinden we al snel. Het wordt klimmen en dalen.
We krijgen het er warm van. Als we verder het bos binnendringen wordt het
muisstil. We wanen ons tijdelijk alleen op de wereld. Hier vinden we nog
modderpoelen. Het water dringt de grond niet meer in. Een van de bosvijvers die
we langs wandelen is groen geworden van de algen. Jeugdvisvijver H.S.V. Het
Spanjooltje Woesdrecht. De visvijver werd officieel geopend op 28 september
2005. Aan de overzijde horen we tientallen kinderen roepen en krijsen. Hoewel
het herfstvakantie is worden kinderen opgevangen, zodat de ouders kunnen
blijven werken. Na de vijver volgt een open plek. Aan de wortels te zien werden
hier een klein honderdtal bomen gerooid. Twee of drie dennen is men vergeten.
Hopelijk worden er nieuwe geplant. We zien geen wandelpaaltje, dus stappen we
rechtdoor. Een breed omgewoeld modderig pad ligt voor ons. Een tractor met
oplegger heeft hier af en aangereden om de bomen op te laden. Moeten wij hier
echt door? Ik zie nergens anders een paaltje en we beginnen aan onze tocht door
het modderig pad. We lopen zoveel mogelijk in het spoor van de banden. Alleen
als er water in staat zoeken we een weg tussen de bomen. De onzekerheid weegt
het zwaarst. Lopen we juist of niet? In de verte rijdt een tractor voorbij ons
pad. De boosdoener. Aan de T-splitsing zien we geen bordje staan. Linksaf kunnen we niet. Een grote
bulldozer laadt zwarte bosgrond op de oplegger van een zware tractor. Rechtsaf
dan maar. Bij een houten bareel, die een zijpad afsluit kunnen we zitten en een
kopje koffie drinken. Rechts van ons modderig pad staat een wandelpaaltje, maar
zonder logo. Het is toch al iets. Welke wandeling we nu doen is ons compleet een
raadsel. Een alternatief hebben we niet. Ons pad blijft modderig. Alles is stuk
gereden door de zwaar beladen tractor.
Na enkele
minuten blijkt dat we nog steeds op onze Pauw wandeling stappen. We hebben
eveneens een moddervrij pad. Meer moet dat niet zijn. Nu eerst valt op dat dit
bos door de natuur is gevormd. Momenteel stappen we door een dennenbos. Een
tapijt van naalden dempen onze stappen. Dan vinden we toch onze rode
paddenstoel. Met enkele witte stippen. Het blijft klimmen en dalen. De paden
worden smaller. Achter elkaar moeten we verder. Tussen de dennen groeien de
sierlijke berkenbomen. De berken domineren een stuk bos. Hun wit grijze ranke
stam kaarsrecht de hoogte in. Naar mijn gevoel is het niet ver meer. We horen
opnieuw wagens rijden. Op het volgende T-stuk weer geen wandelpaaltje. We
veronderstellen dat we linksaf moeten. Zeker zijn we niet. Gelukkig komt een
ouder koppel ons tegemoet. We vragen naar restaurant De Blauwe Pauw. Ons
zesde zintuig werkt optimaal. Enkele minuten later zitten we aan een tafeltje
van het restaurant met een streekbiertje. Een Stout bier dat voor het eerst
gebrouwen werd in Londen heeft een diep donkerbruine, tot zwarte kleur. Door
zijn branderige bittere smaak heb ik er na enkele slokken al genoeg van. We
hebben er zelfs honger van gekregen. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Zondag 24
augustus 2014. Het is net half acht geweest. De zon schijnt zoals de weerman
gisteren beloofd heeft. Voor het moment is er geen wind. Maar of het de hele
dag zo gaat blijven? Daar heb ik mijn twijfels over. Alles is nat van de ochtenddauw.
De temperatuur wijst buiten 13° Celsius aan. Volgens Frank wordt het beslist
20° Celsius met een wolkenloze hemel. De lucht is momenteel helder blauw. Meer
moet dat niet zijn.
We parkeren
de auto, op de parking, naast de sporen van Heide-Kalmthout. Essen en Nieuwmoer
verkeerden tijdens WOI in een bijzondere situatie. In april 1915 besloot de
Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door
middel van een elektrische draadversperring. Omwille van de grillige loop van
de noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden en liep de
versperring volledig over Kalmthouts grondgebied. We fietsen vandaag langs
enkele vergrote fotos uit WOI. De authentieke opnames schetsen een beeld van
het dagelijks leven ten tijde van deze gruwelijke periode. Hier op de parking
vinden we fotodoek 17. We lezen: Dennenbossen. In het najaar van 1917 werden
in opdracht van het Duitse leger de meeste dennenbossen in Heide en Kapellenbos
gerooid. De boomstammen werden op de los- en laadkade aan het station van Heide
verzameld, op maat gezaagd en op de trein geladen. De geladen wagons werden
eerst richting Essen getrokken en vervolgens gekoppeld aan de trein richting
Antwerpen. Begin 1918 was veel
van het bruikbaar hout uit onze dennenbossen verdwenen en stelden veel
eigenaars vast dat hun bos verdwenen was.
Vervolgens
gaan we tot bij het stationsgebouw, waar fotodoek 16 hangt: De Duitsers hadden
de spoorweg volledig in handen. Een aantal soldaten was belast met de bewaking
van het station in Heide. Deze oudere Landsturmers waren gezien hun leeftijd
niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden onder andere ook in voor het
politietoezicht in de gemeente, het postverkeer en voor het onderhoud van de
elektrische draad. Ze verbleven in de omliggende hotels. De gemeente Kalmthout
betaalde 1,25 frank per soldaat voor hun kost en inwoon.
Het
stationsgebouw van Heide werd in gebruik genomen in 1897. Een gedeelte werd na
renovatie een Brasserie-restaurant. Op het terras vooraan zitten enkele
wandelaars en fietsers te genieten van het zonnetje. Er is nog een loket
aanwezig in het station. Er hangen enkele oude vergrote fotos van het station
aan de muren. Spijtig, er staan geen jaartallen bij. Terug buiten worden we geconfronteerd
met het monument van de Erkentelijkheid dat voor het station werd geplaatst
voor de bevrijders van Kalmthout in 1944. Het kleine monument, aan de
overzijde, op het groene plein met bomen is van Moeder Kee (Anna Cornelia
Teysen). Ze werd geboren in 1859 en runde de herberg Cambuus aan het eind van
de 19de eeuw. Het was toen niet meer dan een houten barak, doch menig
kunstenaar heeft er overnacht. De houten keet voldeed tot in 1920. Moeder Kee
stierf in 1937. Het hoge standbeeld werd ingehuldigd in juni 2012.
Gazet van
Antwerpen geeft dit jaar verschillende oorlogskranten uit van WOI. Regelmatig
lezen we kleine artikelen over Den dodendraad. Ze zijn gelukkig niet van deze
regio, maar wil er toch de gruwel niet van onthouden. Ik lees: De Belgische Standaard van Zondag 24 en Maandag
25 Oktober 1915. Aan
de grens: De belg Siméon uit Vlijtingen, die in den nacht van 12 op 13 Oktober
door de Hollandsche grenswacht bij Oud-Vroenhoven aangeschoten, en zwaar gewond
naar het gasthuis van Maestricht werd overgebracht, bevindt zich nog steeds in
zorgwekkenden toestand, hoewel herstel niet uitgesloten is. De man trachtte een
partijte bloem en wat zeep uit te voeren. Den Dodendraad spaarde niemand. Ik lees het volgende in dezelfde
krant: In
den electrischen draad bij Oud-Vroenhoven werd het lijk gevonden van een man.
Aanstonds bedekten de Duitschers het met een zak, een sterke wacht werd bij het
lijk geplaatst, in afwachting van militaire overheden. Men vermoedt dat de
ongelukkige een Duitsch deserteur is. Zekerheid omtrent den persoon kon niet
worden verkregen. Ook
in Klinge gebeuren ongelukken met Den Draad: Dinsdagnacht
vond een Nederlandschen soldaat, die op wacht stond nabij het Belgische station
Klinge, den dood door aanraking met den electrischen draad. Het slachtoffer is
een Fries, genaamd Oberman, vader van twee kinderen.
We rijden
voorbij de St-Jozefschool in de Guido Gezellelaan. De vrije Gesubsidieerde
Basisschool van Heide dateert uit 1930. Links en rechts van ons groeien nog
loofbomen. Onder het bladerdek is het nog fris. Het fietspad is nog kletsnat.
Af en toe vallen er nog dauwdruppels naar beneden. De zon krijgt geen kans om
met zijn warme zonnestralen door het bladerdek heen te dringen. We fietsen de
Withoefse Heide in. Het gebied kreeg die naam van de laatste hoeve die hier
stond in 1780. Toen eigendom van de abdij van Tongerlo. Dit natuurgebied vormt
de bufferzone voor de Kalmthoutse Heide en is onder begeleiding van een gids te
bezoeken. Het is voornamelijk een bosrijk gebied, maar men vindt er toch ook de
plaatselijke heide. Langs een smal grindpad gaat het rechtdoor. De steentjes
springen onder onze banden alle kanten op. Naast het pad is het modderig en is
zeker geen alternatief om te fietsen. Je schuift er gemakkelijk op uit. Een
infobord heet ons welkom in het natuurreservaat Kalmthoutse Heide. Het gebied
strekt zich uit tot over de Nederlandse grens. Het uitgestrekte Kempische
heidelandschap is samengesteld uit, duinen, heidevelden, bossen, vennen en
weilanden. Op dit stuk van Kalmthout hebben we nog nooit gefietst. Kraaien en
roeken zijn de enige vogels die we horen. We houden halt bij De Vroente,gelegen aan de rand van het
Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier bevindt zich het centrum voor natuur
en milieu, Dienst Toerisme en in het bijenmuseum kan je de evolutie van ei tot
insect beleven. Vooral de doorzichtige bijenkassen trekken enorm de aandacht. Vanaf
hier begint ook de striproute. Suske en Wiske staan rug aan rug op een
boomstronk. Ze wachten op de goede fee die hen, net als Pinokkio, levend zal
maken. Het is geen toeval dat onze striphelden hier staan. Willy Vandersteen
woonde en leefde in Kalmthout van 1966 tot aan zijn dood in 1990.
Bij het
kanon lezen we de info: Dit uniek en zeldzaam oorlogsmonument is een origineel
90mm luchtafweerkanon. Eén van de kanonnen die op het einde van de Tweede
Wereldoorlog stonden opgesteld aan de Kalmthoutse Heide. Kalmthout herdenkt
hiermee de geallieerde soldaten die tijdens de winter van 1944-45 dit
afweergeschut bemanden. Het kanon
maakte deel uit van het anti flying Bomb command Antwerp X onder bevel van de
Amerikaanse brigadegeneraal Clare Armstrong. De kanonnen stonden opgesteld in
een gordel ten noorden van Antwerpen, met als doel het neerhalen van de Duitse
V-bommen die afgevuurd werden op de Antwerpse haven en op de stad zelf. Dit luchtafweerkanon
is een bruikleen van het Koninklijk Museum van het leger en de
Krijgsgeschiedenis. Opgericht als monument in 2008.
