1 Koningen 15:25 Nadab
nu, de zoon van Jerobeam, werd
koning over Israël, in het tweede jaar van Asa, den koning van Juda; en hij regeerde twee jaren over Israël. 26
En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg zijns
vaders, en in zijn zonde, waarmede hij Israël had doen zondigen. 27 En Baësa, de zoon van Ahia, van het huis van Issaschar, maakte een verbintenis
tegen hem, en Baësa sloeg hem te Gibbethon, hetwelk der Filistijnen is, als
Nadab en gans Israël Gibbethon belegerden. 28 En Baësa doodde hem, in het derde jaar van Asa, den koning van Juda, en
werd koning in zijn plaats. (Statenvertaling)
We
vervolgen de kroniek van Jerobeam (zie het artikel op dit blog van 27-10-2015: link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1445814000&stopdatum=1446418800
met
zijn opvolger over het tienstammenrijk, zijn zoon Nadab. Chronologisch wordt
Nadab s eerste regeringsjaar in de Bijbel gelinkt met het tweede regeringsjaar
van koning Asa van Juda. Het tweede regeringsjaar van Asa hebben we gezien in
de aflevering over Jerobeam I, liep van oktober 946 v. Chr. tot september 945
v. Chr. In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 225-228, ga ik hier uitgebreider op in. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Nadab,
de zoon en opvolger van Jerobeam I, zou echter slechts twee jaar regeren
aangezien hij zoals het Bijbelbericht hiervoor vermeld, door Baesa van de stam
van Issaschar, één van de tien stammen, vermoord werd. De moord vond plaats in
het derde regeringsjaar van koning Asa van Juda, een jaar dat volgens de
gangbare jaartelling in Juda, liep van oktober 945 v. Chr. tot september 944 v.
Chr. De jaartelling in het tienstammenrijk echter liep vanaf april of Nisan tot
maart of de Hebreeuwse maand Adar. Op de tijdsbalk uitgetekend betekent dit dat
Nadab twee fracties van twee jaar geregeerd heeft. De regeringstijd van Baesa
laten we aanvangen in het voorjaar van 944 v. Chr.
Zijn
eerste regeringsdaad is gericht tegen het huis van Jerobeam, dat hij volledig
verdelgde, zoals het staat geschreven:
1 Koningen 15:29 Het geschiedde nu, als hij regeerde, dat hij het ganse huis van Jerobeam sloeg; hij
liet niets over van Jerobeam, wat adem had, totdat hij hem verdelgd had, naar
het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht
Ahia, den Siloniet; 30 Om de zonden van Jerobeam, die zondigde, en die Israël
zondigen deed, en om zijn terging, waarmede hij den HEERE, den God Israëls,
getergd had. 31 Het overige nu der geschiedenissen van Nadab, en al wat hij
gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
Israël?
32 En er was oorlog tussen Asa en tussen Baësa, den koning van Israël, al hun dagen. 33 In het derde jaar
van Asa, koning van Juda, werd Baësa, de
zoon van Ahia, koning over gans Israël, te Thirza, en regeerde vier en twintig jaren. 34 En hij deed wat kwaad was in
de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg van Jerobeam, en in zijn zonde,
waarmede hij Israël had doen zondigen. (Statenvertaling)

Het
verdelgen van het huis van Jerobeam I door Baesa liep parallel met zijn strijd
tegen het huis van Juda. Een strijd die vierentwintig jaar lang tot aan de dood
van Baesa zou aanslepen.
De
residentie van Baesa in Israël was de plaats Tirza.
1 Koningen 15:16 En er
was krijg tussen Asa en tussen Baësa, den koning van Israël, al hun dagen. 17
Want Baësa, de koning van Israël,
toog op tegen Juda, en bouwde Rama; opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in
te komen tot Asa, den koning van Juda.
18 Toen nam Asa al het zilver en goud, dat overgebleven was in
de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des konings,
en gaf ze in de hand zijner knechten; en de koning Asa zond ze tot Benhadad, den zoon van Tabrimmon, den
zoon van Hezion, den koning van Syrië,
die te Damaskus woonde, zeggende:
19 Er is een verbond tussen mij en tussen u, tussen mijn vader
en tussen uw vader; zie, ik zend u een geschenk, zilver en goud; ga heen, maak
uw verbond te niet met Baësa, den koning van Israël, dat hij aftrekke van tegen
mij.
