De eerste drieduizend
jaar…
Chronologische
oudheidgeschiedenis van Genesis tot de Tempel van Salomo
Eerste druk 2020 © Robert
De Telder
ISBN: (volgt)
NUR: 683
Wettelijk depot:
D/2020/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel,
oudheidwereldgeschiedenis, chronologie, revisionisme
Foto cover: Auteur
© Verantwoording
beeldmateriaal: Alle afbeeldingen behoren naar de mening van de auteur tot het
‘public domain.’
Voor alle gehanteerde
Bijbelteksten is meestal uitgegaan van de Statenvertaling, tenzij anders
aangeduid.
Niets uit deze uitgave mag
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie,
microfilm, internet of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming
van de uitgever.
Tegen heilloze bakerpraat
en verzinsels…
Proloog
Het boek dat u, beste
lezer, nu ter hand neemt brengt de chronologische geschiedenis vanaf de Grote
Vloed van Genesis tot op het aanvangen van de historische sabbat- en jubeljaren
volgend op de inname van Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua in
1443 v. Chr. Het boek bevat vierenzestig tijdschema ’s. Het zijn tijdschema ’s
van telkens veertien jaar per schema met twee centimeter voor een jaar. Zo
doende zijn de vier jaarkwartalen duidelijk zichtbaar en handig voor het
aanbrengen van de Bijbelse en westerse jaartelling. De historische
gebeurtenissen en koningslijsten over een periode van negenhonderd jaar worden
op deze wijze exact aanschouwelijk zichtbaar. Het boek sluit aan bij mijn
eerdere publicatie van ‘dertig jubeljaren’ dat in 2018 uitgebracht werd. Met
het boek behandel ik de chronologie van de dertig historische jubeljaren die er
waren tussen het eerste jubeljaar na de inname van het Beloofde Land Kanaän
door de Israëlieten in de vijftiende eeuw v. Chr. en het dertigste jubeljaar
dat Jezus Christus met Jom Kippoer in 27 AD uitriep. Het boek bevatte en was
opgebouwd rond honderdvijf schema ’s op millimeterpapier en besloeg de hiervoor
vermelde tijdsperiode van ruim vijftienhonderd jaar.
Hoofdstuk 1
Genesis van de eerste beschavingen
na de Grote Vloed.
Mijn schema ’s vangen aan
bij de Grote Vloed die in het jaar 2341/2340 v. Chr. gedateerd wordt, en dit op
basis van het chronologisch werken met de Bijbelse sabbat- en jubeljaren (volgens
de rekenwijze van William Whiston) in verbinding met de geslachtsregisters van het
Bijbelboek Genesis.
In september 2015 schafte
ik via het internet het boek van Dr. Werner Papke aan: “Die Sterne von Babylon, Die geheime Botschaft des Gilgamesch – nach 4000 Jahren
entschlüsselt”. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De auteur
brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de astronomische
datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn verrassing kwam in
zijn studie telkens weer het jaar 2340
v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is hetzelfde jaartal waar ik
bij arriveerde in mijn studie: TIJD en TIJDEN, 2015. En dit op basis van de
sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens William Whiston en
vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de roeping van
Abraham, voorafgegaan met de Genesis-geslachtsregisters van de aartsvaders.
Ik beschouw de verkregen
astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke voor het Gilgamesj-epos, als een kruispeiling dat mijn in de tijd terug
navigeren via de sabbat- en jubeljaren, bevestigd. In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: de datering van de spraakverwarring, blz. 13-21, wijs ik op
afwijkende geslachtsregisters met hogere jaartallen dan de Masoretische