We dwarsen
de drukke Putsesteenweg en rijden opnieuw de Kalmthoutse Heide in. Hier staat fotodoek 18: Mont Noir. De
Joodse diamantair Bernsohn had vlak voor de oorlog grootse plannen om in de
Kalmthoutse Heide op de Mont Noir een pretpark in te richten.In 1912 begon hij met de aanleg van een
spoorlijntje om de toeristen gemakkelijk ter plaatse te krijgen. In 1914 was
het lijntje voltooid maar WOI maakte een einde aan al zijn plannen. Zelf
vluchtte Bernsohn naar het buitenland.
We slaan
rechtsaf om route 25 te blijven volgen. Vanaf hier zien we de heide bloeien.
Andere kleuren zijn er niet meer te zien langs de kant van de weg. Het onkruid
staat heel hoog of wordt overwoekerd door de zwarte- of rode braambessen. De
Kalmthoutse Heide is een Vlaams natuurreservaat en één van de oudste beschermde
landschappen. Bij knppnt 80 stoppen we aan fotodoek 19: De wijk Kalmthoutse
Hoek, nu Essen Hoek, was door den Doodendraad afgesneden van Kalmthout en werd
bevoorraad vanuit het station in Kalmthout. Een vracht met meel, zout of andere
waren werd met paard en kar langs de Verbindingsstraat naar Kalmthoutse Hoek
gebracht. Duitse soldaten controleerden de goederen en staken hun bajonetten in
de zakken om de inhoud te controleren en haalden er waren uit voor henzelf.
De kleuren
die boven het gras uitsteken zijn blauwe en oranje nutsbuizen. Ze dienen voor
aardolie- en aardgasleiding onder hoge druk. We fietsen vervolgens tussen de
grote villas. Het zijn statige gebouwen met hectaren grond omheen. De maïs
heeft zijn hoogste stand bereikt. Zelfs vanop de fiets zijn de velden niet meer
te overzien. Op de weiden liggen de ingepakte rollen hooi te wachten om
opgeladen te worden. Nu fietsen we in het zonnetje. Het is eens zo aangenaam.
Ik lees in
de oorlogskrant een artikel uit Oost-Vlaanderen, een klein dorpje bij de
Nederlandse grens: Vrij België van Vrijdag 3 December 1915. Watervliet. Aan den
elektrischen draad. Een haas was tegen de elektrische draadversperring
aangelopen en door den stroom gedood. Een Duitsche schildwacht, die het beest
wilde wegnemen, is eveneens door de elektrische strooming neergebliksemd. Tot zover het bericht.
We rijden
verder op asfalt. Heel wat aangenamer dan grind. Terug tussen bomen die
nauwelijks zonlicht doorlaten. Het is druk geworden. Fietsers, wandelaars,
joggers, honden die hun baasje uitlaten. En last but not least zijn er de
wielerterroristen. Met tientallen zoeven ze voorbij. Roepend en fluitend om
plaats te maken. Natuurpunt heet ons: Welkom
in het Stappersven. Een deelgebied van het grenspark De Zoom-Kalmthoutse
Heide. Vanaf hier maken we kennis met een mozaïek van bos, ontveende moerassen,
paarse droge en natte heide. Fotodoek 20 staat bij Parking Zuid: Keetheuvel. Den
Doodendraad liep dwars door de Kalmthoutse Heide. Duitse soldaten bewaakten de
versperring vanuit de houten barak op de Keetheuvel. Op het kruispunt van de
Verbindingsweg en de elektrische draad was er een bewaakte doorgang. Deze
verlaten, bosrijke streek bood aan een aantal durvers de mogelijkheid om door
de draad te kruipen door middel van een houten geïsoleerd raampje. Zo werden
vluchtelingen en brieven naar Nederland gesmokkeld. Daarbij werden regelmatig
Duitse soldaten omgekocht.
Daarna
houden we halt bij de Pluisvenvijver links van ons. Enkele zitbanken nodigen
uit om een meegebracht kopje koffie te drinken. Het is hier stil en vredig. We
bevinden ons echt in een oase van rust. Zelfs geen eend of gans zwemt in het
water. Zelfs het waterkieken laat zich niet zien. Aan de overkant van de
vijver groeien talrijke berkenbomen. De wit grijze stammen veroverden de heuvel
en domineren de volledige oever. We fietsen weer verder op ons asfalt pad in
het zonnetje, terwijl we nog steeds knppnt 89 volgen. Rechts in de verte weer
talrijke berkenbomen. Een zee van wit grijze stammen. Links en rechts is het
domein afgebakend met schrikdraad of prikkeldraad. Verderop, meer naar het
zuidwesten fietsen we langs de Drielingvennen.In de middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rechts,
tussen de stammen van de bomen zien we het zonlicht in het water van de
Stappersvenvijver schitteren. Bij de ingang van het pad naar de vijver staat
een infobord. Vanaf hier kan men wandelen tot bij de vijver. Deze waterplas
maakt deel uit van het gebied Stappersven-Kalmthoutse Heide en het
grensoverschrijdende natuurgebied Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier
staan talrijke stammen van bomen zonder kruin en takken. Een goeie drie à vier
meter hoog. Het gebied ontsnapte niet aan de brand van 25 mei 2011. In totaal werd 600 ha natuurgebied
in de as gelegd.
Nog een
artikel vanaf de grens. De reporter zag er de grap van in: De
Belgische Standaard van Zaterdag 16 Oktober 1915. Smokkelbaby. Dezer dagen
arriveerde aan de grens een vrouw met een kinderwagen, waarin een slapend
kindje lag. Bij onderzoek door de grenswacht bleek echter, dat de <lieve
kleine> bestond uit meel, rijst enz. Voor het hoofdje zat een masker.
Natuurlijk werd de slaap van het teeder wichtje wreed gestoord!
De Nolse
Duinen, waar we nu door fietsen, is een laagveengebied waar ooit veel turf
gestoken werd. Vlakbij ligt de Zwarte Duin, nu de Nolse Duinen genoemd. Links
de Biezenkuilen. De naam werd gegeven naar de plantengroei die men in het ven
vindt.Tussen de verschillende
loofbomen bloeit weelderig de rode lijsterbes. Weer houden we halt om fotos te
nemen van een heidevlakte die baadt in het zonlicht. Bovenop een heuvel staan
zes fel gekleurde korven voor bijen. In de verte staan enkele runderen te grazen.
Ik gok op Galloways. Ons Rina trekt er alleen op uit om de beestjes voor het
nageslacht vast te leggen. Soms moet men offers brengen. Iemand moet de zware
taak op zich nemen om bij de fietsen te wachten. Na enige tijd komt ze licht hijgend
terug: Het was verder dan ik dacht vertelt ze. Ook schapen staan daar met
tientallen te grazen weet ze nog te vertellen voor we verder rijden.
Verderop
zijn we in het centrum van Hoek. Een klein dorpje van Terneuzen. Onze eerste
kapel is op de hoek van de Achterste Hoevestraat en de Verbindingsstraat. Gebouwd
in rode baksteen met puntdak. In de nok werd eveneens een beeldje geplaatst. Twee
kleine zijraampjes en een houten deur met glas zorgen voor voldoende lichtinval.
De kapel is mooi onderhouden maar heeft een sober interieur. Er komt meer
bewolking opzetten. Ook de wind laat zich voelen. We rijden de grens van Nederland
over en worden onmiddellijk omgeven door weilanden met koeien en paarden. Hier
wacht fotodoek 21: Smokkelen. Om de
grensposten te bemannen, werden oudere Duitse soldaten ingezet, of mensen die
niet geschikt waren om naar het front te worden gestuurd. Samen met de
Nederlandse militairen en douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van
België naar Nederland. Dit om het smokkelen en het vluchten van kandidaat
soldaten tegen te gaan. In grenspaal 247 zie je nog kogelgaten op de plaats
waar een smokkelaar van bukvet werd neergeschoten. Bukvet was erg gegeerd
tijdens WOI.
Het huis op
het infodoek, dat als achtergrond dient voor de twee Duitse soldaten, gelijkt
sterk op de woning achter de fotodoek. De gelijkenis is treffend. Mits enige
aanpassingen is het natuurlijk mogelijk. Vlakbij, aan de overkant, staat
grenspaal 247. Geplaatst in 1843.
Uit de
oorlogskrant De Vlaamsche Stem van 24 Juli 1915 Aan de
Nederlandsch-Belgische grens. Men meldt uit Ossendrecht aan de N. Ct.: De
Maandag aangeschoten smokkelaar D. is gisternacht aan de gevolgen overleden. De samenkomst aan de grens aan de
Duitsche draadversperring is door den Duitschen commandant verboden, men moet
dertig meter van de draadversperring verwijderd blijven. De oorzaak hiervan is,
dat in de laatste dagen eenige vrouwen trachtten door te dringen, een harer
werd j.l. Maandag gearresteerd. Gisternacht is andermaal, tussen Ossendrecht en
Santvliet, een man aan den electrischen draad blijven hangen; het lichaam was
geheel blauw. Tot zover
het bericht.
We bevinden
ons in Noord-Brabant. We rijden het centrum van Huijbergen in. Het dorp behoort
tot de gemeente Woensdrecht. Een groot gedeelte van het dorp, waaronder het
klooster en de kerk, werd in 1944 verwoest door terugtrekkende Duitsers. Het is
braderie en kermis vandaag. Ons Rina is niet te houden. We gaan over de markt
nadat we de fietsen bij het klooster hebben vastgemaakt. Grijze wolken pakken
zich samen. We gaan nog nat worden. Bij de bibliotheek staan twee
legervoertuigen tentoongesteld. Netjes opgeschilderd en gewassen. Er staat
zelfs een legerjeep te koop. De luchtmacht viert dit jaar zijn 100 jaar
Militaire Luchtvaart. Een vrachtwagen met lange oplegger wordt open gesteld
voor het publiek. Vanaf 12 jaar mag je hier met een straaljager Flight
Simulatordoor de lucht
zoeven. De jeugd staat massaal te drummen om als volgende aan de beurt te zijn.
We wandelen tot bij het voormalige Wilhelmieten klooster waarvan slechts het
poortgebouw uit 1610 overblijft. Na WOII werd het klooster heropgebouwd. Het
internaat werd gemoderniseerd en omgebouwd tot appartementen. Het klooster werd
een museum. Ernaast bevindt zich nog steeds de begraafplaats. Een zerk vermeld
de naam: Toon van Eekeren. Geboren in 1916 en overleden in 1992. Links de
grote kapel. Alles is afgesloten. We wandelen naar de tuin aan de achterzijde.
Twee grafzerken liggen hier op de keien. De tekst is helemaal verweert en onleesbaar.
