Exodus 2:1
Een man uit het huis van Levi huwde een Levitische vrouw; 2 deze werd zwanger
en baarde een zoon. Toen zij zag, dat hij schoon was, verborg zij hem drie maanden lang. 3 Maar langer kon
zij hem niet verborgen houden; daarom nam zij voor hem een biezen kistje,
bestreek het met asfalt en pek, legde het kind erin en zette het in het riet
aan de oever van de Nijl; 4 zijn zuster ging op enige afstand staan om te zien,
wat er met hem gebeuren zou. 5 Toen kwam de
dochter van Farao om in de Nijl te baden, en intussen wandelden haar
dienaressen langs de Nijl; zij zag het kistje in het riet en zond haar slavin
om het te halen. 6 Toen zij het open deed, zag zij het kind, en zie, het
jongetje schreide, zodat zij medelijden met hem kreeg en zeide: Dit is een Hebreeuws kind. 7 Toen zeide zijn
zuster tot de dochter van Farao: Zal
ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan roepen, om het kind voor
u te zogen? 8 En de dochter van Farao
zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen. 9 En de dochter van Farao zeide tot deze:
Neem dit kind mee en zoog het voor mij, dan zal ik u het u toekomende loon
geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en zoogde het. 10 En toen het kind
groot geworden was, bracht zij het naar de
dochter van Farao; en hij werd door haar als zoon aangenomen, en zij noemde
hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem uit het water getrokken. (NBG
Vertaling 1951)

Handelingen 7:20 Te dien tijde werd Mozes geboren en hij was schoon voor
God; drie maanden werd hij opgevoed in zijns vaders huis. 21 En toen hij te
vondeling was gelegd, nam de dochter van
Farao hem aan en liet hem als haar
eigen zoon opvoeden. 22 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der
Egyptenaren en was machtig in zijn woorden en werken. 23 Toen hij nu de leeftijd van veertig jaar bereikt
had, kwam het in zijn hart op, naar zijn broeders, de kinderen Israëls, om te
zien. (NBG Vertaling 1951)
Deze geschiedenis
is wereldwijd bekend en had op dit blog al eerder mijn aandacht. Zie o.a. het
artikel van 02-03-2014, de prins van
Egypte, Mozes de geadopteerde zoon van de dochter van farao. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2468533

En meer
recent schreef ik een artikel op 09-04-2015
over Mozes als jonge generaal van het Egyptische leger, waar bij zijn
aanstelling ook de dochter van farao bij betrokken was. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1428271200&stopdatum=1428876000
In mijn
werk Genesis versus Egyptologie, 2009, hoofdstuk 7, identificeerde ik de
Bijbelse dochter van farao als de dochter van farao Pepi II van de zesde dynastie.
Dit gebeurde als een gevolg van een volledige herschikking van de Egyptische
dynastieën op de tijdsbalk, op basis van Bijbelse ankerpunten. Tegelijkertijd
gaf ik in hoofdstuk 8 ook aandacht aan het werk van Dr. Donovan Courville, een
bekend revisionist van de geschiedenis van de oudheid, die Sobekneferoe van de
twaalfde dynastie, als de dochter van farao identificeerde.

Volgens
de revisie van de geschiedenis van het Oude Egypte liepen het Oude en het
Midden-Rijk contemporain en gingen beide ten onder in de ramp van de Exodus met
vervolgens een tussenperiode in de geschiedenis van Egypte, als een gevolg van
de invallen van de Hyksos, die met de Bijbelse Amalekieten geïdentificeerd
worden. Zie het artikel van 01-06-2015
op dit blog; toen kwam Amalek. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2723829
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, diepte ik dit alles verder uit in het hoofdstuk
Pitom en Raämses, blz. 89-98. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

De
Bijbel spreekt alleen over de dochter van farao, zonder een naam door te
geven. En ook de bekende Septuagint LXX vertaling van het Hebreeuws naar het
Grieks uit de derde eeuw v. Chr., geeft geen naam op. Flavius Josephus (die in
het Grieks schreef) echter, geeft wel een naam op: Thermuthis.
