Met de Assyrische koning
Sargon II, de opvolger van de Assyrische koning Salmaneser V, vervolgen we onze
aflevering van 05-05-2016. Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2881043
Sargon II staat eenmaal bij
naam in de Bijbel vermeld.
Jesaja 20:1 In het jaar, toen
Tartan naar Asdod kwam, als hem Sargon,
de koning van Assyrië gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, en het innam; 2 Ter
zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak
van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande
naakt en barrevoets. 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en wonder
over Egypte en over Morenland; 4 Alzo zal de koning van Assyrië voortdrijven de
gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen
en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren tot
schaamte. 5 En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op
dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem. 6 En de inwoners van dit
eiland zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het gegaan dien, op welken wij
zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht
des konings van Assyrië; hoe zullen wij dan ontkomen? (Statenvertaling)

In de andere
relevante Bijbelboeken Koningen en Kronieken wordt Sargon niet bij naam
vermeldt, maar vinden we wel enkele malen 'koningen van Assur' in het meervoud, vermeldt, waarbij het
chronologisch gezien duidelijk is, dat Sargon een co-regent of co-koning, was .
De Bijbel leert dat gedurende deze periode, de troon van Assur door meer dan één
koning werd gedeeld.
Aan
Salmaneser V was Sargon II volgens gegevens die we uit de Bijbel afleiden,
aanvankelijk ondergeschikt. Dit is een gegeven dat echter niet uit Sargon s
annalen, blijkt. Integendeel, Sargon claimt bijvoorbeeld de verovering van Samaria en de wegvoering in
ballingschap van het tienstammenrijk voor zichzelf.
7. I besieged and occupied
the town of Samaria, and took 27,280
of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the
rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the
obligation imposed upon them by one of
the Kings who preceded me.
(Excerpted from "Great
Inscription in the Palace of Khorsabad," Julius Oppert, tr., in Records of
the Past, vol. 9 (London: Samuel Bagster and Sons, 1877), pp. 3-20)
De Bijbel leert in 2
Koningen 18:9-10 dat Salmaneser V
verantwoordelijk was voor de inname van Samaria, en ontmaskert Sargon als een
geschiedenisvervalser:
De belegering van Samaria
nam drie jaar in beslag van 720 tot 717 v. Chr. De
wegvoering van de tien stammen volgde in 717 v. Chr. Dit is Bijbelse
chronologie die aan de hand van de sabbat- en jubeljaren, op de tijdsbalk vast
verankerd zit. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: voorjaar 717 v. Chr.: de wegvoering van de tien stammen, blz.
312-320. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

Het
wapenfeit van de veldmaarschalk of Tartan van Sargon dat de profeet Jesaja
doorgaf met de belegering van Asdod, plaatsen we in het jaar 719 v. Chr.
De
historische gegevens die we bezitten betreffende de regeerperiode van
Salmaneser V en Sargon worden in dit artikel aan de historische gegevens van de
Bijbel gekoppeld, en aan de Babylonische koningslijst.
De
Bijbel leert dat nadat de profeet Jesaja drie jaar lang barrevoets als een
zinnebeeld door het land had gelopen, het leger van Sargon tegen Asdod oprukte.
De bijzondere bediening van Jesaja begon in het sterfjaar van koning Achaz van
Juda in 722 v. Chr., het jaar dat er een meganatuurcatastrofe genoteerd werd.
Drie volledige jaren later brengt ons in het voorjaar van 719 v. Chr., voor het
oprukken van de Tartan van Sargon en de vermelding in de Bijbel dat Sargon II dan
koning van Assur was.
Dit
sluit aan met de gegevens van de
Babylonische koningslijst. Sargon wordt namelijk in zijn elfde
regeringsjaar als koning van Babylon vermeld. Het is het eponiem van Mannu-ki-Aur-le'i,
de gouverneur van Tille, dat melding maakt dat Sargon in dat jaar de hand van
Bêl nam, wat staat voor het koningschap over Babylon. Aan de hand van de
Ptolemeüs-canon plaatsen we dat eponiem in feb709/mrt708 v. Chr.
