Met het
artikel op dit blog van 24.11.2017
bracht ik de geschiedenis van het eerste wonder van Jezus Christus volgens het
evangelie van Johannes (2:1-25) en gaf hierbij vooral aandacht aan de
chronologie van het verhaal. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3038075
Het
Pascha dat in Johannes hoofdstuk 2:13 vermeld wordt dateerde ik volgens de
westerse jaartelling in de maand april van het jaar 27 AD. Zesenveertig jaar
eerder was volgens Johannes hoofdstuk 2:20 de herbouw van de Tempel te
Jeruzalem onder leiding van Herodes de Grote begonnen. Op de tijdsbalk was dit
het jaar 20 v. Chr. Een jaartal dat we kunnen berekenen op basis van de
chronologie die de oudheidhistoricus Flavius Josephus (Ant.Bk.XV, xi.1) in zijn
studie doorgeeft. De chronologie van de regeerperiode van Herodes de Grote is
op de tijdsbalk verankerd via vijf historische navigatiepunten en ligt
wetenschappelijk vast. Zie TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 437-442.
De
evangelist Johannes geeft in totaal vier Pesachfeesten op voor de periode van
het openbaar optreden van Jezus Christus. Het eerste Pesachfeest wordt vermeld
in het hoofdstuk over het wonder te Kana waar de Heer Jezus Christus water in
wijn veranderde. De openbare bediening van Jezus was toen al zes maanden eerder
van start gegaan. Ter verduidelijking heb ik nieuwe tijdschema ’s op een
grotere schaal gemaakt. De bijgevoegde tijdstabel van het artikel van 24.11.2017 was samengesteld op basis
van twee centimeter per jaar op millimeterpapier met de focus op het dertigste
jubeljaar van oktober 27/ september 28 AD.

Het
nieuw samengestelde tijdschema heeft nu twaalf centimeter voor één jaar en is aanschouwelijk
duidelijker. Met groene tijdsbalken is op het schema de sabbatjaar- en
jubeljaarcyclus afgebeeld. Het dertigste Jubeljaar van september 27 AD tot
oktober 28 AD zit op de tijdsbalk verankerd op basis van de studie van de
achttiende-eeuwse wetenschapper William Whiston (1667/1752). Whiston was een
Engelse wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn
vertaling van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse
taal: JOSEPHUS Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., In een appendix
van het lijvige boek vindt men Whiston ‘s Dissertation V, met zijn opgave van
de jubeljaren in het oude Israël. Vanaf het jubeljaar toen Jezus Zich als de
Christus aan de Joden bekendmaakte heb ik dertig jubeljaren teruggerekend ter
verkrijging van het eerste jubeljaar in 1395/1394 v. Chr., negenenveertig jaar
na de inname van Kanaän door de Israëlieten in 1443 v. Chr. De exodus uit
Egypte dateren we in 1483 v. Chr. in de vijftiende eeuw v. Chr. Dit jaar zal
het 3500 jaar geleden zijn dat de Exodus op een vrijdag plaatsvond.
Het
bijzondere aan Whiston ’s opgave is zijn opmerking dat de historische sabbatjaren
ononderbroken in de tijd in een cyclus van april tot maart doorliepen. In het
negenenveertigste jaar van de zeven maal zeven jaarcyclus begon in oktober het jubeljaar
dat tot september van het jaar daarop liep, waar intussen het eerste jaar van
een nieuwe sabbatjaarcyclus al in april aangevangen was.
In zijn vermelde ‘dissertatie V’
geeft Whiston ter wetenschappelijke bevestiging van zijn bevinding tien
historische verwijzingen naar het houden van sabbat- en jubeljaren door het
oude Israël vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en vanuit de
apocriefe boeken van Makkabeeën. Deze verwijzingen vormen als het ware schakels
van een chronologische ketting waarmee men op de tijdsbalk naar het verleden toe
kan navigeren. Zijn schikking van de jubeljaren op de tijdsbalk liggen op deze
manier wetenschappelijk vast verankerd. Aan deze lijst van tien historische
verwijzingen voegde ik nog een jaartal toe dat ik bij het uittekenen op
millimeter papier ontdekt had: het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. toen
in het eerste regeringsjaar van de Babylonische koning Evil Merodach deze
heerser koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis in Babylon verloste in het
zevenendertigste jaar van diens ballingschap (2 Koningen 25:27). Het zevenendertigste
jaar van de ballingschap van Jojachin viel in okt562/sep561 v. Chr. Evil
Merodach nam de scepter op 11 januari 561 v. Chr. van zijn vader Nebukadnezar over.
