Met
onze aflevering van 19.04.2017
brachten we de geschiedenis van het eerste jubeljaar van
oktober1395/september1394 v. Chr. dat gehouden werd in het vijftigste jaar
sinds de inname van het Beloofde Land Kanaän. De sabbatjaar- en
jubeljaartelling (Leviticus 25:1-55) nam namelijk een aanvang bij de inname van
Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua in 1443 v. Chr., veertig
jaar na de Exodus gevolgd door het geven van de Wet aan Mozes.
Leviticus
25:1 En de HERE sprak tot Mozes op de berg Sinai: 2
Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer
gij in het land komt, dat Ik u geef, dan zal het land rusten, een sabbat
voor de HERE.

De
sabbatjaar- en jubeljaartelling dienen we Schriftuurlijk concordant gezien te
rekenen vanaf de inname van Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua en
niet eerder.
We
zetten onze studiereis in de tijd langs de inmiddels vertrouwde tijdsbalken
verder. De tijdsbalken zijn op millimeterpapier uitgewerkt met telkens veertien
jaar per vel. De jaartallen bovenaan de tijdsbalk zijn de westerse
jaartellingen gebaseerd op de geboorte van Jezus Christus onderverdeeld in vier
vakken van elk drie maanden. De sabbatjaren staan in een blauwe balk vermeld
van april tot maart en de jubeljaren van oktober tot september. Het Jubeljaar
zag zijn start in oktober van de negenenveertigste sabbatjaarcyclus en liep
verder tot september van het volgende jaar waar inmiddels in april een nieuwe
sabbatjaarcyclus van start was gegaan.

We
gingen er in de vorige aflevering bij het eerste jubeljaar van 1395/1394 v.
Chr. van uit dat de Israëlieten toen onder de Richter Othniël de bepalingen van
het jubeljaar gehouden hebben. In het voorjaar van 1407 v. Chr. had Othniël de
Israëlieten bevrijd van de verdrukking door Koning Kusan-Risataïm van Mesopotamië,
een verdrukking die acht jaar geduurd had. Voor een periode van veertig jaar
had het land onder het richter-schap van Othniël daarna rust, staat er
geschreven:
Richteren
3:7 De Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen
des HEREN, zij vergaten de HERE, hun God, en dienden de Baäls en de Asjeras. 8
Toen ontbrandde de toorn des HEREN tegen Israël: Hij gaf hen over in de
macht van Kusan-Risataïm, koning van Mesopotamië, en de Israëlieten dienden
Kusan-Risataïm acht jaar. 9 Toen riepen de Israëlieten tot de HERE, en de
HERE verwekte de Israëlieten een
verlosser om hen te bevrijden: Otniël,
de zoon van Kenaz, de jongere broeder van Kaleb. 10 De Geest des HEREN kwam
over hem, hij richtte Israël en trok uit ten strijde. De HERE gaf
Kusan-Risataïm, de koning van Aram, in zijn macht, zodat hij de overhand kreeg
over Kusan-Risataïm. 11 Toen had het
land veertig jaar rust. En Otniël, de zoon van Kenaz, stierf. (NBG
Vertaling 1951)
Het
hierboven getoonde schema geeft de periode 1381/1368 v. Chr. weer. Het valt
binnen de tijdsperiode dat de eerste richter Othniël het land Israël leidde. De
blauwe tijdsbalk bovenaan het schema toont de sabbatjaarcyclus met sabbatjaren
in apr1381/mrt1380 en apr1364/mrt1373 v. Chr. We kunnen er nochtans niet
zondermeer van uitgaan dat de Israëlieten alle sabbatjaren ten tijde van het richter-schap
van Othniël gehouden hebben. De reden ligt bij de nieuwe verdrukking die zich
aandiende na de dood van Othniël. Het sabbatjaar 1367/1366 v. Chr. zag het
begin van de verdrukking door de koning van Moab: Eglon. Een verdrukking die
achttien jaar zou aanhouden en de oorzaak was van het niet houden van de Wet
des HEEREN door de Israëlieten.