Het jaartal 1757 is met ijzers uitgebeeld op de gevel. Rechts in de hoek is een
school ondergebracht. Een oude waterpomp siert de tuin. Vervaardigd in arduin
met bronzen kraan en een zwart geschilderde hendel.
Om 12:10u
verlaten we het centrum van Huijbergen. Voor even toch. We rijden door een
bebost gebied. Er vallen enkele druppels regen. Als we onze regenjassen aantrekken,
is het alweer over. De zon schijnt terug maar de bewolking lost niet op. We
volgen nog steeds knppnt 37. Bij een grote manege met aangebouwd restaurant
begint de Brabantse Wal. Vroeger was een deel van de Brabantse Wal bedekt met
veen. De veenlaag werd weggestoken en gedroogd tot turf. Nu heeft de regio een
afwisselend landschap met bossen, kreken, landgoederen en plotselinge
hoogteverschillen. We genieten van de vele vergezichten. We slaan rechtsaf en
rijden terug het centrum van Huijbergen in. Bij knppnt 37 moeten we knppnt 30
volgen, maar daar is niets van te zien. Knppnt 60 is linksaf en knppnt 31 is
rechtdoor. Op het knooppuntenbord hebben vandalen de cijfers weggekrabd.We oriënteren ons door middel van ons
plannetje. Rechtdoor richting de molen is de enige optie. Nu begint het pas
echt te regenen. We gaan te voet langs de markt tot de kerk. In het voorportaal
van de O.L.V. Hemelvaartkerk van 1952 schuilen we voor de pletsende regen. Na een tijdje regent het iets minder hard en
besluiten we verder te rijden tot bij de stenen bergmolen Johanna. Aan het
volgende kruispunt hangt een bordje met knppnt 30. Begrijpen wie begrijpen kan. De molenaar is
bezig de houten kop van de molen in de juiste windrichting te draaien. We mogen
de molen bezoeken. We zijn de enige belangstellende: De bergkorenmolen
Johanna (1862) houdt de herinnering levend dat de zoektocht naar
energiebronnen al meer dan eeuwenoud is. De molen werd in 1966 door de
toenmalige gemeente Huijbergen gekocht, opgeknapt en gerestaureerd. Op 10 mei
1975, nationale Molendag, werd de molen weer in werking gesteld. De molen die
nog regelmatig draait, geniet het predikaat rijksmonument. In 1999 werd de
molen voor het laatst hersteld.
De brochure
toont ons dat we op Nederlands grondgebied rijden langs een stuk Belgische
grens. Vroeger, tot 1996, was dat duidelijk te zien aan een douanehuisje, een
rood wit bareel, prikkeldraad en uiteraard aan een douanier. Vandaag de dag is
daar echter niets van te zien. Alleen de grijze grenspaal 246 is de enige stille
getuige van het leed dat hier gebeurde. Een infobordje leert ons: Ieder
monument of monumentaal object vertelt zijn eigen verhaal. Deze grenspaal (246)
is na de onafhankelijkheidsstrijd tussen België en Nederland in 1843 geplaatst.
Op 29 februari 1904 is de originele grenspaal voor de verkeersveiligheid en ter
voorkoming van diefstal bij een wegreconstructie neergelaten tot diep onder het
wegdek. Precies 100 jaar later, op 29 februari 2004 is de grenspaal weer
zichtbaar gemaakt en op korte afstand herplaatst van de plek waar hij eerder
werd ingegraven. Het daarbij behorende proces-verbaal is getekend door de
burgemeesters van Essen, Kalmthout en Woensdrecht. Op dat werkelijke
grenspunt- is nu nog een roestvrijstalen bus in het asfalt te zien. Aan de overzijde van de Weg naar Wouw staat
de calvarieberg met jezus aan het kruis. Een infobordje van Monumenten en
kunst legt uit: Tijdens zijn werk in het landelijke Huijbergen ervoer pastoor
Machielse het landschap hier als te wijds en open. Op zijn initiatief is daarom
een kruisbeeld gebouwd. De wijding vond plaats in 1934. In 1967 werd een nieuw
kruisbeeld gemaakt dat in 1980 zijn huidige plaats kreeg met toevoeging van
coniferen en een muurtje. Het kruisbeeld is een herkenningspunt gebleven in het
hedendaagse landschap.
Rechts van
ons begint de Wouwse plantage. Het landgoed is eigendom van de Stichting
Behoud Natuur en Leefmilieu van 900 ha groot. Er werden wandelpaden aangelegd
en opengesteld, sinds 1987, voor het publiek.
We rijden verder
tot knppnt 81, nog steeds omgeven door Brabantse Wal. We verlaten de fietsroute
en nemen de verkorting. Het is allemaal loofhout wat we zien. Het is frisjes.Het heeft opgehouden met regenen. Alleen de
wind voelen we nog. De zon doet haar best om door de wolkenmassa te breken.
Waar we nu rijden heeft het bijna niet geregend. Onder het bladerdek is het fietspad nog droog.
Op de Moerkantsebaan steken we de grens over naar België, langs grenspaal 244,
met weidse panoramazichten. Daarna volgt een smal asfalt pad tussen de
maïsvelden. We zien nog net de torenspits boven het gewas uitsteken. Langs de
Bergsebaan rijden we tot Essenhoek. In de verte kleurt de lucht weer donker.
Hopelijk moeten we daar niet door. Voor de St-Pieterkerk van Hoek slaan we
linksaf. Op de westertoren wijst de klok bijna twee uur aan. Boven de poort van
de kerk is een bas-reliëf aangebracht van St-Pieter met twee sleutels in de
hand. Ik zal U de sleutels van het rijk der hemelen geven, staat te lezen in
een waaier rondom het beeld. Voorbij de begraafplaats rechtsaf. Bij boerderij
De Schans staan enkele levensgrote kunstwerken tentoongesteld in arduin. Alle
info ontbreekt. De boer stelt zijn stallen ter beschikking van de hedendaagse
kunst. Hij stelt zijn creaties tentoon in de voortuin om de voorbijganger mee
te laten genieten. De Verbindingsstraat brengt ons bij knppnt 14. Aan de mooie kapel
van de Maagd der armen moeten we naar rechts. In de Rouwmoer voor knppnt 23. We
fietsen voorbij de Wildertse Duintjes. Een boscomplex van bijna 60 ha en een
geliefde bestemming voor wandelaars, fietsers, Nordic Walkers en
mountainbikers. Dan zijn we bij knppnt 82.
We belanden
bij het St-Gerardusklooster van de Redemptoristen te Essen-Wildert. De mooie
majestueuze kerk en de school dateren van 1908. Gebouwd op de fundatie van een
vroegere abdijhoeve. Op de nok van de toren staat het bronzen beeld van het
Heilig Hart. We kunnen zelfs de kerk binnen. Een heel donker geval. Alle ramen
zijn in loodglas dat het licht tegenhoud. Een mooie grote tekening op de muur achter
het altaar met de woorden Ik ben de verrijzenis en het leven behoeven geen
verdere uitleg. De drie beukige kerk mist een groot orgel boven de inkom. Een
kleiner staat naast het altaar.
We rijden
door het centrum van het kleine dorp Wildert dat behoort bij Essen. Langs de spoorweg en de St-Jan de Doperkerk van
1943 tot knppnt 58. We slaan rechtsaf en zien de bakkersmolen reeds van ver. De
wieken draaien. De stoomlocomotief laat fluitend van zich horen. Het is een
drukte hier. De molen is gebouwd in 1981 en dus vrij jong. Langs het
stoommuseum stappen we de bakkerij met winkel binnen. Daarna is de molen aan de
beurt. Op het terras van de taverne drinken we een trappist. De kinderen maken
een ritje met het stoomtreintje rond de molen. Daarna is de speeltuin aan de
beurt.
Het is net
16:00u voorbij als we voldaan de bakkersmolen verlaten. De zon schijnt maar ze
kan ons niet verwarmen. 500 meter verder staan onze twee volgende infodoeken.
Doek 11 legt uit: Het lange zwarte
gebouw was een verblijf voor de soldaten. De bezetters namen eten, dieren en
gebouwen in beslag om er zelf gebruik van te maken. Daar was weinig gevaar mee
gemoeid, ver van het front. De bevolking probeerde op goede voet te staan met
de soldaten en de magere oorlogsjaren zo goed mogelijk door te komen. Naast de
gebruikelijke landbouw werden er massaal tuintjes aangelegd om aan voedsel te
komen. Op fotodoek 12 lezen we: Toelatingspas. De doorgang tussen Kalmthout
en Essen werd 100 jaar geleden verhinderd door den Doodendraad. De Kalmthoutse
wijken Nieuwmoer en Hoek waren afgesneden van het gemeentehuis van Kalmthout.
Dit bracht heel wat problemen mee voor het verkrijgen van officiële documenten
zoals geboorteaangiften en overlijdens. Boeren met grond aan de andere kant van
de draad konden enkel met een toelatingspas en na grondige controle van de
vracht hun oogst binnenhalen. Elke 100m stond er een Duitse wachter en op den
draad stond 2000 Volt. Het was dus onmogelijk om door de afspanning te komen.
Door de strenge censuur op de brieven en de permanente bewaking was er
nauwelijks contact met de mensen achter den draad.
Drie
kilometer verder is knppnt 70. We fietsen weer tussen de hoge maïs en weilanden
met af en toe een boerderij. De boer rijdt met de tractor op het veld en keert
het hooi. Een vlucht meeuwen
cirkelen boven het gedraaide hooi. Na wat gekrijs strijken ze neer om het graan
te pikken. Bij knppnt 71 wijken we af om knppnt 75 te volgen. In de Kerkendijk
staan we stil voor infodoek 13: Draadloze zendmast. In de winter van 1917-18 legden
de Duitsers beslag op dit weideland behorend tot de hoeve van Jaak Van Den
Bergh aan de Kerkendijk. Duitse mariniers werden belast met het oprichten van
een vijftig meter hoge, draadloze zend- en ontvangstmast. Een groot aantal
epiceas (fijnsparren) werden afgezaagd. Materiaal en mankracht werd opgeëist
om de boomstammen te vervoeren. Aan
de voet van de centrale mast werd een loods gebouwd voor de zend- en
ontvangstapparatuur en het verblijf van de marconisten.
Even verder
vinden we doek 14: In den zoeten inval. Heel wat gebouwen werden tijdens WOI
ingepalmd door de Duitse bezetter, zo ook de herberg In den zoeten inval op
het Kerkeneind. De biljartzaal werd ingericht als Passbüro. Hier werden de
reispassen verkregen waarmee men zich naar grensgemeenten of naar plaatsen
buiten het etappegebied kon begeven.