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek II,ix.5-7 (vertaling van het Grieks naar het
Engels door William Whiston, 1667/1752). Deze Griekse naam vinden we echter niet
terug in de bewaard gebleven Egyptische koningslijsten waarvan er een aantal in
het Grieks overgeleverd zijn.
Theologen
en Bijbelvorsers die het Bijbelverhaal in de Egyptische geschiedenis proberen
in te lassen en ervan uitgaan dat de indeling van de dynastieën op de tijdsbalk
door de Egyptologie begin twintigste eeuw gefabriceerd, wetenschappelijk
onderbouwd is, moeten ten tijde van de achttiende Egyptische dynastie, op zoek
naar een gepaste kandidate. En de keuze die men al eens maakt is die van farao Hatsjepsoet, een vrouw die
gedurende eenentwintig jaar en negen maanden op de troon van Egypte zat. Ik heb
al eerder opgemerkt dat de revisie van de geschiedenis van de oudheid als een
puzzel is. Men heeft het juiste plaatje nodig ter inlassing van alle stukken.
En de puzzelstukken dienen perfect te passen. Dus laat ons zien of Hatsjepsoet
als kandidaat, de proef doorstaat. De proef is dan het Bijbelshistorische
verhaal dat exact, perfect (!) dient te passen in de voorgestelde chronologische
lijn van faraos van de achttiende dynastie en hun regeerperiodes. Maar eerst
een woord over hoe het komt dat de Egyptologie de achttiende dynastie in de
vijftiende en veertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk heeft geplaatst. In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk:
de geschiedenis van de geschiedenis, blz.27-42, ga ik hier uitvoerig op in en
lever bronmateriaal van revisionisten die mij voorgegaan zijn.
De
foutieve plaatsing van de Egyptische dynastieën van Manetho op de tijdsbalk, is
de verantwoordelijkheid van de
Egyptoloog Eduard Meyer. In 1904 maakte hij zijn werk kalender en
Sothis-periode bekend. Hij ging er van uit dat er in het oude Egypte twee kalenders
naast elkaar bestaan hadden. Een burgerlijke en een godsdienstige gebaseerd op
het opkomen van de Hondsster, of Sopdet voor de Egyptenaren. Sothis is dan de
Griekse naam voor deze ster, en de naam Sirius de Latijnse. Eduard Meyer legde
verband tussen de noodzakelijke correctie in jaarlengte, het schrikkeljaar, en
het verschijnen van de vaste ster Sothis ten tijde van het begin van de
jaarlijkse Nijl-overstroming. Hij ging er van uit dat een Egyptisch jaar 365
dagen telde en dus elk vierde jaar op de kalender een schrikkeljaardag verloren
ging. Hij veronderstelde als gevolg hiervan dat er twee kalenders in het oude
Egypte in gebruik waren: een officiële kalender die met de maand Thoth begon en
geen rekening met schrikkeljaren hield, en een zonnekalender die gebaseerd was
op het opkomen van de veronderstelde Hondsster en dus astronomisch correct was.
De twee kalenders begonnen officieel gelijktijdig op de eerste dag van de maand
Thoth; daardoor liep na vier jaar de officiële kalender één dag op de astronomische
kalender achter en als een gevolg daarvan vond de heliakische opkomst van Sothis
op de tweede dag van de maand Thoth plaats. Op deze wijze verloor de kalender
één week op achtentwintig jaar tijd, op een periode van honderdtwintig jaar
ging er een maand verloren; en na een tijdspanne van 1460 jaar liepen de twee
kalenders weer gelijk en begon dan een nieuwe Sothis-periode.
In 239
AD vermeldde de Romeinse grammaticus Censorinus dat in 139 AD de eerste dag van
het Egyptische kalenderjaar daadwerkelijk samenviel met de heliakische
verschijning van Sirius wat het einde van een Sothis-cyclus in dat jaar
betekende en het begin van een nieuwe cyclus veronderstelde. Terugrekenend
concludeerde men dat vergelijkbare situaties zich hadden voorgedaan in ongeveer
1321, 2781 en 4241 voor Christus. Eduard Meyer ging daarop op zoek in de
Egyptische annalen naar vermeldingen over het Sothis-jaar en cyclus.
