Begin januari
2015 brengen we een bezoek aan het vakantiesalon te Antwerpen. Een evenement
waar we jaarlijks naar uit kijken. Dit jaar gaat onze belangstelling uit naar
'Den Grooten Oorlog' in Noord Frankrijk. We brengen verschillende folders mee
naar huis met wandel- en fietsgidsen. Twee gidsboekjes krijgen onze speciale
aandacht. Een wandel- en fiets lus in en rond Maubeuge met telkens zeven te
bezoeken locaties. Een klein plannetje met nummers moet het allemaal wat
gemakkelijker maken. Van elk te bezichtigen plaats wordt in de brochure een
omschrijving gegeven. Ter plaatse staan dan ook nog informatieborden die het
nog wat duidelijker moeten maken. De fiets lus is 'slechts' 24,8 kilometer lang
en de wandeling 2,4 kilometer. Gemakkelijk op één dag te doen, rekening houdend
met het heuvelachtige landschap. Frankrijk heeft geen fietsknooppunten. Dat
maakt het iets moeilijker. Geen nood. Op www.wegenvanherdenking-noordfrankrijk.com kan ik straat voor straat uitstippelen hoe we
moeten rijden. Met Google- Maps en Streetview kan ik straat voor straat
opschrijven hoe we moeten rijden. Bij het nummer zeven 'Poort van Mons' start
dan de korte wandeling door het centrum van Maubeuge. De wandeling is met
Google Maps moeilijk te volgen. Vele plaatsen hebben geen naam en ik
veronderstel dat we door een park of bos moeten wandelen. Misschien is alles
wel netjes met bordjes aangeduid? Ik maak me toch een beetje zorgen en via mail
vraag ik aan de bevoegde diensten in Frankrijk nog bijkomende informatie. Ik
krijg een vriendelijke mail terug, in het Engels, dat de wandeling aangeduid is
door groene bordjes met witte wandelaar. Meer moet dat niet zijn. Alles wordt
in Word uitgetypt en uiteindelijk geprint. Als start locatie kies ik voor de
Militaire begraafplaats van Assevent. Een geschikte plaats met veel parkeer
gelegenheid. Nu rest slechts een mooie zonnige dag.
Maandag 6 juli
2015. Na een subtropische week van meer dan 35° C beloven de weergoden ons
vandaag temperaturen tot 25° C. Tevens start vandaag de ronde van Frankrijk in
Antwerpen en de wielrenners rijden door Vlaanderen. Er wordt sterke hinder
verwacht op en om het parcours. Wij vertrekken naar Nord Pas de Calais,
ongeveer 155 km. Op de Antwerpse ring is het onmiddellijk aanschuiven. Onze GPS
leidt ons langs de A12 richting Brussel. Ook aan de afrit van Lennik, richting
Charleroi, is het sterk vertraagd verkeer. Na een sanitaire stop, bij een
wegrestaurant voor een natje en een droogje, rijden we de provincie Henegouwen
binnen. We dwarsen de Samber. De 'Sambre' ontspringt in Frankrijk en is de
belangrijkste zijrivier van de Maas. Om 11:20u passeren we de grens van onze
zuiderburen. Ik stop even langs de grote baan (N2) om ons Rina een foto te
laten nemen van een arduinen monument 'Combat de la Glisuelle'. Opzij van de
obelisk bevinden zich twee stenen granaten met de datum: 'Anno 1913'. In het
midden een bronzen medaillon van Generaal Jean-Baptiste Gouvion. Geboren op 8
januari 1747 en gestorven in de strijd nabij Maubeuge op 11 juni 1792. Op de
voet van het monument worden enkele namen vermeld en de Franse tekst:
'Sections de marieux et de Bettignies'. Alles is verweert door weer en wind.
Het is over
half twaalf als 'Lucy' ons de parking opstuurt bij de begraafplaats van
Assevent. Het nummer zes in de fietsgids van Maubeuge, een belegerde vesting.
De fietsgids vermeld: De slag bij Maubeuge heeft 2.000 doden, zowel Fransen
als Duitsers, als gevolg. Hun eerste graven zijn massagraven, tijdelijke graven
of graven op begraafplaatsen in de omgeving, op de plaats waar ze sneuvelden.