Terug naar
knppnt 71. Rechtsaf voor knppnt 72. Langs de grote baan rijden we terug naar
Heide-station voor onze laatste WOI-doek voor de spoorwegovergang nr 15:
Leegstaande villas kwamen in aanmerking voor inkwartiering. Vanaf 1915 werd
het Eikenhof, nu Seniorenresidentie Beukenhof, door de Duitsers opgeëist voor
logement van de officieren. De soldaten verbleven in de hotels in de buurt en
hadden er kost en inwoon voor 1,25 frank per dag. De hoteleigenaars moesten wel
lang op hun geld wachten. Om 17:00u laden we de fietsen terug op de auto. We
hebben 45 km gefietst.
Met de auto
rijden we 10 km naar knppnt 07 in Riethoek te Kalmthout. Infodoek 10 verteld:
Het redelijk ontoegankelijk moerasgebied De Maatjes was voor smokkelaars een
uitgelezen gebied om hun goederen over de grens te brengen. Enkel een
prikkeldraad en natuurlijk de Duitse en Nederlandse grensbewaking waren voor
hen een hindernis. Hier was geen prikkeldraad met elektrische stroom!.
Het is maar
anderhalve minuut verder rijden naar knppnt 08, vlakbij de Nederlandse grens
voor infodoek 9: De Kalmthoutse wijk Nieuwmoer lag samen met Essen in het
Niemandsland tussen den Doodendraad en de grens met Nederland. De Lepelstraat is
een oude gedempte turfvaart. Aan grenspaal 234 patrouilleerden aan de overzijde
de Nederlandse en aan deze zijde de Duitse grenswacht.
We moeten
nogmaals de grens over voor doek 8 die zich op de Hoeksestraat-Aachtmaalsebaan
te Schijf bevind: Reeds in 1882 was Jagersrust een herberg aan het kruispunt
met Schijf, Achtmaal, Roosendaal en Essen. Ze is gelegen op Nederlands
grondgebied nabij grenspaal 236. Tijdens WOI werd de grens op deze plaats
bewaakt door de Nederlandse militairen. Ze groeven er een loopgraaf om zich, in
geval van een Duitse aanval, te kunnen verdedigen.
Als laatste
rijden we naar knppnt 55, bij het kruispunt Heiblok-Steenpaal in Horendonk voordoek 7: Horendonkse sas. Turfwinning
hertekende het landschap van Essen en zorgde voor werk. De turfblokken of
klotten werden op platte boten vervoerd in Noordelijke richting, naar
Roosendaal, Breda en Bergen op Zoom. Om de hoogteverschillen van de waterlopen
te overbruggen, werd er gebruik gemaakt van een sas. In de 18de eeuw viel de
turfhandel stil, maar de vaarten bleven wel bestaan. Tijdens WOI hielden de
Duitse soldaten de wacht bij de vaarten om te voorkomen dat er via het water
werd gesmokkeld. Voor iedereen was er voedseltekort. Er werd eten gedeeld,
geruild, gekocht of opgeëist.
Om af te
sluiten nog een bericht uit de oorlogskrant: De Belgische
Standaard van Vrijdag 28 April 1916. Langsheen de grens. Eigen bericht. In
den nacht van 4 April werden alle hollandsche soldaten van de Belgische grens
vervangen door tolbeambten van allen ouderdom. Naar t schijnt wemelt het op de
grens van zulke hollandsche grenswachten. Moet dit in verband gebracht worden
met den gespannen toestand die dreigde te dien tijde? Maar waarom van de
Belgische grens de werkdadige soldaten weggetrokken?
Tot schrijfs.
Tekst: Luc
Verschooten Fotos: Rina
MeursBron:
Gazet van Antwerpen en Dienst Toerisme Kalmthout.
Knooppunten:
71-25-71-72-26-27-28-32-95-38-74-38-93-31-35-30-72-71. Afstand: 51,6 km.
Woensdag 1
oktober 2014. De herfst is sinds enkele dagen in het land. Het is door het
vallen van het blad, dat het echt opvalt. De temperaturen zijn echter nog s
zomers. Het is nog vroeg maar de zon is al van de partij. In de verte hangt nog
wat mist. Op de ring rond Antwerpen is het sterk vertraagt verkeer. Zoals
iedere werkende dag trouwens. Het is stapvoets rijden, maar staan geen enkele
keer stil. Een infobord boven de rijstroken vermeld een ongeval bij afrit
Mechelen-Noord met een file vanaf Duffel. Bij de splitsing naar E19 richting Brussel
kunnen we terug vlot rijden. Tot we bij afrit Duffel komen. Hier is het terug
aanschuiven. Bij Mechelen-Noord is niets te zien van een ongeval.
In Werchter
parkeren we de wagen op een kleine parking voor het voormalige gemeentehuis. Nu
is de administratie van het OCMW in ondergebracht. Werchter is een deelgemeente
van Rotselaar en behoort tot de Kempen. Vooral bekend vanwege het rockfestival
Rock Werchter dat hier jaarlijks georganiseerd wordt. Met de fietsen aan de
hand wandelen we tot bij de Sint-Jan-Baptistkerk op het Werchterplein. Een
gotische kerk, gebouwd in witte natuursteen bovenop de ijzerzandstenen
fundatie. Heel de kerk rond zijn lagen gemetst van ijzerzandsteen. De
kogelgaten in de kerk zijn nog een stille getuige en duidelijk zichtbaar. Oude
grafzerken werden in de gevel ingemetst. Het kerkhof situeerde zich vroeger op
het graspleintje, tussen de kerk en het voormalige gemeentehuis. De kerk is
niet toegankelijk. Opzij van de ingang staat een monument voor de gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen. Op infopaneel nr 29 lezen we: Tussen
Dijle en Marne. De Sint-Jan-Baptistkerk is al sinds de zestiende eeuw het
herkenningsteken van het welvarende boeren- en brouwersdorp Werchter. Wie het
niet weet zou nooit vermoeden dat de kerk in 1914 vrijwel volledig vernield
werd. Begin september 1914 leverden Duitsers en Fransen een beslissende
veldslag aan de Marne. Om het Franse
leger te steunen, ondernamen de Belgen een afleidings-manoeuvre: vanuit
Antwerpen deden ze een uitval in de richting van Leuven. Het plan slaagde: in
plaats van aan de Marne streden 130.000 Duitse soldaten noodgedwongen aan de
Dijle. De uitval uit Antwerpen was dus een succes voor de geallieerden, maar
voor Werchter was het een catastrofe. In augustus was het dorp in Duitse handen
gekomen. Tussen 9 en 13 september werd het eerst beschoten door de Belgische
artillerie en vervolgens heroverd door twee bataljons van het 25ste
Linieregiment. Die troffen er een ravage aan. Muren waren doorzeefd met kogels en
splinters, deuren waren ingebeukt, daken waren afgerukt door granaatinslagen,
huizen waren platgebrand en ingestort. De Sint-Jan-Baptistkerk had gediend als
slaapplaats voor soldaten en paarden en lag vol stro. Voor de kerk moest het
ergste toen nog komen. Toen de Belgen
zich opnieuw terugtrokken, gooiden de oprukkende Duitse troepen op 15 september
brandbommen in de kerk. Die ging grotendeels in vlammen op. Alleen de
buitenmuren en enkele pilaren bleven overeind. Binnen was het een chaos van verkoolde balken
en puin. Pas na de oorlog werd de kerk heropgebouwd. Uit het velddagboek van luitenant
Clemant. 5de Linieregiment lezen we: Donderdag 10
september. We gaan van Haacht naar Werchter. Krijgen het bevel een
bruggenhoofdte veroveren. Eerste geur
van de dood. Tram, bruggen en dorp verwoest. De vlag wappert op de toren van
Werchter. Bravo! We installeren ons en kunnen eindelijk iets eten. Bier van
Werchter erbij.
Het café
over de kerk Oud Werchter is van 1686 en al of nog open. Op het terras zitten
enkele klanten te genieten van een kopje thee of koffie. Een hoog bakstenen
gebouw trekt onze aandacht. De boogramen met kleine vierkante vensters staan
open of werden stuk gegooid. Duiven vliegen binnen en buiten. Geen enkel
opschrift verteld de legende van het complex. Hekwerken verhinderen
nieuwsgierige bezoekers. Het onkruid tiert welig op de braakliggende grond.
Netten moeten de vallende stenen opvangen. Duidelijk dat dit gebouw reeds lang
verlaten, en aan zijn lot overgelaten is. Aan de overzijde poetst een oudere
dame de stoep. Ik vraag haar naar de herkomst van de ruïne: - Het gebouw is
van brouwerij Jack-Op. Het wordt volledig gerestaureerd. Dat is jaren geleden
al beslist. Maar je ziet het, meneer. Alles verloedert. De woning ernaast is
van Cultuur De Jack-Op. Aan de overzijde werden dan wel de hangars omgebouwd
tot bedrijfspanden. Daarover straks meer.
We fietsen eerst
naar de O.L.Vrouwestraat, richting knpp 25. Hier staat een kapel in wit geschilderde
baksteen. Achter glas kunnen we het interieur bekijken. Een orchidee siert het
altaar met Maria met kind. Mooi gedecoreerd met geschilderde engeltjes op een
blauwe achtergrond. We rijden over de nieuwe Hanewijkbrug de Dijle over. De
fiets- en voetgangersbrug werd ingehuldigd op 30 juni 2012. Rechtsaf volgen we het
Dijlekanaal stroomafwaarts in de Hanewijk tot huisnummer 31. De Schipperskapel
Ave Maria is hoogdringend aan renovatie toe. Ze is overwoekerd door rode
bessenstruiken en klimop. Gebouwd in barok stijl uit 1681 in rode baksteen en zandsteen.
Deze steensoort is heel onderhevig aan weersomstandigheden. Het interieur is
netjes onderhouden. De Heiligenbeelden en
bloemen staan stofvrij onder glazen stolpen. Vooraan enkele sfeerkaarsen.
We rijden
terug naar het centrum van Werchter. We stoppen bij de grote hangars van de
voormalige brouwerij Jack-Op. Een infobord legt uit: Midden
in het dorp van Werchter verbouwde Felix Van Roost in 1869 zijn boerderij tot
brouwerij en begon er met het brouwen van bier van hoge gisting. Hij brouwde
ook Lambic, een spontaan gistingsbier. In 1911 gaf hij de fakkel door aan zijn
kinderen en kreeg de brouwerij een andere naam: De Palmboom. Na het
overlijden van Felix Van Roost in 1916, waren het zijn kinderen en nadien
kleinkinderen die de brouwerij verder runden. Het populairste bier dat er
gebrouwen werd, was Jack-Op. Een combinatie van Lambic en een hoog
gistingsbier. Het was in die tijd het meest verkochte versnijbier in België.
Versnijden is het mengen van verschillende bieren of brouwsels. Omwille van de
populariteit van dit bier werd de brouwerij in 1934 omgedoopt in Brouwerijen
Jack-Op. Men brouwde ook nog Speciale Van Roost, Dubbele Jack-Op, Lambic, Palma,
Tripel Blond, Triple Jack-Op, Réserve Jack-Op, Jack-Op V.O., Export Jack-Ale,
Aarschotse bruine, Bock en Export. In 1954 werd de brouwerij overgenomen door
de Brouwerijen van Ghlin N.V. Semi, die o.a. het pilsbier Perle Caulier 28
brouwde. De brouwerij kreeg weer een andere naam: Nieuwe Brouwerijen Jack-Op.
Eind jaren zestig van vorige eeuw stopten de brouwactiviteiten in Werchter. Een
aantal gebouwen werden afgebroken, anderen kwamen leeg te staan. Tot eind 1970
bleef er in een deel van de gebouwen een depot zodat het bier verder kon
verdeeld worden naar plaatselijke bierstekers en cafés. Eind december 1970 viel
het doek definitief over de brouwerij. De gebouwen en bijgebouwen werden
verkocht en kregen een nieuwe bestemming. De elektriciteitscentrale van de
brouwerij, in 1925 ingericht als smidse, magazijn en atelier, werd in 2003
gerenoveerd en door de gemeente ingericht als cultuurhuis met als passende naam
De Jack-Op.
Enkele
minuten later vertrekken we aan kp 71 op de Haachtsesteenweg. Tussen kpn 71 en
72 volgen we Dijlekant. Bij kp 72 naar rechts, richting Wakkerzeel. We
slalommen tussen het groene landschap met weide- en landbouwgronden. Enkele
bomen vertonen reeds hun herfstkleuren. Een enorme appelplantage wacht om
geoogst te worden. Tientallen vruchten liggen op de grond te rotten. Hopelijk
krijgen we de eerste dagen geen nachtvorst, zodat de boer nog wat tijd heeft om
te plukken. Het volgende veld is een perenboomgaard. Deze vruchten zijn reeds allemaal
geplukt. Ook de maïsvelden zijn klaar om afgereden te worden. De bladeren en de
stengels zijn verdort. De maïs zelf is goudgeel gekleurd.
In het
centrum van Wakkerzeel is de St-Hubertuskerk afgesloten. Gelovig of niet, je
komt er niet in. Waar is de tijd dat je op elk uur van de dag de kerk kon betreden?
Ook deze kerk is gebouwd in natuursteen, bovenop ijzerzandsteen. In 1914 ging
de kerk bijna in de vlammen op, toen de wegtrekkende Duitsers in het portaal,
dat als rustplaats voor de paarden werd gebruikt, in brand staken. De brand kon
echter op het nippertje geblust worden. Het is even stil hier in het dorpje tot
de speeltijd begint van het aanpalende schooltje. Het brengt even wat leven in
de brouwerij. Hier vinden we infopaneel nr 28. We lezen: De
herberg die hospitaal werd. In augustus en september 1914 lag Wakkerzeel twee
keer in de vuurlijn. Telkens deed café t Schuurke dienst als verbandplaats,
of geïmproviseerde medische hulppost. Legerarts Maurice Duwez (1881-1966) had
zich in 1914 vrijwillig gemeld als arts bij het 2de bataljon van het 4de
regiment karabiniers. Hij beleefde de Belgische terugtocht op de eerste rij: de
gevechten aan de Dijlelinie, de terugtrekking naar Antwerpen en de uitvallen
naar het zuiden, de val van Antwerpen en de definitieve terugtocht naar de
Westhoek. In 1917 werd hij daar het slachtoffer van gifgas, maar hij overleefde
het. Al die jaren hield hij een dagboek bij, dat hij nog tijdens de oorlog
onder het pseudoniem Max Deauville uitgaf als Jusquà lYser. We lezen in zijn dagboek: Amper
hebben twee brancardiers een gewonde binnengebracht ofer stappen alweer twee van hun collegas
binnen. Zonder ophouden draaien en keren hun wagens voor de kerk. Ze moeten
zich haasten om de gewonden in en uit de autos te helpen, anders komen er
opstoppingen van. In de klokkentoren van Wakkerzeel turen verkenners door
verrekijkers naar de horizon. Ze schreeuwen de inschietcijfers en de
doelwitten. Een artillerist onderaan de toren geeft ze door aan batterijen.
Munitiewagens rijden in volle vaart voorbij. Een krijgsgevangen Duitser
in grijsgroene kledij wordt weggeleid door twee mannen met de bajonet op het
geweer. Een soldaat komt de verbandplaats binnengestormd. Een grendel!, roept
hij. Geef mij een grendel, want die van mijn geweer klemt!. Een andere
soldaat krijgt een zenuwaanval. Hij huilt bij elk artilleriesalvo en gilt als
een dol geworden dier. Inmiddels heeft de eerste soldaat een grendel gevonden.
Hij glimlacht, zegt Zo zal t wel gaan en voegt zich weer bij zijn kameraden
die in de richting van de vijand marcheren.
Café t
Schuurke is al verschillende malen gerestaureerd maar nog steeds een café à la
carte met oplaadpunt voor elektrische fietsen. We rijden naar de begraafplaats
van Wakkerzeel. De kapel ernaast is van de Troosteres der Bedrukten, bid voor
ons. Het is een hoge kapel met puntdak. Achter de bruine dubbele deur staat het
Heiligenbeeld van Maria. De bezette muren binnenin zijn blauw geschilderd.
Plastieken bloemen fleuren het wat op. Op de begraafplaats liggen Oud-Strijders
van beide Wereldoorlogen. Een kleine dodenakker waar oude zerken schots en scheef staan.
Eeuwig durende grond en niemand kijkt er nog naar om. De oudste zerk dateert
van na de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd het kerkhof ontruimd en de
stoffelijke resten werden naar hier overgebracht.
We rijden
langs de 18de-eeuwse ommuurde pastorie die gebouwd werd door de abt van de
abdij van Park. Naast de pastorie is een kringlooptuin aangelegd. De poort is
op slot. Ons Rina rijdt bijna rond
het domein om een foto te kunnen nemen van het pand. Tussen kp 26 en 27 rijden
we op een onverhard stuk weg met kuilen en grind. 1,4km afzien. Links en rechts
puur natuur. Dat maakt het goed. We genieten nog van de laatste kleuren en
geuren van bloemen naast ons pad. Er staan nog enkele zonnebloemen in de
voortuin bij een hoeve. In de verte wordt de maïs afgereden. Een tractor met
oplegger rijdt ernaast en vangt de pulp op. De boeren hebben geen tijd voor een
fietstocht. In de buurt staan nog verschillende bunkers uit WOII. Een infobord
nodigt uit voor een fietstocht met de toepasselijke naam: Bunkers Binnenste
Buiten. Sommige zijn afgespannen met prikkeldraad. Een vliegtuig vliegt laag
over ons heen. We zien de verbrande gassen uit de turbines komen. Zaventem is
niet echt veraf. We rijden voorbij afgereden maïsvelden. Nog een maand en we
hebben terug vergezichten. Ernaast een veld met hectaren koolzaad. De gele
bloempjes zijn onmisbaar te herkennen.
Tussen kp 27
en 28 staat infopaneel 17 in de Kasteeldreef. Maar dat hebben we gezien tijdens
onze Dijlefietstocht 1. Bij kp 28 besluiten we nog even naar het centrum van
Tildonk te rijden. Bij onze eerste Dijleliniefietstocht hebben we twee
infopanelen gemist nabij het voormalige klooster. Het was er tevens heel druk
door de open deur dag. We vinden de borden nog niet terug. Ik stap het
infokantoor binnen en vraag ernaar. Door de werkzaam-heden kunnen de borden
niet geplaatst worden. Niets aan te doen. Terug naar kp 28.We
rijden langs het kanaal Leuven-Dijle. Het plantsoenbos ligt rechts van ons. De oppervlakte bedraagt
ruim één hectare en is begroeid met els, berk en hazelaar. We houden halt bij het sas van Café
Maritime. Een infobord verklaart: De Leuvense vaart werd
gegraven in 1750. De oorspronkelijke drie sluizen (Kampenhout, Mechelen,
Zennegat) konden het hoogteverschil van 14 meter tussen Leuven en de uitmonding
van het kanaal in de Dijle niet aan. In 1760-1763 werden drie nieuwe sluizen
gebouwd te Battel, Boortmeerbeek en Tildonk. Het Tildonkse sas (1762) is van
het type dubbeleschutsluis met twee buikvormige kolken. Het sashuis (1771-1772) is in zijn
authentieke vorm bewaard gebleven. Recente
restauraties dateren uit 1982 en 1996. De sassenierswoning was steeds eveneens
een herberg, ooit zelfs hotel-restaurant. In de gewelfde kelder onder de
gelagzaal bevond zich de stal voor de paarden van de trekdienst. Sas en sashuis
zijn wettelijk beschermd sedert 1936.
Ook hier, langs
het kanaal, zien we verschillende kleine bunkers. Bij kp 32 slaan we rechtsaf
en verlaten het kanaal. We worden omgeven door een weiland waarop een tractor
aardappelen rooit. Het brengt een hoop stof mee. Het waait gelukkig naar de
andere kant. Meeuwen vliegen chaotisch achter de tractor aan. Als ze plaats
genoeg hebben strijken ze op het veld neer om restjes te verorberen. Bij de
volgende bunker liggen de betonnen zandzakjes nog op het dak. De stalen krammen
zijn nog aanwezig. Hier werden de camou-flagenetten aan bevestigt. Takken en
struiken werden er in gevlochten zodat er vanuit de lucht geen spoor van bunker
te zien was. De toegang van het gevaarte is zorgvuldig dicht gemaakt met
ijzeren deur en tralies. Aan de gevel van een moderne boerderij hangt een
bordje dat geplaatst werd door de gemeente Haacht. Zwart op wit lezen we: Hier
woonden: Léon Neuhard (1910-1967). Verzetsleider van de Witte Brigade Fidelio.
Politiek gevangene, oorlogsinvalide 1940-1945 en Hermandine Verjauw
(1911-1990). Koerierster en gewapend verzetsstrijdster van de Witte Brigade
Fidelio 1940-1945.
Bij de
appelboomgaarden staan de grote houten bakken gevuld met sappig fruit. Klaar om
opgeladen te worden. Voor het centrum van Winksele-Delle staat ons volgende
infobord in de Ketelstraat, een zijstraat van de Mechelsesteenweg. We lezen: De
broedermoord. In 1914 was de
Mechelsesteenweg de snelste route van Leuven naar Mechelen, en zo verder naar
Antwerpen. In het Duitse leger bestond de regel dat de voorhoede alle huizen
langs grote verbindingswegen stukschoot en/of platbrandde: zo konden de
kilometerslange troepencolonnes er veilig langs. Van die regel werd ook
Winksele-Delle het slachtoffer. Eind augustus brandden Duitse troepen er 57
huizen plat. Voor de 1500 inwoners (in Delle woonden toen meer mensen dan in
Winksele zelf) was een ramp. Pieter Goeseels was achttien in 1914, maar zou
zich tot op hoge leeftijd blijven herinneren wat er gebeurde toen de Duitsers
kwamen: Ze sleurden de broer Staes uit hun pachthof, vier jonge boeren. Ze
spraken de jongste aan: Kent gij deze man? Ja mijnheer, dat is mijn tweede
broer. Toen schoten ze hem ook neer. Hetzelfde
met de derde broer. Op het eind zei de jongste tegen de Duitsers: Schiet mij
nu ook maar dood, mijnheer. En dat hebben ze niet gedaan Pastoor in het verzet. Pastoor Felix Moons
van Winksele-Delle was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in het verzet. Hij
was lid van een geheime organisatie die informatie over Duitse
troepenbewegingen doorgaf aan de geallieerden. Soms vermomde hij zich als
veekoopman, leurder of pachter.In
1917 werd hij aangehouden. Na maandenlange ondervragingen werd hij in maart
1918 geëxecuteerd in fort V in Edegem, bij Antwerpen.Zijn geboortestraat in
Diest werd na de oorlog naar hem genoemd.
