Jesaja
1: 1
Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en
Hizkia, de koningen van Juda. 2
Hoort, gij hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb
kinderen groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. 3 Een
os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen
kennis, Mijn volk verstaat niet. 4 Wee het zondige volk, het volk van zware
ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben
den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich
vervreemd, wijkende achterwaarts. 5 Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij
zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart
is mat. 6 Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan
hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch
verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. 7 Uw aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand;
uw land verteren de vreemden in uw tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als
een omkering door de vreemden. 8 En de dochter van Sion is overgebleven als
een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een
belegerde stad. 9 Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden. (Statenvertaling)

Toen de
bekende Oudtestamentische profeet Jesaja zijn bediening begon was het gebied
van Israël net door een meganatuurcatastrofe getroffen. De hierboven geciteerde
verzen geven een beschrijving van het land dat als omgekeerd beschreven wordt
met alom verbrande steden. De dodentol aan mensenlevens moet enorm geweest zijn
want de overlevenden worden als een overblijfsel beschreven. De verwoesting was
haast gelijk aan de bekende historische verwoesting van de steden Sodom en
Gomorra in oktober 1889 v. Chr.
De
beschrijving van de verwoesting van het land door de profeet Jesaja was zo
desastreus dat de profeet Zacharia er later naar verwijst wanneer deze de komst
van de HEERE God op de Olijfberg te Jeruzalem beschrijft.
Zacharia
14:1 Ziet, de
dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u,
o Jeruzalem! 2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde
verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de
vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de
gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden.
3 En de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk
ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. 4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor
Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten
worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal
zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft
deszelven naar het zuiden. 5 Dan
zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der
bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor
de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE,
mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE! 6 En het zal te dien dage
geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7
Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch
dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het
licht zal wezen. (Statenvertaling)
De
profetie van het Bijbelboek Zacharia hoofdstuk 14 is uitgebreider en gaat tot
en met vers eenentwintig. Ik wens echter in het bijzonder de aandacht te
vestigen op vers vijf waar de profeet de omvang van de aardbeving ten tijde van
koning Uzzia beschrijft. De profeet onderlijnt hier het destructieve karakter
van de apocalyptische meganatuurcatastrofe wanneer Jesaja zijn bediening als
profeet van de HEERE aanving.

Het dateren van de meganatuurcatastrofe in het
jaar dat Jesaja zijn bediening begon doen we met de hulp van de historische Bijbelboeken
en de Joodse historicus uit de eerste eeuw van onze tijdrekening: Flavius
Josephus.
De
regeerperiode van koning Uzzia heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De kroniek van koning Uzzia van
Juda: blz. 279, uitgewerkt en op de tijdsbalk verankerd met de jaren: 803/750
v. Chr.
De
Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus reikt het ankerjaar aan tot het exact
dateren van het begin van de bediening van Jesaja als profeet. Ook hij
beschrijft hoe het land Juda door een aardbeving getroffen werd op het moment
dat koning Uzzia/Azaria zich met Jom Kippoer de rol van hogepriester toe
eigende:
In the meantime a great
earthquake shook the ground and a rent was made in the temple, and the bright
rays of the sun shone through it, and fell upon the king's face, insomuch that
the leprosy seized upon him immediately. And before the city, at a place called
Eroge, half the mountain broke off from the rest on the west, and rolled
itself four furlongs, and stood still at the east mountain, till the roads, as
well as the king's gardens, were spoiled by the obstruction. Now, as soon
as the priests saw that the king's face was infected with the leprosy, they
told him of the calamity he was under, and commanded that he should go out of
the city as a polluted person. Hereupon he was so confounded at the sad
distemper, and sensible that he was not at liberty to contradict, that he did
as he was commanded, and underwent this miserable and terrible punishment for
an intention beyond what befitted a man to have, and for that impiety against
God which was implied therein. So he abode out of the city for some time, and
lived a private life, while his son Jotham took the government; after
which he died with grief and anxiety at what had happened to him, when he had
lived sixty- eight years, and reigned of them fifty-two; and was buried by
himself in his own gardens.
(Flavius Josephus, Joodse
Oudheden, Boek IX,x.4)
In mijn studie TIJD en
TIJDEN, 2015, De archeologische site in Egypte te Tell el Daba, blz. 285,
beschrijf ik hoe Uzzia hoogstwaarschijnlijk geïdentificeerd kan worden met de
Aziatische veldheer Arsu die volgens het Egyptische Harris-papyrus voor een
tijd Egypte overheerst heeft.
Het
begin van de regeerperiode van Uzzia betekende aanvankelijk een tijd van
welvaart voor Juda en heel de regio.
