In 597
v. Chr. voerde Nebukadnezar de koning van Juda Jojachin weg naar Babylon en
zette hem daar gevangen. Over deze in de Bijbel beschreven geschiedenis heeft
de archeologie een vondst gedaan.

2
Koningen 24:11 Zelfs kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, tegen de stad, als zijn knechten
die belegerden. 12 Toen ging Jojachin,
de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en
zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem gevangen in het achtste jaar zijner
regering. 13 En hij bracht van daar uit al de schatten van het huis des
HEEREN, en de schatten van het huis des konings; en hij hieuw alle gouden vaten
af, die Salomo, de koning van Israël, in den tempel des HEEREN gemaakt had,
gelijk als de HEERE gesproken had. 14 En hij voerde gans Jeruzalem weg,
mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden, tien duizend gevangen, en
alle timmerlieden en smeden; niemand werd overgelaten, dan het arme volk des
lands. 15 Zo voerde hij Jojachin weg
naar Babel, mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen, en zijn
hovelingen; daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem
naar Babel; 16 En alle kloeke mannen tot zeven duizend, en timmerlieden en
smeden tot een duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; dezen
bracht de koning van Babel gevankelijk naar Babel. (Statenvertaling)

Van de
gevangenzetting in Babylon en Jojachin ’s levensonderhoud daar heeft de
archeologie een bewijsstuk gevonden. Robert Johann Koldewey (1855/1925) was de
Duitse archeoloog die tijdens de vorige eeuwwisseling te Babylon de vondst
deed. In Berlijn in het Pergamon-Museum heeft men dit bijzonder Babylonisch
Spijkerschrifttafeltje ontcijferd. Het document heeft het over een overzicht
van leveranties van levensmiddelen zoals olie en andere producten aan de
gevangengenomen koning Ja’-u-kin of
Jojachin van Juda. De Babylonische
kleitabletten met betrekking tot Jojachin dragen bovendien als jaartal het
dertiende regeringsjaar van Nebukadnezar wat de datering mogelijk maakt. Aan
het einde van de regeerperiode van Nebukadnezar verloste de nieuwe heerser Ewil-Merodak,
de koning van Juda uit zijn gevangenis en lezen we het volgende commentaar in
de Bijbel:
2
Koningen 25:27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der
wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den
zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach,
de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van
Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief. 28 En hij sprak
vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die bij
hem te Babel waren. 29 En hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij
at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. 30 En aangaande zijn tering, een gedurige
tering werd hem van den koning gegeven, elk dagelijks bestemde deel op zijn
dag, al de dagen zijns levens.
(Statenvertaling)
Het zevenendertigste
jaar van de ballingschap van Jojachin viel in oktober 562/september 561 v.Chr.
Het was bovendien een jubeljaar, (JOSEPHUS Complete Works, Translated by
William Whiston, A.M. Appendix Dissertation V) het achttiende sinds de eerste
viering negenenveertig jaar na de inname van Kanaän onder leiding van Jozua in
1443 v. Chr., veertig jaar na de exodus in 1483 v. Chr.
Het zevenendertigste
ballingsjaar van Jojachin viel gelijk met een regeringswissel in Babylon: na de
dood van Nebukadnezar nam Evil Merodach volgens de Ptolemeüs-canon de scepter
op 11 januari 561 v. Chr. van zijn vader over. In februari/maart, de twaalfde
maand (Adar), van het jaar 561 v. Chr. werd Jojachin uit zijn gevangenis
verlost. Over de chronologische bruikbaarheid van de Ptolemeüs-canon schreef ik
in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 482-494, een appendix.

De
vrijlating van Jojachin door de Babylonische koning Evil Merodach in een
Jubeljaar was een teken Gods voor het volk van Israël in Babylonische
ballingschap. De zeventigjarige ballingschap was een periode dat het ontvolkte
land Juda zijn sabbatrust vergoed kreeg. De Israëlieten hadden zelden het
Jubeljaargebod gehouden en van de honderdtwintig sabbatjaren die er waren
tussen de inname van het Beloofde Land Kanaän en het begin van de ballingschap hadden
zij zeventig maal het sabbatjaargebod genegeerd.
Het is
geen toeval dat het achttiende jubeljaar van oktober 562/september 561 v. Chr.
gelijk viel met het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning
Jojachin van Juda en zijn vrijlating. Het is bovendien een bevestiging dat de
rangschikking van de jubeljaren volgens de achttiende-eeuwse wetenschapper William
Whiston correct is. En als kers op de taart hebben we de archeologie die vanuit
Babylonische bron met de Bijbel overeenstemt.
Wordt
vervolgd….
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:

Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009,
(dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis
op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).