Genesis
49:33 Toen Jakob geëindigd had zijn zonen bevelen te geven, trok hij zijn
voeten terug op het bed en gaf de geest, en hij werd tot zijn voorgeslacht
vergaderd. 50:1 Toen wierp Jozef zich op zijn s vaders aangezicht en hij
beweende hem en kuste hem. 2 En Jozef
gebood zijn dienaren, de geneesheren, zijn vader te balsemen; en de geneesheren
balsemden Israël. 3 Dit duurde bij hem veertig dagen, want zo lang duurden de
dagen van het balsemen, en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.

4 En
toen de dagen dat men hem beweende, voorbijgegaan waren, sprak Jozef tot het
huis van Farao: Indien ik uw genegenheid gewonnen heb, spreekt dan ten aanhoren
van Farao: 5 mijn vader heeft mij doen zweren: zie, ik sterf; in mijn graf, dat
ik mij in het land Kanaän uitgehouwen heb, daar moet gij mij begraven. Nu dan,
laat mij toch heentrekken, opdat ik mijn vader begrave, en dan zal ik
terugkeren. 6 Daarop zeide Farao: Trek heen en begraaf uw vader, zoals hij u
heeft doen zweren.

7 Toen
trok Jozef heen om zijn vader te begraven, en met hem trokken alle dienaren van
Farao, de oudsten van zijn huis, en al de oudsten van het land Egypte, 8
benevens het gehele huis van Jozef, zijn broeders en het huis zijns vaders;
alleen hun kleine kinderen, hun schapen en hun runderen lieten zij in het land
Gosen achter.

9 Ook
trokken met hem zowel wagens als
ruiters, zodat de stoet geweldig groot was. 10 En toen zij gekomen waren
bij de
Doornen-dorsvloer aan de overzijde van de Jordaan,
hielden zij daar een grote en zeer plechtige rouwklacht, en hij liet over zijn
vader zeven dagen rouw bedrijven. 11 Toen de inwoners van het land, de
Kanaänieten, de rouw op de
Doornen-dorsvloer zagen, zeiden zij: Dit is een zware rouw der Egyptenaren;
daarom gaf men daaraan de naam Abel-Misraïm,
dat aan de overzijde van de Jordaan ligt. 12 En zijn zonen deden met hem zoals
hij hun geboden had. 13 Zijn zonen vervoerden hem naar het land Kanaän, en zij begroeven hem in de spelonk van het
veld van Makpela, welk veld, tegenover Mamre gelegen, Abraham tot een eigen
grafstede had gekocht van de Hethiet Efron. 14 Na zijn vader begraven te
hebben, keerde Jozef naar Egypte terug, hij en zijn broeders en allen, die
waren meegegaan om zijn vader te begraven. 15 Toen Jozefs broeders zagen, dat
hun vader gestorven was, zeiden zij: Als Jozef zich nu maar niet op ons gaat
wreken en ons ten volle al het kwaad vergeldt, dat wij hem hebben aangedaan. 16
Daarom zonden zij Jozef deze boodschap: Uw vader heeft vóór zijn sterven
geboden: 17 zo moet gij tot Jozef zeggen: och, vergeef toch de overtreding uwer
broeders en hun zonde, want zij hebben u kwaad aangedaan. Nu dan, vergeef toch
de overtreding der dienaren van de God uws vaders. En Jozef weende, toen men zo
tot hem sprak. 18 Ook kwamen zijn broeders zelf, wierpen zich voor hem neer en
zeiden: Zie, wij zijn u tot slaven. 19 Maar Jozef zeide tot hen: Vreest niet,
want ben ik in Gods plaats? 20 Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God
heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een
groot volk in het leven te behouden. 21 Vreest dus niet, ik zal u onderhouden
en ook uw kinderen. Zo troostte hij hen en sprak tot hun hart. 22 En Jozef
bleef in Egypte wonen, hij en zijns vaders huis; en Jozef leefde honderd en
tien jaar. 23 En Jozef zag van Efraïm het derde geslacht; ook de kinderen van
Makir, de zoon van Manasse, werden op Jozefs knieën geboren. 24 En Jozef zeide
tot zijn broeders: Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien en u uit dit land
voeren naar het land, dat Hij Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd heeft.
