Eerste druk
2020 © Robert De Telder
ISBN: ?
NUR: 683
Wettelijk
depot: D/2020/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel,
oudheidwereldgeschiedenis, meganatuurcatastrofes, Velikovsky, Patten
Foto cover: ©
vernietiging van Sodom door John Martin (1789/1854 AD)
Tenzij anders
aangeduid werd de Statenvertaling van de Bijbel gebruikt.
©
Verantwoording beeldmateriaal: Alle afbeeldingen behoren naar de mening van de
auteur tot het public domain.
Niets uit
deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van
druk, fotokopie, microfilm, internet of op welke wijze dan ook, zonder
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Apocalyps 16:8 En de vierde engel goot
zijn fiool uit op de zon; en haar is
macht gegeven de mensen te verhitten door vuur. 9 En de mensen werden verhit
met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen;
en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid te geven.
Prediker 12:12 En wat boven dezelve is,
mijn zoon! wees gewaarschuwd; van vele boeken te maken is geen einde, en veel
lezens is vermoeiing des vleses. 13 Van alles, wat gehoord is, is het einde van
de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. 14
Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij
goed, of hetzij kwaad.
Inleiding:
Het werk dat u, beste lezer, gaat
doornemen handelt over de geschiedenis van een cyclus van meganatuurcatastrofes
van kosmische oorsprong die volgens sommige bronnen in de oudheid periodiek
planeet aarde teisterden. Het is echter een theorie die ontwikkeld en gebaseerd
is op mythisch-historische overleveringen en niet op astrofysische waarneming. Het
zal dan ook voor sommigen moeilijk te aanvaarden zijn. Het lijkt dan ook
fantastisch te bedenken dat ons zonnestelsel met zijn planeten dat vandaag als
een klokwerk loopt ooit tot slechts 2650 jaar terug de tijd in, in beroering
was met werelden in botsing. Ik zal nochtans aantonen dat een serie
meganatuurcatastrofes van af het jaar 2341 tot het jaar 668 v. Chr. de aarde
teisterden. Ik schreef eerder meermaals op mijn blog (http://bloggen.be/Robertdetelder/)
in relevante artikels dat ik vanuit mijn opleiding de kosmische
catastrofetheorie niet naar waarheid kan toetsen. Wat echter wel de toets
doorstaat en vast staat is de chronologie waarmee een historische cyclus van
meganatuurcatastrofes vandaag op een tijdsbalk kan uitgetekend worden.
Het was Dr. Immanuël Velikovsky
(1895/1979) die voor mij een eyeopener werd in het herkennen van de in de
Bijbel beschreven meganatuurcatastrofes als een cyclus van kosmische rampen die
in de oudheid planeet aarde teisterden. Velikovsky werd in het jaar 1895 in het
tsaristische Rusland geboren. Aan de universiteit van Moskou studeerde hij
rechten, geschiedenis en medicijnen; in 1921 studeerde hij daar af. Hij begon
een psychoanalytische praktijk in Israël, toen nog een Brits mandaatgebied, en
verhuisde tegen het eind van de jaren twintig naar Zürich en vervolgens naar
Wenen om er de laatste ontwikkelingen in de psychoanalyse te bestuderen. In
Berlijn studeerde hij biologie, gevolgd door een studie in de natuurkunde in
Edinburgh. In 1939 verhuisde Velikovsky naar New York en dertien jaar later
naar Princeton. Daar woonde hij tot zijn dood in 1979. Door zijn brede
wetenschappelijke belangstelling en grote belezenheid kwam de erudiete Velikovsky
tot de ontwikkeling van revolutionaire theorieën over de oorsprong van de aarde
en ons zonnestelsel. Zijn eerste boek Werelden in botsing WORLDS IN
COLLISION - botste echter op tegenstand van de academische wereld en werd
verworpen. Hierna een korte samenvatting van Velikovsky s kosmologische
bevindingen. Rond 1500 voor Christus was de planeet Venus nog een komeet, die
ontstaan was uit Jupiter, en rond deze tijd de baan van de aarde verstoorde.
Beide hemellichamen geraakten in elkaars invloedssfeer en de aarde werd in zijn
omloop om de zon gestoord,
met als een gevolg te lange en te korte dagen en nachten wat door
oudheidastronomen ook waargenomen werd. Een ander resultaat waren aardbevingen,
vulkaanuitbarstingen en het vormen van nieuwe gebergten als gevolg van een
bewegende aardkorst. Uit de staart van de komeet viel een rode stof, soms
vermengd met vloeistof, meteorieten en koolwaterstoffen op aarde neer. Met de
interactie tussen Venus en planeet Aarde nam men elektrische ontladingen waar
tussen de kop en de staart van de komeet. Op aarde gaf deze waarneming
aanleiding tot het ontstaan van heel wat mythologische verhalen. De plaats van
de polen op aarde veranderde. De door de grote hitte verdampte hoeveelheid
water viel als sneeuw neer op plaatsen, waar vroeger geen koud klimaat heerste,
met resultaat ingevroren mammoets in Siberië. Dit ganse kosmologische scenario
gebeurde tegelijk met de Exodus van de Israëlieten uit Egypte in 1483 v. Chr.
en verklaart de Bijbelse plagen en het uiteengaan van de Rode Zee. Daarna vond
nog een cyclus van bijna-botsingen plaats alvorens de planeten van ons
zonnestelsel tot rust kwamen en hun huidige baan om de zon innamen.
De exodus geschiedde op een vrijdag de
dertiende van de maand. Dat weten omdat een Joodse legende leert dat de
Israëlieten de Wet vijftig dagen na de exodus met een sabbat, op een zaterdag
dus, in ontvangst namen. Een eenvoudige rekensom brengt ons voor de exodus en
de rampnacht op een vrijdag. Het wereldwijde collectieve bijgeloof wat vrijdag
de dertiende van de maand betreft zou kunnen teruggaan tot die datum wanneer
planeet aarde door een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong getroffen
werd.
Velikovsky herschikte de Egyptische
dynastieën opnieuw op de tijdsbalk met de historische Bijbelboeken als
leidraad. Het Egyptische Oude en het Midden-rijk waren nu contemporain en
gingen als een gevolg van de tien plagen en de Exodus van de Israëlieten ten
onder. Nog hetzelfde jaar werd Egypte door de Hyksos overrompeld. Velikovsky
identificeerde de Hyksos en/of Amoe met de Bijbelse Amalekieten en voegt de
periode van de Hyksos als tussenperiode in de Egyptische geschiedenis in, van
de vijftiende tot de tiende eeuw v. Chr. Zo verhuist het Nieuwe Rijk met het
begin van de achttiende Egyptische dynastie op de tijdsbalk, naar de periode
van de koningen van Israël: Saul, David en Salomo rond 1000 v. Chr. De revisie
door Velikovsky van de geschiedenis van de Oudheid werd door de academische
wereld verworpen. Zijn boek WORLDS IN COLLISION (1951) Werelden in botsing,
gevolgd door AGES IN CHAOS Eeuwen in Chaos (1952), botste zoals eerder
vermeld op hevige tegenstand van de academische wereld. Tot enkele decennia
terug wekte de naam Velikovsky in het wetenschappelijke establishment afgrijzen
op. Tegenwoordig vind men de boeken van Velikovsky alleen nog in
gespecialiseerde antiquariaten en dikwijls worden ze geklasseerd onder het vak:
esoterie, wat spijtig is. Men kan op onderdelen van Velikovsky s baanbrekend
werk van mening verschillen en/of afwijzen, maar niet heel zijn werk. Wat mij
persoonlijk betreft in mijn studie van de chronologie van de oudheid, passen de
bevindingen van Velikovsky wel in de chronologische reconstructie van de
oudheid met de Bijbel als leidraad.
Het boek Werelden in botsing van Dr. I.
Velikovsky las ik de eerste maal in het jaar 1975. De kosmologische aspecten
waren voor mij toen een vrij moeilijke materie, een onderwerp dat ik niet
onmiddellijk vanuit mijn opleiding en vorming kon toetsen. De motivatie van
Velikovsky voor zijn studie en publicaties was echter de Bijbel, een Boek dat
hij als seculiere Jood als een historisch boek benaderde. Ik stond aldus open
voor de voor mij nieuwe theorieën die hij bracht.
Op 21 februari 1991 was ik uitgenodigd in
Hilversum in het programma van Feike ter Velde: Mag ik eens met je praten, (https://teleblik.nl/media/5424617), en in het vervolg van dit gebeuren
mocht ik daarna enkele malen op de radio komen. Bij zulk een opname voor een
radioprogramma in Katwijk aan Zee kreeg ik als afscheid van ds. Willem
Glashouwer twee recensieboeken cadeau, boeken die hem vanuit Amerika waren
toegestuurd. Eén boek droeg de titel: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes van Donald W.
Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, en het andere boek was The Biblical Flood and the Ice Epoch
van Donald W. Patten. Het
was na het lezen en bestuderen van deze werken dat ik ook de draad met
Velikovsky en de kosmologie weer opnam. Vooral dan het chronologische aspect
van de cyclus van kosmische rampen kreeg mijn aandacht.
Ik ben van mening dat de onderzoekers
Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, chronologisch gezien
wat de intervallen tussen de catastrofes betreft, correct zitten. Wat men ook
wil geloven of afwijzen wat betreft de kosmische catastrofetheorie, een cyclus van meganatuur-catastrofes kan
vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en andere oudheidbronnen,
historisch chronologisch aangetoond worden. De geleerden Donald W. Patten,
Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, The Long Day of Joshua and Six Other
Catastrophes, leveren namelijk een schema met een cyclus van catastrofes van
2484 v. Chr. tot 701 v. Chr. Zij identificeren zeven rampen van kosmische oorsprong die planeet aarde in de
oudheid teisterden. Het jaar 701 v. Chr. is hun vertrekpunt en ankerpunt op de
tijdsbalk vanaf waar zij in de tijd terugrekenen. Zij werken vanaf dit jaartal
terug de tijd in en hanteren de Bijbel en overleveringen ter aantoning van een
cyclus van kosmische meganatuurcatastrofes. Hun geraadpleegde oudheid bronnen verwijzen naar een cyclus van rampen die de wereld
getroffen hebben met intervallen van 54 en 108 jaar. Het is volgens Patten
zelfs nauwkeurig te berekenen tot 54 jaar en zes maanden met iedere keer
een planetaire interactie en catastrofe in de maand maart, het Romeinse
Tubilustrium en de daaropvolgende catastrofe 54 jaar en 6 maanden later in
oktober, het Romeinse Armilustrium.
Het noodlottige
jaartal 701 v. Chr. dat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch
and Loren C. Steinhauer als vertrekpunt op de tijdsbalk nemen hebben zij van de
godgeleerde Edwin R. Thiele. Thiele dokterde op basis van de Assyrische
koningslijst het jaartal 701 v. Chr. voor het veertiende regeringsjaar van
Hizkia, uit. Hij deed dit via het aanpassen van de Bijbelse chronologische
gegevens aan de Assyrische Khorsabad-koningslijst. Om in lijn met de Assyrische
chronologische gegevens te komen verkorte Thiele de algemene regeringstijd van
de koningen van Israël en Juda met ongeveer veertig jaar. Het veertiende
regeringsjaar van Hizkia wijkt op die manier met acht jaar van de Bijbelse
chronologische gegevens af. Het algemeen aanvaarde Exodusjaartal 1447 v. Chr.
wijkt zelfs zesendertig jaar van de Bijbels-chronologische gegevens volgens de
Sabbatjaar- en jubeljaarcyclus af.