Talloze uit het puin van de forten geborgen en in hospitalen van Maubeuge
overleden soldaten worden ook ter plekke begraven. Op bevel van de Kaiser legt de
gouverneur van Maubeuge Karl Ritter von Martini een militaire begraafplaats
aan, hier in Assevent, in nagedachtenis van de 'onsterfelijke doden'. In maart
1916 geeft hij de betrokken burgemeesters de opdracht de in hun gemeente
begraven doden over te plaatsen naar de dodenakker van Assevent. Jules Walrand,
burgemeester van Maubeuge, moet de kosten voor deze overplaatsingen verspreiden
over de gemeentes. De begraafplaats wordt op 20 oktober 1916 officieel geopend
in bijzijn van de burgemeesters uit de betrokken gemeentes en Charlotte van
Pruisen, prinses van Saksen-Meiningen en zus van Kaiser Wilhelm II. Haar zwager
Frederik en neef Ernst kwamen om in augustus 1914. Bij het begin van de oorlog
is Prins Frederik van Saksen-Meiningen commandant van de 39ste infanteriebrigade
van Hannover. Hij overlijdt in Tarcienne tijdens de slag bij Charleroi op 23
augustus 1914. Op 26 augustus raakt zijn zoon Ernst, tweede luitenant van het
Hannoverse infanterieregiment, zwaar gewond door een Franse soldaat op
verkenning in het Belgische Quévy-le-Grand. Hij wordt per ambulance van Mons
naar Maubeuge vervoerd, waar hij de volgende dag overlijdt. Op verzoek van de
familie worden de lichamen van beide mannen overgebracht naar de begraafplaats
van het park van Meiningen in het huidige Thüringen.
Tussen de
kruisjes van Franse soldaten bloeien rode rozen. Ze staan symbool voor de
klaprozen die tijdens WOI massaal bloeiden op de slagvelden, vooral in de
Westhoek. Verschillende soorten loofbomen geven schaduw aan de 1.400 gesneuvelde
Franse soldaten. 487 van hen werden in een massagraf gelegd. Achter de Franse
kruisjes staan de zerken van de Duitse gesneuvelden. 399 lichamen werden hier
ter aarde besteld, waarvan 342 in een massagraf. De 60 Russische soldaten
werden achteraan ten grave gedragen waarvan 200 in een massagraf. Rechts
achteraan staan zeven zerken van Britse soldaten, waarvan er drie onbekend zijn
gebleven. Verder moet hier nog één Belgische soldaat rusten. We vinden zijn
grafzerk niet. Verder rusten hier nog 12 Roemenen. De Russische soldaten waren
krijgsgevangenen van het Oostfront. Ze dienden als arbeidskracht voor het
onderhoud van wegen, het kappen van hout en het bouwen van Duitse stellingen in
de Hindenburglinie. Een stenen pad leidt naar de tombe achteraan op de begraafplaats.
Met de fietsen
vertrekken we, met de begraafplaats in de rug, naar links. Er staat een strakke
wind en er is veel bewolking. De temperatuur bedraagt 23°C. De volgende straat
linksaf. Langs de kant van onze rijweg passeren we meermaals rechthoekige
groene bordjes met witte fiets. De gids vermeldt niet dat we deze bordjes
moeten volgen. We hebben trouwens ons parcours zelf uitgestippeld. Op het eind
van de straat linksaf in de Route de Boussois (D959). We stoppen bij 'Place
François Mitterrand'. De blikvanger is een dubbele waterfontein die uit de
grond opstijgt.
Ernaast een
groot lavendel plantsoen met aan de andere zijde een houten constructie met
bloemen. Aan de overzijde van de straat staat een kleine wegkapel, gewijd aan
Notre Dame de Consolation, voor het eerst gebouwd in 1761. Een glasraam met
daarvoor een gietijzeren raster beschermd het kleine donkere interieur. Het
raster bezit drie sleutelgaten. De wegkapel is beter beschermd dan onze huizen.
Na enkele foto's rijden we verder. Er zijn geen fietspaden voorzien. Netjes
achter elkaar fietsen is dus de boodschap. Automobilisten hebben wel respect.
Je hoort ze duidelijk vertragen en geven je voldoende ruimte als ze je voorbij
rijden. We zijn op weg naar locatie nummer 5 'Batterij L'Epinette'. Ons plan
toont ons te rijden tot bij de Samber. Daar linksaf tot over de (D649). Maar zo
simpel is het niet. Het is klimmen en soms moeten we te voet een steile helling
op. En
gelukkig maar, na een klimming is er een afdaling. We rijden het dorpje
Boussois binnen en houden halt bij de kerk met enkele monumenten. De kerk is
gebouwd in 1928. Het monument van de Gefusilleerde van Boussois-Recquignies
werd hier geplaatst nadat op 6 september 1914 een Duitse soldaat wordt gedood
als zijn eenheid de Place Pasteur bereikt in Recquignies. De Duitse commandant
veronderstelt dat hij het slachtoffer is van in kelders verschanste
'vrijschutters' en geeft de opdracht alle woningen te doorzoeken, alle burgers
te verzamelen en het dorp in brand te steken. In Boussois worden alle in de
kelders van de glasfabriek schuilende inwoners verzameld op de oevers van de
Sambre. Twaalf van hen worden in bijzijn van burgers van Recquignies en
Boussois geëxecuteerd, drie andere burgers waren eerder al gedood. Het monument
toont de namen van de 15 uit wraak geëxecuteerde mannen tijdens wat in de
plaatselijke herdenking doorgaat als 'het bloedbad van Recquignies'.