getallen uit onze Bijbel, wat twijfel oproept, een twijfel die nu ongegrond blijkt.
Verbazend bij het lezen van het werk van Dr. Werner Papke, was ook de
astronomische kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar Copernicus
vierduizend jaar vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten niet om de
aarde, maar om de zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op de vierde
plaats na Saturnus komt. Het toont veel over de kennis van de nakomelingen van
Noach in het derde millennium v. Chr. Navigeren op zee moet voor hen ook
eenvoudig geweest zijn, en dit verklaart onder andere het snelle ontstaan van
de eerste beschavingen in Centraal-Amerika. Een continent dat vanuit Azië het
eerst bereikt werd. Dit alles is een kennis die later verloren ging en in het
Westen slechts vijfhonderd geleden opnieuw verkregen werd.
De geboorte van Arpachsad,
de zoon van Sem, laat ik twee jaar ‘na’ het einde van de Grote Vloed
plaatsvinden. De Zondvloed duurde namelijk een jaar van oktober/november AM
1656 tot oktober/november van AM 1657.
Genesis 7:10 Na zeven
dagen kwamen de wateren van de vloed over de aarde. 11 In Noach ‘s zeshonderdste levensjaar, in de tweede
maand (oktober/november), op de
zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote
waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend. 12 En de slagregen
was veertig dagen en veertig nachten over de aarde.
Genesis 8:13 In het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste
maand (september/oktober), op de
eerste der maand, waren de wateren opgedroogd van de aarde; daarop
verwijderde Noach het luik van de ark, en hij zag uit, en zie, de aardbodem
droogde op. 14 In de tweede maand (oktober/november), op de zevenentwintigste dag der maand,
was de aarde droog.
Dat ik aan twee jaar ‘na’
de Zondvloed voor de geboorte van Arpachsad uitkom is het resultaat van het
terugrekenen vanaf het jaar oktober 997/september 996 v. Chr., toen de Tempel
van Salomo gebouwd was en daarna de Heerlijkheid des HEREN in de Tempel woning
nam. Dat jaar was het ankerpunt om het Anno Mundi jaar 3000 met te linken.
Wanneer men vanaf dit jaar met de chronologische gegevens die de Bijbel via de
dertig jubeljaren verstrekt terugrekend arriveert men op de tijdsbalk voor
Arpachsad in het tweede jaar na het einde van de Grote Vloed. Ik zoek en werk
in mijn studie met exacte chronologie. Men kan opperen: wat maakt nu een jaar
verschil uit? Wel veel, indien men op zoek is naar exacte chronologie. Een
voorbeeld: vijfenzeventig jaar geleden landden de geallieerde legers o.l.v.
Eisenhouwer op de stranden van Normandië, exact op dinsdag 6 juni 1944. Wanneer
men hier een jaar van afwijkt klopt het verhaal rond de landing niet. Wanneer
men vijf of tien jaar van dit historische gebeuren afwijkt kloppen de politieke
verhoudingen zelfs niet meer. De orthodoxe wetenschap Egyptologie zit er tot
zeshonderd jaar naast wanneer men de Bijbels-chronologische gegevens in hun gefabriceerd
raamwerk wil inbrengen. En daarom de noodzaak ook van het revisionisme van de
geschiedenis van de oudheid. De exodus van de Israëlieten uit Egypte dateren we
op basis van Bijbelse chronologie in de vijftiende eeuw v. Chr. Tussen de
Exodus in 1483 v. Chr. en het vierde regeringsjaar van Salomo verliepen er
vierhonderdtachtig jaar (1 Koningen 6:1). De chronologie van de Richteren wordt
aan de hand van de verlopen schijf van driehonderd jaar ten tijde van de
richter Jefta, bepaald en de overige richteren op de tijdsbalk gerangschikt.

