In het
Egyptisch Museum te Cairo wordt de goed bewaarde mummie van de edelman Joeja
tentoongesteld. In mijn boek De Zonaanbidder dat begin dit jaar gepubliceerd
werd, identificeer ik Joeja die de luitenant-generaal van de strijdwagens van
de farao s Thothmosis IV en Amonhotep III was, met een Judeeër van het leger
van koning Uzzia/Azaria van Juda.

Op de
afbeelding ziet u een close-up van de man. Op basis van zijn uitzonderlijke
(niet-Egyptische) naam en vooral zijn uiterlijk, gaan sommige deskundigen er
van uit dat Joeja van vreemde niet-Egyptische oorsprong was. De Egyptische
hiërogliefen-naam; Joeja, kan namelijk op verschillende wijzen gespeld worden, en
daarom is er onder andere het sterke vermoeden dat Joeja van vreemde oorsprong
was. Bij veel Egyptische namen was het gebruikelijk een godheid als beschermgod
in de naam te verwerken, zoals bijvoorbeeld bij de Egyptische goden Amonhotep
en Thothmosis. In het geval van Joe-ja zit de naam van de God van Israël in
zijn naam verwerkt: Joeja. Net zoals in bijvoorbeeld Hallelu-ja. De Egyptologen
merkten ten tijde van de ontdekking al op dat de lichaamslengte van Joeja
langer was dan van de gewone Egyptenaar van zijn tijd. Ook waren zijn
gelaatstrekken anders dan de typische Egyptenaar van de oudheid, namelijk
eerder Klein-Aziatisch. De edelman Joeja stamde uit de Egyptische achttiende
dynastie. Joeja was getrouwd met Thoeja, een edelvrouw, verbonden aan het hof
van farao. Onder farao Thothmosis IV werd Joeja benoemd tot de belangrijkste
adviseur van de farao en ook onder Amonhotep III, de opvolger van Thothmosis
IV, voerde hij deze functie verder uit. Hij was naast de Bijbelse Jozef, de
enige persoon in het Oude Egypte die de titel Geliefde Vader van de Farao
droeg. Joeja en Thoeja hadden een dochter, Teje, die op haar beurt de eerste
vrouw was van farao Amonhotep III. Joeja en Thoeja hadden ook een zoon met
hoge titels zoals kanselier van Beneden-Egypte, tweede profeet van Amon,
priester te Heliopolis en goddelijke Vader.

Joeja
en Thoeja werden na hun dood gemummificeerd en begraven in KV 46, een graf in
het Dal der Koningen. In 1905 werd het graf van de twee ontdekt door James E.
Quibell. Deze tombe zou tot aan de ontdekking in 1922 van de graftombe van de
inmiddels bekende Toetanchamon, de meest spectaculaire vondst van de eeuw zijn.
En dit ondanks het feit dat Joeja geen farao geweest was. Hoewel het graf van
Joeja en Thoeja in de oudheid al geplunderd werd, bleven heel wat voorwerpen
achter. De twee doodskisten waren bijvoorbeeld intact gebleven met daarnaast
heel wat onaangeraakte prachtige meubels en andere grafgiften. Ook de beide
mummies waren intact en wat preservatie betreft, in een buitengewone staat.
Vooral de gezichten waren ongeschonden bewaard en tonen ook vandaag nog hoe ze
er in werkelijkheid uitzagen. Indien gewenst ken de lezer mijn boek bestellen
via volgende link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|