Hoofdstuk 6
De chronologie van Mozes
tot de Exodus
Het vorige hoofdstuk sloten
we onze reis in de tijd chronologisch af bij de geboorte van Mozes en zijn
adoptie door de dochter van farao. Met dit hoofdstuk behandelen we
chronologisch de geschiedenis van Mozes tot aan de Exodus. Bovenaan het schema (blz.
XX) zien we de levenslijn van Mozes vervolgend met zijn negentiende levensjaar.
Vanaf de leeftijd van drie maanden werd hij door de dochter van farao aan het
hof opgevoed. De Bijbel geeft niet veel informatie over de eerste schijf van
veertig jaar dat Mozes in Egypte doorbracht.
Handelingen 7:20 In welken
tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed
werd in het huis zijns vaders. 21 En als hij weggeworpen was, nam hem de
dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon. 22 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid
der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken. 23 Als hem nu de
tijd van veertig jaren vervuld was,
kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de kinderen Israëls, te bezoeken.
Het is de
oudheid-historicus Flavius Josephus die meer historische informatie over de
eerste veertig jaar van Mozes aan het hof van farao doorgeeft. Zo beschrijft
Josephus dat Mozes de volwassenheid bereikt hebbende, als generaal van het
Egypte leger een Ethiopisch/Nubische invasie afweerde en vervolgens met een
Egyptisch leger Nubië binnenrukte. In mijn boek EXODUS, 2016, blz. 47-58, breng ik deze geschiedenis en plaats ze
binnen het historische kader van de Egyptische twaalfde dynastie.
Na veertig jaar aan het
hof van farao als prins van Egypte te hebben doorgebracht , kwam het in Mozes
hart op zijn broeders de Israëlieten te bezoeken. Alzo brengt Stefanus deze
geschiedenis in het Nieuwe Testament toen deze voor de Joodse raad stond. Het
is een beknopte geschiedenis van Israël die Stefanus daar bracht, en handig om
de chronologische geschiedenis van de epoque die we nu behandelen, te brengen.
Handelingen 7:22 En Mozes
werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en
in werken. 23 Als hem nu de tijd van
veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de
kinderen Israëls, te bezoeken. 24 En ziende een, die onrecht leed, beschermde
hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar. 25 En hij meende, dat zijn broeders zouden
verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het
niet verstaan. 26 En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij
vochten; en hij drong ze tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom
doet gij elkander ongelijk? 27 En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem,
zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld? 28 Wilt gij
mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den Egyptenaar omgebracht hebt? 29
En Mozes vluchtte op dat woord en
werd een vreemdeling in het land Madiam,
waar hij twee zonen gewon.
Te Madiam, of Midian
volgens de NBG vertaling van 1951, zou Mozes veertig jaar asiel verkrijgen,
waarna hij door de HEERE God geroepen werd ter uitredding van de Israëlieten.
In Midian huwde Mozes met Sippora,
de dochter van Rehuël, de priester van Midian, zijn asielverlener.

Tijdschema 1530/1517

Tijdschema 1516/1503
Handelingen 7:30 En als veertig jaren vervuld waren, verscheen
hem de Engel des Heeren, in de
woestijn van den berg Sinaï, in een vlammig vuur van het doornenbos. 31 Mozes
nu, dat ziende, verwonderde zich over het gezicht; en als hij derwaarts ging,
om dat te bezien, zo geschiedde een stem des Heeren tot hem, 32 Zeggende: Ik ben de God uwer vaderen, de God
Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs. En Mozes werd zeer bevende, en
durfde het niet bezien. 33 En de Heere zeide tot hem: Ontbind de schoenen van
uw voeten; want de plaats in welke gij staat, is heilig land. 34 Ik heb merkelijk
gezien de mishandeling Mijns volks, dat in Egypte is, en Ik heb hun zuchten
gehoord en ben nedergekomen, om hen daaruit te verlossen; en nu, kom herwaarts, Ik zal u naar Egypte zenden. 35 Dezen Mozes,
welken zij verloochend hadden, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter
gesteld? dezen, zeg ik, heeft God tot een overste en verlosser gezonden, door
de hand des Engels, Die hem verschenen was in het doornenbos. 36 Deze heeft hen
uitgeleid, doende wonderen en tekenen in het land van Egypte, en in de Rode
zee, en in de woestijn, veertig jaren.