25 En Jozef deed de zonen van Israël zweren: God zal zeker naar u omzien; dan
zult gij mijn gebeente van hier meevoeren. 26 En Jozef stierf, honderd en tien
jaar oud, en men balsemde hem, en hij
werd in een kist gelegd, in Egypte. (NBG Vertaling 1951)

Het
hiervoor geciteerde Bijbelgedeelte heeft het over twee sterfgevallen en twee
mummificering-en van aartsvaders in Egypte. Eerst lezen we over de dood van
Jacob/Israël en het uitzonderlijke feit dat Jozef, als onderkoning van Egypte
zijn vader Jacob door Egyptische geneesheren laat balsemen. Dit proces nam
volgens Genesis 50:3, veertig dagen in beslag en gedurende zeventig dagen werd
Jacob naar Egyptisch gebruik beweend. De tijdspanne van zeventig dagen wordt
(heel logisch) ook door de Griekse historicus Herodotos (Boek 2,85-86) vermeldt,
waar hij de zeden en gewoonten van de Egyptenaren beschrijft. Na de rouwtijd
krijgt Jozef van farao de toelating om zijn vader s stoffelijke resten in het
land Kanaän in het graf van de oudvader Abraham bij te zetten. In Genesis 50:9
lezen we dat het een geweldige stoet was, die uit Egypte richting Kanaän
uittrok. Het was een stoet van zowel wagens als ruiters met alle dienaren van
farao, de oudsten van zijn huis (of dynastie) en al de oudsten van het land
Egypte.
Heel
opmerkelijk namen zij niet de kortste route vanuit Egypte langs de kustweg,
richting Kanaän maar namen zij de woestijnweg waar zij bij de Schelfzee de
verbinding met de koninklijke weg maakten en vervolgens richting noorden
trokken langs de oostelijke kant van de Jordaan, wat vers 10 duidelijk maakt.
Toen de geweldige stoet van wagens en ruiters aan de Jordaan gearriveerd waren
maakten zij halt om daar gedurende zeven dagen ditmaal, nogmaals een rouwklacht
over de gestorvene uit te roepen. De Bijbel noemt deze pleisterplaats de
Doornen-dorsvloer. De Kanaänieten die getuige waren van de rouwklacht waren,
noemden de plaats daarop Abel-Misraïm. Wanneer we de reisroute op een landkaart
uittekenen is dit Abel-Misraïm vermoedelijk te identificeren met Abel-Sittim.

De genomen reisweg van Egypte naar Kanaän
via de woestijnweg roept vraagtekens op. Waarom niet de kortere weg
langs de kustroute over Gaza naar Hebron?
Zoals de Egyptologie de plaatsing van
de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk foutief heeft uitgewerkt heersten volgens hen in de
zeventiende eeuw v. Chr. de Hyksos over Egypte en een groot gedeelte van
Klein-Azië. Het land Kanaän en het over-Jordaanse gebied behoorden tot hun
domein. Vanuit hun nieuwe centraal gelegen hoofdstad Avaris overheersten zij
alle landen. Betreffende de ligging van Avaris nabij het huidige El Arisj
schreef ik eerder op dit blog een artikel op 13-03-2014: waar lag de stad Avaris. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800
Het is
de foutieve plaatsing van de Hyksos-tussenperiode in de achttiende en
zeventiende eeuw v. Chr. dat maakt dat men vraagtekens plaatst bij de reisroute
van de begrafenisstoet van Jacob. Het is alleen in het gereviseerde model van
de geschiedenis van de oudheid dat de genomen reisweg zin heeft. Het jaar dat
Jacob stierf in 1679 v. Chr. heersten volgens het revisionisme van de
geschiedenis van de oudheid het Oude en het Midden-Rijk gezamenlijk over Egypte
en de Hyksos-periode vangt pas aan na de Exodus in 1483 v. Chr. In mijn Opus
Magnum TIJD
en TIJDEN, 2015, verklaar ik een en ander vanaf blz. 59 t/m 107. Zie
link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
In het
gereviseerde model van de geschiedenis van het oudheid-Egypte is de Bijbelse
hongersnood van zeven jaar een ankerpunt op de tijdsbalk ter verankering van de
derde en de twaalfde dynastie van Manetho. Farao Zoser van de derde dynastie is
verankerd met diens achttiende regeringsjaar aan het einde van de hongersnood.