2 Kronieken 26:6 Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en
brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe
bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen. 7 En God hielp hem tegen
de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-baal woonden, en tegen de
Meunieten. 8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot
den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste. (Statenvertaling)
Maar aan dit alles kwam
een einde in oktober van het jaar 776 v. Chr. wanneer een hoogmoedige koning
Uzzia met Jom Kippoer meende niet alleen als koning maar ook als hogepriester te
kunnen optreden. Het resultaat was dat hij met melaatsheid geslagen werd en de
volgende vijfentwintig jaar tot aan zijn dood in quarantaine geplaatst.
2 Kronieken 26:16 Maar
als hij sterk geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe,
en hij overtrad tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den tempel des
HEEREN, om te roken op het reukaltaar. 17 Doch Azaria, de priester, ging hem
na, en met hem des HEEREN priesters, tachtig kloeke mannen. 18 En zij
wederstonden den koning Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia,
den HEERE te roken, maar den priesteren, Aärons zonen, die geheiligd zijn, om
te roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot
eer zijn van den HEERE God. 19 Toen werd Uzzia toornig, en het reukwerk was in
zijn hand, om te roken; als hij nu toornig werd tegen de priesteren, rees de
melaatsheid op aan zijn voorhoofd, voor het aangezicht der priesteren in
het huis des HEEREN, van boven het reukaltaar. 20 Alstoen zag de hoofdpriester
Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij was melaats aan zijn
voorhoofd, en zij stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook
gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had. 21 Alzo was de koning
Uzzia melaats tot aan den dag zijns doods; en melaats zijnde, woonde hij in een
afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN afgesneden; Jotham nu,
zijn zoon, was over het huis des konings, richtende het volk des lands. 22 Het
overige nu der geschiedenissen van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft de
profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. 23 En Uzzia ontsliep met zijn
vaderen, en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in het veld van de begrafenis,
die van de koningen was; want zij zeiden: hij is melaats; en zijn zoon Jotham
werd koning in zijn plaats. (Statenvertaling)
Het laatste vers van het
hiervoor geciteerde hoofdstuk maakt duidelijk dat koning Uzzia in quarantaine
geplaatst werd en dat zijn zoon in zijn plaats het land bestuurde. Een jaartal
geeft de Kroniekschrijver niet op, maar zowel THE LEGENDS OF THE JEWS
gecompileerd door Louis Ginzberg als de SEDER OLAM vermelden een periode van
vijfentwintig jaar dat de zoon van Uzzia: Jotham, als co-regent optrad.
Het historisch laatste
regeringsjaar van Uzzia op de tijdsbalk was het jaar okt751/sep750 v. Chr.
Wanneer we vanaf dit jaartal vijfentwintig jaar terugrekenen arriveren we in de
maand oktober van het jaar 776 v. Chr.
Het
jaar 776 v. Chr. is niet toevallig het jaartal van de instelling van de Olympische
Spelen door de Grieken, als dank naar hun goden toe voor de afgewende
meganatuurcatastrofe. Ook over Nineveh werd in 776 v. Chr. een verwoesting
afgewend. Het was hetzelfde jaar dat de profeet Jona naar Nineveh gezonden werd
ter aankondiging van de nakende verwoesting. Het is geen toeval dat we
Bijbels-chronologisch naar hetzelfde jaartal geloodst worden voor de datering
van de aardbeving van Uzzia en het begin van de bediening van de profeet
Jesaja.
De combinatie van de hiervoor aangehaalde chronologische bronnen leveren allen het jaar 776 v. Chr. voor de grote
aardbeving ten tijde van de regeerperiode van Uzzia en het jaar van het begin
van het optreden van de profeet Jesaja, op.
In de reconstructie die
de geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) maakte van de chronologie
van de koningen van Juda en Israël gaat het verband met het jaar van de
aardbeving ten tijde van Uzzia en het jaar 776 v. Chr. verloren of wordt het niet
gezien. Zie het artikel op dit blog van 06.02.2017: De
Assyriologie, Thiele en het noodlottige jaartal 930 v. Chr., zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1486335600&stopdatum=1486940400
Ook de revisionistische onderzoeker
van het eerste uur Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979), Werelden in botsing, 1950, hanteerde de conventionele
datering van de regeerperiode van de koning Uzzia (Werelden in botsing, 1971,
eerste hoofdstuk, het jaar -747) en mist zo enkele verbanden op de tijdsbalk.
Dit zijn echter schoonheidsfoutjes die niet aan de pioniersarbeid van Velikovsky
afdoen. Velikovsky ziet namelijk de grote natuurramp ten tijde van koning Uzzia
als een scheidslijn tussen twee tijdsperioden. Als een gevolg van de
meganatuurcatastrofe werd in het Midden-Oosten in 747 v. Chr. een nieuwe
kalender ingevoerd. Dat jaar was het begin van de era van Nabonassar, een tot
dan toe onbekende koning van Babylon. Volgens Velikovsky werden de Olympiaden
die in 776 v. Chr. van start gingen door een of andere kosmische gebeurtenis
ingeluid. In het tweede hoofdstuk van zijn boek ‘Werelden in botsing’ maakt hij
de link met de planeet Mars en de Romeinse mythologie. De Romeinse maand maart
was aan de planeet Mars gewijd die volgens de Romeinse mythologie verondersteld
werd als god, de vader van Romulus, de stichter van Rome te zijn.