11 [709/708] Tijdens het eponiem van
Mannu-ki-Aur-le'i, de gouverneur van Tille, Sargon nam de hand van Bêl
In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, Appendix 6, blz.
482-494, toon ik aan dat de jaartallen van de Ptolemeüs-canon correct zijn en
verankerd in de Bijbelse tijdlijn.
Ik hecht veel waarde aan de
Babylonische koningslijst omdat de Bijbel , na de val van Samaria en de
wegvoering van de tien stammen door de Assyriërs, de vernietiging van de Tempel
van Salomo ten tijde van Zedekia, de koning van Juda, namelijk aan de
regeerperiode van de koning van Babylon: Nebukadnezar linkt.
2 Koningen 25:8 Daarna in
de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van
Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten,
de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des
HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle
huizen der groten verbrandde hij met vuur. (Statenvertaling)
Nebukadnezar werd bij zijn
dood in 562 v. Chr. opgevolgd door zijn zoon Evilmerodach wiens eerste jaar
gelijk viel met het zevenendertigste jaar van de wegvoering van koning Jojachin
in Babylonische ballingschap:
2 Koningen 25:27 Het
geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin,
den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der
maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd,
het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief.
(Statenvertaling)
De koningslijst van Babylon
is aldus verankerd met de regeer- en ballings-periode van de koningen van Juda.
Bovendien valt de vrijlating van Jojachin van Juda aan het begin van het
achttiende jubeljaar van okt562/sep561 v. Chr.
Ik stel tegelijkertijd ook
vast dat er nergens in de Bijbel op zulk een wijze naar een nauwkeurige
verankering met een bepaalde regeertijdstip van een Assyrische koning verwezen
wordt.
Maar nu verder met de
regeerperiode van Sargon II en de verankering met de Bijbelse gegevens en de
Babylonische koningslijst.
Vanaf het elfde eponiemjaar
van Sargon II rekenen we op de tijdsbalk terug tot zijn eerste jaar als koning.
Let op! De verkregen Bijbelse link met de profeet Jesajas bediening en het
eerste regeringsjaar van Sargon II past alleen in de tijdsconstructie met
Hizkia s regeerperiode verbonden met het vijftiende jubeljaar van
okt709/sep708 v. Chr.
Zoals Edwin R. Thiele de
regeerperiode van Hizkia verbonden heeft met de Assyriërs Sanherib en Sargon II
met het jaartal 701 v. Chr. als het veertiende regeringsjaar van Hizkia, gaat
de Bijbels-chronologische verbinding met de bediening van Jesaja verloren.
Sargon II deelde de troon
van Assyrië vanaf 719 v. Chr. tot 712 v. Chr. met Salmaneser V Het is dan ook
logisch dat bijvoorbeeld koning Achaz van Juda in zijn brieven aan Assur,
verwees naar de koningen in het meervoud.
Hierna volgt de betreffende
eponiemlijst vanaf jaar 1, een jaar dat we gekoppeld aan Sargon s elfde
regeringsjaar, aldus dateren in mrt719/apr718 v. Chr.
1 [719/718] Tijdens het eponiem van Sargon [II], de koning van Assyrië ging
binnen [...].
Commentaar: de
eponiemlijst is gefragmenteerd, maar vanuit de bewaarde annalen van Sargon II
weten we dat hij in zijn eerste regeringsjaar een veldtocht naar Elam leidde.
6. This is what I did from
the beginning of my reign to my fifteenth year of reign : I defeated
KHUMBANIGAS, King of Elam, in the plains of Kalu.
Terwijl Sargon II zijn leger aanvoert in Elam, is zijn
veldmaarschalk met een ander leger tegen Filistea opgetrokken. Op zijn
paleismuren vinden we dit terug alsof hij alomtegenwoordig was. Het is in dit
gedeelte dat Sargon claimt Samaria veroverd te hebben.