We stoppen
bij de Heilig-Hartkerk van Winksele-Delle. Deze neogotische kerk in
rode baksteen en witte zandsteen werd gebouwd van 1914 tot 1936 naar plannen
van architect Langerock, leerling van Helleputte en ontwerper van de
neo-romaanse abdij Keizersberg in Leuven. De oorspronkelijk voorziene toren van
ca. 35 m hoog werd om financiële redenen niet uitgevoerd. In plaats kwam er het
sterk gereduceerde torentje boven het portaal. Ook het koor en de sacristie
werden kleiner dan oorspronkelijk uitgevoerd. Info van Stuurgroep Erfgoed.
Het Heilig
Hartbeeld, naast de kerk, werd geschonken in 1951 door de familie Simonart. De Lourdesgrot werd in 2003 op deze plek
herbouwd met dezelfde stenen door Norbert Soetaert. De grot stond voorheen aan
de andere kant van de kerk en werd gebouwd door Pastoor August Van Eyck en
August Verhoeven. Ze werd plechtig ingezegend op 3 oktober 1937. Waarom ze
verplaatst werd, wordt niet vermeld. We verlaten het centrum en rijden weer tussen
de hoge maïs. De vele bunkers op het land is een doorn in het oog van menig
landbouwer. Ze verwijderen is echter geen optie. Links van ons bevindt zich het
Kastanjebos van Herent. Het natuurreservaat heeft aangeduide wandelpaden en
is het hele jaar toegankelijk. Bij kp 95 zijn we in Veltem, een buurgemeente
van Herent.
Voor het
dorp Herent slaan we rechtsaf. In de Bosstraat. Nog een stukje kp 95. Na kp 38
rijden we op een smal asfaltpad tussen de maïs. Hier is nog veel werk voor de
dorsmachine. Hier voel je niets van de wind. Op een ander veld wordt machinaal
de suikerbiet geoogst. Het loof wordt van de groente verwijderd en de bieten
worden langs de kant op een hoop achtergelaten tot het door een grote
vrachtwagen wordt opgeladen. Het wordt warm en we willen een terrasje doen. We
naderen Winksele, misschien daar? Landbouwgronden met pas geplante groenten, winterui,
winterpostelein, spitskool... Bij de Maria Hemelvaartkerk van Winksele op het
Kerkplein vinden we infopaneel 12: Nooit teruggekeerd. Op het
monument voor de gesneuvelden, rechts van de kerk, staan negen namen: negen
jongemannen uit Winksele- een dorp van een paar duizend zielen- die vochten in
het Belgische leger en niet levend terugkeerden. Wanneer je de plaatsen en jaartallen
achter de namen op een rijtje zet, kan je het verloop van de oorlog goed
volgen.In
augustus 1914vielen
de Duitsers het land binnen. In de
streek van Leuven en Mechelen werd er hevig gevochten. Daarbij sneuvelde F. Empereur.
Na de val van Antwerpen trokken de Belgen zich halsoverkop terug achter de
IJzer. Daar leverden ze eind oktober nog één grote veldslag. Jan Hendrickx was
bij de slachtoffers. Begin november liep de oorlog vast in de IJzervlakte. In
de jaren daarna werden er geregeld offensieven gelanceerd die weinig
terreinwinst opleverden, maar talloze soldaten het leven kosten. Onder hen
verschillende jongens uit Winksele. Drie
van hen overleden in het veldhospitaal van Cabour, nabij Adinkerke. Dat was in 1915 opgericht om de vele gewonden
van het IJzerfront te verplegen. Er konden 500 soldaten tegelijk worden
verzorgd. Pas in 1918 lukte het om de Duitsers voorgoed te verdrijven. Op 2
oktober, amper een maand voor de wapenstilstand, sneuvelde daarbij ook Francis
(Frans) Rochette. De Rochettestraat in
Winksele is naar hem genoemd. In vier jaar tijd sneuvelden ongeveer 42.000
Belgische militairen: één derde tijdens de eerste oorlogsmaanden, één derde
achter de IJzer en één derde tijdens het slotoffensief. Dat patroon is ook te
herkennen op dit monument.
Ook deze
kerk blijkt gesloten, er hangt echter een vaandel te wapperen met de woorden
Open Kerken. Het portaal van de kerk wordt ondersteunt door een houten schot.
Het gebouw moet hoognodig
gerestaureerd worden. Een kerkhof behoort hier eveneens tot het verleden. Er
resten slechts enkele ijzeren kruisen tegen de zijgevel.
Kleine
vierkante bordjes met een klaproos leiden ons tot bij infopaneel 13 op de
Brusselsesteenweg. Slecht geplaatst. Per toeval kijk ik achterom en zie ik het
paneel staan. We lezen: De begraafplaats van Veltem-Beisem. Op de
begraafplaats van Veltem-Beisem rusten Belgische slachtoffers van de gevechten
aan de Dijlelinie, in augustus en september 1914. Die gevechten vonden plaats
tijdens de zogeheten uitvallen uit Antwerpen. Er waren tienduizenden soldaten
bij betrokken en er vielen honderden doden. Na en soms zelfs nog tijdens de
veldslag werden de gesneuvelden haastig begraven. Gewoonlijk werden ze in de
maanden daarna heropgegraven en op een meer geschikte plek ter aarde besteld.
Soms gebeurde dat door vrijwilligers; soms dwongen de Duitsers gewone burgers
om deze onaangename klus uit te voeren. Enkele begraafplaatsen werden nog
tijdens de oorlog door de Duitse bezetter aangelegd, maar de meeste dateren van
na de oorlog en werden aangelegd op initiatief van de Belgische staat. Dat
geldt ook voor de begraafplaats van Veltem-Beisem. Het gaat om een verzamelbegraafplaats:
de meeste slachtoffers zijn elders gesneuveld of overleden, en zijn achteraf
heropgegraven en hierheen overgebracht. Enkele gesneuvelden werden na de oorlog
dichter bij huis begraven, maar dan moesten de nabestaanden alle kosten dragen.
Een plaatsje op één van de officiële oorlogskerkhoven was gratis. De
begraafplaats werd geopend in 1925 en is 1,14 hectare groot. Er rusten 904
Belgische militairen, van wie er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden.
Allemaal vielen ze tijdens de twee uitvallen uit Antwerpen. De begraafplaats
ligt aan de steenweg van Leuven naar Brussel, in de jaren twintig de drukste
verkeersas van het land. Daardoor was ze snel en makkelijk bereikbaar voor
nabestaanden uit heel België. De foto, op het infopaneel, toont koningin Elisabeth
tijdenseen bezoek aan de begraafplaats
in 1955.
We rijden
verder tot de begraafplaats van Veltem-Beisem. Er staan geen wegwijzers
naartoe. Langs de drukke
Brusselsesteenweg vinden we de Belgische begraafplaats. Gelegen in de diepte.
Langs trappen te bereiken. Onder de trappen is een schuilplaats met grondplan
en register van de begraafplaats. Een infobord van 2014-18 heeft een gehaakte
poppy en verklaart: In 2014, dit jaar dus, is het 100 jaar
geleden dat Wereldoorlog één uitbrak: een strijd die aan miljoenen mensen het
leven gekost heeft. Ondanks het feit
dat de laatste menselijke getuigen overleden zijn, blijft deze periode
voortleven in het collectieve geheugen van ons land. België speelde een
belangrijke rol, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten.
Ter herdenking van de Groote Oorlog en de gevallen soldaten hebben talloze
vrijwilligers uit Scherpenheuvel-Zichem klaprozen (of poppies) gehaakt. De
klaproos is het internationaal symbool van de nagedachtenis aan WOI. Dit is
te danken aan het gedicht In Flanders Fields van de Canadese militaire arts
John McCrae, dat hij in 1915 aan het front in de Westhoek schreef. De klaproos is een bijzondere bloem
die bloeit op verwoeste grond waar andere bloemen geen kans krijgen. Ze
symboliseert de hoop op leven in de verwoesting aan het front. De bloedrode
kleur verwijst naar het bloed van honderdduizenden jongeren die aan het Vlaamse
front sneuvelden.Onderaan het bord werd het gedicht in
twee talen afgedrukt.In het midden van de dodenakker wappert de Belgische vlag. Op alle zerken
werd een driekleur aangebracht waarvan sommigen een zwart kruis hebben, de
onbekende soldaten kregen een leeuw en sommigen gewoon de driekleur. Achteraan
hebben enkele zerken de gehaakte poppy opgekleeft.
We rijden
naar het centrum van Veltem-Beisem voor de molen. We moeten het tweemaal vragen
voor we het geraamte vinden. Het is privé bezit geworden. Zonder wieken, maar
helemaal wit geschilderd en gerenoveerd. Onderaan is een garage, nieuwe ramen
en een TV-schotel maken het duidelijk dat de ex-molen niet te bezichtigen is.
Terug naar kp 38. Een heel eind terug
langs de drukke baan. Voor het centrum van Herent vinden we paneel nr 11 in de
Klein Dalenstraat. De titel is niet uit de lucht gegrepen: De
Martelaren van Herent. Als je de hogesnelheidslijn en de moderne woningen
even wegdenkt, krijg je hier een aardig idee van hoe Herent er in 1914 moet
hebben uitgezien: een boerendorp tussen grazige weiden en beboste heuvels. Net
zon uitzicht hadden honderden inwoners van Herent toen ze in de eerste oorlogsweken
vluchtten voor het Duitse leger en nog één keer omkeken naar hun dorp of,
voor de blijvers, toen ze door Duitse soldaten werden weggevoerd naar een
onbekende bestemming. Eén van de Herentenaars die dat overkwam, was pastoor Van
Bladel. Toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers in aantocht waren,
zochten zowat tweehonderd mensen hun toevlucht in de pastorie op het
O.L.Vrouwplein. Pastoor Van Bladel en onderpastoor Huypens gingen de Duitsers
vragen hun parochianen te sparen. Ze waren nauwelijks terug in de pastorie toen
ze werden opgepakt. Ze werden weggevoerd naar Tildonk en Rotselaar. Daar werden
ze een nacht lang opgesloten in de kerk. De volgende ochtend ging het
via Wezemaal, Putkapel en Wilsele naar Leuven. Daar werd pastoor Van Bladel, in
de ochtend van 28 augustus, samen met verschillende anderen geëxecuteerd in het
plantsoentje op het stationsplein, het huidige Martelarenplein. Een pastoor die samen met Van Bladel
gevangen werd gehouden in de kerk van Rotselaar schreef in zijn dagboek: Deze
voormiddag is pastoor Van Bladel van Herent bij ons in de kerk opgesloten. Hij
kreeg een plaats bij het zijaltaar aangewezen, maar men ziet hem gedurig
opstaan: hij wil tot het volk spreken. Hij loopt naar een Duitse bewaker en schijnt
het hoofd verloren te hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij vermoord zal
worden. Pastoor Van
Bladel en de andere gefusilleerde burgers werden op het Leuvense stationsplein
begraven. Pas in januari 1915 werden hun lichamen weer opgegraven. De pastoor
werd ter aarde besteld op het kerkhof van Herent, naast de sacristie. Een jaar
na de oorlog besliste de gemeenteraad om de vroegere Kerkweg in het centrum om
te dopen tot Van Bladelstraat.
