Koning
Achaz regeerde over het tweestammenrijk Juda van 739 tot het voorjaar van 722
v. Chr. De afbeelding is van een kleizegeltje van slechts een paar centimeter
groot dat in het moderne Israël gevonden werd. De Hebreeuwse tekst er op
vermeld luidt: behorend aan Achaz (zoon
van) Jotham koning van Juda.

Het
werd gebruikt om een perkamentrol te verzegelen. Over de oorsprong van het
zegel bestaat er onder specialisten weinig discussie. Indien Achaz het zegel
zelf heeft aangebracht hebben we hier een (gedeeltelijke) vingerafdruk van de
koning.
De
chronologische verankering van de regeerperiode van koning Achaz op de
tijdsbalk heb ik uitvoerig behandeld in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 289-294.
Achaz
was ook buiten de grenzen van Juda/Israël bekend. De Assyriërs bijvoorbeeld verwijzen
in hun annalen naar Achaz bij name. De Assyrische koning Tiglath Pileser III
vermeldt Achaz in een van zijn bewaarde muur reliëfs: Nimrud, Zuid oostelijk
paleis, Slab inscriptie ( 6-16). Zie het artikel op dit blog van 14.04.2016, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1460325600&stopdatum=1460930400
Volgens
mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid was de Bijbelse Achaz een
tijdgenoot en correspondent met de farao s Amonhotep III en Achnaton van de
achttiende dynastie. Met hen correspondeerde hij in de Akkadische taal onder de
naam Abdi Hiba. Ook de Assyriër Tiglath Pileser III vinden we in dezelfde
briefwisseling met farao terug.
Hierna
een extract uit mijn boek De
Zonaanbidder, 2016 dat een en ander van mijn revisie van de geschiedenis
van de oudheid verklaart.
Citaat:
De Amarna-briefwisseling van Abdi-Hiba
alias Ebed Tov (de goede dienstknecht) met farao Amonhotep III en farao
Amonhotep IV
De Amarna-briefwisseling is een verzameling
kleitabletten die de briefwisseling van de (Klein-Aziatische) vazallen met de
faraos Amonhotep III en IV in Klein-Azië, bevat. De orthodoxe egyptologie
dateert ze via hun foutieve Sothis-kalender in de vijftiende en veertiende eeuw
voor Christus. Velikovsky beweerde dat ze in de negende eeuw voor Christus
thuishoren. Er werden meer dan honderd bladzijden in zijn boek Eeuwen in
chaos aan de Amarna-kleitabletten gewijd. Volgens Dr. Velikovsky waren de
Bijbelse koningen Achab en Josafat tijdgenoten en correspondenten van Achnaton.
Velikovsky wees er terecht op dat de vertaling van het Akkadisch spijkerschrift
meerdere vertalingen, wat betreft namen van personen en plaatsen, mogelijk
maakt. Enkele alternatieve voorbeelden die Velikovsky voor Abdi Hiba aanhaalt
zijn bijvoorbeeld: Abdi-Kheba, Abdi-Hepat, Abdi-Hebat of Ebed-Nob. Een betere
vertaling van Abdi Hiba volgens Velikovsky is het Hebreeuwse Ebed Tov dat de goede dienstknecht betekent.
In mijn studie Genesis versus Egyptologie
identificeerde ik koning Achaz van Juda en koning Hosea van Israël, als Abdi
Hiba en Rib Addi uit de Amarna-briefwisseling. De rebel Labaja in de
Amarna-brieven is Pekah van het tienstammenrijk. Deze genoemde koningen van
Israël en Juda waren volgens de Bijbel, alle afgodendienaars en passen dus
beter in het plaatje wat de inhoud van de briefwisseling betreft. Ik heb moeite
met de identificatie van Abdi Hiba met bijvoorbeeld koning Josafat van Juda,
die volgens de Bijbel op de HERE God vertrouwde, maar in zijn vermeende
briefwisseling met Farao andere goden gediend zou hebben. Dit is al voldoende
basis om de identificatie van Josafat als een Amarna-briefschrijver af te
wijzen. Deze opmerkingen nemen uiteraard het opzoekwerk dat vooral Velikovsky
geleverd heeft, niet weg. Opzoekingen die het fundament voor het revisionisme
van de geschiedenis van de oudheid legden.