Tijdschema 2342/2329

Tijdschema 2328/2315
Onderaan het tweede schema
merken we de naam van Cham. De nakomelingen van Noach en hun geschiedenis
vinden we in het Bijbelboek Genesis opgetekend vanaf hoofdstuk 10:
Genesis 10:1 Dit zijn de
nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham
en Jafeth; hun werden namelijk zonen geboren na de vloed.
Jaartallen voor de
leeftijden van Cham en Jafeth geeft de Bijbel niet. We kunnen nochtans aannemen
dat zij de leeftijden van de nazaten van Sem evenaarden. Cham is volgens de
Bijbel Egypte gaan koloniseren. Het Bijbelboek Psalmen heeft twee verwijzingen
naar Egypte als het land van Cham.
Psalm 105: 23 Daarna kwam
Israël in Egypte, en Jakob verkeerde
als vreemdeling in het land van Cham.
Psalm 78:51 En Hij sloeg
al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham.

Tijdschema 2314/2301

Tijdschema 2300/2287
Cham en zijn nakomelingen zijn
identiek met de door de moderne Egyptologie tot mythe verklaarde god-koningen
die voor de eerste farao Menes, over Egypte heersten. De bekende Palermo-steen
(TIJD en TIJDEN, 2015, blz.73-75) verhaalt over een lijst van een honderdtal
god-koningen, die start met de Egyptische god Horus. Volgens deze geschreven
Egyptische primaire bron heeft de eerste farao Menes het bewind over Egypte,
van deze god-koningen overgenomen. Toen de oudheidhistoricus Herodotos in de vijfde
eeuw v. Chr. Egypte bezocht en met de priesters aldaar sprak, kreeg hij
dezelfde geschiedenis te horen:
144. From their
declaration then it followed, that they of whom the images were had been of
form like this, and far removed from being gods: but in the time before these
men they said that gods were the rulers
in Egypt, not mingling with men, and that of these always one had power at
a time; and the last of them who was king over Egypt was Oros the son of
Osiris, whom the Hellenes call Apollo: he was king over Egypt last, having
deposed Typhon. Now Osiris in the tongue of Hellas is Dionysos. Herodotos
Boek 2:144
De Bijbelse Cham was een van de acht overlevenden
van de grote vloed en was aldus nog tijdens de pre-zondvloedperiode van de
aarde geboren. Wat vooral opvalt wanneer men de Genesis-geslachtsregisters
bestudeerd, zijn de hoge leeftijden van de zogenaamde aartsvaders. Noach bijvoorbeeld, leefde nog tot 350
jaar na de grote vloed (Genesis 9:28). Van zijn zoon Sem, en broer van Cham, staat een leeftijd opgeschreven van zeshonderd
jaar (Genesis 11:10-11), waarvan 502 jaar na de Vloed. We kunnen aannemen dat
ook Cham en zijn onmiddellijke nakomelingen zulke enorme leeftijden bereikten.
Deze mensen kwamen daarenboven uit een beschaving zonder weerga, met een tot dan
toe bewaarde kennis die samen met hun hoge leeftijden, hen in de ogen van
mensen wier leeftijd tot zeventig en tachtig jaar (Psalm 90:10) herleidt was,
tot schijnbaar onsterfelijke goden maakten. Het is aldus logisch te concluderen
dat de god-koningen van de Palermosteen gewoon stervelingen waren, en
afstammelingen uit de lijn van Cham. Cham en zijn nakomelingen namen overigens
zelf, in afwijzing van het verbond van de HEERE God met Noach, de status van
goden aan. Dat blijkt o.a. uit het Gilgamesj-epos dat leert dat Gilgamesj, de
koning van Oeroek, twee-derde god was en een derde mens.