Als een gevolg van het
hanteren van de chronologie van Thiele voor de regeerperioden van de koningen
van Israël en Juda zit ook Donald W. Patten in zijn cycluslijst van rampen er
acht tot achtendertig jaar naast en gaan verbanden verloren. Zij werken als een
gevolg dikwijls met circa-jaartallen wat de datering van de
meganatuurcatastrofes betreft. Wanneer men echter het
cyclusmodel van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer,
binnen mijn nieuwe chronologie van de koningen van Israël en Juda hanteert zijn
de resultaten nochtans verbluffend. Een voorbeeld is het bekende jaartal 776 v.
Chr. met de instelling van de Olympische Spelen door de Grieken als dank naar
hun goden toe, toen een verwachte ramp werd afgewend. Het is een ankerjaar bij
uitstek waar we met zekerheid de cyclus van rampen mee kunnen linken. Heel de
wereld hield tegen het jaar 776 v. Chr. de adem in voor de aangekondigde ramp
die planeet aarde dan opnieuw zou treffen.
Het belang van exacte chronologie blijkt
iedere keer opnieuw wanneer men merkt dat wetenschappers zoals bijvoorbeeld
Patten en zijn medewerkers vanuit hun bepaalde vakwetenschap in vertrouwen
gebruik maken van de algemeen aanvaarde Bijbelse chronologie zoals de geleerde
Edwin R. Thiele ze gefabriceerd heeft, en zodoende soms verbanden missen.

Jesaja
1:9 Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden.
Hoofdstuk 1, de meganatuurcatastrofe in
het najaar van 776 v. Chr.
Jesaja 1:1 Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij
zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen
van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. 2 Hoort, gij
hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen
groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. 3 Een os kent
zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen kennis,
Mijn volk verstaat niet. 4 Wee het
zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de
verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige
Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. 5 Waartoe
zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het
ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. 6 Van de voetzool af tot het
hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en
etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met
olie verzacht. 7 Uw aardrijk is een
verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw land verteren de
vreemden in uw tegenwoordigheid, en een
verwoesting is er, als een omkering door de vreemden. 8 En de dochter van
Sion is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den
komkommerhof, als een belegerde stad. 9 Zo niet de HEERE der heirscharen ons
nog een weinig overblijfsel had
gelaten, als Sodom zouden wij
geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk
zijn geworden. (Statenvertaling)
Toen de bekende Oudtestamentische profeet
Jesaja zijn bediening begon was het gebied van Israël net door een
meganatuurcatastrofe getroffen. De geciteerde verzen geven een beschrijving van
het land dat als omgekeerd beschreven wordt met alom verbrande steden. De
dodentol aan mensenlevens moet enorm geweest zijn want de overlevenden worden
als een overblijfsel beschreven. De verwoesting kon men vergelijken met de
bekende historische verwoesting van de steden Sodom en Gomorra in oktober van
het jaar 1889 v. Chr. De beschreven verwoesting van het land door de profeet
Jesaja was dermate desastreus dat later de profeet Zacharia ernaar verwijst
wanneer deze de Apocalyps van de HEERE God op de Olijfberg te Jeruzalem
beschrijft.
Zacharia 14:1 Ziet, de dag komt den
HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem! 2
Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad
zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden
worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des
volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. 3 En de HEERE zal uittrekken, en
Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft,
ten dage des strijds. 4 En Zijn voeten
zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen
het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en
naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des
bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. 5 Dan
zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der
bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den
koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met
U, o HEERE! 6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het
kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die
den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal
geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. (Statenvertaling)
De profetie van Zacharia hoofdstuk 14 is
uitgebreider en gaat tot en met vers eenentwintig. Ik wens echter in het
bijzonder de aandacht te vestigen op vers vijf waar de profeet de omvang van de
aardbeving ten tijde van koning Uzzia beschrijft. De profeet onderlijnt hier
het destructieve karakter van de apocalyptische meganatuurcatastrofe wanneer
Jesaja zijn bediening als profeet van de HEERE God aanving.
Het dateren van de meganatuurcatastrofe
in het jaar dat Jesaja zijn bediening begon doen we met de hulp van de
historische Bijbelboeken en de Joodse historicus uit de eerste eeuw van onze
tijdrekening: Flavius Josephus. De regeerperiode van koning Uzzia heb ik in
mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de kroniek van koning Uzzia van
Juda: blz. 279, uitgewerkt en op de tijdsbalk verankerd met de jaren: 803/750
v. Chr.