De
eerste datering meende hij terug te vinden in het papyrus-Ebers dat betrekking heeft
op het negende regeringsjaar van farao Amonhotep I, op de negende dag van de
derde maand van het derde seizoen, dat een vermeende opgang van
Sothis zou meedelen. Farao Amonhotep I behoorde tot de achttiende dynastie.
Veel blijft echter niet verklaarbaar. Zo staat er niet de naam Amonhotep I maar
Zeserkere, waarschijnlijk de voornaam van Amonhotep I? De Egyptoloog David
Rohl, en revisionist van de geschiedenis van de oudheid maakt in zijn werk
duidelijk dat de zogenaamde Sothis-vermelding op de achterzijde van een vel van
het Ebers-papyrus helemaal niet verwijst naar een éénmalig opkomen van Sopdet.
Zie het artikel op dit blog van 10-01-2014:
het Ebers-papyrus. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1388962800&stopdatum=1389567600 en
scrol naar beneden.
De
tweede datering die Eduard Meyer meende gevonden te hebben ter staving van een
Sothis-opkomen, is die van een kalenderfragment op een steen gevonden in
Elephantine, waar een verwijzing te vinden is naar het opkomen van de Hondsster
of Sothis, in de dagen van farao Thothmosis III. Het regeringsjaar van
Thothmosis III wordt echter niet vermeld, en ook is niet duidelijk of de
verschijning van Sothis betrekking had op het zonnejaar, noch of een eerste
verschijning bedoeld werd. Daarbij merkt de Egyptoloog Cecil Torr op, dat het
gebouw weliswaar van Thothmosis III was, de inscriptie echter van een opvolger
geweest kan zijn.

Met
deze twee verwijzingen meende Eduard Meyer niettemin het einde en het begin van
een nieuwe Sothis-periode op de tijdsbalk te kunnen aanduiden. Op basis van het
geschrift van de Romeinse grammaticus Censorinus maakte hij een tijdsprong van
1460 jaar van 139 AD naar 1321 v. Chr. voor het einde van de vorige
Sothis-periode. Er is ook nog een document uit de vierde eeuw na Christus van
Theon, een astronoom uit die tijd. Op het manuscript van Theon staat er een
notitie in het Grieks dat er vanaf Menophres tot aan het eind van het tijdperk
van Augustus 1605 jaar waren verlopen. Terugrekenend geeft dit ook 1321 v.
Chr. als jaartal voor het einde van een veronderstelde Sothis-periode. En aldus
werden de faraos van de achttiende dynastie met dit jaar als ankerpunt in de
veertiende eeuw v. Chr. naar voor en naar achter, op de tijdsbalk gerangschikt.
Wat niet altijd vermeld wordt is het feit dat in hetzelfde manuscript van Theon
van Alexandrië, vermeld staat dat de Sothis-periode eindigde in het vijfde
jaar van Augustus zijnde 26 v. Chr. De Romein Censorinus plaatste het begin
van een nieuwe Sothis-periode echter in 139 AD. Een verschil van 164 jaar, als vertrek en/of eindpunt van een
veronderstelde Sothis-periode, wat vragen zou moeten oproepen. Ook ging men er ongefundeerd
van uit dat Menophres voor farao Ramses I stond? Maar dit is gissen! In mijn
boek TIJD en TIJDEN ga ik hier dieper op in en identificeer Menophres met de
stad Memfis.

De
Egyptoloog Cecil Torr (Memphis and Mycenae, 1896, Chapter IV, Egyptian
Chronology: The Calendar, etc.) besluit zijn hoofdstuk over de veronderstelde
Sothis-cyclus met het volgende commentaar:
This all looks as though the cycle was invented by the later Greeks at
Alexandria. Nor is there anything to indicate that it was known to the
Egyptians in earlier times; no mention of it being found in their inscriptions
or papyri, though occasionally these note the rising of the dog-star.
