Farao
Ramses III is vooral bekend door zijn strijd tegen een invasie van zogenaamde
zeevolken die in zijn achtste regeringsjaar de Levant en Egypte binnenvielen.
Deze strijd waarbij hij de overwinning haalde staat in detail in zijn bewaard
gebleven dodentempel te Medinet Haboe in Egypte, op de muren afgebeeld.

De
orthodoxe Egyptologie dateerde de regeerperiode van Ramses III van 1182 tot
1151 v. Chr. in de twaalfde eeuw v. Chr., en dit op basis van het
veronderstelde gebruik van een Sothis-kalender in het oude Egypte.
In mijn boek
De Zonaanbidder, 2016,
Appendix I, toon ik aan dat de invasie van de zeevolken in het jaar 712 v. Chr.
op de tijdsbalk verankerd zit en dat Ramses III een prins en een van de legeraanvoerders
van Amonhotep IV was.
De plaatsing
van Ramses III op de tijdsbalk in de achtste eeuw v. Chr. heb ik van Dr.
Donovan Courville met zijn studie The Exodus Problem and its Ramifications,
1971, Volume I, Chapter XVIII. De link met de ketterkoning Achnaton is van
mij.
De over land oprukkende zeevolken
baanden zich een weg door Amoerroe, in 712 v. Chr. een Assyrische provincie, en
vernietigden in hun opmars naar Egypte, alles op hun weg. Het
tienstammenrijk was in het jaar 712 v. Chr. al vijf jaar in Assyrische
ballingschap en het gebied van Samaria was een Assyrische provincie geworden, waar
nieuwe volken door Salmaneser V overgebracht waren. Het gebied van Juda onder
de leiding van koning Hizkia beperkte zich tot het bergland, maar kon zich
handhaven.
Bij een plaats genaamd Djahi waarvan
de exacte ligging tot op heden onbekend is, werd slag geleverd tegen de
Zeevolken. Een zegevierende Ramses III rukte daarop Klein-Azië binnen ter
vernietiging van het basiskamp van de zeevolken. Exacte namen van veroverde
steden in Amoerroe worden in de annalen van Ramses III niet altijd vermeld. Zo
is er sprake van een opmarcheren naar 'de' stad van Arzawa, naar 'de' stad van
Amor en er is een vermelding van de stad Tunip die bestormd werd.
Tegelijkertijd was er een legeronderdeel dat het tegen de Shosu opnam en de
berg van Seïr bestormde.

De beschreven invasie van de zeevolken
en Ramses' reactie past in het plaatje dat de Bijbel en in het bijzonder het
boek Jesaja voor de achtste eeuw v. Chr. weergeeft. De profeet Jesaja hoofdstuk
14/17 gaf een aantal profetieën tegen Filistea, Moab en Damascus. Deze
profetieën werden uitgesproken na de dood van koning Achaz van Juda in 722 v.
Chr., tien jaar voor de invasie.
Jesaja 14:31 Jammer, gij poort; schreeuw, gij stad; sidder, gij gans Filistea! Want
uit het noorden komt rook en in de gelederen blijft niemand achter.
De gelijkaardige beschrijving van
de volledige vernietiging van steden lezen we ook in de annalen van Ramses III:
"Een kamp werd op een plaats in Amor
opgeslagen. Zij richten de bevolking ervan te gronde en zijn land was als iets
wat nooit bestaan had." (Ramses III over de zeevolken).
Het Bijbelrelaas van de profeet
Jesaja schetst hetzelfde beeld:
Jesaja 15:1 Godsspraak over Moab. Waarlijk, in de nacht is Ar-Moab verwoest,
verdelgd! Waarlijk, in de nacht is Kir Moab verwoest, verdelgd.
Jesaja 17:1 De Godsspraak over Damaskus. Zie, Damaskus wordt weggenomen, zodat het
geen stad meer is; het wordt een puinhoop, een bouwval. Verlaten liggen de
steden van Aroër
En ook het snelle verslaan van de
zeevolken vinden we bij de profeet Jesaja van de Bijbel vermeld:
Jesaja 17:12-14 Het lot der plunderaars. Wee, een rumoer van
vele volken, die rumoer maken als rumoerige zeeën, en een gebruis van natiën,
die bruisen zoals geweldige wateren bruisen. Natiën bruisen zoals geweldige
wateren bruisen, maar dreigt Hij ze, dan vluchten zij ver weg en worden
opgejaagd als kaf voor de wind uit en als een werveldistel voor de storm uit.
Ten tijde des avonds, zie, daar is verschrikking; voordat het morgen wordt, zijn
zij er niet meer. Dit is het deel van hen die ons
plunderen, en het lot van hen die ons beroven.