De taal van de Amarna-briefwisseling was
het Akkadisch, een oudheidtaal waarvan het gebruik er van tegenwoordig te
vergelijken is met het Engels als internationale communicatietaal. De faraos
Amonhotep III en IV worden in de briefwisseling aangeduid als Nimoeria en
Nafoeria. De identificatie van de briefontvangers Nimoeria en Nafoeria staat
buiten twijfel. De identificatie van de verzenders is niet eenvoudig. Geen van
de brieven is gedateerd, wat het chronologisch schikken moeilijk maakt. De
meeste brieven zijn van Faraos vazallen in Klein-Azië. Sommige brieven zijn
van onafhankelijke vorsten zoals koning Suppiluliuma van het Hethietenrijk en
Boernaboeriasj van Babylon.
Zoals eerder opgemerkt heb ik vanaf het
eerste regeringsjaar van Horemheb in 671 v. Chr. op de tijdsbalk teruggewerkt
en de farao s Eje, Toetanchamon, Smenkhkare en Achnaton chronologisch
gerangschikt.
Horemheb is in Velikovsky s reconstructie
een vazal van de Assyriërs. In mijn model past dit volkomen en ik laat
logischerwijze de Amarna-farao s aan de regeerperiode van Horemheb,
voorafgaan. Enkele belangrijke puzzelstukjes worden op deze manier ingevoegd.
Farao Achnaton bijvoorbeeld regeert nu ten tijde van de val van Samaria in 717
v. Chr. De verovering van Samaria of Soemoer is in de Amarna-briefwisseling
terug te vinden. We moeten bedenken dat de hoofdstad Samaria van het
tienstammenrijk in zijn geschiedenis vanaf koning Omri, de bouwer van de stad,
slechts eenmaal ingenomen werd.
In totaal zijn er vijf brieven
(kleitabletten) van Abdi Hiba uit Jeruzalem te Amarna, het Achetaton uit de
oudheid, gevonden. Deze brieven werden door de wetenschappers gecatalogeerd
onder de nummers: EA 285 tot 290 en zijn inmiddels alle online op het
internet-vertaald naar het Engels te lezen. Hierna volgen de brieven die ik heb
gedownload:
EA 285, EA 286, EA 287, EA288, 290
.
EA289
To
the king, my lord, hath spoken thus, Abdi-hiba, thy servant. At the feet of the
king, my lord, seven times and seven times I fall. . . . Behold, hath not
Milki-lim revolted to Labaya's sons
and to Arzaya's, so as to claim the land of the king for them. A prince who has
done this deed why does not the king call him to account ? Behold Milki-lim and
Tagi, the deed which they have done is this : After having taken the city Rubuda (Rabbath), they are now
seeking to take Jerusalem. If this
land belongs to the king, why (delay till) the IJazati are at the king's
disposal. Behold the land of Grinti-kirmil belongs to Tagi, and the people of
Ginti form a garrison in Betsani (Bethsjean) ; and the same will befall us now
that Labaya and the land of Shakmi
have given everything to the Habiru.
Milki-lim has written to Tagi and his sons : " As two are . . ., give to
the people of
De briefschrijver Abdi Hiba in Jeruzalem is
herkenbaar als een zelfstandige vazal van farao te Jeruzalem. Dat Abdi Hiba
koning te Jeruzalem was, wordt door de orthodoxie niet betwist. De orthodoxie
ziet hem echter in hun tijdsbestek als een Kanaänietisch koning die ten tijde
van de intocht van de Israëlieten (of Hebreeën) te Jeruzalem resideerde en naar
farao vijf brieven schreef, vragend om hulp tegen de Habiroe die naar zijn land
en stad oprukten. De Habiroe worden door de orthodoxie met de Hebreeërs van de
veertiende eeuw v. Chr. geïdentificeerd. Er zijn echter onderzoekers die de
identificatie van de Habiroe als etnische groep van de hand wijzen. De Habiroe
worden in alle Amarna-brieven namelijk als soldaten of knechten gezien. Ook kan
men ze vanuit de brieven herkennen als een onafhankelijke bende huurlingen. Hun
leider was Labaja naar wie ook in andere brieven van vazallen van farao,
verwezen wordt. In mijn variant is Labaja de usurpator en koning van het
tienstammenrijk: Pekah. En de briefschrijver uit Jeruzalem Abdi Hiba is koning
Achaz.