Het andere
monument wordt opgedragen aan de slachtoffers van de strijd van Algerije. De
Algerijnse- oorlog of Revolutie, was een oorlog tussen Frankrijk en Algerije
van 1954 tot 1962, waarna Algerije onafhankelijk werd van Frankrijk. Het derde
monument werd geplaatst naar aanleiding van het einde van de Algerijnse oorlog
op 19 maart 1962. Het monument met beeldhouwwerk is geplaatst door de gemeente
Boussois die de slachtoffers herdenkt die gestorven zijn voor hun vaderland
tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Tweede straat
voorbij de kerk linksaf in de Rue Oscar Delcourt voor een steile klimming tot
het eind. Linksaf in de Rue Moronval, nu te voet. Het wordt te steil om te
fietsen. Tweede straat rechtsaf tot het eind, volgens mijn papieren nog steeds
Rue Moronval. De naam op de gevel zegt iets anders. Waar liep het fout? We
staan op de hoek van de Rue des Trés en Rue Pasteur, vlakbij een oude
bouwvallige kapel. De hoge kapel heeft geen interieur, de bezetting valt van de
muur en het altaar is beeld loos. Een afrastering belet het betreden van de
hoge kapel. Zijn we te ver 'gereden' of moeten we nog verder? Ik wil het aan
een dorpeling vragen, maar we zijn hier moederziel alleen. Ik trek er alleen op
uit om een passant aan te spreken. Halverwege de Rue Pasteur stopt een auto.
Een bruin gebrande man stapt uit en ik vraag beleefd naar de Chemin d'Elesmes.
Onze volgende straat. Hij haalt zijn schouders op en zegt dat die straat hier
niet is. Als ik hem hulpeloos blijf aankijken zegt hij nogmaals: c'est ne pas
ici! Ik dank hem beleefd en rij terug naar moeder de vrouw. Mijn goesting is al
over. Verder rijden heeft geen zin. We rijden terug naar beneden en vinden daar
een voorbijganger. Ik vraag hem eveneens naar de Chemin d'Elesmes. Hij weet het
ook niet. Ik zeg hem dat we naar de 'Batterij L'Epinette' willen. Is hem ook
totaal onbekend. Hij stuurt me verder naar een estaminet. Een plaatselijke
krantenwinkel met koffiehuis. De vijf mannen die binnen zitten drinken alles
behalve koffie. Soit, als ze me kunnen helpen mogen ze zichzelf lazarus
drinken. Chemin d'Elesmes kennen ze niet. Ik begin stilaan te geloven dat ik de
straat heb verzonnen en dat ze niet bestaat. Batterij L'Epinette? Schouders
ophalen is alles wat ik krijg. Ons Rina staat buiten bij de fietsen en roept
dat ik het plan moet laten zien. Ik toon het plannetje en wijs hen de volgende
plek aan. Ah
Oui...oui! Porte de Mons! Oke
dat is onze fietstocht in de
andere richting. Dat is nummer 7, de poort van Mons. Die kennen ze blijkbaar
wel. Met zen allen leggen ze uit hoe ik daar moet geraken. De stemmen gaan door
elkaar en als we door rijden weten we nog niet hoe we moeten rijden. Op eigen
houtje willen we dan maar naar de poort van Mons rijden. Daar is een
informatiekantoor en kunnen we de wandeling nog doen. Het is al tamelijk laat.
Langs ons pad zien we weer de groene borden met witte fiets. Misschien moeten
we die wel volgen? Niet volgens de fietsgids maar een ander alternatief heb ik
niet. We volgen de groene bordjes, met het resultaat dat we anderhalf uur later
terug bij de auto staan. We hebben dorst en honger. We hebben water bij dat
ondertussen lauw geworden is in de fietstassen. Een picknick hebben we niet
bij. De moed zakt in mijn sandalen.
