De Egyptische
Merneptah-stele dateert uit de periode van de zogenaamde negentiende dynastie. Farao
Merneptah was een zoon van Ramses II en de troonopvolger die op late leeftijd zijn
vader na diens dood opvolgde. De orthodoxe egyptologie dateerde de
regeerperiode van farao Merneptah van het jaar 1212 tot het jaar 1202 v. Chr. Volgens
de herziening van de geschiedenis van de oudheid regeerde hij over Egypte
echter van 584 v. Chr. tot 574 v. Chr. Het was de periode van de Babylonische
Ballingschap voor Juda. In het jaar 580 v. Chr. bij de aanvang van de waanzin
van de Babyloniër Nebukadnezar, ondernam Merneptah in zijn vijfde regeringsjaar
een veldtocht naar Klein-Azië en marcheerde door het ontvolkte gebied van Juda
en Israël.
De overwinningsstele van
Merneptah wordt door de orthodoxie op basis van het gebruik van een vermeende
dubbele kalender in Egypte gedateerd op de derde dag van de derde maand van het
derde seizoen, in 1207 v. Chr. Een vraag moet zijn of er inderdaad in het Egypte
van de oudheid een dubbele kalender gehanteerd werd, gebaseerd op het jaarlijks
opkomen van de Hondsster of Sothis?

Het revisionisme van de
geschiedenis van de oudheid heeft deze vermeende kalender onder uit gehaald en
aangetoond dat dit een verzinsel van Romeinen en Grieken was. In mijn boek TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 27-42, heb ik een hoofdstuk let de titel: de geschiedenis
van de geschiedenis, aan deze materie gewijd. Er is geen enkele reden meer om
aan de constructie van de orthodoxe egyptologie geloof te hechten.
Onder revisionisten is
er nog geen onderlinge overeenkomst waar de negentiende dynastie dan wel op de
tijdsbalk thuishoort. Wat echter als een paal boven water staat is het feit van
het neerhalen van de pijlers waar de orthodoxie haar gefabriceerde constructie
mee verankerd heeft. Er is geen enkele reden meer om farao Merneptah in de
dertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk te houden.
De tekst op de
Merneptah-stele bestaat vooreerst uit een lange lijst van veroveringen door
farao, maar in de voorlaatste regel wordt er naar Israël verwezen. De
vermelding van ISRAEL is overigens de enige verwijzing naar het volk en land
Israël dat voorkomt in de tot nu toe ontcijferde Egyptische literatuur. Hierna
het belangrijke gedeelte:

de vorsten werpen zich neer en roepen:
vrede. Niet een houdt er zijn hoofd
hoog, onder de negen bogen. Verwoest is Libië, het Hetthietenland
gepacificeerd, geplunderd is Kanaan met al zijn kwaad, weggevoerd is Ashkelon,
overvallen is Gezer, Janoam vernietigd. Israël is ontvolkt, zijn
zaad is niet meer; Hrw is een weduwe
geworden voor Egypte
De verwijzing naar Israël
op de zogenaamde Merneptah-stele zul je in haast elk historisch werk over de
Bijbelse geschiedenis aantreffen. Het is dan ook voor sommigen het
schriftelijke historische bewijs van het bestaan van het volk van de Bijbel. Dit
alsof men de rags and tatters-geschiedschrijving van Egypte daar voor nodig
zou hebben.
Als een gevolg van het
verkeerdelijk plaatsen van Merneptah op de tijdsbalk door de orthodoxe
egyptologie, zijn intussen de problemen niet opgelost. De orthodoxie plaatst
deze farao in de dertiende eeuw voor Christus en ziet hem zelfs als een mogelijke
kandidaat als farao ten tijde van de exodus. Men zal dus in heel wat studies de
discussie kunnen volgen over wat Merneptah nu juist bedoelde met zijn
vermelding dat Israël ontvolkt was en haar zaad niet meer was?

In het tijdsbalk-variant
dat Dr. Immanuël Velikovsky in zijn boek Ramses II en zijn tijd aanbiedt valt
veel op zijn plaats en passen verschillende puzzelstukjes in het historische
plaatje. De negentiende dynastie verhuist in dit model op de tijdsbalk naar de
zevende en zesde eeuw voor Christus. De veldtocht van farao Merneptah naar
Klein-Azië in het jaar 580/579 v. Chr. vond nu plaats op het moment van Israël s
Babylonische ballingschap wat aansluit bij de vermelding op de stele dat het
land ontvolkt was. De hiërogliefen op de stele maken hier één en ander
duidelijk. Belangrijk bij het schrijven van hiërogliefen was het
determinatief dat duidelijk maakte of het teken een god, een man en/of een
land voorstelde. De determinatief voor de steden Ashkelon, Gezer en Janoam op
de stele vermeld, is iedere keer een speer met drie bergen en verwijst naar
een vreemde stad. In het geval van Israël is het determinatief echter een
zittende man en een zittende vrouw, duidelijk makende dat hier een etnische
groep in plaats van een stad of gebied bedoeld wordt.
Ik schreef eerder dat er
heel wat discussie is onder revisionisten van de geschiedenis van de oudheid
over het opnieuw plaatsen van farao s en hun dynastieën op de tijdsbalk. Het
werk van wijlen Dr. Velikovsky is zulk een voorbeeld van een twistappel tussen
voor en tegenstanders van zijn reconstructie. In mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 371-373, volg ik de tijdsconstructie van Velikovsky met de
negentiende Egyptische dynastie gereviseerd naar de zevende en zesde eeuw v.
Chr.

Wat ik niet volg is Velikovsky
s stelling dat Ramses II en Merneptah alteregos van farao Necho en diens
opvolger Apries waren. In mijn variant zijn deze faraos contemporain met
elkaar, met de negentiende dynastie ondergeschikt aan de zesentwintigste
dynastie.
Een van de hoofdredenen
dat Velikovsky de farao s van de negentiende dynastie tot alterego s van de
zesentwintigste dynastie maakte was vanwege het feit dat er geen of weinig
archeologisch materiaal van al de faraos van de zesentwintigste dynastie voorhanden
is. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 375-384, (zie link, voor wie het
boek wil aanschaffen: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)
verwijs ik naar naar de
oudheidhistoricus Herodotos en zijn beschrijving van de koninklijke
begraafplaats van de farao s van de zesentwintigste dynastie die tot op heden
niet ontdekt werd.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder