Psalm
136:13 Dien, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in
der eeuwigheid. 14 En voerde Israël door het midden van dezelve; want Zijn
goedertierenheid is in der eeuwigheid. 15 Hij
heeft Farao met zijn heir gestort in
de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid
.(Statenvertaling)
Ik heb in
het hierboven geciteerde Bijbelgedeelte het woordje met cursief geschreven om
de nadruk te leggen op het feit dat de Bijbel leert dat Farao met zijn leger is omgekomen tijdens het
achtervolgen van de Israëlieten in de droge bedding van de Schelfzee, waarvan
de muurwanden na de uitredding van de Israëlieten, op farao en zijn leger
neerkwamen en hen vernietigden.
Ook de
Joodse Septuagint vertalers van de derde eeuw v. Chr. in Egypte vertaalden het
Hebreeuws naar het Grieks op gelijke wijze. Zie hierna de Engelse vertaling die
online te raadplegen is:
LXX Psalm 136:13 To him who divided the Red Sea into
parts: for his mercy endures for ever: 14 and brought Israel through the midst
of it: for his mercy endures for ever: 15 and
overthrew Pharao and his host in the
Red Sea: for his mercy endures for ever.
Een
veldslag in het oude Egypte was ook nooit zo maar alleen een oorlog tussen twee
volken maar eerder een conflict tussen twee goden (Margaret A. Murray, The
Splendour that was EGYPT, 1949, Chapter IV Religion, Burial customs). Farao
reed hierbij altijd met de standaard van zijn god, op kop van zijn leger, de
vijand tegemoet. Gelijkaardig ging het er aan toe bij de achtervolging van de
Israëlieten door Farao en zijn legermacht. We kunnen ons aldus voorstellen dat
wanneer de Egyptenaren de Israëlieten in de droge bedding van de Schelfzee
achtervolgden, dat dit gebeurde met
Farao met de standaard van zijn god Sobek, op kop. En Sobek, de krokodillen-god
werd aanzien als de incarnatie van de god Amon, een belangrijke godheid aldus.

Men kan
dit vandaag klasseren onder mythologie, Bijbels-historisch gezien was het echter
een reële strijd van de HERE God van de Bijbel tegen de goden van Egypte.
De Bijbel is hier duidelijk over:
Exodus
12:12 Want Ik zal in deze nacht het
land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het
land Egypte slaan en aan alle goden
van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de HERE.
Er
bestaat een geestelijke bovennatuurlijke wereld met interactiemogelijkheid naar
de natuurlijke wereld. De Bijbel is ook hier heel duidelijk over:
Paulus
aan 1 Korintiërs 8:5 Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel,
hetzij op de aarde en werkelijk zijn
er goden in menigte en heren in menigte 6 voor ons nochtans is er maar
één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here,
Jezus Christus, door wie alle dingen zijn , en wij door Hem.
Paulus
aan Efeze 3: 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze
genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van
Christus te verkondigen, 9 en in het licht te stellen (wat) de bediening van
het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de
Schepper van alle dingen, 10 opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse
gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, 11 naar het
eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, 12
in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het
geloof in Hem. (NBG Vertaling 1951)
De profeet
Daniël vermeldt in hoofdstuk 11:13 en 20, van het gelijknamige Bijbelboek, bovennatuurlijke
geestelijke vorsten die in zijn tijd, over Perzië en Griekenland stonden.
In
Nederland hadden we de theoloog en filosoof Dr. F. De Graaff, (1918/1993), die
met zijn publicaties dit fenomeen uitgediept heeft. Zie de volgende link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Frank_de_Graaff
Maar nu
verder met de farao van de Exodus.
Exodus
14:21 Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de HERE deed de zee de
gehele nacht door een sterke oostenwind wegvloeien, maakte haar droog, en de
wateren werden gespleten. 22 Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op
het droge; terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur. 23 En de Egyptenaren vervolgden hen en kwamen
achter hen aan alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn ruiters
midden in de zee. 24 Toen dan, in de morgenwake, schouwde de HERE in vuurkolom
en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in
verwarring. 25 Hij deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite
voortrijden, zodat de Egyptenaren zeiden: Laten wij vluchten voor de
Israëlieten, want de HERE strijdt voor
hen tegen Egypte. 26 Toen zeide de HERE tot Mozes: Strek uw hand uit over
de zee, opdat de wateren terugvloeien over de Egyptenaren, over hun wagens en
ruiters. 27 En Mozes strekte zijn hand uit over de zee en tegen het aanbreken
van de morgen vloeide de zee terug in haar bedding, terwijl de Egyptenaren haar
tegemoet vluchtten; zo dreef de HERE de Egyptenaren midden in de zee. 28 De
wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele
legermacht van Farao, die hen in de zee achterna getrokken waren; er bleef van hen niet één over. (NBG Vertaling 1951)

Wanneer
we de kracht van het door de HERE God ontketende natuurgeweld voor de geest
halen (zoals bijvoorbeeld de kunstenaar John Martin het gezien heeft), mogen
we zelfs twijfelen of de stoffelijke resten van farao later gevonden konden
worden? Niet één van hen bleef over, staat er in het hiervoor geciteerde
Bijbelgedeelte.
Zoals
de gevestigde Egyptologie de koningslijsten van Egypte op de tijdsbalk foutief
gerangschikt heeft is men gedwongen om een kandidaat-farao voor de exodus in de
achttiende en/of de negentiende dynastie te zoeken. Meerdere kandidaten
zoals o.a. Thothmosis III, Amonhotep II, Ramses II, Merneptah e.a. zijn al
voorgesteld. In de verschillende Hollywoodproducties sinds de Tien Geboden van
Cecil B. De mille en meesterlijk vertolkt door Charlton Heston als Mozes, meent
men farao Seti I en diens zoon Ramses II als de farao van de verdrukking en de
farao van de exodus te kunnen identificeren. Bij de vernietiging van het leger
van farao in de Schelfzee laat men dan wel farao aan de oever halt houden en
getuige zijn van de vernietiging van zijn leger. Deze in beeld brenging is
logisch, aangezien de stoffelijke resten van alle kandidaat-faraos intact
gevonden zijn. De foutieve conclusie, wanneer men de conventionele egyptologie
volgt, is dat het beschreven geweld in de Bijbel, waarmee farao en zijn leger
in de Schelfzee getroffen werden, dan ook wel niet zo erg was als beschreven,.
Het
revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft aangetoond dat de exodus
gepaard gaande met de tien plagen en de vernietiging van farao en zijn leger in
de Schelfzee, het einde betekende van zowel het Egyptische Oude- als het
Midden-Rijk, rijken die naar het einde toe contemporain waren. De exodus loopt op
de tijdsbalk dan ook als een breuklijn door de verschillende Egyptische Rijken.
Eerst het oude en midden-rijk, die aan hun einde kwamen bij de Exodus, gevolgd
door de Hyksos-periode, gevolgd door het nieuwe rijk, enz.
Dr. I.