20 En Benhadad hoorde
naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israël; en sloeg
Ijon, en Dan, en Abel Beth-maacha, en het ganse Cinneroth, met het ganse land
Nafthali. 21 En het geschiedde, als Baësa zulks hoorde, dat hij afliet van Rama
te bouwen, en hij bleef te Thirza.
22 Toen liet de koning Asa door gans Juda uitroepen (niemand was
vrij), dat zij de stenen van Rama, en het hout daarvan, zouden wegdragen,
waarmede Baësa gebouwd had; en de koning Asa bouwde daarmede Geba-benjamins, en
Mizpa.

Koning
Asa wist zich via een bondgenootschap met Benhadad van Aram/Syrië van zijn
lastpost Baesa te ontdoen. Een oorlog op twee fronten was teveel voor Baesa. Deze
oorlog heb ik in TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 225-228, gedateerd in het jaar 931 v. Chr.
Het
Bijbelboek 2 kronieken hoofdstuk 16 geeft jaartallen tot het dateren maar
levert tegelijkertijd ook een schijnbare moeilijkheid op.
2 Kronieken 16: 1 In het zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa, toog Baësa, de koning van Israël, op tegen
Juda, en bouwde Rama, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen
tot Asa, den koning van Juda. 2 Toen bracht Asa het zilver en het goud voort,
uit de schatten van het huis des HEEREN en van het huis des konings, en zond
tot Benhadad, den koning van Syrië, die
te Damaskus woonde, zeggende: 3 Er is een verbond tussen mij en tussen u,
en tussen mijn vader en tussen uw vader; zie, ik zend u zilver en goud, ga
heen, maak uw verbond te niet met Baësa, den koning van Israël, dat hij van
tegen mij aftrekke.
Een
moeilijkheid is dat in het zesendertigste
regeringsjaar van Asa zijn rivaal Baesa al lang dood en begraven was. De
verklaring voor het gebruik van het getal 36 levert de Joodse Seder Olam. Zesendertig
jaar was Salomo getrouwd geweest met de dochter van Farao. Zesendertig jaar
moet men aldus volgens de Seder Olam rekenen vanaf de splitsing van het
Verenigd Koninkrijk van Salomo in twee delen tot aan de oorlog met Baesa. Deze
verklaring heb ik op mijn tijdsbalk toegepast met als resultaat een
merkwaardige uitkomst. Gerekend vanaf het najaar van het jaar 967 v. Chr. voor
de dood van Salomo en de splitsing van het Verenigd koninkrijk arriveren we
namelijk zesendertig jaar later in het
jaar 931 v. Chr. met de oorlog met Baesa, en het verbond met Benhadad van
Aram door koning Asa van Juda. En dit is slechts twee jaar na het verslaan van
het leger van Zera door Asa in 933 v. Chr., en past er alzo een puzzelstuk in
het algemene plaatje van de vermelde gebeurtenissen.
Het
bondgenootschap tussen Asa van Juda en de Syriër Benhadad had wel geestelijke
gevolgen voor Asa. Het miljoenenleger van koning Zera de Ethiopiër had hij
alleen met de hulp van de HERE God kunnen verslaan. In de oorlog die Baesa hem
aandeed, trok hij nu echter zijn plan door middel van een bondgenootschap met
een gemeenschappelijke vijand.
2 Kronieken 16:7 En in denzelfden tijd kwam de ziener Hanani tot
Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem: Omdat gij gesteund hebt op den
koning van Syrië, en niet gesteund hebt op den HEERE, uw God, daarom is het
heir des konings van Syrië uit uw hand ontkomen. 8 Waren niet de Moren en de
Libyers een groot heir met zeer veel wagenen en ruiteren? Toen gij nochtans op
den HEERE steundet, heeft Hij hen in uw hand gegeven. 9 Want den HEERE
aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan
degenen, welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan;
want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn. 10 Doch Asa werd toornig tegen den
ziener, en leidde hem in het gevangenhuis; want hij was hierover tegen hem
ontsteld; daartoe onderdrukte Asa enigen uit het volk ter zelfder tijd.