7. I besieged and occupied
the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them
50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my
Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the
Kings who preceded me.
8. HANUN, King of Gaza, arid
SEBECH, Sultan of Egypt, allied themselves at Rapih to oppose me, and fight
against me; they came before me, I put them to flight. SEBECH yielded before my cohorts, he fled, and no one has ever seen
any trace of him since. I took with my own hand HANUN, King of Gaza.
9. I imposed a tribute on
PHARAOH, King of Egypt, SAMSIE, Queen of Arabia, IT-AMAR, the Sabean, of gold,
sweet smelling herbs of the land, horses, and camels.

De veldmaarschalk van Sargon II liet in werkelijkheid Samaria
links liggen, en trok met zijn leger naar de kust, naar Asdod en Gaza. Te
Raphia werd slag geleverd met het Egyptisch leger onder leiding van Sebech. Een
veldslag die door de Assyriërs gewonnen werd.
De Egyptische Sultan met de naam SEBECH is dan het
Assyrische variant op de Bijbelse farao So op wie de koning van Israël:
Hosea, vertrouwde voor uitredding tegen het oprukkende Assur. Voor de
identificatie van So, zie hoofdstuk: wie was SO, farao van Egypte ten tijde van
de val van Samaria? blz. 307-311, TIJD
en TIJDEN, 2015.
De profetie van Jesaja zou in al haar delen in
vervulling gaan. Net zoals de profeet drie jaar lang barrevoets als een
zinnebeeld door het land getrokken was, zouden de krijgsgevangen genomen Egyptenaren
samen met hun Ethiopische bondgenoten barrevoets en met blote billen door de
Assyriërs weggevoerd worden:
Jesaja 20: 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt
en barrevoets wandelt, drie jaren,
tot een teken en wonder over Egypte
en over Morenland; 4 Alzo zal de koning van Assyrië voortdrijven de
gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen
en ouden, naakt en barrevoets, en met
blote billen, den Egyptenaren tot schaamte. 5 En zij zullen verschrikken en
beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun
roem. 6 En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is
het gegaan dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om
gered te worden van het aangezicht des konings van Assyrië; hoe zullen wij dan
ontkomen?
Het door Salmaneser V belegerde Samaria was na het
afslaan van het Egyptische offensief over de beek van Egypte te Raphia, door
het Assyrische leger van Sargon, nu gedoemd om onder te gaan.
Het volgende eponiem over Sargon II vermeldt een
veldtocht tegen Tabal.
2 [718/717] Tijdens het eponiem van Zeru-ibni, de
gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Tabal.
Commentaar: Terwijl
Salmaneser V met zijn leger Samaria belegerd en de veldmaarschalk van Sargon
Filistea onder Assyrische controle brengt, leidt Sargon II een veldtocht tegen
Tabal. Dit is een plaats ten noordwesten van het hart-land van Assyrië. Op de
bewaarde annalen van zijn paleismuren gaat Sargon uitvoeriger op deze veldtocht
in:
11. Amris of Tabal, had been
placed upon the throne of KHULLI his father; I gave to him a daughter and I
gave him Cilicia which had never submitted to his ancestors. But he did not
keep the treaty and sent his ambassador to URZAHA, king of Armenia, and to MITA,
King of the Moschians, who had seized my provinces. I transported Amris to
Assyria, with his belongings, the members of his ancestors' families, and the
magnates of the country, as well as 100 chariots; I established some Assyrians,
devoted to my government, in their places. I appointed my Lieutenant Governor
over them, and commanded tributes to be levied upon them.

3 [717/716] Tijdens het eponiem van Tab-ar-Aur, de
maarschalk, Dur-arruken [] werd gegrondvest.