De Joodse oudheidhistoricus Flavius
Josephus reikt het ankerjaar aan tot het exact dateren van het begin van de
bediening van Jesaja als profeet. Ook hij beschrijft hoe het land Juda door een
aardbeving getroffen werd op het moment dat koning Uzzia/Azaria zich met Jom
Kippoer de rol van hogepriesters toe eigende:
In the meantime a great
earthquake shook the ground and a rent was made in the temple, and the bright
rays of the sun shone through it, and fell upon the king's face, insomuch that
the leprosy seized upon him immediately. And before the city, at a place called
Eroge, half the mountain broke off from the rest on the west, and rolled
itself four furlongs, and stood still at the east mountain, till the roads, as
well as the king's gardens, were spoiled by the obstruction. Now, as soon
as the priests saw that the king's face was infected with the leprosy, they told
him of the calamity he was under, and commanded that he should go out of the
city as a polluted person. Hereupon he was so confounded at the sad distemper,
and sensible that he was not at liberty to contradict, that he did as he was
commanded, and underwent this miserable and terrible punishment for an
intention beyond what befitted a man to have, and for that impiety against God
which was implied therein. So he abode out of the city for some time, and lived
a private life, while his son Jotham took the government; after which he
died with grief and anxiety at what had happened to him, when he had lived
sixty- eight years, and reigned of them fifty-two; and was buried by himself in
his own gardens. (Flavius Josephus, Joodse
Oudheden, Boek IX,x.4)
Het was met Jom Kippoer in de maand oktober van het jaar 776 v. Chr. dat
Uzzia meende niet alleen als koning maar ook als hogepriester te kunnen
optreden. Het resultaat was dat hij met melaatsheid geslagen werd en de
volgende vijfentwintig jaar tot aan zijn dood in quarantaine geplaatst (2
Kronieken 26:16-23). Het vermelde Bijbelgedeelte maakt duidelijk dat koning
Uzzia in quarantaine geplaatst werd en dat zijn zoon van toen af in zijn plaats
het land bestuurde. Een jaartal geeft de Kroniekschrijver niet op, maar zowel The
Legends Of The Jews gecompileerd door Louis Ginzberg als de Seder Olam
vermelden een periode van vijfentwintig jaar dat de zoon van Uzzia: Jotham, als
co-regent optrad. Het laatste regeringsjaar van Uzzia was het jaar oktober
751/september 750 v. Chr. Wanneer we vanaf dit jaartal vijfentwintig jaar
terugrekenen arriveren we in de maand oktober van het jaar 776 v. Chr.
Het jaar 776 v. Chr. is eveneens het jaartal van de instelling van de Olympische Spelen
door de Grieken, als dank naar hun goden toe voor de afgewende
meganatuurcatastrofe. Ook over Nineveh werd in 776 v. Chr. een verwoesting
afgewend. Het was hetzelfde jaar dat de profeet Jona naar Nineveh
gezonden werd ter aankondiging van de nakende verwoesting. Het is geen toeval
dat we Bijbels-chronologisch naar hetzelfde jaartal geloodst worden voor de
datering van de aardbeving van Uzzia en het begin van de bediening van de
profeet Jesaja. De
combinatie van de hiervoor aangehaalde chronologische bronnen leveren allen het jaar 776 v. Chr. voor de grote
aardbeving ten tijde van de regeerperiode van Uzzia en het jaar van het begin
van het optreden van de profeet Jesaja, op.
In de reconstructie die de geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) maakte van de regeerperiode van de koningen van Israël en Juda gaat het
verband met het jaar 776 v. Chr. verloren of wordt het niet opgemerkt. Thiele dokterde op basis van de
Assyrische koningslijst het jaartal 701 v. Chr. voor het veertiende
regeringsjaar van Hizkia, uit. Het veertiende regeringsjaar van Hizkia wijkt echter
met acht jaar van de Bijbelse chronologische gegevens af en het sterfjaar van
Salomo wijkt zelfs met zevenendertig jaar af van de Bijbels-chronologische
gegevens volgens de Sabbatjaar- en jubeljaarcyclus. Fundamentele
Bijbels-chronologische citaten zoals 2 Koningen 18:9-13 die niet compatibel met
de fabricatie van de Assyriologie zijn verklaarde Thiele zelfs als kunstmatig
aan de Bijbel toegevoegd. Zijn werk The Mysterious Numbers of the Hebrew
Kings, 1951 wordt nochtans door veel godgeleerden vandaag beschouwd als de
definitieve Bijbelse chronologie en vindt men in menig naslagwerk terug. Een
reden voor mij om de studie van de Bijbel niet uitsluitend aan theologen over
te laten. Ik blijf uiteraard dankbaar naar die theologen toe die ons de
Statenvertaling en andere degelijke vertalingen van het Hebreeuws en het Grieks
leverden.
De erudiete onderzoeker van het eerste uur Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979), Werelden in botsing, 1950 ziet de grote natuurramp ten
tijde van koning Uzzia als een scheidslijn tussen twee tijdsperioden. Als een
gevolg van de meganatuur-catastrofe werd in het Midden-Oosten tegen 747 v. Chr.
noodgedwongen een nieuwe kalender ingevoerd. Dat jaar was het begin van de era
van Nabonassar, een tot dan toe onbekende koning van Babylon. Volgens
Velikovsky werden de Olympiaden die in 776 v. Chr. van start gingen door een of
andere kosmische gebeurtenis ingeluid. In het tweede hoofdstuk van zijn boek
Werelden in botsing maakt hij de link met de planeet Mars en de Romeinse
mythologie. De derde Romeinse maand maart was aan de planeet Mars gewijd die
verondersteld werd als god, de vader van Romulus, de stichter van Rome te zijn.
De stichting van Rome in 753 v. Chr. vond plaats in een tijd, niet ver
verwijderd van de grote verwoesting of zoals de titel van dit hoofdstuk luidt:
de moeder van alle verwoestingen, die de profeet Jesaja in 776 v. Chr.
beschreef. Volgens een Romeinse overlevering zouden zowel de ontvangenis van
Romulus door zijn moeder, als de stichting van Rome en de dood van Romulus
hebben plaatsgevonden in jaren van grote natuurberoeringen die gepaard gingen
met verschijnselen aan de hemel en storingen in de beweging van de zon.
Ik vermoed dat het Halloweenfeest ook verband houdt met de
meganatuurcatastrofe van 776 v. Chr. De oorsprong ligt bij de Kelten die eind
oktober collectief hun doden herdachten. Over de Kelten is niet veel geweten,
zij waren de inwoners van onze gewesten voor de Germaanse volksverhuizingen van
de vierde eeuw na Christus. Vlamingen, Brabanders en Limburgers stammen af van
de Germaanse Salische Franken die zich vanaf 370 AD in Laag-België vestigden.