37 Deze is de Mozes, die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: De Heere, uw
God, zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij
horen.
Ik gebruik de beknopte
geschiedenis van Stefanus zoals hij deze voor de Joodse raad in 30 AD bracht.
Het gaat me met dit hoofdstuk namelijk alleen om het brengen van de chronologie
van de aartsvaders en dan is Stefanus handig. Het is in het land Midian nabij
de berg Gods waar Mozes later de Tien Woorden, de Wet, in ontvangst zal nemen,
dat de God van Abraham, Izaak en Jakob-Israël Zich aan Mozes persoonlijk
openbaarde. Deze bijzondere gebeurtenis heeft Mozes in het Bijbelboek Exodus
hoofdstuk 3 doorgegeven. Aan Mozes openbaarde God zich daar met Zijn Naam:
JHWH, het tetragrammaton, of vertaald naar het Nederlands: IK ZAL ZIJN.
Exodus 3:14 En God zeide
tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de
kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN
heeft mij tot ulieden gezonden! 15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult
gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE,
de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob,
heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn
gedachtenis van geslacht tot geslacht.
In 1487 v. Chr. stierf na
een lange regeerperiode van negenennegentig jaar, de farao van de verdrukking:
Pepi II van de zesde dynastie, en een andere dynastie, de dertiende van
Manetho, nestelde zich in het ontstane machtsvacuüm. Het was voor farao
Sobekhotep IV dat Mozes en Aäron stonden met hun opdracht van de HEERE God met
de wereldwijd bekende woorden: Laat Mijn volk gaan. In mijn boek EXODUS,
2016, blz. 93-106, schilder ik het historische kader. De farao van Egypte
weigert aanvankelijk de Israëlieten te laten gaan en pas na tien plagen die in
opeenvolging over het land Egypte razen, geeft hij in de Pesachnacht na de dood
van zijn eerstgeborene, de toelating aan de Israëlieten om te gaan.
De oorzaak van de tien
plagen en de vernietiging van het leger van farao in de Rode Zee nadat de
Israëlieten door de drooggelegde bedding naar de andere oever getrokken waren,
zijn volgens de Amerikaanse onderzoekers Patten, Hatch en Steinhauer (The Long
Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Chapter VIII, The Exodus
Catastrophe), van kosmische oorsprong. De cyclus van meganatuurcatastrofes die
de oude wereld teisterden heeft al een hele tijd mijn aandacht. De in Egypte
aan het hof van farao opgeleide Mozes werd na de exodus in de wildernis, de
auteur van de eerste vijf boeken van de Bijbel, en verschillende psalmen. Ook
het Nieuwe Testament bevestigt Mozes als de schrijver van de Bijbelboeken
Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Voor de samenstelling van
het Bijbelboek Genesis heeft Mozes hoogstwaarschijnlijk gebruik gemaakt van een
voorhanden zijnde bibliotheek van kleitabletten die de aartsvaders van vader op
zoon doorgegeven hadden (P. J. Wiseman (18881948), New discoveries in
Babylonia about Genesis, 1936). De boeken volgend op Genesis zijn
ooggetuigenverslagen van Mozes, die hij onder inspiratie van de Geest Gods
neerschreef.