En de twaalfde dynastie begint met farao Amenemhat I aan haar regeertijd aan
het einde van de wereldwijde hongersnood na een stille periode van zeven jaar,
dat het einde van de elfde dynastie van het Midden-Rijk zag. Wanneer de
oudvader Jacob sterft in het jaar 1679 v. Chr. was farao Zoser van de derde
dynastie al twee jaar dood, en opgevolgd door farao Sechemchet. Farao Amenemhat
I van de twaalfde dynastie heeft een regeerperiode van negenentwintig jaar en
komt in deze periode dominant naar voor. In het gereviseerde model regeren de
verschillende dynastieën gezamenlijk over het land met de een ondergeschikt aan
de andere. Aan het einde van hongersnood had de derde dynastie met Jozef alias
Imhotep als onderkoning, een machtsbasis verworven met de andere dynastieën als
ondergeschikt. In 1664 v. Chr. zou de zesde dynastie opkomen met toonaangevende
farao s zoals Teti en Pepi I en II. De twaalfde dynastie zie ik tijdens deze
periode als de uitvoerende macht in Egypte maar ondergeschikt aan de derde en
later de zesde dynastie.
Van het
vierentwintigste regeringsjaar van farao
Amenemhat I bestaat er een vermelding van een militaire campagne tegen de
zandbewoners de Aziaten die aan de noordoostgrens van Egypte in de richting
van Gaza, een probleem waren. Het vierentwintigste regeringsjaar plaatsen we in
1669/1668 v. Chr., tien jaar na de dood van Jacob en diens begrafenis in Hebron,
met de tocht daarheen via de oostelijke route. En ook ten tijde van de
regeerperiode van farao Pepi I van de zesde dynastie is er een vermelding naar
een campagne langs de kust van Kanaän, naar het land van de zandbewoners.

En
hiermee hebben we de verklaring gegeven voor het nemen van de woestijnweg, door
de rouwstoet met de stoffelijke resten van Jacob, in plaats van de kortere
kustroute. De kustroute was namelijk
niet veilig. Het is alleen het gereviseerde model van de geschiedenis van
de oudheid dat een verklaring geeft. In het orthodoxe model heersen de Hyksos
over het volledige gebied van Kanaän en roept de vermelding in Genesis 50:10,
van Abel-Misraïm aan de overzijde van de
Jordaan, alleen maar vraagtekens op.
De tweede mummificering die
aan een aartsvader in Egypte werd uitgevoerd is die van Jozef. Het Bijbelgedeelte waar we dit artikel mee begonnen zijn,
heeft het vanaf vers 22 over de dood van Jozef. Jozef zou de leeftijd van
honderd en tien jaar bereiken en bij zijn dood in 1627 v. Chr. eveneens op
Egyptische wijze gebalsemd worden. Zijn mummie werd in een kist gelegd en later
bij de Exodus op zijn verzoek meegenomen naar Kanaän naar het
land, dat de HERE God aan Abraham, Izaak en Jakob onder ede beloofd heeft. Bij
de verovering van Kanaän onder leiding van Jozua vanaf 1443 v. Chr. werden de
stoffelijke resten van Jozef te Sichem (het huidige Arabische Nabloes in Samaria) ondergebracht.