Na het debacle in Egypte
vestigden verschillende zeevolken zich aan de kust van de Levant nabij Asdod en
Dor. Zij werden korte tijd later schatplichtig aan de Assyriër Sargon II als
nieuwe Filistijnen in de regio. Door de kroniekschrijvers van Ramses III werden
zij als de Peleset op de tempelmuren van het Ramasseum aangeduidt en
afgebeeld. Andere Griekse volken die zich aan de kust vestigden waren de
Danoena en de Tjeker. Het zijn naar deze nieuwe volken in de regio waar bijvoorbeeld
de profeet Zefanja (2:4-5) in de zevende eeuw v. Chr. naar verwijst. De
Keretieten van de profeet Zefanja zijn een van de zeevolken die zich aan de
kust vestigden. De Septuagint-vertalers van de Bijbel naar het Grieks in de
derde eeuw v. Chr., hebben het Hebreeuwse woord voor Keretieten vertaald met
Kretenzers. Ik neem aan dat zij in hun tijd het vreemde woord Keretieten nog
eenvoudig konden identificeren met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de
herkomst van dit nieuwe volk aan de kust gaven. Kreta was aldus een van de
plaatsen van hun herkomst. Zij waren afstammelingen van de Kittiërs, de zonen
van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach:
Genesis 10:2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en
Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de
Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar dezen
zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal, naar
hun geslachten, onder hun volken. (NBG Vertaling 1951)
De nieuwe
Filistijnen van de achtste eeuw v. Chr. waren aldus afstammelingen van Jafeth,
de Filistijnen ten tijde van de aartsvaders daarentegen stamden af van Cham.
De vader van
Ramses III was farao
Sethnakht, de grondvester van de twintigste dynastie, volgens
Manetho. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 307-311, ga ik uitvoerig op de twintigste
dynastie in. Ik toon onder andere aan dat Sethnakht geïdentificeerd kan worden
met farao Sethoos (Griekse
naam) van Herodotos die deze farao in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk
plaats. Ik vermeldde ook dat de Bijbelse farao So ten tijde
van de val van Samaria in 717 v. Chr. hoogstwaarschijnlijk eveneens
geïdentificeerd kan worden met farao Sethoos en dat Sethnakht, So en Sethoos één en
dezelfde historische persoon waren.
Ramses III
en de overige Ramessieden horen aldus ook in de achtste eeuw v. Chr. thuis. Volgens
het studiewerk van Courville was de laatste farao van de drieëntwintigste
dynastie met de naam Zet, gelijk aan Sethnakht van de twintigste dynastie en een
overgangsfiguur tussen de beide dynastieën. De plaatsing van de drieëntwintigste
dynastie heb ik ook in mijn werk De Zonaanbidder, 2016, blz. 33-44, behandelt. Ik veranker hier
farao Petubast s zesde regeringsjaar met het twintigste regeringsjaar van
koning Azaria/Uzzia van Juda in 782 v. Chr. Via dit jaartal heb ik de overige
farao s van de drieëntwintigste dynastie op de tijdsbalk gerangschikt. Koning
Azaria van Juda had ten tijde van Petubast de heerschappij over de Nijldelta
met meerdere Joodse garnizoenen in het land gestationeerd. In 748 v. Chr. werd
dit leger teruggetrokken. De verankering van Petubast met Azaria heeft als resultaat
dat farao Petubast ten tijde van de eerste olympiade in 776 v. Chr. op de troon
zat, wat overeenstemt met het bericht van Manetho.
De laatste
farao van de drieëntwintigste dynastie met de naam Zet heeft nu een
regeerperiode vanaf 730 v. Chr., alhoewel Courville opmerkt dat deze farao in
co-koningschap met zijn voorgangers de troon deelde, wat hem een merkwaardige
figuur maakt. Zoals eerder vermeld identificeert Courville farao Zet met farao
Sethnakht van de twintigste dynastie, de vader van de bekende Ramses III.
Dit alles
sluit passend aan bij farao Sethoos van Herodotos en de identificatie van de
Griekse naam Sethoos met Sethnakht ligt ook voor de hand. De Sethoos van
Herodotos (Boek 2:141) was een tijdgenoot van de Assyriër Sanherib wat hem in
de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk plaatst. Herodotos schrijft dat farao
Sethoos een priester van Hephaitos was wat hem, naar mijn mening, in het
bijzonder tot een co-koning en overgangsfiguur maakt. Sethoos werd volgens de
faraolijst van Herodotos (Boek 2:147) opgevolgd door twaalf koningen die de
macht met elkaar deelden. Dit sluit dan weer passend aan bij de Ramessieden van
Manetho die Sethnakht opvolgden. Dr. Donovan Courville verwijst in zijn werk naar
de volgende merkwaardigheid, namelijk dat Manetho alleen de twintigste dynastie
vermeldt bestaande uit twaalf koningen maar zonder namen te noemen. Het
hierna volgende citaat van Courville is opmerkelijk en past in onze revisie van
de geschiedenis van de oudheid: Strangely,
these rulers are popularly regarded as representing the total government of
Egypt, though, as previously noted, the most outstanding of the group (Ramses
III) never claimed to be more than a local prince at Heliopolis.