In Groot-Brittannië en Ierland waar zich vooral de Germaanse stammen Angelen en
Saksen vestigden is het Keltische element wat ras en gebruiken betreft niet
volledig verdwenen. Halloween is dan ook een feest dat vooral in deze landen
bewaard bleef en vandaar met de emigratie van grote groepen mensen uit de
Britse eilanden ook in Noord-Amerika terecht kwam. Het lijkt dan ook een
protestants feest te zijn maar is het niet echt. De oorsprong zou volgens
sommige bronnen een oogstfeest van de Kelten geweest zijn dat gevierd werd rond
31 oktober en 1 november. Toen de door het Romeinse Rijk tot staatsgodsdienst
gepromoveerde Roomse Kerk ook Noordwest Europa inpalmde en alle heidendom
verbood nam zij het Keltische oogstfeest over en maakte er een algemene
dodenherdenking van: het bekende allerheiligen en allerzielen. Op de Britse
eilanden bleef het oorspronkelijke gebruik van Halloween beter bewaard. De
Kelten geloofden dat op die dag de geesten van de overledenen van het voorbije
jaar terugkwamen ter inbezitneming van de levenden. Ter afwering van deze
zogenaamde boze geesten droegen de Kelten dan maskers. Tot hier in het kort wat
men algemeen over de oorsprong van het Halloweenfeest op het internet vindt. De
vermoedelijke oorsprong van Halloween met in het bijzonder de dodenherdenking
gaat terug tot de achtste eeuw v. Chr. en eerder toen planeet aarde met
intervallen van 54 jaar en zes maanden door een cyclus van
meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong getroffen werd. Het is met de
cyclus van deze rampen die afwisselend in de maanden maart en oktober planeet
aarde teisterden dat Halloween en de dodenherdenking met het massaal begraven
van de slachtoffers in de maand november zijn oorsprong heeft. Ook de
afbeeldingen van heksen op bezemstelen die door de lucht vliegen vinden hier
vermoedelijk hun oorsprong. Wanneer planeet aarde in haar baan om de zon door
een interactie met andere planeten en hemellichamen geschud werd en als een
gevolg ruimteafval de dampkring binnendrong zal dit door de Kelten verklaard
zijn door middel van geesten en heksen op bezemstelen. Wat als een paal boven
water staat is dat de achtste eeuw v. Chr. en het begin van de zevende eeuw v.
Chr. een periode van een planeet aarde in beroering was. Voor de oude Kelten en
andere volken van die tijd betekende het iedere keer een ondergang van hun
wereld met ontelbaar veel slachtoffers en het daarna massaal verwijderen van de
stoffelijke resten van de slachtoffers.
Wanneer men het jaartal oktober 776 v. Chr. als ankerjaar op de tijdsbalk
hanteert en met een tijdschijf van 54 jaar en zes maanden rekent arriveert men
in maart 722 v. Chr. voor een volgende meganatuur-catastrofe. Het verkregen
jaartal 722 v. Chr. is opmerkelijk omdat dit jaar volgens de Bijbelse
chronologie in het voorjaar de dood van koning Achaz, de vader van Hizkia, genoteerd
werd met een historische vermelding naar een kosmisch fenomeen. Een Joodse
legende verhaalt namelijk dat op de dag dat koning Achaz stierf er slechts
gedurende twee uur daglicht was (Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume
IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther). De oorzaak ligt volgens
de catastrofetheorie bij een storing van planeet aarde in haar omwenteling om
de zon.
Hoofdstuk 2, voorjaar 722 v. Chr.: meganatuur-catastrofe-jaar
Het jaar dat koning Achaz van Juda stierf en begraven werd was het
voorjaar van 722 v. Chr. Sinds het begin van de bediening van de profeet Jesaja
in oktober 776 v. Chr. waren er 54 jaar en zes maanden verlopen. Een
tijdsperiode die de cyclus van meganatuurcatastrofes volgens Donald W. Patten,
Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, in hun studie; The long day of Joshua
and six other catastrophes, had.
Een Joodse overlevering vermeldt een kosmisch fenomeen dat plaatsvond op
de dag van het overlijden van koning Achaz van Juda:
While the northern kingdom was rapidly descending into
the pit of destruction, a mighty upward impulse was given to Judah, both
spiritually and materially, by its king Hezekiah. In his infancy the king had
been destined as a sacrifice to Moloch. His mother had saved him from death
only by rubbing him with the blood of a salamander, which made him fire-proof. In
every respect he was the opposite of his father. As the latter is counted among
the worst of sinners, so Hezekiah is counted among the most pious of Israel.
His first act as king is evidence that he held the honor of God to be his chief
concern, important beyond all else. He refused to accord his father regal
obsequies; his remains were buried as though he had been poor and of plebeian
rank. Impious as he was, Ahaz deserved
nothing more dignified. God had Himself made it known to Hezekiah, by a sign,
that his father was to have no consideration paid him. On the day of the dead king's funeral daylight lasted but two hours,
and his body had to be interred when the earth was enveloped in darkness.
Louis
Ginzberg, Legends of the Jews, Volume IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther.
Zoals eerder opgemerkt was het volgens de
theorie de planeet Mars die in de achtste eeuw voor Christus verantwoordelijk
was dat planeet aarde in haar loop rond de zon periodiek verstoord werd met
iedere keer de daarmee gepaard gaande catastrofes. Deze boosdoener werd door de
volkeren van de oudheid vergoddelijkt en kreeg van hen diverse namen zoals:
MARS bij de Romeinen, Ares bij de Grieken, Tyr bij de Germanen, Horus in
Egypte, Baal of Bel in Klein-Azië en Indra in India.