En in februari/maart, de twaalfde maand (Adar), van het jaar 561 v. Chr. werd
Jojachin uit zijn gevangenis verlost. Het feit dat de vrijlating van Jojachin
door de nieuwe koning van Babylon Evil Merodach in een Jubeljaar geschiedde, is
heel opmerkelijk. De vrijlating van Jojachin was een vingerwijzing Gods voor
het volk van Israël in Babylonische ballingschap. Zij waren namelijk in
ballingschap als straf voor het zeventig maal niet houden van de sabbatjaren in
het verleden. Gedurende de periode van de Babylonische Ballingschap had het
land Israël rust en werden de zeventig keer vergoed, dat zij in hun lange
geschiedenis, sinds het in bezit nemen van het land Kanaän in 1443 v. Chr., het
sabbatgebod negeerden. Een wet die leerde dat elk zevende jaar het land niet
bewerkt mocht worden (Leviticus 25:1-5). Zie ook het artikel van 18.12.2017 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400
Dit even ter inleiding alvorens
we de gebeurtenissen die de evangelist Johannes verhaalt op de tijdsbalk
onderbrengen.
Johannes begint zijn evangelie
met vooreerst alle aandacht voor het Woord God ‘s dat mens geworden is in de
persoon van Jezus Christus:
1:1 In den beginne
was het Woord en het Woord was bij God en
het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn
door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4
In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht
schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. (NBG Vertaling 1951)
Vervolgens gaat Johannes in vers
zes naar het historisch verifieerbare optreden van Johannes de Doper als de getuige, als de aankondiger van de nakende
openbaring van de Messias of Christus. De evangelist Lucas voegt hier aan toe
dat dit geschiedde in het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius,
toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was (Lucas 3:1-2). Op mijn
bijgevoegde tijdsbalk heb ik het vijftiende regeringsjaar van Tiberius met een
gele balk aangebracht van oktober 26 AD tot september 27 AD. Het vijftiende
regeringsjaar van Tiberius van 26/27 AD is gerekend vanaf 12 AD toen Tiberius
als ‘co-princeps’ van keizer Augustus over het oostelijke gedeelte van het
Romeinse Rijk benoemd werd. Deze aanstelling als co-regent vinden we in
Romeinse bronnen terug: SUETONIUS, Tib. Vita, 21 a.u.c.765.
Op mijn tijdsbalk merken we dat
het optreden van Johannes de Doper gevolgd door het openbaar worden van Jezus
als de Christus (1:29) in de helft van het zesde jaar voorafgaand aan het
zevende sabbatjaar begon. Het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus was een jaar
van dubbele zegening over het land ter overbrugging van het sabbatjaar (wanneer
er niet gezaaid mocht worden) en in dit geval ook van het jubeljaar dat zou
volgen. De geestelijke betekenis van het begin van het optreden van Jezus
Christus in het jaar van de dubbele zegening is zondermeer duidelijk. De
gebeurtenissen die Johannes vermeldt heb ik in met een blauwe tijdsbalk
aangebracht. De eerste fase van beschreven gebeurtenissen loopt van Johannes
1:19 tot en met 2:25. Het was tijdens deze periode dat Jezus zijn eerste teken
of wonder deed te Kana in Galilea, en in Johannes 2:13 het eerste Pesachfeest
van in totaal vier pelgrim-feesten vermeld wordt.
De tweede blauwe fase-balk geeft
de periode aan vanaf Pesach in april 27 AD tot het feest der Joden (5:1). Ik neem
aan dat dit feest het Loofhuttenfeest was dat dat jaar van vier tot tien
oktober gehouden werd.
De evangelist Lucas plaatst naar
mijn mening de Heer Jezus daarvoor in Nazareth met Jom Kippoer waar Hij op 29
september 27 AD het aangename jaar des HEREN aankondigde. In een nog te volgen
artikel op dit blog wil ik de chronologie van Lucas en Matteüs eveneens op mijn
tijdsbalk onderbrengen.
Als inleiding kan ik al doorgeven dat de Bergrede van
Matteüs hoofdstuk 5 tot en met 7 op de tijdsbalk aan het begin van het
dertigste jubeljaar te plaatsen is. De Bergrede was de grondwet van het
Koninkrijk der hemelen dat Messias Jezus aan de Joden aanbood. Ook de roeping
en de uitzending van de apostelen volgens het Matteüs-evangelie hoofdstuk 10 is
aan het begin van het Jubeljaar op de tijdsbalk te plaatsen. Een heel jaar lang
van september 27 AD tot oktober 28 AD zou aan de Joden het Koninkrijk der
hemelen aangeboden worden.
