Met het
artikel op dit blog van 12.01.2018
bracht ik de chronologie van het evangelie van Johannes. Ik beloofde toen de
chronologie van de gebeurtenissen beschreven door de overige evangelisten op de
nieuw samengestelde schema ’s onder te brengen. De bijgevoegde tijdschema ‘s tonen
ditmaal twaalf centimeter voor één jaar. Met groene tijdsbalken is op het
schema de sabbatjaar- en jubeljaarcyclus afgebeeld. Het dertigste Jubeljaar van
september 27 AD tot oktober 28 AD zit op de tijdsbalk verankerd op basis van de
studie van de achttiende-eeuwse wetenschapper William Whiston (1667/1752). Zie
het artikel van 12.01.2018, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1515366000&stopdatum=1515970800
Matteüs
begint zijn evangelie met het geslachtsregister van Jezus Christus in de lijn
van Maria zijn moeder. Het is de koninklijke lijn in tegenstelling tot de
evangelist Lucas die het geslachtsregister van Jezus brengt in de wettelijke lijn
van Jozef, de echtgenoot van Maria. Na het geslachtsregister van Matteüs
1:1-17, volgt de geschiedenis van de geboorte van Jezus, het bezoek van de
wijzen uit het Oosten, het bloedbad onder de onschuldige (onnozele) kinderen te
Bethlehem door de hand van Herodes, de vlucht naar Egypte en de terugkeer naar
Nazareth (Matteüs 1-18-25, 2:1-23). De evangelist Matteüs gaat met zijn geschiedvertelling
verder de tijd terug in dan de evangelist Johannes die zijn chronologisch
verhaal begint bij de bediening van Johannes de Doper. Bij
Matteüs hoofdstuk drie gearriveerd belanden we bij het optreden van Johannes de
Doper waar we de draad met het Johannes evangelie en mijn samengestelde
tijdschema ’s weer opnemen.

De
beschreven gebeurtenissen in Matteüs 3: 1-17 plaats ik op de
tijdsbalk aan het begin van het vijftiende regeringsjaar van Keizer Tiberius in
oktober 26 AD en dit in lijn met de berichtgeving van de evangelist Lucas die het
optreden van Johannes de Doper verbindt met het vijftiende jaar van de regering
van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was (Lucas
3:1-2). Op mijn bijgevoegde tijdsbalk heb ik het vijftiende regeringsjaar van
Tiberius met een gele tijdsbalk aangebracht van oktober 26 AD tot september 27
AD. Het vijftiende regeringsjaar van Tiberius van 26/27 AD is gerekend vanaf 12
AD toen Tiberius als ‘co-princeps’ van keizer Augustus over het oostelijke
gedeelte van het Romeinse Rijk benoemd werd. Deze aanstelling als co-regent
vinden we in Romeinse bronnen terug: SUETONIUS, Tib. Vita, 21 a.u.c.765.
Matteüs 4:1-11
waar Jezus vervolgens in de woestijn beschreven wordt met de satan die Hem
tracht te verzoeken tot ongehoorzaamheid aan Zijn missie, plaats ik op de
tijdsbalk in oktober/november van het jaar 26 AD. Veertig dagen zou de Heiland
in de woestijn zonder eten doorbrengen. Ik kan me voorstellen dat ‘de
verzoeker’ Hem benaderde toen de doodshonger zich bij de Heiland inzette.
Bij Matteüs 4:12-25 zijn we op de tijdsbalk in december 26 AD beland.
De beschreven gebeurtenissen laat ik op de tijdsbalk tot september 27 AD lopen.
Een schijnbaar chronologisch
probleem lijkt Matteüs 4:12 te zijn waar vermeld wordt dat Johannes de Doper
tijdens de beschreven epoque al ‘overgeleverd’ was. Dit betekent echter niet
dat Johannes tijdens deze tijdsperiode al in de gevangenis geworpen was. Dat
maakt het Johannes-evangelie duidelijk:
Johannes 3:23
Doch ook Johannes doopte, te Enon bij Salim, omdat daar veel water was, en de
mensen kwamen daar en lieten zich dopen; 24 want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. (NBG
Vertaling 1951)
Met
‘overgeleverd’ kan alleen bedoelt zijn dat er vanuit Jeruzalem ‘navraag’ gedaan
werd naar Johannes de Doper en zijn bediening. Zoals ook het Johannesevangelie
doorgeeft:
Johannes 1:
19
En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om
hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En
hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En
zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij
Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde:
Neen. 22 Zij zeiden dan tot hem: Wie
zijt gij? Wij moeten toch antwoord
geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij
zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des
Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen
afgezonden uit de Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom
doopt gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26
Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij,
van wie gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet
waardig ben los te maken. (NBG Vertaling 1951)
Zoals vermeld plaatsen we de
beschreven gebeurtenissen van Matteüs 4:12-25 op de tijdsbalk vanaf december 26
AD tot september 27 AD. Tijdens deze periode verhuist Jezus van Nazareth naar
Kafarnaüm aan het meer van Galilea. Daar roept Hij zijn eerste discipelen en
verkondigd dat het Koninkrijk der hemelen nabijgekomen is. In april 27 AD was
het zevende sabbatjaar begonnen dat aan het dertigste Jubeljaar voorafging.