In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
147-153, heb ik het chronologisch kader geleverd waarbinnen de Richteren op de
tijdsbalk gerangschikt moeten worden.
De
hierboven getoonde tijdsbalk toont via de rode tijdsbalk het begin van de achttienjarige
verdrukking door Moab. Daar kwam bovenop de in het Bijbelboek Ruth beschreven
hongersnood die onder meer maakte dat de Israëliet Elimelek en zijn vrouw Naomi
en hun twee zonen naar Moab emigreerden. De grijze verticale lijn op de
tijdsbalk in 1357 v. Chr. geeft de hongersnood weer voorafgegaan door de grijze
lijn van het voorjaar van 1358 v. Chr. die de meganatuurcatastrofe voorstelt
die de oude wereld toen trof en verantwoordelijk was voor de hongersnood als
een gevolg van mislukte. In TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 157-163, heb ik aangetoond dat de meganatuurcatastrofe
van kosmische oorsprong was en de oorzaak van alle ellende op aarde. Het
voorjaar van 1358 v. Chr. was getuige van werelden in botsing en een aarde
in beroering om Velikovskyaanse termen te gebruiken.
De
hongersnood staat beschreven in het Bijbelboek Ruth:
Ruth 1:1 In de dagen dat de richters richtten, gebeurde het, dat
er een hongersnood in het land was.
Toen trok een man uit Bethlehem in Juda met zijn vrouw en zijn beide zonen weg
om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. 2 De naam van de man was Elimelek, de naam van zijn vrouw Naomi en
de namen van zijn beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Bethlehem in
Juda; en in het veld van Moab aangekomen, bleven zij daar. 3 Toen stierf
Elimelek, de man van Naomi, zodat deze met haar beide zonen achterbleef. 4
Dezen namen zich Moabitische vrouwen: de ene heette Orpa en de andere Ruth; en zij woonden daar ongeveer tien jaren.
5 Toen stierven ook die twee, Machlon en Kiljon, zodat die vrouw achterbleef,
zonder haar beide zonen en haar man. 6 Daarna maakte zij zich met haar
schoondochters op en keerde uit het veld van Moab terug, want zij had in het veld van Moab vernomen, dat de HERE naar zijn volk
omgezien had door hun brood te geven. (NBG Vertaling 1951)

Onze
laatste tijdsbalk voor deze aflevering is die van de periode 1353/1340 v. Chr.
Aan de verdrukking door koning Eglon van Moab kwam een einde door de linkerhand
van de Richter Ehud die Eglon in zijn paleis met een kort tweesnijdend zwaard doodde.
Richteren 3:14 En de kinderen Israëls dienden Eglon, koning der Moabieten, achttien
jaren. 15 Toen riepen de kinderen Israëls tot den HEERE, en de HEERE
verwekte hun een verlosser, Ehud, den
zoon van Gera, een zoon van Jemini, een man, die links was. En de kinderen
Israëls zonden door zijn hand een geschenk aan Eglon, den koning der Moabieten.
16 En Ehud maakte zich een zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte een el
was; en hij gordde dat onder zijn klederen, aan zijn rechterheup. 17 En hij bracht
aan Eglon, den koning der Moabieten,
dat geschenk; Eglon nu was een zeer vet man. 18 En het geschiedde, als hij
geëindigd had het geschenk te leveren, zo geleidde hij het volk, die het
geschenk gedragen hadden; 19 Maar hij zelf keerde wederom van de gesneden
beelden, die bij Gilgal waren, en zeide: Ik heb een heimelijke zaak aan u, o
koning! dewelke zeide: Zwijg! En allen, die om hem stonden, gingen van hem uit.
20 En Ehud kwam tot hem in, daar hij was zittende in een koele opperzaal, die
hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een woord Gods aan u. Toen
stond hij op van den stoel. 21 Ehud dan reikte zijn linkerhand uit, en nam het
zwaard van zijn rechterheup, en stak het in zijn buik; 22 Dat ook het hecht
achter het lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het
zwaard niet uit zijn buik), en de drek uitging. 23 Toen ging Ehud uit van de
voorzaal, en sloot de deuren der opperzaal voor zich toe, en deed ze in het
slot. 24 Als hij uitgegaan was, zo kwamen zijn knechten, en zagen toe, en ziet,
de deuren der opperzaal waren in het slot gedaan; zo zeiden zij: Zeker, hij
bedekt zijn voeten in de verkoelkamer. 25 Als zij nu tot schamens toe gebeid
hadden, ziet, zo opende hij de deuren der opperzaal niet. Toen namen zij den
sleutel en deden open; en ziet, hunlieder heer lag ter aarde dood. 26 En Ehud
ontkwam, terwijl zij vertoefden; want hij ging voorbij de gesneden beelden, en
ontkwam naar Sehirath. 27 En het geschiedde, als hij aankwam, zo blies hij met de bazuin op het gebergte van Efraïm; en de
kinderen Israëls togen met hem af van het gebergte, en hij zelf voor hun
aangezicht heen. 28 En hij zeide tot hen: Volgt mij na; want de HEERE heeft uw
vijanden, de Moabieten, in ulieder hand gegeven. En zij togen af, hem na, en
namen de veren van de Jordaan in naar Moab, en lieten niemand overgaan. 29 En
zij sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, allen vette en
allen strijdbare mannen, dat er niet een man ontkwam. 30 Alzo werd Moab te dien
dage onder Israëls hand te ondergebracht; en
het land was stil tachtig jaren. 31 Na
hem nu was Samgar, een zoon van Anath, die sloeg de Filistijnen, zeshonderd
man, met een ossenstok; alzo verloste hij ook Israël. (Statenvertaling)
Het
resultaat van het optreden van de Richter Ehud was het begin van een lange
periode van vrede voor de Israëlieten. Samen met het Richter-schap van Samgar
betekende het tachtig jaar rust voor het land. Een periode ook dat de
Israëlieten met zekerheid de sabbat- en jubeljaren gehouden werden.
Het historische tweede Jubeljaar van
1346/1345 v. Chr. viel in het vierde jaar van het Richter-schap
van Ehud. Op het hierboven getoonde schema merken we het zesde jaar van de
zevende sabbatjaarcyclus met een gele verticale balk aangeduid. Het zesde jaar
in de sabbatjaarcyclus was een jaar van dubbele zegening over het land. Het
land moest immers voedsel leveren ter overbrugging van het zevende sabbatjaar
gevolgd door het vijftigste jubeljaar.
Leviticus
25:20 Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het
zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen 21 dan zal Ik mijn zegen in het zesde jaar
over u gebieden, dat het u een opbrengst geve voor drie jaren. 22 In het achtste jaar zult gij zaaien,
maar van de vorige oogst eten, tot het
negende jaar; totdat de oogst daarvan binnenkomt, zult gij van de vorige
eten. (Statenvertaling)
Ten
tijde van de Richter Ehud werd aan de voorwaarde die de Wet van Mozes stelde
voldaan en gaf het land zijn wonderlijke dubbele vrucht. Het was de zegening
van het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus waar Naomi in de velden van Moab
over bericht werd. Er waren tien jaar verlopen sinds zij haar man Elimelek naar
Moab moest volgen. Berooid was zij na de dood van haar man en haar twee zonen
met haar twee schoondochters in het veld van Moab achtergebleven.
Ruth 1:6
Daarna maakte zij zich met haar schoondochters op en keerde uit het veld van
Moab terug, want zij had in het veld van
Moab vernomen, dat de HERE naar zijn volk omgezien had door hun brood te geven.
(NBG Vertaling 1951)