De hiervoor vermelde volkeren verwijzen
in hun bewaarde geschriften naar een cyclus van rampen die de wereld getroffen
hebben met intervallen van ongeveer 54 en 108 jaar. Wanneer men het jaartal 776
v. Chr. op een tijdsbalk als ankerjaar en navigatiepunt gebruikt en 54 jaar naar
voor en naar achter rekent verkrijgt men meer dan eens passende historische
vermeldingen van meganatuurcatastrofes.
Hoofdstuk 3, een meganatuurcatastrofe in
oktober van het jaar 668 v. Chr.?
De geleerden Donald W. Patten, Ronald R.
Hatch and Loren C. Steinhauer, in hun studie: The long day of Joshua and six
other catastrophes, plaatsen de laatste ramp in 701 v. Chr. op de tijdsbalk en
volgens hen kwam daarna ons zonnestelsel tot rust kwam en namen de planeten hun
huidige stand in:
After the year 701 BC, Mars was sufficiently bumped
or perturbed in its orbit by Earth to throw its orbit out of 2:1 resonance. It
subsequently arrived in its current orbit, which is 1.88 in its period compared
to Earths orbital period. (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes,
1973, Chapter II)
Nochtans bestaat er een primaire bron met
een indicatie dat er nog een ramp volgde. De annalen van de Assyrische koning
Essarhaddon verwijzen namelijk mogelijk naar een gelijkaardige
meganatuurcatastrofe wanneer deze zijn veldtocht tegen Egypte ondernam. Wanneer
we van het vorige meganatuurcatastrofe-jaar 722 v. Chr. met een tijdschijf van
54 jaar en zes maanden rekenen arriveren we op de tijdsbalk in oktober 668 v. Chr. De annalen van
Essarhaddon verwijzen naar een
storm-demoon die hem naar Egypte voorafging. Ik meen dat de verwijzing van
Essarhaddon van een storm-demon naar een kosmisch fenomeen verwijst dat past in
de cyclus van meganatuurcatastrofes die planeet aarde van de vierentwintigste
tot de achtste eeuw voor Christus plaagden. Hierna het betreffende gedeelte uit
de bewaarde annalen van Essarhaddon dat over de storm-demoon handelt:
The king, whose sovereignty the lord of
lords, Marduk, has exalted, far above that of the kings of the four quarters,
who has brought all the lands in submission under his feet who has exacted
tribute and tax from them. (He is) conqueror of his foes, destroyer of his
enemies; (He is) the king whose walk is
a storm, and whose deeds a raging wolf. Before him is a storm-demon, behind him a cloudburst. The onset of
his battle is mighty. He is a consuming
flame, a fire that does not go out. (He is) the son of Sennacherib, king of
the universe, king of Assyria, son of Sargon, king of the universe, king of
Assyria, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad. (He is of) the eternal
seed of priesthood, of Bel-bani, son of Adasi, who established the kingdom of
Assyria, who at the command of Aur, Shamash, Nabu, and Marduk, the great gods,
his lords, overthrew the servitude of the city of Aur.
(Adapted
from Luckenbill 2:224-27, Luckenbill, Daniel David. Ancient Records of Assyria
and Babylonia. Vol. 2: From Sargon to the End. Chicago: University of Chicago
Press, 1927.)
De invasie van Egypte door Essarhaddon
wordt in zijn annalen vermeldt in zijn tiende regeringsjaar in 671 v. Chr. wat
met drie jaar afwijkt van het verkregen meganatuurcatastrofe-jaar in oktober
668 v. Chr.
Een afwijking in de cyclus is echter niet
onmogelijk wat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C.
Steinhauer, in hun boek: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes,
overigens bevestigen.
Het zou echter ook mogelijk zijn dat de
annalen van Essarhaddon niet nauwkeurig zijn, en dan wordt het jaartal 668 v.
Chr. een eventueel nieuw ankerpunt op de tijdsbalk. Hierna enkele citaten van
de zijde van de Assyriologie over de regeerperiode van Essarhaddon en
Assurbanipal:
The sources for the reign of Esarhaddon are
difficult to date and are not reliable with regard to 15 details of campaigns and to their chronology. There are
considerable differences in the recorded order of events between the Esarhaddon
and the Babylonian chronicles and Esarhaddons prisms. Ephal has questioned the reliability of the Esarhaddon and
Babylonian Chronicles. Etcetera
However, Cf.
H. Tadmor, An Assyrian Victory Chant and Related Matters, in: G. Frame
(ed.), From the Upper Sea to the Lower Sea: Studies on the History of Assyria
and Babylonia in Honour of A. K. Grayson (Leiden, 2004) 269-272. Tadmor
postulates that Esarhaddons Annals were
ideologically edited and thus are less valid for chronological reconstruction
than the Esarhaddon and the Babylonian chronicles. However, note that some
events in the Chronicles were also wrongly placed. Tadmor, Autobiographical
Apology, 272. Cf. J. A. Spalinger, Esarhaddon and Egypt: An Analysis of the
First Invasion
Vanuit mijn persoonlijke opleiding kan ik
moeilijk over afwijkingen in de cyclus van catastrofes oordelen en blijft het
voor mij een vraag wanneer juist planeet aarde en het zonnestelsel tot rust
kwam en het exacte klokwerk dat we vandaag van alle planeten waarnemen, een
aanvang nam. Het is vooral via mijn interesse voor chronologie dat de cyclus
van catastrofes van kosmische oorsprong al lange tijd mijn aandacht heeft
aangezien het past in de in de Bijbel beschreven rampen in de oudheid. De
moderne wetenschap kosmologie wijst de theorie van Donald W. Patten, Ronald R.