Het
onderlijnt Ramses III als een prins en als legeraanvoerder van een farao van
een dynastie die de werkelijke macht had.
Zoals
eerder opgemerkt verzeilde de twintigste dynastie als gevolg van het
veronderstelde gebruik door de orthodoxe Egyptologie van een dubbele kalender
in het oude Egypte, in de twaalfde eeuw v. Chr. op de tijdsbalk. De
plaatsing van de twintigste dynastie in de twaalfde eeuw v. Chr. roept echter meer
dan één vraagteken op. Zo overrompelden de Zeevolken het Hethietische Rijk, wat
maakt dat men dit Rijk in de twaalfde eeuw v. Chr. laat verdwijnen. De
Assyriërs echter verwijzen in hun annalen van de achtste eeuw v. Chr. nog naar
de Hethieten als zijnde een macht, groter dan de stadstaatjes-status die de
orthodoxie hun gunt.
Te
Medinet Haboe in Boven-Egypte heeft Ramses III zijn overwinning op de zeevolken
op de muren zijn goed bewaard gebleven tempel laten afbeelden. De verschillende
rassen van de aanvallers zijn goed te onderscheiden, net zoals hun verschillende
klederdrachten en wapenuitrustingen. Wat zou moeten opvallen maar nooit
aandacht krijgt is het feit dat de afgebeelde aanvallers mager en knokig afgebeeld
werden. Dit wijst op de hongersnood dat deze volken in hun thuislanden getroffen
had, en de reden voor hun plotselinge massale volksverhuizing was. Wat ook opvalt
bij de afbeeldingen van Ramses III is dat het niet alleen soldaten waren die
Klein-Azië en Egypte binnenvielen, maar dat ook burgers hen op allerlei
vervoermiddelen vergezelden. De invasie van de Zeevolken, in feite een Griekse
statenbond, was dan ook een grote volksverhuizing van goed bewapende maar
tegelijkertijd wanhopig hongerende mensen op zoek naar nieuwe
vestigingsplaatsen. Op de eerder getoonde landkaart merken we dat het gebied
van Juda voor een groot gedeelte verschoond is gebleven.
Een
verklaring voor de hongersnood en volksverhuizing vinden we in de cyclus van
meganatuurcatastrofes die vooral de achtste eeuw v. Chr. de oude wereld
getroffen heeft. Jaartallen zoals 800, 790, 776, 761, 748, 735, 722 en 709 v.
Chr. heb ik in eerdere afleveringen aangeduid als jaren van
meganatuurcatastrofes. Dikwijls betekende zulk een catastrofe de vernietiging
van hele oogsten met hongersnood als gevolg.
Mijn recent boek De Zonaanbidder begon ik de inleiding met de vermelding
van de meganatuurcatastrofe van 800 v. Chr. die in de Bijbel aangeduidt wordt
als de aardbeving ten tijde van de profeet Amos. Verder gaf ik aandacht aan
de meganatuurcatastrofe van 776 v. Chr., het jaar van de start van de
Olympische Spelen, dat in Juda gelijk viel met de aardbeving ten tijde van
koning Uzzia. Deze meganatuurcatastrofe herhaalde zich, volgens het studiewerk
van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met (The long day
of Joshua and six other catastrophes (1973), vierenvijftig jaar en zes maanden
later (gereviseerd) in het voorjaar van 722 v. Chr. bij de dood van Achaz van
Juda, gepaard gaande met tekenen aan de hemel. Binnen de cyclus van rampen van
iedere 54 jaar en zes maanden was er een cyclus van rampen om de dertien jaar
gaande. De jaren 761, 748 en 735 v. Chr. kunnen chronologisch als rampjaren
ingevuld worden.