De stichting van Rome in 753
v. Chr. vond plaats in een tijd, niet ver verwijderd van ‘de grote verwoesting’
of zoals de titel van mijn artikel luidt: ‘de moeder van alle verwoestingen’,
die de profeet Jesaja in 776 v. Chr. beschreef. Volgens een Romeinse
overlevering zouden de ontvangenis van Romulus door zijn moeder, de stichting
van Rome en de dood van Romulus hebben plaatsgevonden in jaren van grote
natuurberoeringen die gepaard gingen met verschijnselen aan de hemel en
storingen in de beweging van de zon.
Mijn boek ‘De
Zonaanbidder – Achnaton, de strenge en hardvochtige farao volgens de
profeet Jesaja, 2016, begin ik met een inleiding in het jaar 800 v. Chr. met
als onderwerp een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong. Het is de in de
Bijbel beschreven aardbeving waar de profeet Amos het begin van zijn optreden
met verbindt. Het beleg van Troje heb ik gedateerd van 800 tot 790 v. Chr. Het
is dezelfde periode waar ook de legendarische Memnon op het slagveld bij Troje
aan zijn einde kwam en in Egypte farao Thothmosis IV de gelegenheid te baat nam
het Ethiopische juk af te schudden en de macht te grijpen. Ook in dit boek
verwijs ik naar het werk van Velikovsky 'Werelden in botsing, derde hoofdstuk:
wanneer werd de Ilias geschreven?, naar de Ilias, de geschiedenis van de
belegering van Troje. De Griekse goden Athene en Ares waren volgens Velikovsky
de planeten Venus en Mars, die toen de baan van de aarde om de zon verstoorden,
en interacties met elkaar hadden. Velikovsky citeert heel wat stukken uit de
Ilias, als aanwijzingen voor de juistheid van zijn kosmische catastrofetheorie.
Hij maakt duidelijk dat er zich boven het slagveld te Troje een kosmisch
gebeuren afspeelde, met dramatische gevolgen voor de aarde.
Indien mijn historische
reconstructie correct is ontvluchte de legendarische/historische Aeneas in 790
v. Chr. het brandende Troje en begon dat jaar aan zijn lange zwerftocht naar
Rome via Dido in Carthago.
De getoonde tijdschijf
van 54 jaar en zes maanden op het bijgevoegde schema tussen
meganatuurcatastrofes in, heb ik van de studie van Donald
W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’. Zij identificeren
zeven rampen van kosmische oorsprong die planeet aarde in de oudheid teisterden.
Zij hebben echter ook gebruik gemaakt van de gefabriceerde jaartallen van de
geleerde Edwin R. Thiele en missen als een gevolg enkele verbanden zoals het
jaar 776 v. Chr. voor de aardbeving van Uzzia. Wanneer men echter het
cyclusmodel van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, met
rampen alle 54 jaar en zes maanden binnen de nieuwe chronologie gebaseerd op de
sabbat- en jubeljaren, hanteert zijn de resultaten verbluffend.
Zoals
eerder opgemerkt is de meganatuurcatastrofe-cyclus volgens Patten nauwkeurig te berekenen tot 54
jaar en zes maanden met iedere keer een planetaire interactie in de maand
maart, het Romeinse Tubilustrium en de daaropvolgende catastrofe 54 jaar en zes
maanden later in oktober, het Romeinse Armilustrium. Het was volgens hen de
planeet Mars die in die tijd de aarde in haar omloop rond de zon periodiek
verstoorde.
Wanneer men vanaf het
jaartal 776 v. Chr. in oktober 54 jaar en zes maanden op de tijdsbalk naar voor
en naar achter rekent arriveert men in de jaren maart 830 en maart 722 v. Chr.
Het verkregen jaartal 722 v.
Chr. is hier opmerkelijk omdat dit jaar volgens de Bijbelse chronologie op
basis van de sabbat- en jubeljaarrekening, in het voorjaar de dood zag van
koning Achaz, de vader van Hizkia, met een vermelding van een kosmisch
fenomeen. Een Joodse legende verhaalt namelijk dat op de dag dat koning Achaz
stierf er slechts gedurende twee uur daglicht was (Louis Ginzberg, Legends of
the Jews, Volume IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther). De
oorzaak ligt volgens de catastrofetheorie bij een storing van planeet aarde in
haar omwenteling om de zon.
Wordt vervolgd…
Met vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009,
(dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis
op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).