Commentaar: het jaar dat aan
de belegering van Samaria door Salmaneser V een einde komt, begint Sargon aan
de bouw van een nieuwe hoofdstad voor hem. Dur-Sharrukin of Sargonsburg nabij
het moderne Khorsabad in Irak, lag ten noorden van Nineveh, de hoofdstad
vanouds van Assyrië.
In het westen rukte het leger van Sargon II op tegen
Hamath. Het lot van de overwonnen koning van Hamath: Jaubid, treft alle
verbeelding: Sargon liet hem villen.
12. JAUBID of Hamath, a
smith, was not the legitimate master of the throne, he was an infidel and an
impious man, and he had coveted the royalty of Hamath. He incited the towns of
Arpad, Simyra, Damascus, and Samaria
to rise against me, took his precautions with each of them, and prepared for
battle. I counted all the troops of the god Assur; in the town of Karkar, which
had declared itself for the rebel, I besieged him and his warriors, I occupied
Karkar and reduced it to ashes. I took him, himself, and had him flayed, and I killed the chief of the rioters in each
town, and reduced them to a heap of ruins. I recruited my forces with 200
chariots and 600 horsemen from among the inhabitants of the country of Hamath
and added them to my empire.
4 [716/715] Tijdens het eponiem van Tab-sil-Earra, de
gouverneur van Libbi-ali, veldtocht tegen Mannea.
Commentaar: terwijl
Salmaneser V na de val van Samaria in 717 v. Chr. met zijn leger een belegering
van Tyrus begint voert Sargon II zijn leger tegen Mannea aan. Mannea lag op de kaart gezien,
noordoostelijk van Assyrië. De Assyrische koningen Salmaneser V en Sargon II
deelden tijdens deze periode de troon met elkaar en commandeerden ieder een
afzonderlijk leger voor het voeren van veldtochten. Een reden om de
Eponiemlijsten als jaarlijkse berichtgeving, met voorzichtigheid te gebruiken.
5 [715/714] Tijdens het eponiem van Taklak-ana-bêli,
de gouverneur van Nisibis, gouverneurs werden aangesteld.
Commentaar: terwijl
Salmaneser V met zijn leger rond Tyrus ligt vermeldt het eponiem voor het
vijfde regeringsjaar van Sargon het aanstellen van gouverneurs. In zijn annalen
claimt Sargon II Karkemis ingenomen te hebben. Een actie die men zou verwacht
hebben in de eponiemlijst vermeld te zien?
6 [714/713] Tijdens het eponiem van Itar-duri, de
gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Urartu en Musasi; [] Haldi werd
weggevoerd.
Commentaar: terwijl rond
Tyrus het leger van Salmaneser V een belegering uitvoert, leidt Sargon II een
veldtocht tegen Urartu in het noorden.
7 [713/712] Tijdens het eponiem van Aur-bani, de
gouverneur van Kalhu, de edelen vochten te Ellipi; de god [...] ging zijn
nieuwe tempel binnen, naar Musasir.
Commentaar: Rond Tyrus
gaat Salmaneser zijn vierde jaar van belegering in, terwijl Sargon II nog
altijd zijn veldtocht tegen Urartu voert. Musasir was een belangrijke berg-stad
in het gebied van Urartu.
8 [712/711] Tijdens het eponiem van arru-emuranni, de
gouverneur van Mazamua, de koning bleef
in het land.
Commentaar: De vermelding
in het eponiem: de koning bleef in het land is een eufemisme voor nietsdoen.
Opmerkelijk is dat door het linken van de regeerperiode van Sargon II met de
jaartallen van de Babylonische koningslijst en de bediening van de profeet
Jesaja, Sargon s achtste jaar in 712 v. Chr. valt, met de eponiem-vermelding:
de koning bleef in het land. Het jaar 712 v. Chr. is in de revisie van de
geschiedenis van de oudheid, het jaar van de invasie van de zeevolken in de
Levant en Egypte. De zeevolken lieten bij het oprukken in Klein-Azië, Assyrië
links liggen en richten zich op de Levant en op Egypte. Een invasie die de
profeet Jesaja in detail beschreven heeft. 712 v. Chr. was het vijfde jaar van
de belegering van Tyrus door het leger van Salmaneser V en vermoedelijk
betekende de zeevolken-invasie het einde van Salmaneser V nabij Tyrus.
