Met deze aflevering zetten we ons artikel van 16-04-2015 op dit blog verder
betreffende de chronologie van het optreden van de profeet Jesaja. We hebben
gezien dat hij zijn bediening begon in het jaar na de meganatuurcatastrofe van
776 v. Chr., en verder stonden we stil bij de tijdsbepaling van Jesaja 6:1 in
het jaar 750 v. Chr., Jesaja 7:1 in het jaar 736 v. Chr. en Jesaja 14:28 in het
jaar 722 v. Chr. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1428876000&stopdatum=1429480800
De volgende tijdsbepaling in
het Bijbelboek Jesaja vinden we in hoofdstuk 36:
Jesaja 36:1 En het geschiedde in het veertiende jaar
van den koning Hizkia, dat Sanherib, de koning van Assyrië, optoog
tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. (Statenvertaling)
Het veertiende regeringsjaar
heb ik in mijn boek DE ASSYRIOLOGIE HERZIEN, 2012, op de tijdsbalk verankerd
met het jaar okt710/sep709 v. Chr. Zie ook TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 327, hoofdstuk: de kroniek van koning Hizkia. Zie
link: Zie
link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

In de aanloop naar mijn vorige uitgave van anno 2012
betekende dit een breken met de algemeen aanvaarde jaartallen van E. Thiele
voor de koningen van Israël en Juda. Thiele dokterde op basis van de Assyrische
koningslijst het jaartal 701 v. Chr., voor het veertiende
regeringsjaar van Hizkia, uit. Hij deed dit via het aanpassen van de Bijbelse
chronologische gegevens aan de Assyrische Khorsabad-koningslijst. Thiele verkorte
uiteindelijk de algemene regeringstijd van de koningen van Israël en Juda met
ongeveer veertig jaar, om in lijn met de Assyrische chronologische gegevens te
komen.

De reden voor het loslaten van Thiele s fabricatie door
mij is een gevolg van het duidelijk herkennen van een Bijbels Jubeljaar, dat
verbonden was met de gebeurtenissen rond de Assyrische belegering van Jeruzalem,
in het veertiende regeringsjaar van Hizkia. Het gaat namelijk om het vijftiende jubeljaar van
oct709/sep708 v. Chr. sinds de instelling ervan door de wet van Mozes in 1483
v. Chr. Veertig jaar later bij de intocht van Kanaän door de Israëlieten, begon
de sabbatjaartelling met negenenveertig jaar later in het najaar van 1395 v.
Chr. het eerste jubeljaar okt1395/sep1394 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 121. Het zijn de Assyrische
chronologische gegevens die dienen aangepast te worden aan de Bijbelse
chronologie en niet andersom.
De profeet Jesaja levert in de
hoofdstukken 36 tot en met 39 het chronologische tijdskader rond het veertiende
regeringsjaar van Hizkia en het vijftiende jubeljaar. In hoofdstuk 36 van het
Bijbelboek Jesaja wordt de aankomst van het Assyrische leger o.l.v. Sanherib
voor Jeruzalem beschreven met daaropvolgend de belegering van de stad. Het
volgende hoofdstuk 37 beschrijft de smeekbede van koning Hizkia en de uitkomst
die de HERE God door monde van de profeet Jesaja, biedt. De Assyriërs zouden
namelijk door een ingrijpen van de HERE God verslagen worden en moeten
afdruipen.
Jesaja 37:36 Toen voer de
engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig
duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren
dode lichamen. 37 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en
keerde weder; en hij bleef te Nineve. 38 Het geschiedde nu, als hij in het huis
van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn zonen,
hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en
Esarhaddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.
Het teken dat Jesaja aan
Hizkia mag meedelen is het nakende Jubeljaar:
37:30 En dat zij u een teken,
dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar,
wat daarvan weder uitspruit; maar zaait
in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Het volgende hoofdstuk 38 van
de profeet Jesaja beschrijft het doodziek worden van Hizkia, zijn genezing en
het toevoegen van vijftien levensjaren aan hem, door de HERE God.
Jesaja 38:1 In die dagen werd
Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot
hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij
zult sterven, en niet leven. 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den
wand, en hij bad tot den HEERE. 3 En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik
voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed
in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. 4 Toen geschiedde het
woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: 5 Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt
de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen
gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot
uw dagen toedoen; 6 En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrië
verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. 7 En dit zal u
een teken zijn van den HEERE, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft,
doen zal: 8 Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van
Achaz' zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren.
Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts
gegaan was.
De tijdsperiode die Jesaja
voor de regeerperiode van Hizkia verstrekt van veertien jaar plus vijftien jaar
met als uitkomst negenentwintig jaar, stemt overeen met het Bijbelboek 2
Koningen hoofdstuk 18:2.