© public domain, bewerkt
door de auteur
Dit maakt deel uit van de
in het Bijbelboek Genesis beschreven rebellie ten tijde van Nimrod, de
kleinzoon van Cham.
De steden Babel, Erek, Akkad en Kalne werden in de
negentiende eeuw al door archeologen blootgelegd en onderzocht. Het Bijbelse
Erek is het Uruk dat door archeologen werd blootgelegd, het verschil in
schrijfwijze is een gevolg van het gebruik van verschillende klinkers.
Duizenden kleitabletten werden in de vermelde steden opgegraven en vertaald.
Het bekendste hiervan is het Gilgamesj-epos, dat een Babylonische versie van
het Bijbelse zondvloedverhaal is. Maar er is meer, de oud-Soemerische
koningslijst begint met een koning genaamd: Kisj. Het vraagt weinig verbeelding
om in deze naam de Bijbelse naam Kus of Kusj te herkennen, de zoon van Cham, de
zoon van Noach in Genesis 10:6. Een probleem is hier het conflict tussen de
gebruikte dateringsmethoden. Conventioneel plaatst men de Soemerische Kisj in
2900 v. Chr. Vanuit het Genesismodel plaatsen we de eerste beschaving in het
Tweestromenland rond 2300 v. Chr. Gilgamesj was koning van Uruk en sprak
volgens het Gilgamesj-epos met een overlevende van de Grote Vloed: Oetnapisjtim.
Dit zou de Bijbelse Noach geweest kunnen zijn of Cham, de grootvader van
Nimrod. Er zijn namelijk onderzoekers die Gilgamesj met de Bijbelse Nimrod
identificeren. De betekenis van het Hebreeuwse Nimrod is: ‘opstandeling’.
Gilgamesj zou dan zijn werkelijke naam geweest zijn, en Nimrod zijn synoniem.
En er zijn heel wat raakpunten tussen beide heersers (internetlink: http://davelivingston.com/nimrod.htm). Het begin van zijn macht plaatsen we
volgens het Genesisbericht in het land Sinear, in het tweestromenland. Het was
pas toen Peleg (in de lijn van Sem) geboren werd (Genesis 10:25) dat de aarde
onder de nakomelingen van Noach verdeeld werd. De spraakverwarring was hier een
belangrijke drijfveer. Wat hier aan voorafging was de bouw van de eerste stad
en toren door Nimrod, de kleinzoon van Cham in afwijzing van het verbond van de
HERE God met Noach na de Grote Vloed.
Genesis 10: 6 En de zonen
van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en
Put, en Kanaän. 7 En de zonen van Cusch
zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema
zijn: Scheba en Dedan. 8 En Cusch gewon Nimrod;
deze begon geweldig te zijn op de aarde. 9 Hij was een geweldig jager voor het
aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager
voor het aangezicht des HEEREN. 10 En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land
Sinear. 11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en
Rehoboth, Ir, en Kalach. 12 En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is
die grote stad.
De geschiedenis van de
eerste opstand na de Grote Vloed vinden we in het Bijbelboek Genesis:
Genesis 11:1 En de ganse
aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden. 2 Maar het geschiedde, als zij
tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar. 3 En zij zeiden een ieder
tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de
tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem. 4 En zij zeiden: Kom
aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den
hemel zij, en laat ons een naam voor ons
maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden! 5
Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen
der mensen bouwden. 6 En de HEERE zeide: Ziet,
zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat
zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij
bedacht hebben te maken? 7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak
aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. 8 Alzo
verstrooide hen de HEERE van daar over
de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. 9 Daarom noemde men
haar naam Babel; want aldaar
verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de
HEERE over de ganse aarde.

Tijdschema 2286/2273

Tijdschema 2272/2259
Genesis 10:1 Dit nu zijn
de geboorten van Noachs zonen: Sem,
Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en
Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn:
Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de
eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun
huisgezinnen, onder hun volken.
De nakomelingen van Jafeth
kwamen met hun trek na de spraakverwarring in de zogenaamde kustlanden of
Europa terecht. De Joodse overlevering leert dat de Germanen bijvoorbeeld in de
lijn van Askenaz, de zoon van Gomer terug te vinden zijn. Sinds de tiende eeuw
na Christus wordt de naam Askenaz namelijk in de Joodse literatuur gebruikt
voor Duitsland, demografisch, het grootste Germaanse land in Centraal Europa. De
clan van Jafeth kwam na de spraakverwarring in onherbergzame gebieden terecht.
De aarde werd tijdens deze periode nog meermalen door natuurrampen geteisterd,
en dit als een gevolg van een aardkorst in beweging, die zich nog van de Grote
Vloed aan het herstellen was.