Mozes was aldus ook op de
hoogte van de cyclus van meganatuurcatastrofes die planeet aarde sinds de
zondvloed plaagden. Het maakte deel uit van de dorens en distels en in het
bijzonder van de dood, die sinds dat de mens in Genesis zijn eigen weg ging,
los van God, de schepping teisterde. De HEERE God van Israël was voor Mozes
niet een van de planeet-goden zoals de volken hen vereerden, maar Diegene die
in controle over alles stond en het naar Zijn wil leidde. De belofte van de
komende Verlosser in Genesis die alles nieuw zou maken gaf hem moed en
vertrouwen om stand te houden als ziende de Onzienlijke. Mozes vertrouwde op de
profetieën die aan Abraham, Izaak en Jakob waren uitgesproken. Uit hen zou een
volk voortkomen uit wie de Verlosser in de volheid der tijden geboren zou
worden. Het uitverkoren volk zou volgens de profetie aan Abraham, Izaak en
Jakob ontstaan in het vreemde land Egypte, waaruit het na een verdrukking
bevrijd zou worden en uitgeleid naar het beloofde land Kanaän. Via dit nieuwe
volk Israël zouden alle overige volken gezegend worden en zouden de tijden van
de wederoprichting aller dingen volgen.
Hebreeën 11:23 Door het geloof
werd Mozes, toen hij geboren was,
drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen, dat het
kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet. 24 Door het
geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; 25 Verkiezende
liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de
genieting der zonde te hebben; 26 Achtende de versmaadheid van Christus
meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de
vergelding des loons. 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet
vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den
Onzienlijke. 28 Door het geloof heeft hij het pascha uitgericht, en de
besprenging des bloeds, opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet raken
zou. 29 Door het geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het droge;
hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken. (NBG Vertaling 1951)
Hoofdstuk 7
De late datering van de exodus
De uitdrukking: de late
datering van de exodus is een uitdrukking die door theologen gehanteerd wordt
ter datering van de exodus in de dertiende eeuw v. Chr., dit in tegenstelling
met de Bijbel die de exodus in de vijftiende eeuw voor Christus plaatst, de
zogenaamde vroege datering. Hierna het relevante Bijbelgedeelte uit het Boek 1
Koningen:
1 Koningen 6:1 Het
geschiedde nu in het vierhonderd en
tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israëls uit Egypte, in het
vierde jaar van het koninkrijk van Salomo
over Israël, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des
HEEREN bouwde. (Statenvertaling)
Dat sommige godgeleerden
dit Bijbelgedeelte in twijfel trekken heeft te maken met de mate van gezag dat
zij aan de wetenschap Egyptologie willen toekennen. Aan het begin van de
twintigste eeuw in 1904 maakte de Egyptoloog Eduard Meyer (1855/1930) zijn werk kalender en Sothis-periode
bekend waarbij hij de dertig Egyptische dynastieën van Manetho via het gebruik
van een veronderstelde astronomische kalender in het oude Egypte, op de
tijdsbalk onderbracht. Met de historische Boeken van de Bijbel werd hierbij
geen rekening gehouden. Zoals Eduard Meyer de farao s op de tijdsbalk
rangschikte vind men het oude Israël daar niet in terug. Elk spoor naar het handelen van God in de geschiedenis van Zijn volk
Israël werd uitgewist. Daarenboven worden wat de archeologie betreft alle
aardlagen in Egypte en Klein-Azië sindsdien aan de hand van de nieuwe chronologie
gedateerd. De gewelddadige exodus van de Israëlieten uit Egypte zoals in het
Bijbelboek Exodus beschreven is als een gevolg van Eduard Meyer s constructie
volledig verdwenen en blijkt nu fantasie te zijn? De Bijbel is sindsdien voor
velen een louter godsdienstig boek zonder historische waarde. En de strijd gaat
verder. Een volgende generatie van Egyptologen zet sindsdien de aanval op de
Bijbel verder. Zo concludeerde bijvoorbeeld de bekende Egyptoloog Donald B.
Redford (1934-) in zijn boek A Study of the Biblical Story of Joseph dat alle
historische aanwijzingen betreffende Jozef en de intocht met inbegrip van
iedere verwijzing naar Egypte en Egyptische persoonsnamen, plaatsnamen en
titels, louter bedenksels van de Bijbelschrijver zijn die de Exodus uit Egypte
wilde rechtvaardigen door Jozef en de Israëlieten over te brengen naar Egypte.