We willen toch
de poort van Mons bereiken en volgen de groene bordjes. Net voor het verlaten
van Boussois houden we halt bij het monument van de beide Wereldoorlogen. Voor
de brug over de Samber nemen we het jaagpad langs de bochtige rivier. Een
heerlijk stuk om te fietsen. Omgeven door groen en water. Laaghangende takken
zijn dan een nadeel. Wind valt hier volkomen weg en de zon geeft de nodige
warmte. We rijden op de 'Groene fietsas Eurovélo 3'. Druk is het niet te
noemen. Er zijn slechts een paar tegenliggers die ons vriendelijk begroeten. Op
de andere oever ligt een spoorweg. Voorbij de volgende brug over de rivier slaan we rechtsaf,
richting centrum Maubeuge. We verlaten ons parcours om iets te eten. Rechtsaf
over de Samber, voorbij de ronde fontein vinden we een broodjeszaak.
De beide dames
achter de balie zijn niet bekend met de omgeving. Ze weten niet waar zich de
Poort van Mons bevindt. Achteraf gezien zijn we er slechts 200 meter vandaan,
maar dat weten we op dat moment nog niet. Voor we op de fiets stappen vraag ik
het aan een jonge vrouw die eveneens uit de broodjeszaak komt en de straat wil
oversteken. Ze weet waar het is maar kan zich niet oriënteren. Ze roept haar
man die in de auto zit te wachten. In plaats van ons rechtsaf, de heuvel op, te
sturen leidt hij ons naar links, dan rechtsaf en bij de rotonde naar links, en
weer de Samber over. Ik dank het echtpaar uitvoerig en we vertrekken. Bij de
rotonde zien we rechts van ons de hoge stenen muren van een vesting. Ik krijg
argwaan en toch slaan we linksaf zoals de man ons uitgelegd heeft. Ook ons Rina
vertrouwd het niet en we stoppen. We gaan te voet terug tot bij de vesting. Dit
moet van de Poort van Mons zijn. Maar niet de hoofdingang. Een monument werd op
de helling van de Vauban geplaatst. De tekst vermeld: '2 september 1944'. Te
voet, met de fiets aan de hand stappen we de steile helling op tot op het
hoogste punt. Het volgende monument herdenkt de intocht van de Britse troepen,
hier in Maubeuge, op 9 november 1918. Hier bevindt zich de 'Poort van Mons' en
het Toeristen bureau. Het is net 15:00u geweest. Opzij van de ingang bevind
zich het overwinningsmonument van de Franse Revolutie (1789 1799)
In het
Toeristen bureau spreken ze geen Nederlands, wel Engels. Zo goed en zo kwaad
als ik kan vertel ik de juffrouw dat we graag de wandeling willen maken die
hier vertrekt. Is dit aangegeven met bordjes? Neen! Geen enkel bord kunnen we
volgen. Dat doet voor ons helemaal de deur dicht. We zijn in Vlaanderen wel
heel verwent met fiets- en wandelknooppunten. En laat ik er ineens bij
vertellen dat Vlaanderen zijn best doet in verband met fietspaden. Iets wat ik
hier in het noorden van Frankrijk gemist heb. En dan klagen ze in België nog
over de slechte staat van bepaalde fietspaden. Bon soit, ik wijk af. Ik vraag
beleeft om de kortste weg te tonen naar de begraafplaats van Assevent. We
houden het hier voor gezien. We zijn al meer dan drie uur onderweg en hebben
net een tweede locatie aan gedaan. De mannelijke collega raad mij aan een
route- of track GPS aan te kopen. Hij weet natuurlijk niet dat ik op
rustpensioen ben. Soit!
Na negen
dagen van intensieve bombardementen die de Franse verdedigingsgordel van
Maubeuge beetje bij beetje doet vallen, geeft generaal Fournier zich op 7
september 1914 over. De volgende dag om 8 uur is de capitulatie een feit. De
poort van Mons, een bouwwerk van Vauban uit de 17de eeuw, vormt de achtergrond
van een defilé van zo'n 32.000 door de Duitse troepen tijdens de slag bij
Maubeuge gemaakte krijgsgevangenen. Deze soldaten die de verdediging van de
vesting verzekerden, vertrekken in gevangenschap naar Duitsland voor meer dan
vier jaar. Onder de poort van Mons herinnert een gedenkplaat aan het bevel van
generaal Fournier over de Franse strijdkrachten die de vesting Maubeuge
verdedigden. Aan de andere zijde, van de poort, hangt een gedenkplaat van
kolonel Jean-Baptiste-Nicolas Schouller (1779 1853). Hij verdedigde Maubeuge
na het beleg van 1814. Op een zijgevel van ruwe steen werden maquettes
aangebracht van WOII. Een lijst met tientallen namen van gesneuvelde soldaten
van de 509e en 520e regiment en de logo's van de
deelnemende regimenten. Ernaast staat een Renault FT 17 tank.