Laat
ons nu onderzoeken of de identificatie van Hatsjepsoet
als de Bijbelse dochter van de farao van de verdrukking in het Bijbelse
verhaal (wat het correct plaatje voor de oudheidpuzzel is) past. De Bijbel
leert dat Mozes drie maanden oud, te vondeling gelegd werd en door de dochter
van farao gevonden en geadopteerd. De farao van de verdrukking heeft volgens de
Bijbel een uitzonderlijk lange regeerperiode van minstens zeventig plus jaren.
De jonge Mozes die aan het hof van farao opgroeit en onderwezen wordt verblijft
daar namelijk voor een periode van
veertig jaar. Daarna moet hij voor de wraak van farao voor zijn leven naar
Midian vluchten. Te Midian verblijft hij ook voor een periode van veertig jaar, wanneer het nieuws komt dat de farao
van de verdrukking gestorven is. In mijn werk TIJD en TIJDEN, blz. 107-111 diep ik een en ander uit en toon aan
dat de farao van de verdrukking vier jaar voor de exodus het leven liet en door
een ander huis of dynastie opgevolgd werd. De volledige regeerperiode van de
farao van de verdrukking is hiermee vastgelegd op 76 jaar.
Dit
gegeven past niet in het raamwerk van de achttiende dynastie. De vader van
Hatsjepsoet was Thothmosis I, die
volgens de theorie dan de farao van de
verdrukking (?) moet zijn. Deze farao heeft echter een regeerperiode van slechts
vier of negen jaar, tot maximum vijftien jaar, naar gelang de bron die
gehanteerd wordt. Daarom eerst aandacht voor de verschillende bronnen die we
hebben over de achttiende dynastie, een dynastie die overigens goed
gedocumenteerd is. De gegevens die Manetho verstrekt zijn via de
kroniekschrijvers Africanus (ca.220 AD), Eusebius (ca.320 AD) en Flavius
Josephus (ca.80 AD) bewaard gebleven hoewel er onderling verschillen zijn.
Daarnaast hebben we de monumenten in Egypte met heel wat historische gegevens
erop vermeld. De naam Thothmosis I is een Griekse naam, ons overgeleverd via
Manetho en zijn kopieerders. Zijn Egyptische naam in hiëroglyfen was:
Akheperkara Djoetmose.
De
voorganger van Thothmosis I op de troon van Egypte was Amonhotep I geweest, die
kinderloos stierf. De volgende
koning werd de militair Thothmosis I die als een gevolg van zijn huwelijk met prinses Ahmose, de dochter van Ahmose I
en koningin Nefertari, in de Koninklijke familie opgenomen werd. Met de naam
Thothmosis werd eer gebracht aan de god Thoth die vereerd werd i.v.m. de
uitdrijving van de Hyksos. Wie de vader van Thothmosis was blijft onbekend;
zijn moeders naam was Semiseneb. De geboortenaam Thothmosis betekent: geboren
uit de god Thoth. Zijn Egyptische naam was Djoetmose I. De troonnaam van
Thothmosis/Djoetmose was Akheper-ka-ra (Akheperkara).
Zijn gemalin Ahmose baarde hem twee
zonen; Wadjmose en Amenmose die echter beide voor hun vader stierven. De
troonopvolger werd uiteindelijk Thothmosis II die verwekt werd bij een bijvrouw
genaamd Mutnofret, de zuster van Ahmose, de gemalin van Thothmosis I. Uit de
relatie Ahmose en Thothmosis I werd ook een dochter Hatsjepsoet geboren die later mee zou regeren. Vermoedelijk had
Ahmose nog een dochter met de naam Nefroebity die afgebeeld staat in de tempel
van Hatsjepsoet met Thothmosis I en Ahmose!
Thothmosis I maakte van Nubië een Egyptische provincie en voerde veldtochten tot aan de
Eufraat. De noordelijke campagne van Thothmosis I naar Naharin aan de Eufraat
wordt door de Egyptoloog Donald B. Redford, in het vijfde of het zesde
regeringsjaar van Thothmosis geplaatst.