De Bergrede van Matteüs hoofdstuk
vijf tot en met hoofdstuk zeven is de grondwet van het aangeboden Hemelse
Koninkrijk en hoort op de tijdsbalk thuis bij het begin van het Jubeljaar dat
op 29 september met Jom Kippoer een aanvang nam. Een heel
jaar lang van september 27 AD tot oktober 28 AD zou aan de generatie van Joden toen
het Koninkrijk der hemelen aangeboden worden.
De beschreven gebeurtenissen van Matteüs hoofdstuk 8
volgen chronologisch onmiddellijk na het beëindigen van de Bergrede. De
ontmoeting met de Romeinse Centurion gevolgd door de genezing van diens knecht
gebeurde onmiddellijk bij het verlaten van de berg. Het schijnbaar
gelijkaardige verhaal dat de evangelist Lucas (hoofdstuk 7) brengt geschiedde
een jaar later opnieuw met dezelfde Centurion of honderdman.
De gebeurtenissen zoals beschreven in de hoofdstukken
acht tot en met twaalf plaatsen we op de tijdsbalk tijdens het dertigste
Jubeljaar van september 27 AD tot oktober van het jaar 28 AD. De roeping en
uitzending van de apostelen zoals beschreven in Matteüs hoofdstuk 10 hoort op
de tijdsbalk aan het begin van het Jubeljaar thuis. Matteüs hoofdstukken 11 en
12 zitten op de tijdsbalk naar het einde van het Jubeljaar toe. Johannes de
Doper die als Elia (Mt. 11:14) de Messias had aangekondigd is door de overheid
gevangengenomen en de Schriftgeleerden en Farizeeën worden in het volgende
hoofdstuk door de Heiland geadresseerd als een boos en overspelig geslacht (Mt.
12:39).
Aan het einde van het Jubeljaar blijkt duidelijk dat
de Joodse generatie ten tijde van het dertigste jubeljaar Jezus niet als de
Messias aanvaard heeft en het aangeboden Vrederijk verworpen is. In het
Johannesevangelie zijn we dan bij hoofdstuk 6:66 op de tijdsbalk op hetzelfde
tijdstip gearriveerd: “Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en
gingen niet langer met Hem mede.”
Vanaf
hoofdstuk 13 van het Matteüs-evangelie spreekt Jezus alleen nog maar in
gelijkenissen tot het volk. Matteüs hoofdstuk 13 plaatsen we op de tijdsbalk
vanaf oktober 28 AD na het afsluiten van het jubeljaar.
Alleen
aan zijn discipelen verklaart Jezus zijn gelijkenissen. Zijn blik is vanaf nu
op Jeruzalem gericht waar Hij met Pesach 30 AD als het Lam van God (Johannes
1:29) Zichzelf voor de wereld zal geven. De belofte van de Verlosser (Genesis
3:15) en de wederoprichting van alle dingen (Handelingen 3:19-21) was
nabijgekomen.
Matteüs 13:10 De
leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt u in gelijkenissen
tot hen?’ 11 Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van
de hemel kennen, hun is dat niet gegeven. 12 Want wie heeft zal nog meer
krijgen, en het zal overvloedig zijn; maar wie niets heeft zal zelfs het
laatste worden ontnomen. 13 Dit is de reden waarom ik in gelijkenissen tot hen
spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. 14 In
hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling:
“Jullie
zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar
geen inzicht hebben. 15 Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn
doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met
hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot
inkeer komen en zou ik hen genezen.” 16 Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en
jullie oren omdat ze horen! 17 Want ik verzeker jullie: vele profeten en
rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen
het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te
horen.
(NBG
Vertaling 1951)

Het tweede nieuw samengestelde
tijdsschema leidt ons via het derde Pesachfeest van april 29 AD naar het vierde
en laatste Pesach-feest van april 30 AD waar de Heiland Jezus Christus met
Goede Vrijdag Zijn leven zal geven voor de zonden van de wereld. Op de derde
dag stond Hij op uit de dood met veertig dagen later Zijn Hemelvaart.