Johannes 1:11 Hij kwam tot
het zijne, en de zijnen hebben Hem niet
aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht
gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet
uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God
geboren zijn. (NBG Vertaling 1951)
Hij kwam tot het zijne en de zijnen hebben Hem niet
aangenomen, werd een feit aan het einde van het Jubeljaar in oktober 28 AD.
Twee blauwe tijdsbalken heb ik op mijn schema aangebracht. De eerste periode
loopt tot het tweede Pesach-feest van april 28 AD dat in Johannes 6:4 vermeld
wordt. De tweede blauwe tijdsbalk loopt van het tweede Pesach-feest tot aan het
einde van het Jubeljaar. In Johannes 6:4-66 wordt deze tijdsperiode beschreven.
De laatste zin van Johannes 6:66 luidt “Van toen af
keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.” Opmerkelijk
vind ik dat de hoofdstukken en verzen-getallen die later aan de Bijbel werden
toegevoegd, toevallig (?) uitkomen op 6:66
wat de afwijzing van Jezus als de Christus betreft.
De gelijkenissen van Matteüs hoofdstuk 13 laat ik na
het jubeljaar op de tijdsbalk aanvangen. De Joodse generatie van toen had Jezus
als Messias afgewezen en werd nu alleen nog door Hem in gelijkenissen
toegesproken waarbij alleen de discipelen van Jezus Christus de verklaring te verstaan
krijgen. Zijn blik is vanaf nu op Jeruzalem gericht waar Hij met Pesach 30 AD
als het Lam van God (Johannes 1:29) Zichzelf voor de wereld zal geven. De
belofte van de Verlosser (Genesis 3:15) en de wederoprichting van alle dingen
(Handelingen 3:19-21) was nabijgekomen.

Het tweede samengestelde
tijdsschema leidt ons via het derde Pesachfeest van april 29 AD naar het vierde
en laatste Pesach-feest van april 30 AD waar de Heiland Jezus Christus met
Goede Vrijdag Zijn leven zal geven voor de zonden van de wereld. Op de derde
dag stond Hij op uit de dood met veertig dagen later Zijn Hemelvaart. Het slot
van het Johannesevangelie is alleszeggend:
Johannes 21:24 Dit is de discipel, die van deze dingen getuigt en die
deze beschreven heeft en wij weten, dat zijn getuigenis waar is. 25 Er zijn
echter nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft; indien deze één voor één
beschreven werden, dan zou, naar ik meen, de wereld zelf de boeken, die
geschreven werden, niet kunnen bevatten. (NBG Vertaling)
Maar
het artikel gaat in de eerste plaats nu om chronologie. Johannes geeft in zijn
evangelie nog enkele belangrijke historische gebeurtenissen die chronologisch
op de tijdsbalk aangebracht kunnen worden.
Zo merken we op het schema het
derde Pesachfeest van april 29 AD dat in Johannes hoofdstuk 6:4 vermeld wordt.
Het Loofhuttenfeest dat in Johannes 7:2-3 vermeld wordt plaatsen we in oktober
van 29 AD. Vervolgens maakt Johannes melding van het Vernieuwingsfeest (Joh.
10:22-23) te Jeruzalem in de winter van 29 AD waar Jezus aanwezig was. Een
Joods feest dat wij ook kennen als Chanoeka. Daarna verlaat Jezus Jeruzalem en
keert terug naar de overzijde van de Jordaan naar de plaats waar Johannes de
Doper het eerst optrad. Het volgende hoofdstuk 11 tot en met het laatste hoofdstuk
handelt over de gebeurtenissen van af Chanoeka in december 29 AD tot Pesach
april 30 AD wanneer de Heiland met Goede Vrijdag naar Zijn Woord Zich als het
Lam God ’s voor de zonden van de wereld zou geven.
Johannes 3:14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft,
zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, 15 opdat een ieder, die
gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. 16 Want
alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven
hebbe. 17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de
wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. 18 Wie in Hem
gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat
hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. 19 Dit is
het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis
liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos. 20 Want een
ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat
zijn werken niet aan de dag komen; 21 maar wie de waarheid doet, gaat tot het
licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn. (NBG
Vertaling 1951)
Wordt
vervolgd….
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:

Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).