Met de fiets
rijden we rechtdoor en komen voorbij de broodjeszaak van daarstraks. Het is
duidelijk dat de man ons daarstraks verkeerd heeft gestuurd. Hulpvaardig zijn
ze hier wel. Terug langs de rivier de Sambre tot het dorpje Boussois. Terug
klimmen en na een afdaling waar we eerst te ver rijden en we niet weten waar we
moeten zijn. Niks nieuws onder de zon. Terug dan maar en we staan weer bij de
brug over de Samber. Veraf zijn we niet. Terug en eerste straat linksaf. Goeie
keuze. Een paar minuten later (16:15u) staan we terug bij de auto. Na 21 km
fietsen inpakken en wegwezen. De boordcomputer geeft 32° C aan. Dat verminderd
wel tijdens het rijden. De airco is geen luxe op dit moment. Bij de kerk van
Elesmes staat eveneens een hoog monument van WOI. Ook in dit kleine dorp worden
de gesneuvelden herdacht. Op naar Mons/Bergen.
Onze GPS leidt
ons naar het centrum van Mons en we vinden al snel een kleine parking waar we
langdurig kunnen parkeren. Mons of Bergen, dit jaar de Europese
cultuurhoofdstad van België, is de hoofdstad van de provincie Henegouwen. Bij
de aanvang van WOI werden de Duitse troepen nog 48 uur lang uit de stad
gehouden door de Britse Expeditie eenheid. Bergen gaf zich daarna over en de
bezetter regeerde vier jaar lang over de stad.
Bergen bezit
verschillende mooie bezienswaardigheden die we zeker niet mogen missen. Als
eerste passeren we de 'Toren van Val des Ecoliers'. Een abdijtoren van de 18e
eeuw. De hoge vierkante toren met vier verdiepingen, is bekroond met een stenen
balustrade. In 1876 besloot de stad de ongebruikte gebouwen van de abdij te
slopen. In 1892 werd tijdens een vergadering van de raad besloten om de toren
van de sloop te vrijwaren.
We hebben
helemaal geen plannetje bij de hand. We letten op de spitse torens die als
bakens boven de huizen uitsteken en ons van de ene locatie naar de ander
brengen. Het is gedurig klimmen en dat voelen we in onze kuiten. Ons volgende
historische gebouw is het voormalige klooster van de Boetvaardige
Kapucijnen-Nonnen, die zich in 1647 in Bergen gevestigd hadden, en waarvan de
Orde in 1783 door de Oostenrijkse Keizer Jozef II ontbonden werd. De kerk is
toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Geneugten. We kunnen de kerk niet meer
bezoeken, maar een infobord in drie talen vertelt over het interieur: 'Binnenin
hangt een schilderwerk waarop een Heilige Maagd met haar kind afgebeeld staat.
Dit schilderwerk werd door de Nonnen meer dan een eeuw lang aanbeden omwille
van een mirakel dat hier in 1648 gebeurd was. De paters Kapucijnen hadden zich
reeds in 1595 in Bergen gevestigd aan de hoek van de Kapucijnstraat en de
Wezenstraat. Bij de ontbinding van hun Orde in 1796 verlieten de paters de
stad, om in 1864 naar Bergen terug te keren, en het voormalige klooster van de
Boetvaardige Kapucijnen-Nonnen aan te schaffen. Omwille van het teruglopen van
het aantal roepingen verkochten de geestelijken in 1999 hun klooster aan de
stad. Zij zullen een deel van de gebouwen blijven bewonen tot hun
kloostergemeenschap zal verdwenen zijn'. Tot zover het infobord.
Naast de kerk
bevind zich de robuuste inrijpoort van het voormalige militaire ziekenhuis. Het
ziekenhuis werd opgetrokken tussen 1704 en 1708 in het Oeverkwartier. In die
tijd liep de rivier La Trouille langs het ziekenhuis, welke men moest bereiken
via de Kapucijnenbrug, die zijn naam kreeg van het naburige klooster van de
Kapucijnenorde. De rivier zorgde voor de afvoer van het vervuilde water en de
evacuatie van de latrines die geplaatst waren in de vierkante torens boven de
waterstroom. De ingangspoort dateert van het midden van de 16e eeuw. Het is het
werk van de Bergense architect en beeldhouwer Jacques Du Broeucq en komt van
het kasteel van Maria van Hongarije in Binche, dat in 1554 vernietigd werd door
de Franse koning Hendrik II. De poort werd in 1704 hier opnieuw opgetrokken.
Tijdens WOII vorderde de bezetter het Burgerziekenhuis van Bergen op, en werd
dan ook het militaire ziekenhuis opengesteld voor het verzorgen van de inwoners
van de stad. Na de oorlog werd hier een magazijn voor legerbehoeften ingericht.