Voor de invallen van de zeevolken
gereviseerd naar de achtste eeuw v. Chr., zie: De zonaanbidder, 2016, appendix 1, blz. 149-158. Voor wie het boek
wil aanschaffen, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

9 [711/710] Tijdens het eponiem van Inurta-alik-pani,
de gouverneur van Si'immel, veldtocht tegen Mar'a.
Commentaar: De invasie van
de zeevolken in de Levant werd binnen een jaar in de kiem gesmoord. Niet door
Assyrië, maar door het Egyptische leger, aangevoerd door de prins Ramses III.
Door het terugslaan van de zeevolken door Egypte in Klein-Azië, was Assyrië in
staat om vanuit zijn hartland, het jaar daarop in 711 v. Chr. een veldtocht
tegen Maras te ondernemen.
Langs de kust van de Levant hadden zich Zeevolken
genesteld, een gebied dat voorheen onder Assyrische controle stond. In Asdod bijvoorbeeld zat een
Griekse (Ioniër) heerser op de troon. Ook elders langs de kust hadden zich
zeevolken gevestigd. Zie het artikel op dit blog van 27-07-2015: Wenamon en de zeevolken.
Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1437948000&stopdatum=1438552800
Hierna volgt het relaas van
Sargon II zoals hij het in zijn annalen heeft nagelaten:
32. AZURI, King of Ashdod, determined within himself to render no more
tributes; he sent hostile messages against Assyria to the neighboring Kings. I
meditated vengeance for this, and I withdrew from him the government over his
country. I put his brother AKHIMIT on his throne. But the people of Syria,
eager for revolt, got tired of AKHIMIT's rule, and installed IAMAN, who like the former, was not the
legitimate master of the throne. In the anger of my heart, I did not
assemble the bulk of my army nor divide my baggage, but I marched against Ashdod
with my warriors, who did not leave the trace of my feet.
33. IAMAN learnt from afar of the approach of my expedition; he fled
beyond Egypt towards Libya (Meluhhi), and no one ever saw any further trace of
him. I besieged and took Ashdod and the town of Gimtu-Asdudim; I carried away
captive IAMAN'S gods, his wife, his sons, his daughters, his money and the
contents of his palace, together with the inhabitants of his country. I built
these towns anew and placed in them the men that my arm had conquered.
34. I placed my Lieutenant as
Governor over them, and I treated them as Assyrians. They never again became guilty of impiety.
10 [710/709] Tijdens het eponiem van ama-bêla-usur,
de gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Bit-zeri []; de koning bleef in
Ki.
11 [709/708] Tijdens het eponiem van
Mannu-ki-Aur-le'i, de gouverneur van Tille, Sargon nam de hand van Bêl [en werd koning van Babylon].
Commentaar: In het jaar 709 v. Chr. was Sargon II eindelijk in staat om
Merodach Baladan, de koning van Babylon te verslaan en zelf het begeerde
koningschap over Babylon op zich te nemen. De overwinning op Merodach Baladan
stond ook uitvoerig op de muur van zijn paleis te Khorsabad in spijkerschrift
afgebeeld:
38. MERODACH-BALADAN, son of IAKIN, King of Chaldaea, the fallacious,
the persistent in enmity, did not respect the memory of the gods, he trusted in
the sea, and in the retreat of the marshes; he eluded the precepts of the great
gods, and refused to send his tributes. He had supported as an ally KHUMBANIGAS, King of EIam. He had
excited all the nomadic tribes of the desert against me. He prepared himself
for battle, and advanced. During twelve
years,[ From 721 to 709 BC] against the will of the gods of Babylon,
the town of BEL, which judges the gods, he had excited the country of the
Sumers and Accads, and had sent ambassadors to them. In honor of
the god Assur, the father of the gods, and of the great and august Lord
MERODACH, I roused my courage I prepared my ranks for battle. I decreed an
expedition against the Chaldeans, an impious and riotous people. MERODACH-BALADAN heard of the approach
of my expedition, dreading the terror of his own warriors, he fled before it,
and flew in the nighttime like an owl, falling back from Babylon, to the
town of Ikbibel.