Redford beschouwt de Bijbel als een verzameling van verhalen en legenden zonder
historische waarde en in wezen gelijk aan de vele mythologieën. Hij gaat er van
uit dat de Hyksos-periode in Egypte de oorzaak van het ontstaan van mythes in
Kanaän werd wat leidde tot het verhaal rond Mozes. De auteur van het Bijbelboek
Exodus had volgens Redford geen kennis van het oude Egypte van voor de zevende
eeuw v. Chr. Wanneer Redford in zijn boek Egypt, Canaan, and Israel in Ancient
Times over het historische Israël schrijft doet hij dat aan de hand van de
enkele schaarse bewaard gebleven berichten uit het oude Egypte. Een voorbeeld
is de Merneptah-stele waarop naar
het volk Israël verwezen wordt. Er bestond volgens Redford pas een
Israëlitische entiteit in Kanaän aan het einde van de dertiende eeuw v. Chr.
Meer wil hij echter niet invullen. De oorsprongsgeschiedenis van Israël zoals
gebracht in de Bijbelboeken Genesis en Exodus wijst hij af. Nu is het een feit
dat de egyptologie geen exacte wetenschap is en niets belet een theoloog om via
zelfstudie op dit terrein te gaan ter weerlegging van de boude uitspraken door
de egyptologie over de historiciteit van de Bijbel. In de praktijk echter kwam
de discussie tussen een vroege en late datering van de exodus op gang en liet
men de rangschikking van de farao s op de tijdsbalk op basis van een vermeende
Sothis-kalender door de egyptologie, met rust. Het is het revisionisme van de
geschiedenis van de oudheid dat sinds de tweede helft van de twintigste eeuw
uitkomst biedt. Het is namelijk onmogelijk om de Bijbels-historische gegevens
met die van de conventionele egyptologie te verzoenen of aan te passen. Alleen
de frontale aanval heeft zin. De Sothis-kalender van Eduard Meyer klopt niet.
Punt andere lijn. Het is naar mijn mening tijdverlies om bijvoorbeeld te
trachten bepaalde farao s van de achttiende dynastie met de farao van de
exodus te identificeren. Hatsjepsoet, Thothmosis III en Amonhotep II zijn namen
van farao s die telkens opnieuw naar voor gebracht worden. Hatsjepsoet zou
hier als de dochter van farao herkend worden? Elke uitleg echter doet de Bijbel
(moedwillig) geweld aan. De Bijbel noemt weliswaar de naam van de dochter van
farao niet. De Joodse overleveringen hebben echter de Griekse naam bewaard.
Flavius Josephus geeft de naam Thermuthis
op (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek II,ix.5-7 (vertaling van het Grieks
naar het Engels door William Whiston, 1667/1752).
Het zijn echter de
Bijbels-chronologische gegevens die het middel zijn ter bepaling of Hatsjepsoet
of het Griekse Amessis van Manetho
s achttiende dynastie, met de Bijbelse dochter van farao geïdentificeerd kan
worden! De Bijbel leert dat Mozes drie maanden oud, te vondeling gelegd werd en
door de dochter van farao gevonden
en geadopteerd. De farao van de
verdrukking heeft volgens de Bijbel een
uitzonderlijk lange regeerperiode van minstens zeventig plus jaren. De
jonge Mozes die aan het hof van farao opgroeit en onderwezen wordt verblijft
daar namelijk voor een periode van
veertig jaar. Daarna moet hij voor de wraak van farao voor zijn leven naar
Midian vluchten. Te Midian verblijft hij ook voor een periode van veertig jaar,
wanneer het nieuws komt dat de farao van de verdrukking gestorven is. In mijn
werk TIJD en TIJDEN, blz. 107-111 diep ik een en ander uit en toon aan dat de
farao van de verdrukking vier jaar voor de exodus het leven liet en door een
ander huis of dynastie opgevolgd werd. De volledige regeerperiode van de farao van de verdrukking is hiermee
vastgelegd op minimum 76 jaar.
Dit gegeven past niet in
het raamwerk van de achttiende dynastie. De vader van Hatsjepsoet was Thothmosis I, die volgens de theorie de farao van de verdrukking (?) moet
zijn. Deze farao heeft echter een regeerperiode van slechts vier of negen jaar,
tot maximum vijftien jaar, naar gelang de bronnen die gehanteerd worden. De
gegevens die Manetho verstrekt zijn via de kroniekschrijvers Africanus (ca.220
AD), Eusebius (ca.320 AD) en Flavius Josephus (ca.80 AD) bewaard gebleven
hoewel er onderling verschillen zijn. De naam Thothmosis I is een Griekse naam,
ons overgeleverd via Manetho en zijn kopieerders. Zijn Egyptische naam in
hiëroglyfen was: Akheperkara Djoetmose. Hij was een militair die als een gevolg van zijn huwelijk met prinses Ahmose, de dochter van Ahmose I en koningin Nefertari, in
de Koninklijke familie opgenomen werd. Met de naam Thothmosis werd eer gebracht
aan de god Thoth die vereerd werd i.v.m. de uitdrijving van de Hyksos. Zijn
gemalin Ahmose baarde hem twee zonen; Wadjmose en Amenmose die echter beide
voor hun vader stierven. De troonopvolger werd uiteindelijk Thothmosis II die
verwekt werd bij een bijvrouw genaamd Mutnofret, de zuster van Ahmose, de
gemalin van Thothmosis I. Uit de relatie Ahmose en Thothmosis I werd ook een
dochter Hatsjepsoet geboren die
later mee zou regeren. Thothmosis I
maakte van Nubië een Egyptische provincie en voerde veldtochten tot aan de
Eufraat.
Hatsjepsoet, of de Griekse
naam Amessis bij Josephus, regeerde
eenentwintig jaar en negen maanden. In het bewaard gebleven manuscript van
Africanus staat zij genoteerd als Amensis
met een regeerperiode van tweeëntwintig jaar. De kopieerder Eusebius van
Manetho, vermeld haar niet. Hatsjepsoet regeerde aanvankelijk als co-regent met
Thothmosis II en na diens dood als voogd van de jonge Thothmosis III. In het tweede regeringsjaar van van de jonge
Thothmosis III echter, trok Hatsjepsoet alle regeringsbevoegdheden naar zich
toe en regeerde als vrouwelijke farao over Egypte. Flavius Josephus die in de Griekse taal
zijn verhaal doorgaf noemt haar bij de Griekse naam Amessis en dit in afwijking van zijn eerdere vermelding van Thermuthis als Griekse naam voor de
dochter van farao. Amessis en Thermuthis
waren voor Flavius Josephus twee te onderscheiden personen! Ik meen dat ik de
poging tot identificatie van de Bijbelse
dochter van farao met Hatsjepsoet weerlegd heb. En dit vooral op basis van
de vergelijking van de regeerperiode van de farao van de verdrukking in de
Bijbel van minimum 76 jaar met de te
korte regeerperiode van farao Thothmosis I van de achttiende dynastie van
maximum 15 jaar.
Het invoegen van
Hatsjepsoet als puzzelstukje in het Bijbelse plaatje past eenvoudigweg niet!
Daarenboven zwijgt de Bijbel over de dochter van farao als koningin over
Egypte na de dood van haar vader, de farao van de verdrukking.
De uittocht uit Egypte
ging volgens de Bijbel gepaard met oordelen die door de HEERE God aan Egypte
voltrokken werden.
Genesis
15:13 Toen zeide Hij tot
Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne
niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd
jaren. 14 Doch Ik zal het volk ook
rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met
grote have.
Exodus
7:4 Farao nu zal naar
ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren Mijn
heiren, Mijn volk, de kinderen Israëls, uit Egypteland, door grote gerichten. 5 Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de
HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over
Egypte uitstrekke, en de kinderen Israëls uit het midden van hen uitleide.
Exodus
12:12 Want Ik zal in
dezen nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan,
van de mensen af tot de beesten toe; en
Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik, de HEERE!