Hatch and Loren C. Steinhauer die gebaseerd is op mythologische bronnen en de
Bijbel, af. Hun geavanceerde computersystemen zijn alle geprogrammeerd op basis
van de uniformiteittheorie: de aarde is nooit in haar baan om de zon verstoord
en ons zonnestelsel loopt sinds mensengeheugenis als een klokwerk.
Het laatste boek: Mankind in Amnesia, 1982, dat de controversiële onderzoeker Dr.
Immanuël Velikovsky (1895/1979) schreef was gewijd aan dit door de moderne
kosmologie afwijzen van de nochtans historisch gedateerde meganatuurcatastrofes
dat hij catalogeerde onder een collectief geheugenverlies van de moderne
wetenschap. Velikovsky omschreef het als het volgt: De herinnering aan catastrofes werd uitgewist, niet door gebrek aan
geschreven overleveringen, maar door een kenmerkend proces, dat later gehele
naties, tezamen met hun geletterden, in deze overleveringen allegorieën of
vergelijkingen deed zien, terwijl in werkelijkheid kosmische natuurverstoringen
daarin heel duidelijk stonden beschreven.
Met een genoteerde meganatuurcatastrofe
in oktober van het jaar 668 v. Chr. in de vorm van een storm-demoon zitten we
op de tijdsbalk 85 jaar voorbij het jaartal met de stichting van Rome in 753 v.
Chr. Het is dan ook een verklaring voor het feit dat de Romeinen de planeet
Mars als een boosdoener en oorlogsgod zagen.

Genesis
6:7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van
den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het
gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar
Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
Hoofdstuk 4, de grote vloed
De grootste catastrofe die planeet aarde
ooit trof was de Grote Vloed of Zondvloed die ik op basis van de sabbat- en
jubeljaarkalender op de tijdsbalk verankerde met het jaar 2341/2340 v. Chr. Met
mijn boek TIJD en TIJDEN lanceerde ik in 2015 een nieuwe chronologie van
Bijbels-historische gebeurtenissen die zijn opgebouwd binnen het raamwerk van
de sabbat- en jubeljaren met de wijze van telling door William Whiston van de
Jubeljaren als fundament. Er waren dertig historische Jubeljaren terug de tijd
in vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD te Nazareth
volgens Lukas hoofdstuk 4, wanneer de Heiland het aangename jaar des HEREN
uitriep. Het eerste jubeljaar viel in het jaar oktober 1395/september 1394 v.
Chr. Zeven maal zeven jaar eerder waren de Israëlieten in 1443 v. Chr. het
beloofde land Kanaän binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus.
Veertig jaar daarvoor waren de Israëlieten in 1483 v. Chr. uit Egypte
opgetrokken. Het jaar 1483 v. Chr. wordt astronomisch ook aangeduid als het
jaar van de exodus. De oudheidhistoricus Flavius Josephus schrijft dat de
exodus gedurende de maand Xanthicus of Nisan plaatsvond wanneer de zon in het
Aries sterrenbeeld stond.
Josephus
Antiquities Book 3, Chapter 10, 5. In the
month of Xanthicus, which is by us called Nisan, and is the beginning of our
year, on the fourteenth day of the lunar month, when the sun is in Aries, (for
in this month it was that we were delivered from bondage under the Egyptians,)
the law ordained that we should every year slay that sacrifice which I before
told you we slew when we came out of Egypt, and which was called the Passover;
and so we do celebrate this passover in companies, leaving nothing of what we
sacrifice till the day following. The feast of unleavened bread succeeds that of
the passover, and falls on the fifteenth day of the month, and continues seven
days, wherein they feed on unleavened bread; on every one of which days two
bulls are killed, and one ram, and seven lambs.
Alleen de Jaren 1480, 1483, 1490, en 1493 v. Chr. heeft de
Nisan-zon in Aries. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het
vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van
Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde
regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in
oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober
1007 v. Chr. Daarvoor hebben we de veertigjarige regeerperiode van David:
1047/1007 v. Chr. en daarvoor regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de
twaalf stammen van Israël. De koningen van Israël en Juda heb ik tussen de
jaartallen 1087 v. Chr. en 586 v. Chr. op de tijdsbalk herschikt met de
historische sabbat- en jubeljaren als ijkpunten. Vanaf Pesach in het voorjaar
van 1483 v. Chr. met de Exodus en negenenveertig dagen later Sjavoeot en het
geven van de Tien Woorden aan Mozes zijn het vierhonderddertig jaar terug tot
de roeping van Abram/Abraham (Galaten 3:17) in 1913 v. Chr. Het was in het
stervensjaar van Thera dat Abram uit Haran naar Kanaän vertrok (Genesis 11:32
en 12:1-4). Vanaf Thera de vader van Abram/Abraham hanteren we de jaartallen
van de geslachtslijn van Sem de zoon van Noach (Genesis 11:10-22) tot op Thera.
Het resultaat is 2340 v. Chr. voor het einde van de Grote Vloed. In mijn boek
TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 13-21, wijs ik ook op de hogere jaartallen die de
Griekse Septuagintvertaling hanteert ter berekening van het jaar van de
zondvloed en leg uit waarom ik de Masoretische tekst van de Bijbel verkies.
Mijn keuze voor een jong jaartal voor de zondvloed werd bevestigd door de
studie van Dr. Werner Papke aan: Die Sterne von Babylon, Die geheime
Botschaft des Gilgamesch nach 4000 Jahren entschlüsselt. Het werk dateert al
van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De auteur brengt een Duitse vertaling van het
Gilgamesj-epos en berekend de astronomische datum van de Babylonische versie
van de zondvloed. Tot mijn verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het
gebeuren. Het is hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn studie: TIJD
en TIJDEN. Dit op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van
tellen volgens William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het
tijdstip van de roeping van Abraham, voorafgegaan met de
Genesisgeslachtsregisters van de aartsvaders. Ik beschouw de verkregen
astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke voor het Gilgamesj-epos, als een kruispeiling dat mijn in de tijd terug
navigeren via de sabbat- en jubeljaren, bevestigd.