De dood van Johannes de Doper
zoals beschreven in hoofdstuk 14:1-13 van het evangelie van Matteüs volgend op
de gelijkenissen plaats ik op de tijdsbalk in de winter van 28/29 AD. De
beschrijving van de eerste wonderbare spijziging van ongeveer vijfduizend
mannen, de vrouwen en kinderen (Mt. 14:14-21) niet meegerekend plaats ik op de
tijdsbalk een korte tijd later in de wintermaanden van het voorjaar van 29 AD.
Zo ook het beschreven wonder van Jezus gaande over het meer van Galilea in
strijd met alle natuurwetten, waar Hij boven staat (Mt. 14:22-36). Ook
hoofdstuk 15:1-20 volgt tijdens deze epoque in de winter van het voorjaar van
29 AD.
Matteüs hoofdstuk 15:21-28
plaatst Jezus in de omgeving van Tyrus en Sidon ten noorden van Judea. Op mijn
bijgevoegd tijdschema plaats ik deze geschiedenis aan het begin van de lente in
29 AD. De tweede wonderbare spijziging van vierduizend mannen (Mt. 15:29-39) ook
de vrouwen en kinderen ditmaal niet meegerekend, bij zijn terugkeer in het
gebied van Israël is eveneens in de lente van 29 AD te situeren. De vraag van
de Farizeeën aan Jezus om een bijzonder teken zoals verhaalt in Matteüs 16:1-12
volgt chronologisch onmiddellijk na de wonderbare spijziging. Daarna vervolgt Matteüs
16:13-20 met Jezus in de omgeving van Caesarea en de belijdenis van Petrus, dat
we in de zomer van 29 AD op de tijdsbalk plaatsen. De eerste aankondiging van
Jezus (Mt.16:21-28) dat Hij naar Jeruzalem moet gaan en daar veel lijden zou
ondergaan is eveneens in de zomer van 29 AD op de tijdsbalk onder te brengen. Naar
het einde toe van de zomer van 29 AD plaatsen we de verheerlijking van Jezus op
een hoge berg, vermoedelijk de Hermonberg, zoals in Matteüs 17:1-21 beschreven.
Wat zich in dezelfde tijdsperiode voordoet is de tweede aankondiging door Jezus
van zijn lijden, maar gevolgd door Zijn geprofeteerde opstanding ten derde dage
(Mt.17:22-23). Bij Matteüs hoofdstuk 17:24-27 en 18:1-35 zijn we op de
tijdsbalk in de herfst van 29 AD gearriveerd. De gebeurtenissen beschreven in
Matteüs hoofdstuk 19 tot en met hoofdstuk 20 plaatsen op de tijdsbalk in de
wintermaanden van het voorjaar van 30 AD. Bij Matteüs hoofdstuk 21 en verder
zijn we in de lente van 30 AD gearriveerd.
Ik heb het Matteüs-evangelie (NBG 1951) met illustraties van James Tissot
en Gustave Doré met verklarende voetnoten op een PDF-document samengesteld. De
illustraties (public domain) heb ik van het internet geplukt. De voetnoten zijn
een synthese van de studiebijbels van Scofield, Büllinger en Thompson. Dit zijn
studiebijbels die ik al in 1975 heb aangeschaft en sindsdien met grote
voldoening raadpleeg. De lezer(es) van mijn blog die eventueel interesse in dit
document heeft stuur ik het graag per email door.
Tot slot voor dit artikel:
Matteüs 27:33 En
gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha,
welke is gezegd Hoofdschedelplaats, 34 Gaven zij Hem te drinken edik met gal
gemengd; en als Hij dien gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. 35 Toen zij nu
Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat
vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn
klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen. 36
En zij, nederzittende, bewaarden Hem aldaar. 37 En zij stelden boven Zijn hoofd
Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS,
DE KONING DER JODEN.

38 Toen werden met Hem twee
moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker zijde. 39 En die
voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden. 40 En zeggende: Gij, Die
den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de
Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. 41 En desgelijks ook de overpriesters
met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeën, Hem bespottende, zeiden: 42
Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de
Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. 43
Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil;
want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. 44 En hetzelfde verweten Hem ook de
moordenaars, die met Hem gekruisigd waren. 45 En van de zesde (12.00 u) ure aan
werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure (15.00 u) toe. 46
En omtrent de negende ure riep Jezus met
een grote stem zeggende: ELI, ELI,
LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!
47 En sommigen van die daar stonden, zulks horende, zeiden: Deze roept Elias. 48
En terstond een van hen toe lopende, nam een spons, en die met edik gevuld
hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken. 49 Doch de anderen
zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen. 50 En Jezus, wederom met een grote stem
roepende, gaf den geest. 51 En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde
in tweeën, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen
scheurden. 52 En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die
ontslapen waren, werden opgewekt; 53 En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn
opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen. 54 En de
hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en
de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, Deze was Gods Zoon! (Statenvertaling)
Wordt
vervolgd….
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).