Wanneer we deze drie
Bijbelcitaten letterlijk willen nemen dan blijkt dat het land Egypte dat de
Israëlieten achterlieten volledig geruïneerd was met bovendien het leger met alle
strijdwagens in de Schelfzee vernietigd. Dit gegeven past ook niet in het
historische kader dat van de achttiende dynastie bekend is. De opeenvolgende
farao s na Thothmosis I behielden hun macht en autoriteit ook buiten de
grenzen zelfs tot aan de rivier de Eufraat. Volgens de revisie van de
geschiedenis van het Oude Egypte liepen het Oude en het Midden-Rijk
contemporain en gingen beide ten onder in de
ramp van de Exodus met vervolgens een tussenperiode in de geschiedenis van
Egypte als een gevolg van de invallen van de Hyksos, die met de Bijbelse
Amalekieten geïdentificeerd worden. De invasie van de Hyksos betekende een ware
ramp voor het oude Egypte. Het is de achttiende dynastie onder farao Ahmose die
aan het einde van de elfde eeuw v. Chr. de macht van de Hyksos brak en de
soevereiniteit van Egypte herstelde.
Psalm 78:1 Een leerdicht
van Asaf. Wend het oor, mijn volk, tot mijn leer, neigt uw oor tot de woorden
van mijn mond; 2 ik wil mijn mond tot een spreuk opendoen, ik wil aloude
verborgenheden verkondigen. 3 Hetgeen wij gehoord hebben en weten, en onze
vaderen ons hebben verteld, 4 dat willen wij voor hun kinderen niet verhelen;
wij willen vertellen aan het volgende geslacht des HEREN roemrijke daden, zijn kracht en de wonderen die Hij gewrocht
heeft. (NBG Vertaling 1951)
Het lanceren van de
theorie over de late datering van de exodus zou zijn oorsprong bij de
Amerikaan William F. Albright (1891/1971) hebben. Hij was een bijbelgeleerde,
archeoloog en letterkundige. Ook hij ging er van uit dat de geïntroduceerde
Sothis-kalender correct was en de datering van de aardlagen in Egypte en Kanaän
eveneens correct. De datering van de exodus plaatste hij rond 1200/1250 v. Chr.
Het Bijbelgedeelte van 1 Koningen 6:1 was niet letterlijk te nemen? De vermelde
periode van 480 jaar tussen de Tempel van Salomo en de exodus is de som van 40
x 12 en zal wel een symbolische betekenis gehad hebben? Evenzo het jaartal 40
voor de leeftijd van Mozes bij zijn vlucht naar Midian en nog eens 40 jaar voor
zijn verblijf aldaar. De late datering van de exodus rond 1250 v. Chr. levert
tegen de achtergrond van de rangschikking van de farao s op de tijdsbalk door
de egyptologie als resultaat de farao s Seti
I en Ramses II van de negentiende dynastie op, als kandidaat-farao s voor
de farao van de verdrukking en als farao van de exodus. De datering van de late
datering is de meest populaire datering die gehanteerd wordt. Zelfs Hollywood
ziet in haar filmproducties de farao s Seti I en Ramses I als de farao s van
de verdrukking en de exodus.
Maar ook bij deze farao s
is de regeerperiode te kort om ze als een puzzelstuk in het Bijbelse plaatje te
plaatsen. De verschillende bronnen wat de regeertijd betreft spreken elkaar
overigens tegen. Maar de hoogste jaartallen zijn voor onze studie belangrijk.
Seti I heeft dan maximum elf jaar regeertijd, Ramses II heeft een regeerperiode
van 67 jaar en Merneptah ( de opvolger van Ramses II) een regeerperiode van
tien jaar. Ook deze hoogste regeerperioden passen niet in het Bijbels-historische
kader. Zoals we eerder gezien hebben moet de Bijbelse farao van de verdrukking
een minimum regeerperiode van 76 jaar hebben. En ook de Richterenperiode in
Israël kan onmogelijk in een tijdsbestek van slechts twee eeuwen op de
tijdsbalk gerangschikt worden zonder de Bijbel geweld aan te doen. De conclusie
is dat zowel de vroege als de late datering van de exodus gezien tegen de
achtergrond van de tijdsconstructie door de egyptologie, geen zin maakt. Beide
schieten te kort en alleen met een drastische herziening van de geschiedenis
van de oudheid vallen de stukken in de juiste plaats. Hierna een veelzeggend
citaat van de bekende egyptoloog de Brit Sir Alan Gardiner (1879/1963) over het
Egypte van de oudheid:
It must never
be forgotten that we are dealing with a civilization thousands of years old and
one of which only tiny remnants have survived. What is proudly advertised as
Egyptian History is merely a collection
of rags and tatters.