Koning Merodach Baladan van
Babylon wordt ook in de Bijbel vermeld:
2 Koningen 20:12 Te dien tijde
zond Berodak-Baladan, de zoon van
Baladan, de koning van Babel, gezanten met een brief, en een geschenk aan
Hizkia, want hij had gehoord, dat deze ziek geweest was. 13 En Hizkia hoorde
naar hen en hij liet hun zijn gehele schathuis zien: het zilver en het goud, de
specerijen en de kostbare olie, zijn gehele tuighuis en alles wat zich onder
zijn schatten bevond. Er was niets in zijn paleis en in zijn gehele rijk, dat
Hizkia hun niet liet zien. (NBG Vertaling 1951)
Chronologisch plaatsen we deze
beschreven gebeurtenis op de tijdsbalk, na de belegering van Jeruzalem door de
Assyriër Sanherib in het veertiende regeringsjaar van Hizkia in 709 v. Chr. Het
is daarna dat Hizkia doodziek werd en er daarop door de HERE God, vijftien jaar
aan zijn leven werden toegevoegd.
Het bezoek van de gezanten van de
koning van Babel Merodach Baladan geschiedde aldus in het jaar okt709/sep708 v.
Chr. en valt aldus binnen de opgegeven regeerperiode volgens de
Ptolemeüs-canon.
In de fabricatie van Edwin R.
Thiele bezoekt het Babylonische gezantschap Hizkia in het jaar 701/700 v. Chr.
wat volledig buiten de regeerperiode van Merodach Baladan valt. Een anomalie voor
de orthodoxie waar in ordening van de koningen van Israël en Juda door Thiele
op de tijdsbalk geen logische verklaring voor is.
Terwijl Sargon II in 709 v. Chr. zijn veldtocht tegen
Babylon voert rukt zijn zoon als co-regent/koning tegen Jeruzalem op.
2 Koningen 18:13 In het veertiende jaar van koning
Hizkia trok Sanherib, de koning van
Assur, op tegen alle versterkte steden van Juda en bezette ze.
De Bijbel verwijst tijdens deze periode naar de koningen
van Assur in het meervoud:
2 Kronieken 32:1-4 Na deze gebeurtenissen, waarin
Jehizkia 's trouw bleek, rukte Sanherib, de koning van Assur, op. Hij trok Juda
binnen
en zeide: Waarom zouden de koningen van Assur bij hun komst
zoveel water vinden
In het bovenvermelde citaat staat er 'koningen'
in het meervoud geschreven, maar was het Sanherib, de zoon van Sargon, die de
belegering van Jeruzalem doorvoerde terwijl zijn vader Sargon dat jaar Babylon
innam.
De Assyrische koning Sanherib geeft in zijn annalen
zijn veldtochten een nummer in plaats van zijn regeringsjaren te vermelden. De
verklaring hiervoor ligt in zijn co-regentschap met Sargon II. Zijn veldtocht
naar Jeruzalem in het veertiende regeringsjaar van Hizkia staat genoteerd als
zijn derde veldtocht.
Het jaar 709 v. Chr. als het veertiende regeringsjaar
van koning Hizkia is het resultaat van het verankeren van de regeerperiode van
Hizkia met het vijftiende jubeljaar. Het jaar apr709/mrt708 v. Chr. was het
zevende sabbatjaar in de cyclus van zeven maal zeven jaarweken. In oktober 709 v.