Verbazend bij het lezen van het werk van
Dr. Werner Papke was ook de astronomische kennis van de Chaldeeërs. Zij waren
blijkbaar Copernicus vierduizend jaar vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de
planeten niet om de aarde, maar om de zon cirkelen en dat planeet aarde met
haar maan op de vierde plaats na Saturnus komt. Het toont veel over de kennis
van de nakomelingen van Noach in het derde millennium v. Chr. Dit alles is een
kennis die later verloren ging en in het Westen slechts vijfhonderd geleden
opnieuw verkregen werd.
Het Bijbelboek Genesis leert een
wereldwijde grote vloed dat het einde van de eerste beschaving sinds de
Schepping betekende met een nieuw begin in 2340 v. Chr. De wereld die onderging
was een beschaving zonder weerga geweest gelijk aan het Atlantis uit de Griekse
mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen weg naar de
ondergang ging. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed was de maat vol en was
de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol maakte
was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als
resultaat: de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald wordt met
reuzen of geweldenaars.
Genesis 6:1 En het geschiedde, als de
mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun dochters geboren
werden, 2 Dat Gods zonen de
dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen
uit allen, die zij verkozen hadden. 3 Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet
in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig
jaren. 4 In die dagen waren er reuzen
op de aarde, en ook daarna, als Gods
zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen
hadden; deze zijn de geweldigen, die
van ouds geweest zijn, mannen van name.
5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en
al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
6 Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het
smartte Hem aan Zijn hart. 7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik
geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het
kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij,
dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
De Grote Vloed dateer ik van
oktober/november Anno Mundi 1656 tot oktober/november van AM 1657 of 2341/2340
v. Chr. volgens de westerse jaartelling. Dat de zondvloed een volledig jaar
duurde leert het Bijbelboek Genesis:
Genesis 7:10 En het geschiedde na die
zeven dagen, dat de wateren des vloeds
op de aarde waren. 11 In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de
tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds
opengebroken, en de sluizen des hemels geopend. 12 En een plasregen was op
de aarde veertig dagen en veertig nachten.
Genesis 8:13 En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste
maand, op den eersten derzelver maand, dat de wateren droogden van boven de
aarde; toen deed Noach het deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem
was gedroogd. 14 En in de tweede maand,
op den zeven en twintigsten dag der maand, was de aarde opgedroogd.
De beschrijving in Genesis 7:11 dat alle
fonteinen des groten afgronds opengebroken werden verklaart Patten vanuit
kosmische krachten veroorzaakt toen planeet aarde in haar baan om de zon door
andere hemellichamen verstoord werd. Patten verklaart verder de continentale
drift op aarde en de vorming wereldwijd van bergketens als een gevolg van de
zondvloedramp. Hierna volgt het commentaar van de cover van het boek:
The author contends that, through the agency of astral
principles, the Earth became engaged, or engulfed, in simultaneous
gravitational upheavals and magnetic conflicts. There came with suddenness to
our fragile, spiraling sphere, The Biblical Flood and The Ice Epoch. Readers of
this unique book will find a challenging and refreshing view of ancient
catastrophism and its conclusion, Divine Creation, a subject of importance in
this age of increasing intellectual rootlessness. It is over and against the
prevailing monopoly of uniformitarian thought (which proposes that oceans of
time are necessary for anything and everything, both geologically and
biologically) that Mr. Patten proposes his view of historical celestial crises,
global catastrophes. Such catastrophes may explain many features about several
planets. Such catastrophes, relative to the Earth-Moon system, explain the raising up of mountain ranges,
sweeping across the face of the Earth in arcuate alignment, similar to the
mountain patterns of the Moon. This was
achieved suddenly, and by tidal upheavals within the oceans (of
centrifugally rotating lava) within the Earth's crust. Simultaneously, tidal
upheavals engulfing the oceans raised tides of subcontinental dimensions on the
Earth's crust, thus the historically recorded Deluge, or Flood.
(The
Biblical Flood and the Ice Epoch by Donald Wesley Patten, 1966)
Een tijdsperiode (bedeling) van Gods
handelen met de mens werd in 2341/2340 v. Chr. definitief afgesloten. Ik vind
het opmerkelijk dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HEERE
God de deur van de ark sloot en niet Noach: Genesis 7:16b
En de HEERE sloot
achter hem toe..
Het betekende het afsluiten van een
Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en vier vrouwen overleefden
de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen daarna met een verbond van God
en met de belofte dat Hij nooit meer de aarde zou verderven (Genesis 9:9-11)
aan een nieuw leven met nieuwe verantwoordelijkheden. Het kwaad (Rom. 3:9-17)
was echter mee de ark ingegaan en in de geslachtslijn van Cham zou er dra een
nieuwe opstand opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die het verzet na de grote
vloed leidde. Met de roeping van Abram/Abraham in 1913 v. Chr. werd ook de
bedeling van na de vloed afgesloten en ving de periode van de belofte aan. De
Joodse legendes over de Grote Vloed verhalen ook over de kosmos die bij de ramp
betrokken was:
The flood was produced by a union of the male waters,
which are above the firmament, and the female waters issuing from the earth.
The upper waters rushed through the space left when God removed two stars out
of the constellation Pleiades.
Afterward, to put a stop to the flood, God had to transfer two stars from the
constellation of the Bear to the constellation of the Pleiades. That is why the
Bear runs after the Pleiades. She wants her two children back, but they will be r
|