In 1994 werden de gebouwen aan de stad verkocht, welke ze via een erfpacht
overdroeg aan de Waalse Regionale Huisvestingsmaatschappij. Nu zijn hier niet
minder dan veertig sociale woningen ontstaan.
Het is
heerlijk wandelen door de rustige straten van Bergen. Wat verder in één van die
rustige straten werd een gedenksteen geplaatst in de voorgevel van een woning
ter ere van Charles Dausias. Geboren in 1860. Hij was schrijver en dichter tot
aan zijn dood in 1943.
We
concentreren ons verder op de torentjes die we tussen de huizen ontwaren. Nog
steeds moeten we klimmen. De bewolking is volledig verdwenen en we kijken op
naar een staalblauwe lucht. Bij het zien van de machtige kolossale Collegiale
kerk laten we onze fantasie de vrije loop. Ze is beslist een bezoek waard. Het
zijn verschillende trappen tot bij de ingang maar vinden de deur afgesloten. We
maken een ronde langs de kerk. Rond de Collegiale Kerk van de Heilige
Waldetrudis en de huizen van de Kanunnikessen bestond er vroeger een ommuring.
Na de opheffing van de Kanunnikessenorde in 1796 werd deze muur niet
afgebroken. Dat gebeurde slechts honderd jaar later, ten tijde van het
aanleggen van de Kapitelstraat. Opzij van de kerk staat de kerkdeur uitnodigend
open. We kunnen binnenin de kerk toch bezoeken. Daar hebben we geen spijt van,
zoals op de foto's te zien is. Een infobord vermeld over de bouw van de kerk:
Vanaf het midden van de XVe eeuw namen de Kanunnikessen van de Heilige
Waldetrudis de beslissing een nieuwe collegiale kerk op te richten. Deze kerk
moest het toenmalig Romaans bouwwerk vervangen, dat zelf op de site stond van
een vroeger Karolingische of Merovingische kerk. Na de afbraak van deze
Romaanse Sint-Pieterskerk in 1450 konden de werken beginnen, en deze werden
doorgezet gedurende ongeveer twee eeuwen. Men had gepland de westgevel te
versieren met een honderdtal meter hoge toren, geïnspireerd door de
Sint-Romboutstoren in Mechelen. Enkel de basis van deze toren kwam tot stand.
Tijdens de belegering van de stad in 1691 door de troepen van de Franse koning
Lodewijk de XIVe onderging het bouwwerk aanzienlijke schade, maar werd in korte
tijd gerestaureerd.
Ondanks de
lange duur van de bouwwerken en de opeenvolgende restauraties blijft dit gebouw
een uitzonderlijk voorbeeld van de Brabantse Gotiek. Bij het begin van de
constructie werden de plaatselijke architecten bijgestaan door de ontwerper van
het Stadhuis en de Sint-Pieterskerk te Leuven, die ook werkzaam was op de werf
van het Stadhuis in Bergen.
Binnenin de
kerk kan men talloze componenten bewonderen van het voormalig doksaal. Dit
architecturaal geheel uit het midden van de XVIde eeuw, dat vroeger het koor
van het schip afscheidde, had al de kenmerken van de Italiaanse Renaissance.
Achteraan de
kerk bevindt zich de 'Car d'Or' (de Gouden Praalkoets), die op het einde van de
18de eeuw gebouwd werd. Eenmaal per jaar worden de relikwieën van de Heilige
Waldetrudis op deze praalwagen geplaatst, om, begeleid door een indrukwekkende
processie, triomfantelijk door de straten van de stad gevoerd te worden. Dit
feest heeft plaats op de zondag na Pinksteren.
Naast de kerk
pronkt de waterput van de stad. Drie van de fonteinputten die destijds de
pleinen van Bergen opsmukten zijn nog steeds bewaard gebleven. Dit is het geval
met de fontein-schandpaal in Lodewijk de XIVde stijl die we hier treffen. Deze
fontein werd in 1779 gebouwd door Ouvertus, en is in blauwe steen. Ze werd
meermaals verplaatst, en onderging een laatst restauratie in 1980.
Het volgende
historische gebouw werd gebouwd omstreeks het laatste kwart van de XVIde eeuw
voor de familie de Peissant. De Italiaanse invloed en dan meer bepaald die van
de Florentijnse paleizen, is nog op te merken in verschillende elementen: de
monumentale ingang in het midden die afgezoomd wordt door twee Ionische zuilen,
de bel étage, de rijk versierde bovenverdieping, een driehoekig fronton, een
uitspringend daklijst met stenen medaillons
De woning, met een kalm en sober
uitzicht, is helemaal in de breedte opgetrokken in blauwe steen, de bakstenen
zijn enkel zichtbaar in de kelder welfsels en de binnenmuren. Nu zijn de
kantoren van de Federatie voor Toerisme van Henegouwen er gevestigd. De
voordeur wordt net op slot gedraaid. We kunnen niet meer binnen.