In Juda was aan de lange regeertijd van
koning Uzzia in 750 v. Chr. een einde gekomen en nam zijn zoon Jotham in dat
jaar de alleenheerschappij over. Koning Jotham was voor een hele tijd co-regent
met zijn vader geweest, als een gevolg van de opgelopen melaatsheid door Uzzia,
toen deze meende zowel het ambt van koning als van hogepriester te mogen
uitoefenen (TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: kroniek van koning Uzzia van Juda,
blz. 279-284). Ik postuleer dat de jonge Amonhotep IV tijdens zijn ballingschap
in Jeruzalem Uzzia en Jotham gekend heeft. Vanaf het rampjaar 776 v. Chr. nam
Jotham de staatszaken waar en leefde de melaatse Uzzia in quarantaine. In 739
v. Chr. nam de zoon van Jotham, Achaz, de scepter van Juda over (TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 289-294). Hij is de Amarna-briefschrijver onder de naam Abdi
Hiba.
In mijn reconstructie pas ik dezelfde
werkmethode als Velikovsky toe. Hierna een citaat uit Eeuwen in Chaos, 1952,
blz.255:
in
de zaal van de historie, waar mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen,
wijs ik rechtstreeks bepaalde figuren aan, die geheel andere namen dragen dan de door ons gezochte personen, men zegt
zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die wel zes eeuwen gescheiden is van de
tijd van de personen die wij zoeken. Zelfs nog eer ik onderzoek doe naar de op
deze wijze schijnbaar zonder recht van spreken uitgekozen personen, verklaar ik
de identificatie als juist. Het kompas in mijn hand is het kompas van de
tijdmeting; ik bekort met zes eeuwen de tijd van Thebe en el-Amarna en tref
koning Josafat te Jeruzalem, Achab te Samaria en Benhadad te Damascus aan.
Indien mijn kompas van de tijdmeting me niet bedriegt, zijn zij de koningen,
die in de el-Amarna periode regeerden in Jeruzalem, Samaria en Damascus.
Ik schuif ditmaal meer dan zeven eeuwen op
de tijdsbalk, met als resultaat Achaz in Jeruzalem, Pekah in Samaria en Rezin
in Damascus. Laat ons nu zien of het historische kader van de briefschrijver
Abdi Hiba past in het Juda van de achtste eeuw v. Chr.
Het is vooral de EA-brief 289 die vanwege
de inhoud eerst mijn aandacht trok. Abdi Hiba vraagt namelijk om hulp aan farao
tegen Labaja en diens zonen. Daarnaast verwijst Abdi Hiba naar de val van de
stad Rubuda en de bedreiging die er nu voor Jeruzalem is. Over de identificatie
van Rubuda wordt door de orthodoxie getwist, maar een opmerkelijke
identificatie is die met Rabbath, de hoofdstad van Ammon in Trans-Jordanië. Het
is deze identificatie die in mijn variant past. De Amarna-brief met nummer 289
verwijst volgens mij duidelijk naar het conflict dat in het Bijbelboek Jesaja
hoofdstuk 7 en 2 koningen hoofdstuk 16 beschreven staat.
De (geciteerde) Bijbelcitaten spelen zich
af in de dagen van Achaz, de koning van Juda, toen Resin, de koning van Aram in
bondgenootschap met Pekah, de zoon van Remaljahu, de koning van Israël, tegen
Jeruzalem ten strijde trok. Achaz meende het niet tegen dit bondgenootschap te
kunnen halen. De beschreven oorlog kan vanuit de Bijbel nauwkeurig gedateerd
worden. Koning Achaz werd koning over Juda in het zeventiende regeringsjaar van
Pekah van Israël het jaar okt739/sep738 v. Chr. Aangezien Pekah twintig jaar
regeerde, komen slechts de drie laatste jaren van diens regering in aanmerking voor
het plaatsen van de beschreven invasie op de tijdsbalk. Deze jaartallen gaan
van april 738 tot maart 735 v. Chr. Dus een van deze jaren 738/737, 737/736 en
736/735 v. Chr. was getuige van de oorlog van Damascus en Samaria tegen
Jeruzalem. Het is chronologisch mogelijk om vanuit de Bijbel het jaar 736 v.