En deze collectie van
rags and tatters zou dan aanwijzingen moeten bevatten ter staving van de
gebeurtenissen die in de Bijbelboeken Genesis en Exodus beschreven werden? Voor
mij staat het buiten twijfel dat Genesis en Exodus historische boeken zijn die
een leidraad kunnen zijn voor het historisch in beeld brengen van de rags and
tatters die het oude Egypte geleverd heeft. Veelzeggend is het commentaar van
een revisionist van het eerste uur Dr. Donovan Courville, de auteur van The
Exodus Problem and its Ramifications, 1971.
...It must not
be forgotten that the task of historians is not to create history. The events
of history have occurred, and there is nothing that can be done to change the
time relationships between these events by a single minute. The task is rather that of unraveling the
confused records which have come down to us, and when this task has been
done correctly, it is axiomatic that it should not be necessary to apologize
for inconsistencies and anomalies at every turn of events.
Donovan A. Courville, B.Th., B.A., M.A., Ph.D.
Hoofdstuk 8
Exodus, Pesach 15 Nisan
1483 v. Chr.
De historische Pesachweek
verbonden met de exodus ving aan met 15 Nisan 1483 v. Chr. bij het ondergaan
van de zon op een donderdagavond volgens de westerse kalender. Volgens de
Joodse kalender eindigt een dag bij het ondergaan van de zon en vangt een
nieuwe dag aan. Op donderdagavond nuttigden de Israëlieten per familie hun
bereide Pesachlam en brachten zoals opgedragen het bloed van het geslachte
Pesachlam aan de deurposten van hun woningen aan. Daarna maakten zij zich klaar
voor de grote trek onder leiding van Mozes naar de woestijn waar zij de HEERE
God wilden dienen. Te Middernacht sloeg de HEERE God al het eerstgeborene van
mens en dier in het land Egypte.
Exodus 12:29 En het
geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn
knechten, en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want er
was geen huis, waarin niet een dode was. 31 Toen riep hij Mozes en Aäron in den
nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden
als de kinderen van Israël; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden
gesproken hebt. 32 Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden
gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook. 33 En de Egyptenaars hielden
sterk aan bij het volk, haastende, om die uit het land te drijven; want zij
zeiden: Wij zijn allen dood! 34 En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd
was, hun deegklompen, gebonden in hun klederen, op hun schouderen. 35 De
kinderen Israëls nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de
Egyptenaren geëist zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen. 36 Daartoe had
de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun
begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren. 37 Alzo reisden de kinderen Israëls uit van Rameses naar Sukkoth,
omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve de kinderkens.
(Statenvertaling)

Dat de exodus op een
vrijdag geschiedde leert de Joodse overlevering die stelt dat de Tien Woorden
aan Israël gegeven werden op een sabbat, op de vijftigste dag na het vertrek
uit Egypte. Het is aldus een eenvoudige berekening om zeven maal zeven weken
eerder de Exodus met Pesach op een vrijdag te plaatsen. Dit alles was een
voorafschaduwing van het Pesachlam Jezus Christus die op goede vrijdag 7 april
30 AD Zijn Bloed plaatsvervangend voor de Verlossing van Israël en van de
wereld, gaf.
Het vertrek van de
Israëlieten geschiedde onmiddellijk na middernacht. Vanuit Rameses ging het
richting Sukkot, en vervolgens naar Etham aan het einde van de woestijn. De
plaatsnamen Rameses en Pitom heb ik in mijn boek: Exodus van 2016
geïdentificeerd en vervolgens de reisroute naar de Schelfzee op een landkaart
uitgestippeld. De plaats van de doorgang door de Schelfzee wordt in het boek
aangewezen en de berg Sinaï in Arabië gelokaliseerd. Sinds de eerste
historische Pesachweek zijn er nu 3502 jaar verlopen. Hoe ik het jaartal 1483
v. Chr. voor het exodusjaar verkregen heb is vrij eenvoudig uit te leggen.
Vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD te Nazareth
volgens Lukas hoofdstuk 4, toen de Heiland het aangename jaar des HEREN
uitriep, wat het dertigste jubeljaar was, rekent men negenentwintig jubeljaren
terug de tijd in. Het eerste jubeljaar viel in okt.1395/sep.1394 v. Chr. Zeven
maal zeven jaar eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde land Kanaän
binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar daarvoor
waren de Israëlieten in 1483 v. Chr. uit Egypte opgetrokken. De dertig
jubeljaren zijn wetenschappelijk via elf historische vermeldingen op de
tijdsbalk verankerd. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het
vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van
Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde
regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in
oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober
1007 v. Chr. en zijn sterfjaar was het najaar van 967 v. Chr. Voor Salomo
hebben we de veertigjarige regeerperiode van David: 1047/1007 v. Chr. en
daarvoor regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van
Israël. De koningen van Israël en Juda heb ik tussen de jaartallen 967 en 586
v. Chr. op de tijdsbalk herschikt met de historische sabbat- en jubeljaren als
ijkpunten. Zie onder andere mijn laatste uitgave: dertig jubeljaren, uit 2018.
Volgens Flavius Josephus
geschiedde de exodus in een jaar dat de Nisan-zon zich in het astronomische Ram
of Lam (Aries)-beeld op de veertiende dag van de maand nisan bevond.
In the month of
Xanthicus, which is by us called Nisan, and is the beginning of our year, on
the fourteenth day of the lunar month, when the sun is in Aries, (for in this
month it was that we were delivered from bondage under the Egyptians,) the law
ordained that we should every year slay that sacrifice which I before told you
we slew when we came out of Egypt, and which was called the Passover; and so we
do celebrate this Passover in companies, leaving nothing of what we sacrifice
till the day following. (Flavius
Josephus (Joodse Oudheden, Boek III.x.5)
Dat de exodus volgens
Flavius Josephus plaatsvond op het exacte moment dat de zon het sterrenbeeld
Ram/Lam binnenging is uiteraard geen toeval (The Witness of the Stars, Rev. E.
W. Büllinger (1837/1913), Chapter IV, The Sign Aries (The Ram or Lamb). Het
maakt deel uit van het plan der eeuwen, namelijk God s voornemen (Efeze 3:11)
dat zal leiden naar het herstel van alle dingen.
In mijn boek Exodus, 2016,
breng ik de geschiedenis van Israël in het oude Egypte vanaf de aartsvader
Jakob tot op Mozes. De exacte Exodusroute wordt op de landkaart uitgestippeld
en de Bijbelse plaatsnamen Rameses, Sukkot en Etham op de landkaart geplaatst.
De plaats van de doorgang door de Schelfzee wordt in het boek aangewezen en de
berg Sinaï in Arabië gelokaliseerd. Mijn verhaal laat ik aanvangen in het
Egypte van de oudheid vanaf de aankomst daar van Jakob/Israël in 1699 v. Chr.
op het hoogtepunt van een wereldwijde hongersnood en eindigt met de Exodus uit
Egypte in 1483 v. Chr., gevolgd door het geven van de Tien Woorden aan Israël.
De geschiedenis van Israël en de Exodus halen we in de eerste plaats uit de
Bijbel, daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse
overleveringen en legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van
de geschiedenis van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de
Israëlieten uit Egypte met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een
ware breuk in de Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de
oudheidgeschiedenis waren het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte
contemporain met elkaar en gingen als een gevolg van de tien plagen en de
exodus met de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee, samen ten
onder. Binnen de revisie van de oudheidgeschiedenis van Egypte was er maar één
tussenperiode, die van de Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun
heerschappij over het Midden-Oosten vestigden. De twaalf stammen van Israël
trokken intussen na een periode van veertig jaar in de wildernis, het Beloofde
Land Kanaän binnen.

Tijdschema 1502/1489
|