In de buurt
van het Belfort ligt het hoogste punt. We slaken tegelijkertijd een zucht van
opluchting. We staan voor het enige Belfort in Barokstijl in gans België, en
het meest befaamde monument in Bergen. Het Belfortgebouw domineert de stad dat
werd opgetrokken tussen 1661 en 1669, op de plaats waar voorheen een ronde
toren stond, gekend als de 'Tour à l'Horloge' (Horlogetoren). Deze eerste
constructie domineerde de heuvel in het midden van de stad, en zorgde vanaf het
einde van de XIVde eeuw (1380) voor het karakteristieke stadsbeeld. In 1548
werd de toren beschadigd tijdens de grote brand die een deel van de stad in as
legde. In april 1661 stortte het bouwvallig gebouw definitief in elkaar, omdat
de diameter van het geheel ongetwijfeld te klein was in verhouding met de
hoogte, en omdat de funderingen waarschijnlijk niet sterk genoeg was.
De schepenen
stonden in voor de volledige procedure voor het optrekken van een nieuw
belfort, die een zware aderlating betekende voor de stad, en dit ondanks
financiële steun van de overheid. Het vierhoekig gebouw deed dienst als
uitkijktoren, en bewees zijn nut reeds in 1691 bij de belegering van Bergen
door de Franse troepen. Het liet eveneens toe eventuele
brandhaarden
op te sporen, en dankzij het groot uurwerk kon de ganse bevolking steeds weten
hoe laat het was. De toren is 87 meter hoog, en loopt uit op een ingewikkelde
dakconstructie in bolvorm, waardoor er een pittoresk en origineel aspect
ontstaat. Op elke verdieping is er een verschillend architectonisch decor
aanwezig, waarbij elke verdieping
overeenstemt
met een bepaalde bouworde uit de oudheid: Toscaanse pijlers, Ionische zuilen en
pijlers met vleugel voluten.
Binnenin de
toren is er een zeer nauwe stenen wenteltrap aanwezig, geheel naar de traditie
van de XVde en de XVIde eeuw, waarmee men de derde verdieping kan bereiken. Om
tot de lantaarn te klimmen, moet men houten ladders gebruiken. Het belfort
bevat een uurwerkmechanisme en een beiaard met 49 klokken uit verschillende
tijdperken. Het geheel is in 1935 en 1985 gerestaureerd en gemoderniseerd. Een
ijzeren traliehek belet ons tot bij de toren te komen. Het blijft, ondanks het
voortdurend klimmen, gezellig kuieren in de smalle straatjes van de stad.
Dan bereiken
we de Grote Markt van Mons met als blikvanger de brede waterfontein. Het
krioelt op dit plein van pittoreske plekjes. Voor het stadhuis staat de kiosk.
Aan de fleurige voorgevel van het stadhuis hangen de vlaggen slap door het
gebrek aan wind.
Het stadhuis
van Bergen heeft zijn functie als gemeentehuis behouden sinds de bouw ervan in
het midden van de 15de eeuw. Vanaf 1456 wordt dit stadhuis opgetrokken onder de
leiding van verschillende architecten. Het gepland gebouw werd echter nooit
volledig afgewerkt bij gebrek aan middelen. Het onderging diverse wijzigingen,
waaronder de vervanging van een in de gevel ingebouwde uitkijktoren door een
praalbalkon in smeedijzer. De twee verdiepingen van de voorgevel zijn in een
zeer typische laatgotische stijl versierd. In de loop der tijden groeide het
stadhuis uit in functie van nieuwe behoeften. In de 16de eeuw werd de trouwzaal
toegevoegd. De gebouwen die het binnenplein afsluiten dateren uit de 16de en de
17de eeuw. De kapel van Sint-Joris, die oorspronkelijk achteraan het gebouw
stond, werd in de 17de eeuw aan de linkerkant van het stadhuis herop getrokken.
Langs de boogpoort komen we op het midden plein. Een groot monument in Franse
steen herdenkt Henry Sainctelette, burgemeester van Mons van 1880 tot aan zijn
dood in 1905.
Ook het
binnenplein is een monument met een verhaal. De 'Tuin van de Burgemeester' werd
omstreeks 1930 aangelegd op initiatief van een erudiet, de rechter Paul
Heupgen, ter gelegenheid van het Eeuwfeest van de Nationale Onafhankelijkheid.