Chr. als het jaar van de invasie aan te geven. De kinderen van de profeet
Jesaja en hun bijzondere naamgeving waren namelijk als een teken voor het Juda
van zijn tijd gegeven.
Jesaja 8:3 En ik was tot de profetes
genaderd, en zij was zwanger geworden en baarde een zoon. En de HERE zeide tot
mij: Noem hem: Maher-Salal Chas-Baz, 4 want
voordat de jongen zal kunnen roepen: Mijn vader en mijn moeder, zal men de
rijkdom van Damascus en de buit van
Samaria vóór de koning van Assur dragen.
Volgens dit Schriftwoord zou Damascus door
de Assyriërs ingenomen worden voordat het zoontje van Jesaja in staat zou zijn
om mama en papa te kunnen zeggen. Koning Achaz wilde echter niet vertrouwen op
het Woord des HEREN van de profeet Jesaja, maar verkoos in de plaats daarvan
zelf zijn plan te trekken. Vermoedelijk schreef hij eerst een brief aan de
farao van Egypte om hulp, maar van die kant kwam er geen hulp. We weten vanuit
de Bijbel dat hij daarop de koningen van Assur benaderde om een bondgenootschap
(tegen betaling) tegen Damascus en Samaria.
2 Kronieken 28:16 In die tijd zond koning
Achaz het verzoek tot de koningen van Assur hem te helpen
2 Koningen 16:9 En de koning van Assur gaf
hem gehoor; de koning van Assur trok op tegen Damascus, nam het in en voerde de
bevolking in ballingschap weg naar Kir; en Rezin bracht hij ter dood. Daarop
ging Achaz Tiglath-Pileser, de koning van Assur, tegemoet naar Damascus

Volgens de gereviseerde chronologie van de
oudheid zit de campagne van Tiglath Pileser III tegen Damascus in het jaar 735
v. Chr.
Het bestuderen van (de bijgevoegde kaart)
maakt het inpassen van EA289 in het Bijbelrelaas eenvoudiger. We merken op de
kaart een geallieerd leger van Damascus en Samaria dat tegen het Jeruzalem van
Abdi Hiba, alias Achaz, oprukt. Hun bedoeling is het doden of afzetten van
Achaz en het op de troon van Juda plaatsen van de zoon van Tabeal.
Tegelijkertijd zien we op de kaart een Aramees leger dat oostelijk van de
Jordaan naar Rabbath oprukt, deze hoofdplaats van Ammon inneemt en daarna
verder oprukt naar Edom. Westelijk van Juda toont de kaart aanvalsrichtingen
vanuit het gebied van de Filistijnen en in het bijzonder Ashkelon. Over dit
algemeen conflict handelen de vijf brieven van Abdi Hiba uit Jeruzalem over
handelen. Er zijn al voldoende namen van steden met Akkadische briefnamennamen
geïdentificeerd om deze conclusie te kunnen trekken. In EA-brief 288 verwijst
Abdi Hiba ook naar Nahrima. Het Egyptische Naharim is een verbastering van het
Bijbelse Aram-Naharaïm, het Aram van de twee rivieren of Mesopotamië. In mijn
werk Genesis versus Egyptologie toonde ik al aan, dat het Mitanni uit
Egyptische bron, in feite het Assyrische Rijk was, en dat beide rijken één
waren. De Egyptoloog Alan Gardiner verwijst in zijn opus magnum (EGYPT OF THE
PHARAOHS, Egypt under foreign rule, pagina 341.) naar het merkwaardige feit dat
Egyptische bronnen nooit naar het Assyrische Rijk verwijzen. Nochtans merkt
Alan Gardiner op, zou zelfs Thebe helemaal in het zuiden van Egypte,
uiteindelijk ook door de Assyriërs ingenomen worden.
Wanneer we de Amarna-periode transponeren
naar de negende en de achtste eeuw v. Chr. blijkt dat de EA-schrijver uit
Mitanni met de naam Tushratta niemand minder is dan Tiglath Pileser III van
Assyrië. Hij is de derde hond, bij wijze van spreken, die het been waarover
Samaria en Damascus vochten, wegkaapte.
Einde
citaat
Voor
wie het boek eventueel wil aanschaffen volgt er hierna een internetlink.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009,
(dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis
op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).