Velikovsky (Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk I) identificeerde de farao van de
Exodus als Thom of Thoem, naar een inscriptie op een schrijn gevonden te El
Arisj, een stad op de oude grens tussen Egypte en Kanaän. Het is een zwarte
monoliet beschreven met hiëroglyfen waarop koningen, residenties, geografische
plaatsen en de invasie van Egypte door vreemdelingen worden beschreven. De
inscriptie beschrijft een periode van volslagen duisternis over Egypte voor een
periode van negen dagen, wat een bevestiging is van het relaas in het
Bijbelboek Exodus 10:22-23 waar een van de plagen beschreven staat met dikke
duisternis gedurende drie dagen. Dit was trouwens het eerste dat bij Velikovsky
de aandacht trok, toen hij de inscriptie in het licht van de Bijbel
bestudeerde. Daarnaast verwijst de inscriptie naar Pi-Charoti waar farao aan
zijn einde komt. Dit Pi-Charoti uit Egyptische bron was voor Velikovsky overduidelijk
te identificeren met het Bijbelse Pi-ha-Chiroth aan de Schelfzee. De inscriptie
op het schrijn verhaalt verder dat een zoon van farao, zijne majesteit Geb op
onderzoek uitgaat en naar de plaats Pi-Charoti trekt en daar bij de lokale
bevolking navraag doet naar de ramp die farao Thoem en zijn leger getroffen
heeft. Velikovsky merkt op dat de naam Thoem of Thom in de plaatsnaam Pi-Thom
zit, een voorraadplaats die de Israëlieten in slavernij moesten bouwen. En de
naam Thom, stelt Velikovsky, is ook identiek met het Griekse Timaios of Toetimaeus zoals Manetho via Flavius Josephus, hem heeft
doorgegeven. Farao Timaios/Timaus is bij Manetho de farao die de invasie van de
Hyksos of Amalekieten onderging. Zie ook het artikel op dit blog van 01-06-2015: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1433109600&stopdatum=1433714400
Velikovsky
(1895/1979) zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1419202800&stopdatum=1419807600) was een seculiere Jood die in zijn studies
de Bijbel als historisch betrouwbaar behandelde, wat overigens positief is. De
wonderen van de Bijbel wees hij echter af en hij probeerde alle beschreven tekenen
gepaard gaande bij de exodus, wetenschappelijk te verklaren, wat hem overigens ook
aardig lukte. Zijn enige probleem was de vermelding in de Bijbel van de specifieke
dood van al het eerstgeborene in Egypte door de verderfengel, in de
Pesachnacht. Daar had hij moeite mee en had de Bijbel voor hem geen gezag (zie
Eeuwen in Chaos, blz. 56-59). De oorzaak van de vele sterfgevallen in de
Pesachnacht verklaarde hij vanuit een bijzondere aardbeving die Egypte die
nacht trof. Dat hierbij specifiek alleen de eerstgeborenen getroffen werden was
voor hem ongeloofwaardig.
Dat de
HERE God als een verderfengel in de Pesachnacht door het land trok en de huizen
van de Israëlieten met het bloed van het geslachte lam aan de deurposten
passeerde, maar in alle andere huizen de eerstgeborene doodde, was voor
Velikovsky (en vele anderen) een brug te ver en werd weggeredeneerd. De
beschreven gebeurtenissen van de Pesachnacht zijn dan ook een toetssteen voor
velen: heeft de Bijbel gezag of alleen de rede. Ook de bekende revisionist van
de geschiedenis van de oudheid David Rohl sluit zich bij Velikovsky aan, voor
wat het afwijzen van het uitselecteren van de eerstgeborene, betreft (A Test of
Time, 1995, Chapter 13, blz.283: I too have difficulty with this).
Hierna
de betreffende Bijbelgedeelten die de dood van de eerstgeborenen in Egypte
beschrijven:
Exodus
11:4 En Mozes zeide: Zó zegt de HERE:
te middernacht ga Ik door het midden van Egypte. 5 Dan zal iedere eerstgeborene
in het land Egypte sterven, van de
eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene
van de slavin achter de handmolen, ook alle eerstgeborenen van het vee. 6 En er
zal een luid gejammer zijn in het gehele land Egypte, zoals er nooit is geweest
en zoals er nooit meer zal zijn.
Exodus
12:12 Want Ik zal in deze nacht het
land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het
land Egypte slaan en aan alle goden
van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de HERE. 13 En het bloed zal u dienen als een teken aan de
huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus
zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla. 14
En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de
HERE; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren
..
.29 En te middernacht sloeg de HERE iedere
eerstgeborene in het land Egypte, van de eerstgeborene van Farao, die op
zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de gevangene, die in de kerker
was, benevens alle eerstgeborenen van het vee. 30 En Farao stond des nachts op,
hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren; en er was een luid gejammer in
Egypte; want er was geen huis, waarin geen dode was. 31 Toen
ontbood hij des nachts Mozes en Aäron en zeide: Maakt u gereed, gaat weg uit
het midden van mijn volk, zowel gij als de Israëlieten; gaat, dient de HERE,
zoals gij gezegd hebt. 32 Neemt ook uw kleinvee en uw runderen mee, zoals gij
gezegd hebt; maar gaat! En wilt ook mij zegenen. 33 De Egyptenaren drongen
eveneens sterk bij het volk aan, om het snel uit het land te laten gaan, want,
zeiden zij, wij sterven allen.