Hoe Abraham de spelonk te Hebron verkreeg in het jaar 1851 v. Chr. als
laatste rustplaats voor zijn vrouw Sara verkreeg, lezen we in het Bijbelboek
Genesis:
Genesis 23:1 En Sara leefde honderd zevenentwintig jaar;
dit waren de jaren van Saras leven. 2 En Sara stierf te Kirjat-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaän, en Abraham ging
naar binnen om over Sara te weeklagen en haar te bewenen. 3 Toen stond Abraham
op, en ging heen van zijn dode, en sprak tot de Hethieten: 4 Een vreemdeling en bijwoner ben ik bij u, geeft mij
een eigen grafstede bij u, opdat ik mijn dode moge uitdragen en begraven. 5
Toen antwoordden de Hethieten Abraham en zeiden tot hem: 6 Luister naar ons, mijn
heer, een vorst Gods zijt gij in ons
midden: begraaf uw dode in de keur onzer grafsteden; niemand van ons zal u zijn
grafstede weigeren om uw dode te begraven. 7 Daarna stond Abraham op, wierp
zich neder voor het volk des lands, de
Hethieten, en sprak tot hen: 8 Indien het naar uw wil is, dat ik mijn dode
uitdrage en begrave, luistert dan naar mij en dringt voor mij bij Efron, de zoon van Sochar, erop aan, 9
dat hij mij de spelonk van Makpela geve,
welke hem toebehoort en aan het einde van zijn veld ligt; hij geve mij die voor
de volle prijs tot een eigen grafstede onder u. 10 Efron nu was een gezeten man
onder de Hethieten. En de Hethiet Efron
antwoordde Abraham ten aanhoren van de Hethieten, van allen die de poort zijner
stad ingingen: 11 Neen, mijn heer, luister naar mij; het veld geef ik u en de
spelonk aldaar geef ik u: in tegenwoordigheid van mijn volksgenoten geef ik het
u; begraaf uw dode. 12 Toen wierp Abraham zich neder voor het volk des lands,
13 en sprak tot Efron ten aanhoren van het volk des lands: Waarlijk, indien gij
(genegen) zijt, luister dan naar mij: ik geef de prijs van het veld; neem die
van mij aan, opdat ik mijn dode daar begrave. 14 En Efron antwoordde Abraham en
zeide tot hem: 15 Och, mijn heer, luister naar mij: een stuk land van
vierhonderd sikkelen zilver, wat maakt dat uit tussen mij en u? Begraaf toch uw
dode. 16 Toen hoorde Abraham naar Efron, en Abraham woog aan Efron het geld af,
waarvan hij gesproken had ten aanhoren der Hethieten, vierhonderd sikkelen zilver, gangbaar bij de koopman. 17 Zo ging het veld van Efron, dat in Makpela
tegenover Mamre ligt, het veld en de spelonk aldaar, en al het geboomte op het
veld, op het gehele terrein ervan rondom, 18 in eigendom aan Abraham over, in
tegenwoordigheid van de Hethieten, van allen die de poort zijner stad ingingen.
19 Daarna heeft Abraham zijn vrouw Sara begraven in de spelonk van het veld van Makpela, tegenover Mamre, dat is Hebron, in
het land Kanaän. 20 Zo is het veld met de spelonk aldaar van de Hethieten
aan Abraham overgegaan tot een eigen grafstede. (NBG Vertaling 1951)
Er
bestaat aldus geen twijfel over dat er te Hebron in Judea ergens een
spelonk-begraafplaats van de aartsvaders met tenminste twee intacte (?) mummies
van Jakob en Jozef, geweest is. Het kunnen vinden en betreden van de exacte
spelonk vandaag door archeologen, zou voor opheldering kunnen zorgen. De
betreffende mummies zouden aanwijzingen kunnen hebben naar de derde dynastie. Het was ten tijde van deze dynastie dat met de
praktijk van het mummificeren begonnen werd (Margaret A. Murray, The Splendour
that was EGYPT, 1949 AD, chapter IV Religion, Burial customs, page 185).
Een onderzoek van de mummies indien deze gevonden zouden
worden zou voor het dateren handig kunnen zijn. Van farao Zoser s mummie werden
ouderdomstesten uitgevoerd die een veel jongere datum dan verwacht voor farao
Zoser opgaf. De Egyptoloog Mark Lehner verwijst hiernaar in zijn werk; The
Complete Pyramids, 1997, Djosers Step Pyramid Complex, pagina 88.