Bij het
station van Herent staat infopaneel 10 op de Mechelsesteenweg. We lezen: Bloedbad
in Herent. Veel mensen weten dat Leuven in 1914 door de Duitsers in brand
gestoken en geplunderd werd. Daarbij kwamen meer dan tweehonderd burgers om het
leven. Veel minder bekend is dat ook Herent uiterst zwaar getroffen werd. Op 26
augustus 1914, een dag na het bloedbad in Leuven, marcheerden Duitse eenheden
Herent binnen. Ze staken er tientallen huizen in brand, vooral aan en rond de
Mechelsesteenweg. Vanaf het Windgat (bij de huidige snelwegoprit) tot aan het
kruispunt van de Winkselsesteenweg en de huidige Gebroeders Massantstraat
stonden na afloop nog maar enkele huizen en boerderijen recht. Bij die branden,
en bij de moordpartijen die ermee gepaard gingen, kwamen 72 inwoners om het
leven. In verhouding was dat veel meer dan in Leuven, want Herent had toen maar
5.000 inwoners.
Aan de
overkant staat het nieuwe complex dat het gemeentehuis, politiebureel en de
Bibliotheek huisvest. We lezen daarover: Enkele honderden meters hier
vandaan, aan de overkant van de spoorweg staat nog altijd het oude
gemeentehuis. Op 26 augustus 1914
vielen Duitse eenheden er binnen; ze vernielden de inboedel en staken het
gebouw in brand. Het volledige gemeentearchief vanaf 1830 ging verloren,
inclusief de registers van de burgerlijke stand. Op de foto, bovenaan de tekst, zien we
dat alleen de muren nog overeind staan de ergste ravage was toen al
opgeruimd. In 1920 werd het gemeentehuis vrijwel in zijn oorspronkelijke staat
heropgebouwd.
Café Floreal
is gesloten. Zo te zien zal het ook niet meer open gaan. Het staat al een
tijdje te koop of te huur. Om een terrasje te doen zullen we moeten wachten tot
in Wilsele. Op de begraafplaats van Herent, naast de spoorweg, ligt menig
Oud-Strijder en oorlogsvrijwilliger van de Tweede Wereldoorlog begraven. De
meeste zijn rond WOI geboren en waren amper 30 jaar oud. Na kp 93 rijden we op
het Jaagpad van Leuven-Dijle. Op de andere oever bevindt zich een
industriegebied. We fietsen voorbij de Koninklijke Marine Kadetten, een school
voor jongeren die de basisprincipes leren van het varen en het leven aan boord.
Het volgende complex is de Remytoren.
Het bedrijf werd opgestart in 1855, door Edward Remy, als producent van
rijstzetmelen. Nu biedt het hoogwaardige kantoorruimte aan. Te huren of te koop. We passeren enkele
bunkers langsheen het jaagpad. Bij kp 31 bevinden we ons bij Keierveld. Als we
kp 35 volgen komen we voorbij het centrum van Wijgmaal. We wijken af en rijden naar de kerk van
Wijgmaal. We willen nu iets vinden om te drinken. Op een schaduw terras drinken
we een Omer en een alcohol vrij biertje voor ons bomma.
We stoppen
nog even bij de kerk voor het monument van 1914-18. Opgericht aan zijnen
Helden. Voorbij het H. Hart naar het portaal van de kerk. We moeten zien of we
binnen kunnen. Een wonder geschiedt! De kerk is open. Het interieur is licht.
Nochtans is de zoldering in een donkere houtsoort. De muren zijn wit
geschilderd. De glasramen zijn indrukwekkend. De tekst onder de Heiligen, van
de glas-in-loodramen, zijn nog in het Latijn geschreven. De enige die we
erkennen zijn Adam en Eva. Het zonlicht schijnt door de ramen en nu komen de
kleuren beter tot hun recht. Bij het station van Wijgmaal staat het monument
van Eduard Remy. Hoog op zijn sokkel zit hij in op zijn troonzetel en kijkt
starend in de verte. Een bordje op de sokkel vermeldt: Edouard
Remy, 1813-1896. Stichter fabrieken Remy nv in 1855. Inhuldiging Campus Remy,
19 maart 2005. De fabriek werd helemaal omgebouwd
tot een moderne school. We verlaten de campus en rijden verder. Even later
krijgen we argwaan. Het is lang geleden dat we ons knooppuntenbordje gezien
hebben. We vragen aan een voorbijganger of we richting Rotselaar rijden. Het
antwoord is positief, maar hij wil ons een kortere weg tonen. Wij bedanken en rijden verder tot
het eind van de baan. Links Leuven, rechts Aarschot. Niet goed hé? Terug dan maar tot bij het
monument van Remy. Daar zien we onze fout. We moesten vroeger zijn afgeslagen. We
rijden naar Rotselaar. De zon duikt achter de wolken als we het natuurdomein
Wijgmaalbroek doorkruisen. Een infobord legt de bezoeker uit wat men hier in
het bos kan vinden. Bij kp 30 vinden we het Oorlogsmonument Molen-Rotselaer.
De tekst eronder luidt: Ze waren 300 der 5de- en 25ste linieregimenten en
mitrailleurs der 5de brigade die vielen op den morgen van 12 september 1914. De
tekst in het Frans staat ernaast. Op drie verticale stenen panelen staan de 114
namen gegraveerd van de slachtoffers. De oud-strijders van Rotselaar richtten
in 1935 dit monument op. De tekst
luidt: Op
12 september 1914 sneuvelden hier 263 militairen van de 5de Brigade waarvan 169
van het 5de Linieregiment. Wij herdenken naast de 149 niet Geïdentificeerde
kameraden van de 5de Brigade.
Infopaneel
nr 9 verklaart nader: In deze omgeving werd op 12 september 1914 de
Slag aan de Molen gestreden, een bloedige episode van wat militaire historici
de tweede uitval uit Antwerpen noemen. Over die slag verneem je meer op het
informatiepaneel aan de Molen, een paar honderd meter verderop in de richting
van Rotselaar. Hier sta je voor twee monumenten voor de slachtoffers. Het
monument achteraan gedenkt alle gesneuvelden van de 5de Gemengde Brigade (zo
genoemd omdat ze manschappen van het 5de Linieregiment, het 25ste Linieregiment
en een Compagnie Machinegeweren bundelde). Het opschrift heeft het over 300
doden, maar in werkelijkheid waren het er nog meer. Na de oorlog werd de straat
omgedoopt tot vijfde Liniestraat, en werd de gemeente Rotselaar peter van het
5de Linieregiment. Het kleinere monument vooraan gedenkt luitenant Werner
Bavay. Het werd opgericht door zijn weduwe het opschrift is in deftig Frans,
want de familie was van adel. We weten vrij precies wanneer de luitenant
sneuvelde: op 12 september 1914, tussen half elf en kwart voor elf s morgens.
Een naïef plan? De dagorder van 12 september 1914 de officiële proclamatie
van het strijdplan voor die dag was erg positief, op het naïeve af: Vandaag,
12 september, zet het Belgisch Veldleger krachtdadig de aanval tegen de Duitse
stellingen voort. De 2de Legerafdeling zal Wezemaal aangrijpen. De overige
strijdkrachten zullen naar het westen marcheren en het kanaal oversteken te
Tildonk, waar zij een brug zullen werpen. De mannen op het terrein waren
minder optimistisch. Het terrein was ideaal voor een Duitse hinderlaag: hoge
oevers en smalle bruggen, en overal groen dat de verdedigers dekking bood. De
steenweg vanuit Rotselaar loopt via twee smalle bruggen over twee armen van de
Dijle, waarschuwde kapitein de Grox van het 1ste regiment Grenadiers. Ten
zuiden van de bruggen vormt de rivier een brede, diepe plas met steile,
dichtbegroeide oevers. De molen en de huizen eromheen worden aan het oog
onttrokken door bomen, struiken en hagen. Het schootsveld is zeer beperkt.
De molen van
Rotselaar bestaat nog steeds, al werd er duchtig gemoderniseerd. Het rad is
echter niet meer te zien. De site is privé. In een bijna verborgen hoekje staat
de grafzerk van Joseph Boden, eenzaam naast een kunststuk van verroeste
obushulzen. Hij sneuvelde op 12 september 1914. Infobord 8 vermeld De
Slag bij de Molen. Je bent hier in het gehucht De Molen zo genoemd vanwege
de watermolen op het eilandje in de Dijle. Op 12 september 1914 vond hier een
kort maar bloedig gevecht plaats, dat de boeken is ingegaan als de Slag bij de
Molen. Die dag kregen Belgische eenheden d opdracht om vanuit Rotselaar door te
stoten naar de vaart in Wijgmaal, waar de Duitsers lagen. Daarvoor moesten zee
langs De Molen. De brug over de
Dijle was een stuk smaller dan nu en vormde een flessenhals. De Duitse
artillerie had de brug onder schot. Toen de eerste Belgen de brug over wilden,
werden ze onder vuur genomen. Er vielen tientallen doden; honderden gewonden
probeerden zich door de inslaande kogels en granaten heen in veiligheid te
brengen. Na enkele uren werd de toestand onhoudbaar en moesten de Belgen zich
terugtrekken in de grootste wanorde, want de meeste officieren waren
uitgeschakeld. Veel soldaten probeerden de Dijle over te steken en verdronken
in het snelstromende water; anderen werden neergeschoten terwijl ze door de
velden in de richting van Werchter renden. De Slag bij de Molen kostte meer dan 300
Belgen het leven, plus zowat 50 Duitsers. Achteraf bezweken nog heel wat
gewonden in het ziekenhuis. Meer
dan 200 slachtoffers rusten op de militaire begraafplaats in Veltem. Een paar meter verderop zie je een
gedenksteen voor één van hen: soldaat Joseph Boden uit Waremme. Onderaan een oude foto met Belgische
militairen lezen we de volgende korte tekst: In 1914 gebruikte het
Belgische leger nog honden om de zware machinegeweren te trekken. Op 12
september joeg een artillerist in paniek twee honden met machinegeweer de Dijle
in. De stroming was te sterk en de dieren werden meegesleurd.