Het
verslaan van het leger van de Ethiopiër Zera door Asa van Juda had als gunstig
gevolg dat de eerder dominantie door Sisak/Egypte ophield. Van Egypte als
grootmacht is er voor de epoque die we nu behandelen, in de Bijbel geen
verwijzing meer. De herschikking van de Egyptische farao s op de tijdsbalk heb
ik in mijn studie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 220-232 uitgewerkt.
Het
slot van de regeerperiode van Baesa vinden we in het Bijbelboek 1 Koningen 16:
1 Koningen 16:1 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jehu,
den zoon van Hanani, tegen Baësa,
zeggende: 2 Daarom, dat Ik u uit het stof verheven, en u tot een voorganger
over Mijn volk Israël gesteld heb, en gij gewandeld hebt in den weg van Jerobeam, en Mijn volk
Israël hebt doen zondigen, Mij tot toorn verwekkende door hun zonden; 3 Zie, zo
zal Ik de nakomelingen van Baësa, en de nakomelingen van zijn huis wegdoen; en
Ik zal uw huis maken, gelijk het huis van Jerobeam, den zoon van Nebat. 4 Die
van Baësa in de stad sterft, zullen de honden eten, en die van hem in het veld
sterft, zullen de vogelen des hemels eten.
5 Het overige nu der geschiedenissen van Baësa, en wat hij
gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken
der koningen van Israël?
6 En Baësa ontsliep
met zijn vaderen, en werd begraven te Thirza; en zijn zoon Ela regeerde in zijn plaats.
7 Alzo geschiedde ook het woord des HEEREN, door den dienst van
den profeet Jehu, den zoon van Hanani, tegen Baësa en tegen zijn huis; en dat
om al het kwaad, dat hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot toorn
verwekkende door het werk zijner handen, omdat hij was gelijk het huis van
Jerobeam, en omdat hij hetzelve verslagen had.
8 In het zes en
twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baësa,
koning over Israël, te Thirza, en regeerde twee jaren.
Baesa regeerde volgens 1 Koningen
15:33 voor een periode van vierentwintig jaar over het tienstammenrijk. Zijn
zoon Ela nam bij zijn dood in het zesentwintigste regeringsjaar van Asa van
Juda, de scepter over. Op de tijdsbalk uitgetekend betekent dit dat het
vierentwintigste regeringsjaar van Baesa slechts een fractie van een jaar was.
Het zesentwintigste regeringsjaar van Asa begon namelijk in oktober van 922 v.
Chr. en liep tot september 921 v. Chr. Het vierentwintigste regeringsjaar van
Baesa begon in april van 921 v. Chr., en aangezien zijn zoon Ela na de dood van
Baesa, ook koning werd in het zesentwintigste regeringsjaar van Asa, begon Ela
in de loop van 921 v. Chr. tussen april en september te regeren. Het eerste
regeringsjaar van Ela was aldus ook een fractie van een jaar en zijn tweede
regeringsjaar eveneens een fractie van een jaar, aangezien hij door Zimri
vermoord werd in het zevenentwintigste regeringsjaar van Asa zijnde
okt921/sep920 v. Chr.
Een
vaststelling is dat de geschiedenis van de koningen van Israël een bloedig
verhaal is. Een verhaal van intriges, bedrog, geweld en zo meer. Het is het verhaal
van het volk van de tien stammen van Israël, die hun eigen weg gingen.
Bovenaan
de twee bijgevoegde tijdsschema s in de blauwe tijdsbalk, staan de sabbatjaren
afgebeeld. Het tiende jubeljaar van okt954/sep953 v. ten tijde van de
regeerperiode van Jerobeam I Chr. was al geschiedenis en onder Nadab en Baesa
was de volgende sabbatjaarcyclus van start gegaan. (voor meer uitleg over
Jubeljaren; zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1424041200&stopdatum=1424646000)
Geen
een van de sabbatjaren en jubeljaren heeft het tienstammenrijk gehouden. In het
tweestammenrijk ging het er op dit gebied ook slecht aan toe. Van de honderdtwintig sabbatjaren vanaf de
intocht in Kanaän in 1443 v. Chr. tot aan de wegvoering van de twee stammen in
Babylonische Ballingschap in 605 v. Chr. hebben zij slechts vijftig maal het
sabbatjaargebod gehouden. Zeventig maal hebben zij in die lange periode het
sabbatjaargebod genegeerd. De Babylonische ballingschap duurde dan ook zeventig
jaar lang om het land zijn rust te gunnen.