Tijdschema 2258/2245

Tijdschema 2244/2231
Cusch, de zoon van Cham,
wordt in de Bijbel enkele malen in verband met Ethiopië gebracht. Dat is dan
niet het Ethiopië dat vandaag de naam van de staat aan de hoorn van Afrika draagt,
maar eerder het noorden van het huidige Soedan.
Een andere zoon van Cham:
Misraïm, trok naar Egypte. Op de bijgevoegde kaart heb ik de vermoedelijke
reisweg van Kus vanuit de Arabische Golf, over de Indische Oceaan naar Ethiopië
getekend, en zo verder langs de Nijl richting noorden. De andere pijl toont de
trekroute van Misraïm over land naar Egypte. Hierbij zij opgemerkt dat we de
wereld van na de Grote Vloed moeten voorstellen als een wereld die nog na
geteisterd werd door natuurrampen aller aard. Het waren ‘de dagen van Peleg’,
de periode dat de wereld, volgens Genesis, ‘verdeeld’ werd. Volgens het
Genesismodel moeten we ook de ‘continentale drift’ in deze periode plaatsen,
maar dan versneld. Hierbij werden nieuwe bergmassieven gevormd en zochten
stromen en rivieren een nieuwe weg naar de zeeën. Van de Arabische Golf bijvoorbeeld
neemt men aan dat deze zich veel verder in land tot aan de stad Uruk bevond.
Ook van de huidige Nijldelta neemt men aan dat de Middellandse Zee toen verder
in land zat. Het was nog een groot moerasgebied toen Misraïm daar arriveerde. Over
de eerste farao Menes schrijft Herodotos dat deze de Nijl vanaf Memfis
kanaliseerde en zorgde voor het droogleggen van het land (Herodotos Boek 2,
99).

De geschiedenis die ik
hier breng staat haaks op de door de evolutietheorie beïnvloede
wereldgeschiedenis. De gangbare geschiedschrijving hanteert voor het begin van
het neolithische tijdperk in het Midden-Oosten jaartallen van ongeveer 6000 tot
4500 v. Chr. De dooddoener wat de dateringsmethode betreft is de Egyptologie
die via het gebruik van een vermeende Sothis-kalender in het oude Egypte, te
oude data opgeeft. Met de hoofdstukken geven we aandacht aan de
berekeningswijze van de Egyptologie. Het Bijbelboek Genesis leert een
wereldwijde grote vloed dat het einde van de eerste beschaving sinds de
Schepping betekende, met een nieuw begin in 2340 v. Chr. De wereld die
onderging was een beschaving zonder weerga, gelijk aan het Atlantis uit de Griekse
mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen weg naar de
ondergang ging. De wereld van de voortijd die onderging was een wereld zonder
weerga geweest, en dit op alle gebied. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed
was de maat vol en was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven.
Wat de maat vol maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der
mensen, met als resultaat; de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald
wordt met reuzen of geweldenaars.
Genesis 6:1 En het
geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun
dochters geboren werden, 2 Dat Gods
zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen
zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden. 3 Toen zeide de HEERE: Mijn
Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en
twintig jaren. 4 In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna,
als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen
gewonnen hadden; deze zijn de
geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name. 5 En de HEERE zag,
dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel
der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. 6 Toen berouwde
het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan
Zijn hart. 7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb,
verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend
gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen
gemaakt heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
Een periode van Gods
handelen met de mens werd definitief afgesloten. Opmerkelijk vind ik dat er in
het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HEERE God de deur van de ark
sloot, en niet Noach: Genesis 7:16 En de HEERE sloot achter hem toe…
Het betekende het
afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en vier
vrouwen, overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen daarna
opnieuw, met een verbond van God en de belofte dat Hij nooit meer de aarde zou
verderven (Genesis 9:9-11). Het ‘kwaad’ (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark
ingegaan en in de geslachtslijn van Cham, zou er dra een nieuwe opstand
opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die zoals eerder vermeld, het verzet na de
grote vloed leidde.
|