In feite
moeten we linksaf naar Werchter, maar we rijden rechtdoor naar de kerk van
Rotselaar. Een paar honderd meter verder. Op de hoek van de volgende straat
staat het gebouw van de voormalige brouwerij Mena. Ze was actief van 1897 tot
1969 en opgericht door een leerling van Jack-Op. Het gebouw is nu omgebouwd tot
gemeentelijk cultureel vrijetijdscentrum. De Sint-Petruskerk van Rotselaar, op
het Dorpsplein, is gebouwd in de 16de eeuw. We kunnen ze eveneens bezoeken. Bij
onze binnenkomst krijgen we een zangboekje en een blad met notenbalken en
muzieknoten in de hand gedrukt. Om zeven uur begint een dienst. Wij bedanken
echter en zeggen dat we niet zoveel tijd hebben. Ik rust achteraan even uit
terwijl bomma een kort toertje door de kerk maakt. We zijn ervan onder de indruk.
Het is een mooie kerk. De schilderijen in het koor zijn van de 17de en 18de
eeuw. Terug buiten maken we een toertje rond de kerk. De grafzerken zijn ook
hier jaren geleden verwijderd. Nog enkele staan tegen de gevel ter herinnering
aan vervlogen tijden. De
achtergevel staat in de stelling. Het monument voor gesneuvelden van beide oorlogen
is in de muur ingewerkt. Het brengt hulde aan hun helden en martelaren. Aan de
overzijde bevindt zich het gemeentehuis. Eveneens een modern complex. Naast de
kerk nodigt een terras uit om een laatste drink. Nog drie kilometer tot onze
auto. We rijden niet terug tot bij de watermolen. Hier zien we een pijl staan
richting Werchter. Het is wel langs de grote baan. Maar tien minuten later
staan we naast de auto. Het is 19:10u als we terug naar huis rijden. Tot
schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron:
Wikipedia
Fietsknooppunten:
89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km
Woensdag 17
september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind.
De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag
zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we
vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk
van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is
het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het
monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen
aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het
altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de
kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we
door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen
met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast
het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het
plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant
op. We maken een praatje. Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een
kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als
monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en
uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl. We verlaten samen
de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.
Ons eerste
infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: De
eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914,
enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs
controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden
23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op
in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven
maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later
kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek zichtbaar zenuwachtig, want
aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de
kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De
volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van
daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit
naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas
maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars
stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis. De list van de luitenant. Toen
een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de
kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De
ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan
en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één
derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden
er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten. Zeven anderen werden daadwerkelijk
geëxecuteerd. Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste
oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met
voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze
hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de
Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De
pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten.
Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd
opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14
november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode.
Op de
begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument
is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de
kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden
gefusilleerd. Een zerk vermeld: Doodgemarteld in Roeselare. Enkele grafzerken
van WOII.
Het stenen
kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een
half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg
ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de
parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele
maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We
wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten
klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid
staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of Moedermeule werd
omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd.
De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast
voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming
langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op.
Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een
appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met
trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.
We rijden
terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor
het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven
silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de
Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds
getroffen en stuiken neer. Het infobord
tegen de gevel verklaard: Op deze plaats werden op 20 augustus
1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten
terechtgesteld. Een
arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst.
Voorbij het
dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan
leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk
vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit
voorzorg haar fietshelm. Bij elke
dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met Verboden toegang, privaat
domein. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten
ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is
uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het
Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile
klimming die we als echte veteranen te voet afleggen.De tekst is in het Frans. Achter het
memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: Ter herinnering aan
de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de
heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen
van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars,
laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914.
Mogen zij rusten in vrede.
Hier vinden
we info 4: In koelen bloede gefusilleerd. Op deze plek toen nog
een weide werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig
onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig
anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het
stadscentrum. Een foto
boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij
bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen
vervolgens: Om elf uur s avonds werd een groep van tientallen
gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op
de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen
van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een
slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten.
Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de
beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in
een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de
executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het
overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt.
Schuin
achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in
1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens
vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat Christus op de
koude steen, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte
toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het
standbeeld van de Mijmering, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk
van G. Wouters. Een bordje verklaart: 19 en 20 augustus 1914. Wij
hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet.
We rijden
verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de
beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel houden we halt. De Ommegangkapel Weg om is een
Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: Hersteld in 1989. Ze is echter
ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en
muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de
maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het
begijnhof staan de gerestaureerde s Hertogenmolens over de Demer. Via een
waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier
verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie.
Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie,
feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar
is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel
ijzerzandsteen gebruikt.
Aarschot is
één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die
bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel
België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We
stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de
bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door
Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797.
In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond
de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de
inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans
wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven
elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het
Begijntje. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit.
Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende
bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de
herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge
toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo
geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: Vereerd meer dan 300
jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912. Het tweede steentje vermeld: In
den Demer teruggevonden werd het door t Aarschotsch volk in eere hersteld op
28 april 1912. De kapel
wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.
Tussen het
begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger
de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een
kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens
WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de
Waffen-SS er zijn intrek. In dat jaar
bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het
heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot
een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van De Magister in de
voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.
Bij de O.L.Vrouwekerk
van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de
ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van
de foto luidt: Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een
brandstapel gebouwd. We
lezen verder: Kazerne, stal en gevangenis. De
O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van
Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de
Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken
opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de
kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als
paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen:
iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw
zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als
bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest,
vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog
honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun
huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind. Een Belgische soldaat schreef in
zijn dagboek: Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en
vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie
weken geleden waren opgesloten. Ze
waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood
en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig.
De O.L.Vrouwekerk
is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd
pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren
is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in
de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts
naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard,
de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor
van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een
plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de
kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de
hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.
In het
stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster
dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning
worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk
zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben
gezeten. Het
Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc
Blickx, onthuld op 15 augustus 1949.Ook
hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende
herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J.
Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn
geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort,
gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan
linksaf. De oude Waterpompop het plein
is een armpomp van 1776 met een Kasseistamper uit de 20ste eeuw. Kasseistamper
is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote
monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele
huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl
heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als
titel: De
lont in het kruitvat. In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat
woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de
Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste
akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de
ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun
bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester
Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon.
Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er
in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu
weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen
soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende
burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners
naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er
werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen
mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de
slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige
zoon Louis.Een getuige van 13 jaar vermeldt: De
soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden
doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs
de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. Nu gaan wij jullie
in die brandende huizen duwen, riepen ze. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na.
Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek
staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide
wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de
arduinen muur gebeiteld.
Het is vrij
rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen
zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De
parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen
met trapgevels. Op de hoek staat
het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de
bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland
Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild
van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De
toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang
zit een beetje onder het straatniveau.
Voorbij het
moderne glazen stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en
gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring
hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden
uiteraard. De jonge en de vis wordt Demerdromen genoemd, een beeld van M.
Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van
de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen
steen staat de tekst: Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27
augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van
zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer.
We komen
terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken
op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.
Met de
fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat
naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker.
De Orleanstoren op
de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens
de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend
neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar,
noemde deze plaats Bekaf. Julius was gevleid door de mooie woorden en
beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren
welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op
enkele fotos was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten
kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog
de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen
de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun
angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot
bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen
herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: Aan
Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 18.
Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op
18 oktober 1943. Het
standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we
omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude
kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek
bloemen.
We rijden
naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de
begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld
oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: Aarschot
dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914
1918. Verderop is paneel
nr 1: Hier,
op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen
slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren
en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar
liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort
maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in
de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers,
maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet
minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg
en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord. De meeste doden werden eind 1914 opgegraven
waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers dikwijls
bemiddelde, Franstalige notabelen liggen elders op deze begraafplaats in een
familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie,
het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen nu niet langer te zien met
het opschrift: laffelijk vermoord door de Duitsers werd in 1940 door de
familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België
binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe
represailles.
Tegen de
muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het
Sancta Maria instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de
grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in
2003.
De molen is
totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs
geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het
reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al
jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking
groeit het onkruid een meter hoog.
Opdat we een
kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar
de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha
groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het Grotteke van
Meetshoven werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken
laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de
grot staat de Calvarieberg.Dankbetuigingen
werden tegen de grot bevestigt: Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze
Lieve Vrouw om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan
verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In
deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en
grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op.
Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een
klein stuk terug en volgen knppnt 10.
Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de
Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen.
Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij
knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord
heeft men fotos geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een
jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die
kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de
rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten
brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar. Bij taverne Torenhoven stappen we van onze
fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de
Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: Toren
ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de
eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de
heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem.
De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een
wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De
toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar
via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de
oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen
dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse
renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij De
Toren. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 1939 bier
gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel
Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument
sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is
genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar.
Om 18:15u
rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier
en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een
eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt.
De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter
geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen
Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een
kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide
school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene
bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We
trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar deSt-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van
lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we
infopaneel nr 7 en lezen we: Je
staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide
wereldoorlogen. Elk dorp in de
wijde omgeving heeft zon monument, en daar is een reden voor: de dorpen van
het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19
augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en
vermoordden twee inwoners onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich
uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers
opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in
de flank had aangevallen. Twee
dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen,
vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten.
Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland
werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de
kapel. De
gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: Op
donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn
huis naar de kerk gejaagd. Mijn noenmaal
was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus s morgens ten
4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist
het!Over de gijzeling in de kerk, vertelden
pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: Tegen
de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode,
Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man
(waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van
donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier
geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en
sloegen. Op het bord staat een oude foto
afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: Aan
de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg.
Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het
Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost
zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een
replica.
Op de herdenkingszuil
staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de
zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de
namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten
Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet
onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van
O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die
prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden.
Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden
een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen
heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de
kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op
transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van
de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers
van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland
en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de
zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden
in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van
Munster. De foto
onderaan toont een grafzerk: Het lijkt een grafsteen, maar er ligt
niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van
Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster. In het kamp van Munster werden
meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De
gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en
uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet
levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en
ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde
Wezemaalnaars. We lezen: Den eersten nacht meenden wij dat er
niemand van ons s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten
werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals
hier de mussen geschoten worden. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee
gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van
Munster: We werden door de soldaten in een grote donkere
paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake.
We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half
ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd
rondgejaagd. Maar t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren
binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en
stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen.
Het laatste
stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en
geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van
voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote
appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de
donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden
te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot
schrijfs.