Chr. begon het vijftiende jubeljaar.
12 [708/707] Tijdens het eponiem van ama-upahhir, de
gouverneur van Habruri, Kummuhu werd veroverd, een gouverneur werd aangesteld.
13 [707/706] Tijdens het eponiem van a-Aur-dubbu,
de gouverneur van Tuhan, de koning keerde weer van Babylon; de onderkoning, de
edelen, de buit voor Dur-Yakin werd weggedragen; [...] Dur-Yakin werd
vernietigd; in Tarîtu, de tweeëntwintigste, de goden van Dur-arruken gingen
in hun tempels.
Commentaar: In het jaar
707 v. Chr. werd het gebied van Babylon volledig onderworpen en de
gebruikelijke buit binnengehaald.
14 [706/705] Tijdens het eponiem van Mutakkil-Aur,
de gouverneur van Guzana, de koning
bleef in het land; de edelen waren in Karalla; in Ajaru, de zesde,
Dur-arruken werd afgewerkt; [...] ontvangen.
[705/704] Tijdens het eponiem van Nashru-Bêl, de
gouverneur van Amedi, de koning marcheerde tegen
Tabal; tegen Gurdi, de Kulummaean, [...] de koning werd gedood; het kamp
van de koning van Assyrië [...] In Abu, de twaalfde, Sanherib, de koning [?].
Commentaar: het
eponiem van Nashru-bel in het jaar 705 v. Chr. vermeldt een veldtocht tegen
Tabal en tegen Gurdi de Kulummaean, waarna de mededeling staat: de koning werd
gedood
gevolgd door de mededeling: In Abu, de twaalfde, Sanherib, de koning..
afgebroken.
Leert dit eponiem nu dat
Sargon II in 705 v. Chr. sneuvelde? Zeker kunnen we niet zijn? Het is trouwens
heel ongewoon dat een Assyrische koning in de strijd zou sneuvelen. Een koning
die kon sneuvelen riep teveel vragen op, vragen die vermeden moesten worden. De verschillende beschikbare bronnen
spreken elkaar dan ook tegen. Volgens de ene theorie werd Sargon in zijn paleis
vermoord en volgens een andere stierf hij een obscure dood op een slagveld in
noordwestelijk Iran, tegen een weinig bekende volkstam.
Het is overigens ook mogelijk
dat Sargon vijfendertig jaar de troon deelde; eerst met Salmaneser V en daarna
met zijn zoon Sanherib. Het grootste gedeelte van de laatste jaren verbleef hij
dan vermoedelijk in zijn nieuwe hoofdstad Sargonsburg of Dur Sharrukin.

De
conclusie moet zijn dat de berichtgeving over Sargon II onbetrouwbaar is. De
eponiemlijsten geven de indruk een historisch overzicht van de belangrijkste
gebeurtenissen van jaar tot jaar door te geven, maar de historische realiteit
is anders. Al de gegevens van de annalen van Sargon II van zijn
paleis-inscripties te Khorsabad in de eponiemlijsten trachten te invullen, is
een moeilijke zo niet onmogelijke opdracht.
Voor
de Bijbelse gegevens over Salmaneser V, Sargon II en Sanherib tijdens de hier
behandelde periode is er overigens in de eponiemlijsten geen ruimte. De twee
verzoenen is ook niet mogelijk; men moet een keuze maken.
Voor
de orthodoxie gaat het verband met de vermelding van Griekse heersers in de
kuststeden van de Levant na 712 v. Chr., verloren. Zij laten de Zeevolken in de
twaalfde eeuw voor Christus het gebied binnenrukken en dit op basis van de
foutieve plaatsing van de regeerperiode van Ramses III op de tijdsbalk. Dit als
een gevolg van het hanteren van een veronderstelde dubbele kalender in Egypte;
de Sothis-kalender.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert
De Telder