Psalm
78:51 Hij doodde in Egypte elke oudste
zoon, de eerstgeboren mannen in de tenten van Cham.
Wanneer
we deze Bijbelgedeelten doorgenomen hebben blijkt dat Mozes in zijn tweede
Bijbelboek Exodus, wel heel erg nauwkeurig de dood van specifiek alle
eerstgeborenen beschrijft. Men aanvaardt deze geschiedschrijving of men
aanvaardt (gelooft) dit niet. Alleen, en uitsluitend door het geloof, dat een
gave van God is, aanvaardt men alle details van het Bijbelverhaal. Bij
on-geloof, bij-geloof, en/of anders-gelovig zijnde, aanvaardt men dit niet en
is het dwaasheid zoals Paulus overigens leert:
1
Korintiërs 2: 14 Doch een on-geestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de
Geest Gods is, want het is hem dwaasheid
en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.
De
beschreven gebeurtenissen van de Pesachnacht van donderdag op vrijdag de
vijftiende nisan, van het jaar 1483 v. Chr. waren al een beeld van het Pesach
van 30 AD in de volheid der tijden,
wanneer Jezus Christus, het Lam van God, Zichzelf offerde voor de zonde van de
wereld.
Johannes
1:29 De volgende dag zag hij (Johannes de Doper) Jezus tot zich komen en zeide:
Zie, het lam Gods, dat de zonde der
wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die
vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem,
maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met
water. (NBG Vertaling)
En ook
hier is het in het Nieuwe Testament, net zoals in de eerste Pesachnacht in
Egypte, een persoonlijke zaak, een persoonlijke keuze; men kiest voor het
leven en gehoorzaamd (spreekwoordelijk) in het aanbrengen van het Bloed van
het Lam aan de deurposten van je woning, zodat de verderfengel de komende
nacht, voorbijgaat.
Johannes
3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar
eeuwig leven hebbe. 17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden,
opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.
18 Wie in
Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds
veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon
van God. (NBG Vertaling)
Nu
blijf ik iedere onderzoeker zoals Velikovsky, Rohl e.a. erkentelijk in het
uitpluizen van de geschiedenis van de oudheid door hen, met de Bijbel als gids.
Er vallen trouwens in hun studies heel wat goudklompjes te rapen. En Paulus, de
apostel voor de niet-Joden, schrijft het volgende dienaangaande:
1
Thessalonicenzen 5: 19 Dooft de Geest niet uit, 20 veracht de
profetieën niet, 21 maar toetst alles en behoudt het goede.

Een
onderzoeker/revisionist van de geschiedenis van de oudheid voor wie de
historische boeken van de Bijbel gezag hadden, was Dr. Donovan A. Courville
(1901/1996). Zijn opus magnum: The Exodus Problem and its Ramifications, 1971,
brengt een volledige herziening van alle Egyptische dynastieën op de tijdsbalk.
In Volume I, Chapter IX, Who was the Pharaoh of the Exodus?, levert ook hij
zijn bijdrage tot het identificeren van de farao van de exodus.
Courville
hechtte veel belang aan de Egyptische koningslijst bekend onder de naam;
Sothis-lijst. Deze lijst geeft (o.a.) vijfentwintig faraonamen (in de Griekse
taal) vanaf de eerste farao Menes tot aan Salatis. Deze laatste naam is de eerste
Hyksos-farao. En aan de Hyksos-invasie van Egypte ging de Exodus vooraf. De
vierentwintigste naam is die van Koncharis,
wat volgens Courville een Griekse versie is van het Egyptische Ka-ankh-ra van de Karnak-koningslijst,
een naam die dan weer volgens Courville overeenkomt met Sobekhotep VI van de Turijn-koningslijst. En volgens de
Turijn-koningslijst regeerde Sobekhotep VI voor een periode van twee jaar, twee
maanden en negen dagen. Farao Koncharis/Ka-ankh-ra/Sobekhotep
VI is volgens Courville de farao die de Hyksos-invasie onderging.