Het project omvatte ook de creatie van het Eeuwfeestmuseum, ondergebracht in
het voormalige Pandjeshuis, de inrichting van de conciërgewoning, en het
oprichten van een fontein in de vorm van een standbeeld gewijd aan de
'kwabengel' van Bergen. Uit dezelfde periode dateert de legende van de
gelukbrengende aap, ingebouwd aan de linkerzijde van de ingangspoort van het
Stadhuis. Het is een beeldje in smeedijzer, en de legende zegt dat ieder die
met de linkerhand over de kop van de aap wrijft met voorspoed zal beloond
worden. De oorsprong van het beeldje is een waar mysterie voor de plaatselijke
geschiedkundigen: de documenten in de stadsarchieven reppen er geen woord over,
en niemand is zeker of het hier gaat om een meesterwerk vervaardigd door een
smid om zijn kunnen te bewijzen, of om een schandpaal voor jeugddelinquenten,
of om een reclamebord voor de vroegere Raadskelder van het Stadhuis. De
gebouwen van de Technische Diensten van de stad waren voorheen de
vergaderplaats van verschillende wetenschappelijke kringen: de Archeologische
Kring van Bergen; de Vereniging voor Wetenschappen, Kunst en Letterkunde van
Henegouwen; de Naturalisten van Bergen en van de Borinage; de zetel in Bergen
van de Belgische Vereniging van Boekenliefhebbers. Deze Verenigingen zijn
vandaag nog steeds actief op het gebied van de cultuur in Bergen, in de ruimste
zin van het woord, en concentreren zich voornamelijk op het organiseren van
conferenties en het publiceren van originele studies.
In de Tuin van
de Burgemeester bevindt zich ook de voormalige Brandweerkazerne. Dit gebouw,
opgetrokken in 1848, gaf gedurende meer dan een eeuw onderdak aan de
brandweerlieden, welke in die tijd over een zeer beperkte uitrusting
beschikten. Nadien werd het pand betrokken door het Centrum voor Radio en
Televisie in Bergen, voordat dit centrum zijn intrek nam in nieuwe lokalen aan
de Charlotte de Lorraine-esplanade. De voormalige kazerne is nu de zetel van
Mons-Muziek en van het Orkest van Wallonië.
Bijna verstopt
achter enkele struiken prijkt een enorme rotsblok met borstbeeld van Marcel
Gillis (1897-1972). Belgische Dichter, schilder, liedjes schrijver en
kunstenaar. Bij het fontein met de 'kwabengel' wil ons Rina ook wel poseren.
Bergen is een
studentenstad en dat is duidelijk zichtbaar aan de talrijke terrasjes op de
Grand Place. Het is één en al gezelligheid. De zomervakantie zou niet compleet
zijn zonder zon of een streekbiertje op een schaduwrijk terras. We genieten met
zicht op de brede fontein van een koel glas bier en moeder de vrouw laat zich
verrassen met een coup dame blanche. Bij de plaatselijke fastfoodketen stillen
we onze hongerige maag voor we terug keren naar de auto.
Onderweg komen
we nog langs prachtige monumenten die getuigen van een rijk en boeiend
verleden. Het Justitiepaleis dat in 1848 gebouwd werd op de fundamenten waar
oorspronkelijk het schuiloord van de abdij van Cambron gevestigd was. Dit
schuiloord, waarvan de gevel nog afgebeeld werd in een gravure uit de eerste
helft van de 19de eeuw, werd omstreeks 1316 gebouwd als toevluchtsoord voor de
geestelijken van de abdij in geval van invasie of onlusten. Vanaf 1717 stonden
de monniken van Cambron het gebouw af aan de Soevereine Raad van Henegouwen
tegen betaling van een jaarrente. Het Justitiepaleis zelf is van de hand van de
architect Huriau. Oorspronkelijk waren hier al de verscheidene jurisdicties
ondergebracht. Gedurende de laatste jaren is een deel van deze jurisdicties
naar andere gebouwen in de stad overgebracht.
Lang voordat er in Bergen een wezenlijk
schouwburggebouw bestond, werden theatervoorstellingen ingericht in de salons
van het Stadhuis. Tijdens de 19de eeuw hadden opvoeringen plaats in de Grote
Vleeshal (1589) tot dit gebouw in 1807 werd gesloten omwille van zijn
bouwvallige staat. Daarna werden er voorstellingen gegeven in het Théatre des
Tuileries, dat in 1837 in de vlammen opging. De bouw van deze schouwburg, op de
Grote Markt, had plaats in 1841-1843. De gietijzeren deuren zijn versierd met
medaillons die Racine, Molière, Grétry en Roland de Lassus voorstellen. Om
20:00 uur zijn we terug bij onze auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten.
Foto's: Rina Meurs. Bron: Dienst Toerisme Bergen.




|