Ik meen dat de
meganatuurcatastrofe van 748 v. Chr. het startschot voor de volksverhuizing van
de Doriërs was. Zij trokken vanuit Thessalië
de Peloponnesus binnen waar zij de nieuwe stad Argos stichtten. Het was hier
dat volgens de overlevering in 748 v. Chr. onder leiding van Pheidon,
Olympische Spelen georganiseerd werden. Op hun beurt
zetten daarop de autochtone volksgroepen zich in beweging en vestigden zich aan
de kust van de Egeïsche Zee in Klein Azië. De Griekse legende over hun held
Mopsus past als een juist puzzelstukje in deze periode. Volgens de legende
leidde Mopsus zijn leger van Colophon, aan de Egeïsche kust, naar Cilicië waar
hij zich vestigde. De gevolgde route is dezelfde weg die de
zeevolken namen, merkt ook de
orthodoxie op. Als een gevolg van het foutief schikken van de Egyptische
Dynastieën op de tijdsbalk zien zij de verbanden niet. Opgravingen te Karatepe
in Cilicië hebben een paleis uit omstreeks 700 v. Chr. blootgelegd waarin zich
twee grote inscripties bevinden, een in Fenicische, de tweede in Hethietische
hiëroglyfen. In beide inscripties beroemt de koning van het paleis zich erop af
te stammen van het huis Mps of Mopsos (Dr. Arie Dirkzwager, C&AH January
1987 Volume IX, part 1, Interaction Aftermath of the Trojan War). Een ander
Grieks volk dat Klein Azië binnenrukte waren de Phrygiërs. De Phrygische
invallers vestigden hun hoofdstad in Gordium, aan de rivier de Sangarius in
westelijk Anatolië en zij namen het omringende gebied als hun vaderland. Een
reeks heuvels, die aan de stadsheuvel aansluiten, zijn bedekt met grafterpen
waaronder de heersersfamilies van Gordium begraven zijn. Het geheel wordt
beheerst door een enorme grafheuvel van meer dan vijfenveertig meter hoog, die
plaatselijk bekend staat als het graf van Midas. Aan hun oostgrens kregen zij
contact met het oprukkende Assyrië en wordt in Assyrische annalen naar hen
verwezen. In 712 v. Chr. rukten zij samen met de overige zeevolken langs de
landroute naar Egypte op.
Hierna een gedeelte van het relaas zoals Ramses III het
heeft laten optekenen:
"
wat betreft de
vreemde landen, zij smeedden een complot op hun eilanden. Plotseling waren alle
landen in beweging en her en der op het oorlogspad. Geen land kon standhouden
tegen hun wapenen, vanaf Hatti, Kede,
Karkemis, Arzawa en Alasjia. Zij werden afgesneden. Een kamp werd op een plaats
in Amor opgeslagen. Zij richten de
bevolking ervan te gronde en zijn land was als iets, wat nooit bestaan had. Zij
trokken voorwaarts naar Egypte, terwijl de vlam voor hen bereid was. Hun
bondgenootschap bestond uit Peleset, Tjeker, Sjekelesj, Denyen en Wesjesj.
Zij maakten zich meester van de landen tot aan de einden der aarde, vastberaden
en vol zelfvertrouwen: "Onze plannen zullen slagen"."

De afbeelding staat op
een terracotta paneel dat gewonden werd in een nederzetting te Pazarg, nabij
Boghazköy. De helm is identiek met de helm die sommige der zeevolken afgebeeld
op de tempelmuren van Ramses III, droegen. De afgebeelde gevederde helmen worden
traditioneel als de hoofdtooi van de Peleset gezien en heeft zich in de
vakliteratuur en in Hollywood vastgezet. Dezelfde hoofdtooi kan echter ook bij
de Tjeker en de Denyen waargenomen worden.
Het identificeren van de
Griekse statenbond-volken is een werk voor specialisten. Enkele volken zoals de
Peleset, de Tjeker en de Denyen kunnen met zekerheid geïdentificeerd worden. De
Peleset kwamen uit Kreta. De Denyen of Danaana zijn volgens mij met de
Phrygiërs te identificeren. De hint voor de identificatie van de Danaana met de
Phrygiërs haalde ik uit een plaatsjesboek met een afbeelding van Phrygische
soldaten met rond schild en helm met pluimen.
Wie
vertrouwd is met het werk van Dr. Immanuel Velikovsky weet dat ik hier wat de
zeevolken betreft, met een onderdeel van Velikovsky s werk gebroken heb.
Velikovsky meende hen in de vierde eeuw v. Chr. op de tijdsbalk te kunnen
onderbrengen. Zijn boek Peoples of the Sea (1977) blijft nochtans een
aanrader alleen al voor het uitgebreide supplement over astronomie en
chronologie waar het boek mee afsluit. Met vier hoofdstukken haalt Velikovsky
de gevestigde Egyptische chronologie gebaseerd op het opkomen van de ster
Sirius naar beneden. Als slot van het boek toont hij de struikelblokken van de
radiocarbonmethode aan. De studie van Velikovsky blijft overeind en herhaal dat
ik alleen op een onderdeel van zijn werk afwijk.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder

Recente
publicaties van Robert De Telder
EXODUS,
2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De
Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en
TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De
Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De
Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343