In het
model van Courville waren het Oude Rijk en het Midden-Rijk voor een belangrijke
periode contemporain. De farao van de verdrukking is in Courville s model
Senwosret III van de twaalfde dynastie. De dertiende dynastie was gedurende een
periode contemporain met de twaalfde dynastie en won na de dood van de farao
van de verdrukking, aan macht. De tachtigjarige Mozes stond aldus bij zijn
terugkeer in Egypte voor (een) Sobekhotep van de dertiende dynastie.

Courville
wijst in zijn studie op nog een bijzonderheid van de Sothis-koningslijst. De
voorgangers van naam nummer 24.Koncharis hadden namelijk allen tot aan nummer
18. de naam Ramesse in hun faraonamen verweven. Hierna het betreffende gedeelte
van de koningslijst:
Faraonaam: regeerduur: regeerperiode:
18. Rameses 29 1673/1644
v. Chr.
19. Ramesomenes 15 1644/1629
20. Usimare 31 1629/1598
21. Ramessesseos 23 1598/1575
22. Ramessameno 19 1575/1556
23 Ramesse Iubassz 39 1556/1517
23. Ramesse Uaphru 29 1517/1488
24. Koncharis 5 1488/1483
25. Salatis 190 jaar
Het is
naar deze naam dat het Bijbelse Pi-Ramesse of Raämses, een voorraadstad die de
Israëlieten onder dwang moesten bouwen, genoemd werd. In mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2015, hoofdstuk Pitom en Raämses, blz. 89-98, diep ik dit verder uit.
Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
In het
aangehaalde hoofdstuk; Pitom en Raämses, leg ik de link tussen het Bijbelse
Raämses en de tot nu toe niet gevonden tweede hoofdstad van het Egyptische
Midden-rijk; It-taoey. De dertiende dynastie faraos hadden hier ook hun
residenties. Van de eerste faraos van de dertiende dynastie; Hor, Sobekhotep
II en Chendjer werden te Dahsjoer hun laatste rustplaatsen teruggevonden. Vanaf
Sobekhotep III en diens opvolgers ontbreekt tot nu toe elk spoor naar een
laatste rustplaats, of mummie.

In het
variant dat de Egyptoloog David Rohl brengt (A Test of Time, 1995, Chapters 12
en 13) is de vermoedelijke farao van de exodus; Sobekhotep IV. Rohl haalt de christelijke oudheidhistoricus
Eusebius aan die verwijst naar een nog oudere bron, de Joodse historicus
Artapanus, en deze laatste vermeldt dat de farao ten tijde van Mozes, de naam
Khe-neph-res had. Vanuit deze naam distilleerde Rohl de naam Kha-nefer-re
van de Egyptische koningslijsten. En de naam Kha-nefer-re stemt overeen met
de Koninklijke naam die alleen farao Sobekhotep IV Kha-nefer-re, van de
dertiende dynastie droeg. Het is boeiend studiewerk van David Rohl, iets dat
zijn boek als een detectiveverhaal laat lezen.
Ter
conclusie kunnen we opmerken dat de farao waar Mozes in het jaar 1483 v. Chr. tegenover
stond, farao Sobekhotep IV van de
dertiende dynastie was. Het is deze farao die meende de Israëlieten
te kunnen achterhalen in de wildernis, en als een gevolg zijn einde vond in de
Schelfzee. Het is deze farao wiens troonopvolger in de Pesachnacht door de HERE
God gedood werd.

Het is
farao Sobekhotep VI die de opvolger
werd van Sobekhotep IV, de farao die niet terugkeerde van de Schelfzee en
bovendien het Egyptische leger naar de ondergang gevoerd had. Als resultaat lag
het Egypte van Sobekhotep VI wagenwijd open voor de kort daarop binnentrekkende
Hyksos of Amalekieten. Over de het Hyksos-tijdperk voor Egypte schreef ik in
juli op dit blog een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1437343200&stopdatum=1437948000
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert De Telder
|