Het
boek Ruth is het achtste Bijbelboek in de Joodse Bijbel en volgt op het boek
Richteren. Het begint met een hongersnood en de beslissing van een man om zijn
heil buiten Israël in Moab te gaan zoeken. Zijn eigenzinnige keuze sleurt zijn
vrouw en zonen mee, weg in het ongeluk. Na zijn dood en de dood ook van zijn
zonen die in Moab Moabietische vrouwen gehuwd hebben blijft de weduwe Naomi
alleen met haar twee schoondochters achter. Na het nieuws dat de HEERE God naar
zijn volk heeft omgezien door hun brood te geven, besluit Naomi naar Israël
terug te keren. Een van haar schoondochters genaamd Ruth is degene die beslist
om bij haar schoonmoeder te blijven en mee naar Israël te trekken.
Het
Jubeljaar van 1346/1345 v. Chr. maakt dat de berooide Naomi door haar Losser
Boaz in haar verloren gegane bezittingen hersteld wordt. Deze geschiedenis is
goed bekend. De losser Boaz huwt met de Moabietische Ruth en verwekt Obed bij
haar, de grootvader van David. Het Bijbelboek Ruth sluit dan ook af met de
geslachtslijst van David:
Ruth
4:18 Dit nu zijn de nakomelingen van Peres: Peres verwekte Chesron, 19 Chesron
verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, 20 Amminadab verwekte Nachson, Nachson
verwekte Salma, 21 Salmon verwekte Boaz,
Boaz verwekte Obed, 22 Obed verwekte Isaï en Isaï verwekte David. (NBG
Vertaling 1951)
Het
Nieuwe Testament sluit hierbij aan met het geslachtsregister van Jezus
Christus:
Matteüs
1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus,
de zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Isaak, Isaak
verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda
en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres
en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron,
Chesron verwekte Aram, 4 Aram
verwekte Amminadab, Amminadab
verwekte Nachson, Nachson verwekte
Salmon, 5 Salmon verwekte Boaz bij
Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte
David, de koning.
Het
huwelijk van de Moabietische Ruth de schoondochter van Naomi met de losser Boaz
in het jubeljaar van 1346/1345 v. Chr. maakt van Boaz een oude man van tachtig à
negentig jaar. De geslachtsregisters van de Bijbelboeken Ruth en Matteüs maken
dit duidelijk. Boaz was de zoon namelijk van Rachab de geredde hoer van Jericho
en door Salmon verwekt na de inname van het land Kanaän in 1436 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 1: het
geslachtsregister van Jezus Christus, blz.454-462.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties van Robert De Telder
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234