Als
een gevolg van de vroege dood van Wadjmose en Amenmose, de oudste zonen van Thothmosis I, werd Thothmosis II de vierde farao van de
achtiende dynastie. Om zijn positie op de troon te bevestigen werd hij in de
echt verbonden met zijn halfzuster Hatsjepsoet, de dochter van Thothmosis
bij Ahmose. Zij was vermoedelijk ouder dan Thothmosis II. Thothmosis had een
zoon bij een bijvrouw, genaamd Isis: Thothmosis III. Deze troonopvolger zou
echter moeten wachten tot de dood van Hatsjepsoet alvorens de scepter in Egypte
te kunnen overnemen. Thothmosis III was nochtans als opvolger benoemd, al
tijdens het leven van Thothmosis II, om reden van de ambities van zijn vrouw en
halfzuster. Vermoedelijk was Thothmosis II een zieke man en liep zijn regeerperiode,
met uitzondering van zijn eerste twee jaar, met die van Hatsjepsoet gelijk
liep.
Hatsjepsoet, of de Griekse naam Amessis bij Josephus,
regeerde eenentwintig jaar en negen maanden. In het bewaard gebleven manuscript
van Africanus staat zij genoteerd als Amensis met een regeerperiode van tweeëntwintig
jaar. De kopieerder Eusebius van Manetho, vermeld haar niet. Hatsjepsoet
regeerde aanvankelijk als co-regent met Thothmosis II en na diens dood als
voogd van de jonge Thothmosis III. In
het tweede regeringsjaar van van de jonge Thothmosis III echter, trok
Hatsjepsoet alle regeringsbevoegdheden naar zich toe en regeerde als
vrouwelijke farao over Egypte.

Flavius
Josephus, die in het Grieks zijn verhaal doorgaf, noemt haar bij de Griekse
naam Amessis en dit in afwijking van
zijn eerdere vermelding van Thermuthis
als Griekse naam voor de dochter van farao. Amessis en Thermuthis waren voor Flavius Josephus twee te
onderscheiden personen.
Ik meen
dat ik de poging tot identificatie van de Bijbelse dochter van farao met
Hatsjepsoet weerlegd heb. En dit vooral op basis van de regeerperiode van de
farao van de verdrukking in de Bijbel en de te korte regeerperiode van farao Thothmosis
I van de achttiende dynastie. Het invoegen van Hatsjepsoet als puzzelstukje in
het Bijbelse plaatje, kan niet zonder schade toe brengen aan zowel het puzzelstukje
als aan het plaatje. Het puzzelstukje past eenvoudigweg niet in het plaatje!
Godgeleerden
die met Bijbels-historische chronologie bezig zijn zouden met durf buiten hun
vakwetenschap moeten treden en de gevestigde Egyptologie onder handen nemen.
Zoals de Egyptologie de Egyptische dynastieën van de oudheid op de tijdsbalk
gerangschikt heeft passen de Bijbels-historische gegevens daar niet in. Een
revisie van de geschiedenis van de oudheid is dringend nodig en de Bijbel kan
hier een gids zijn met heel wat tijdsbalk-ankerpunten. Overigens, het gaat hier
niet om een exacte vakwetenschap zoals bij wiskunde e.a. maar om de oudheidgeschiedenis
van een land waar heel wat veronderstellingen en speculaties mee gepaard gaan. Of zoals een bekende Egyptoloog ooit zelf opbiechtte:
It must never be forgotten that we are dealing with
a civilization thousands of years old and one of which only tiny remnants have
survived. What
is proudly advertised as Egyptian History is merely a collection of rags and
tatters.
De
Britse Egyptoloog Sir Alan Gardiner
Bronmateriaal
voor de achttiende dynastie:
Flavius
Josephus, vertaald en van commentaar voorzien door William Whiston, 1867
Cecil Torr, Memphis and Mycenaea, 1896
Donovan A. Courville, The Exodus Problem and its
Ramifications, 1971
J.H. Breasted, Geschichte Ägyptens, Fünftes Buch,
Kapitel 14-15
Joyce Tyldesley, Hatchepsut The Female Pharaoh, 1996
Donald B. Redford, Egypt, Canaan and Israel in Ancient
Times, 1992
Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs, 1964
Amelia Ann Blanford Edwards (1831-1892), Queen Hatasu,
and Her Expedition to the Land of Punt.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|