Mummy parts were retrieved from the vault: underneath
outer coarse linen, a finer linen had been used to model tenons and bones a
technique characteristic of the most ancient mummies of the Old Kingdom. However, recent radiocarbon dating shows
them to be many centuries younger than Djoser.
Het is
spijtig dat men niet de exacte uitkomst heeft opgegeven. Ik ben de Egyptoloog
Mark Lehner wel dankbaar dat hij de vermelding vele eeuwen doorgegeven heeft,
andere Egyptologen vermelden deze (voor hen) anomalie eenvoudig niet.
De
conventionele Egyptologie heeft farao Zoser op de tijdsbalk geplaatst van het
jaar 2668 tot 2649 v. Chr., en dit op basis van hun foutieve Sothis-kalender, door
Eduard Meyer in het jaar 1904 gelanceerd. Met de Bijbelse zevenjarige hongersnood
als ankerpunt echter heeft Zoser de jaren: 1710/1681 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de derde
Egyptische dynastie, blz. 61.

Te Hebron staat er vandaag een moskee over een spelonk
gebouwd waar volgens de traditie, de vermoede plaats met de stoffelijke resten
van de oudvaders is. Hoewel veel vragen blijven. Eventueel archeologisch
onderzoek in de spelonk is volledig uitgesloten als een gevolg van religieuze
gevoelens van zowel moslims als orthodoxe Joden. Het eventueel vinden en
onderzoeken van de mummies zal een ijdele hoop blijven tenzij men toevallig
elders in de buurt de juiste spelonk zou weten te ontdekken.
De
plaats waar vandaag de moskee staat, stond ooit een bouwwerk uit de tijd van
Herodes de Grote en later bouwden christenen er een kerk overheen. Over de bewuste
spelonk onder de moskee te Hebron bezitten we het onderzoek van een monnik uit
de twaalfde eeuw na Christus, ten tijde van de kruisridders. De bewuste spelonk
werd namelijk in 1119 AD door een monnik Arnold ontdekt. Hij vond een vertrek
in Herodiaans metselwerk. Nadat hij een deel van het metselwerk had verwijderd
vond hij een smalle doorgang, op zijn beurt afgesloten door metselwerk. Hierna
kwam hij in een grote ronde kamer in de vorm van een basiliek met bepleisterde
muren. In de vloer vond hij een steen die de toegang tot de grot afsloot. In de
grotten vond Arnold beenderen waarvan hij aannam dat ze van de patriarchen
waren zoals beschreven in de Bijbel. Na de beenderen gereinigd te hebben met
wijn, kraste hij er inscripties in. Nadat de Arabier Saladin het gebied op de
kruisridders had heroverd werd de ingang van de grotten afgesloten met een
rooster in de zoldering van de ronde kamer. Zie de volgende link voor de
volledige geschiedenis: https://nl.wikipedia.org/wiki/Grot_van_de_Patriarchen
Het zou pas in
de twintigste eeuw zijn dat er opnieuw heel summier eventjes onderzoek van de
spelonk mogelijk werd. Na de zesdaagse oorlog van 1967 namelijk toen Hebron op
het Jordaanse leger veroverd werd, bezocht Mosje Dayan, de toenmalige minister
van defensie van Israël, een man met grote interesse voor archeologie, de
plaats. Ter sparing van moslimgevoelens liet hij de moskee met rust maar
trachtte hij via een schacht toch toegang tot de spelonk te verkrijgen. De
schacht was echter te smal voor hem, waarop een slank meisje van twaalf jaar,
de dochter van een van de veiligheidsofficieren; Michal, in de schacht via een
koord ongeveer vier meter lager, werd neergelaten. Daar beschreef de dappere
Michal de spelonk als een soort basiliekvormige ruimte en bevestigde in wezen het
eerdere verslag van Arnold uit de twaalfde eeuw. En met deze informatie moeten
we het vandaag stellen.
Wordt
vervolgd
Met vriendelijke
groet,
Robert De
Telder
|