Via
Zijn profeten zien we dat de HERE God van de Bijbel iedere keer waarschuwt en
ingrijpt. Maar geen één van al de koningen van Israël, die we nog zullen
behandelen, keerde zich ooit tot de HERE God en Zijn Woord. Uiteindelijk zal
dit verhaal eindigen in 717 v. Chr. met de wegvoering van de tien stammen uit
hun land in de Assyrische ballingschap. Over de verloren tien stammen en hun
herstel schreef ik eerder op dit blog een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1398031200&stopdatum=1398636000
Met de
geschiedschrijving van de tien stammen bevinden ons in het kader van de heilsgeschiedenis,
in de tijdsperiode tussen het geven van de Wet aan Israël met Pinksteren/Sjavoeot
in 1483 v. Chr. en de openbaring van Jezus Christus, de Zoon van God, in het
jaar 30 AD, wat ook het einde van de wetperiode betekende (Galaten 4:4-5). In
totaal was het tussen beide scharniermomenten in de heilsgeschiedenis, een
tijdsperiode van 1513 jaar.
Bij het lezen en bestuderen van
de Bijbel herkennen we meerdere scharniermomenten waar men van de ene bijzondere
periode in een andere overgaat. Een goed voorbeeld van zulk een scharniermoment
is het afsluiten van de prevloedtijdsperiode, wanneer God de deur van de ark
van Noach sloot, en de Grote Vloed als oordeel over de wereld van toen liet
komen.
Een volgend scharniermoment in de
heilsgeschiedenis was de rebellie van Nimrod en daarna de roeping van Abraham
in 1913 v. Chr. door de HERE God, met de
belofte van een land en een volk. In mijn artikel van 06-10-2015 op dit blog: De pre-dynastieke periode van het oude
Egypte in het licht van het Bijbelboek Genesis, heb ik deze bedeling
aangehaald. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2792553
Het was Gods antwoord op de
rebellie van de postzondvloedmens onder leiding van Nimrod.
De tijdsperiode van de Belofte
aan Abraham liep van 1913 v. Chr. tot aan het geven van de Wet aan Mozes in
1483 v. Chr. of een periode van vierhonderddertig jaar. Het begin van de
bedeling van de Wet behandelde ik in het artikel op dit blog van 23-06-2015:
Van de berg Gods naar het Beloofde Land. Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1434924000&stopdatum=1435528800
Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele malen en op
vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken
in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij
ook de wereld geschapen heeft. (NBG Vertaling 1951)
Paulus begint zijn brief aan de Hebreeën met te
verwijzen naar de scharniermomenten in de heilsgeschiedenis, in. De uitdrukking
eertijds gaat over de periode voor de komst van Jezus Christus. Het was een
periode dat God op vele wijzen tot
de vaderen door Zijn profeten gesproken had.
Galaten 4:21 Zegt
mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet?
22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de
slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees
verwekt, doch die van de vrije door de
belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn
twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is
Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op
één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem,
want dat is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.
De wet en de genade zijn twee
tijdsperioden of bedelingen met als tijdsscharniermoment; het jaar 30 AD. Sindsdien
bevinden zich diegenen die van Christus zijn in een staat van genade en zijn vrij
van de wet.
Paulus aan Efeze 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het
geloof, en dat niet uit uzelf: het is
een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme. 10 Want zijn
maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God
tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Dit laat zien dat we de Bijbel
met een oog voor de verschillende bedelingen Gods moeten lezen; niet alles
vandaag is tot ons geschreven, maar wel voor ons. Een voorbeeld voor wat de
toepassing hiervan betreft, geeft de apostel voor de heidenen Paulus,
weer:
Romeinen 15:4 Al wat namelijk tevoren
geschreven is, werd tot ons onderricht
geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der
Schriften de hoop zouden vasthouden.
1 Korintiërs 10:6 Deze
gebeurtenissen (Israël in de woestijn) zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden
hebben, zoals zij die hadden.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert de Telder
|