Gedeelte
van een aarden pot met mogelijk een afbeelding van koning Hizkia van Juda,
gezeten op een troon. Opgegraven te Ramat Rahel, een heuvel met een citadel en
paleis, een plaats halverwege tussen Jeruzalem en Bethlehem.
2 Koningen 18:1 Het geschiedde
nu in het derde jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël, dat Hizkia koning werd, de zoon van
Achaz, koning van Juda. 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning
werd, en hij regeerde negen en twintig
jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi, een dochter van
Zacharia. 3 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat
zijn vader David gedaan had. (Statenbijbel)
Verder zien we dat het jaar
van de belegering van Jeruzalem in het veertiende regeringsjaar van Hizkia, het
jaar van de noodzakelijke kalenderhervorming was, en dit als een gevolg van een
duidelijke herkenning van het melden van een verstoring van de omwenteling van
de aarde om de zon. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor
Christus, blz. 331.
En tot slot van het
chronologische gedeelte van de profeet Jesaja, zien we in hoofdstuk 39 een
gezantschap van de koning van Babylon Merodach-Baladan in Jeruzalem aankomen.

Jesaja 39:1 Te dien tijd zond Merodach Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, brieven en een
geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord dat hij krank geweest en weder sterk
geworden was.
In de chronologische
fabricatie van E. Thiele met het jaartal 701 v. Chr., als veertiende
regeringsjaar van Hizkia, past dit Bijbelgedeelte niet, aangezien volgens de
Ptolemeüs-canon, Merodach Baladan de regeerperiode 721/709 v. Chr. heeft. In het model van Thiele moeten we ons aldus
een koning van Babel op de dool voorstellen (wat hoogst onwaarschijnlijk is). Voor
een studie over de Ptolemeüs-canon: zie TIJD
en TIJDEN, appendix 6, de Ptolemeüs
canon, blz. 482.
In het Bijbelse tijdskader, verankerd via de
jubeljaren, valt het veertiende regeringsjaar van Hizkia in okt710/sep709 v. Chr. en is er
geen chronologisch probleem met de koning van Babel; Merodach Baladan, op
bezoek bij Hizkia in Jeruzalem.
Het zijn de jubeljaren die de sleuteljaren leveren tot
het uitwerken van een exacte chronologie voor de koningen van Israël en Juda. De jubeljaren en de bijzondere
wijze van rekenen van de sabbat- en jubeljaren heb ik van William Whiston (JOSEPHUS
Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V)
overgenomen. Er waren in totaal dertig
jubeljaren vanaf de eerste viering in 1395/1394 v. Chr. tot het optreden van
Jezus Christus in 27/28 AD, het jaar dat Jezus het aangename jaar des HEREN
(Lucas hoofdstuk 4) uitriep en zich als de Messias voor de Joden bekendmaakte.
Hierna een opsomming van alle jubeljaren vanaf één tot dertig.
Exodus jaartal: 1483 v. Chr.
Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.
Jubeljaren v. Chr.: Historische periode:
1. 1395/1394 Richter
Othniël
2. 1346/1345 Ruth
6:6
3. 1297/1296 Richter
Ehud
4. 1248/1247 verdrukking
Jabin
5. 1199/1198 Richter
Thola
6. 1150/1149 verdrukking Ammon
7. 1101/1100 Richter en profeet Samuël
8. 1052/1051 Saul
9. 1003/1002 Salomo
10. 954/953 Rehabeam
11. 905/904 Josafat
12. 856/855 Joas
13. 807/806 Amazia
14. 758/757 Uzzia
15. 709/708 Het veertiende regeringsjaar van
Hizkia
16. 660/659 Manasse
17. 611/610 Josia
- Val Nineveh
18. 562/561 Het
37ste jaar der ballingschap van Jojachin
19. 513/512 Haggaï
20. 464/463 Ezra
21. 415/414 Nehemia
22. 366/365 Perzische
periode
23. 317/316 Griekse
periode
24. 268/267 Griekse
periode
25. 219/218 Griekse
periode
26. 170/169 Griekse
periode
27. 121/120 Makkabeeën
28. 72/71 Makkabeeën
29. 23/22 Hongersnood
Herodes
30. 27/28 AD Messias Jezus

William Whiston (1667/1752) was een Engelse
wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn vertaling
van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse taal. In zijn
dissertatie V bovenaan vermeld, geeft Whiston tien historische verwijzingen
naar het houden van sabbat- en jubeljaren door het oude Israël vanuit de
Bijbel, de werken van Flavius Josephus en vanuit de apocriefe boeken van
Makkabeeën. Deze verwijzingen vormen als het ware een ketting waarmee men op de
tijdsbalk naar het verleden kan navigeren. Aan deze lijst van tien historische
verwijzingen voegde ik nog een jaartal toe: het jubeljaar 562/561 v. Chr. als het
eerste regeringsjaar van de Babylonische koning Evil Merodach, wanneer deze
heerser koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis in Babylon verloste in het
zevenendertigste jaar van diens ballingschap (2 Koningen 27:27).
De Jubeljaren hadden al enkele malen mijn aandacht op
dit blog. Zie o.a. het artikel van 16-02-2015
op dit blog: het eerste jubeljaar. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1424041200&stopdatum=1424646000 en scrol naar beneden.

Het dertigste jubeljaar werd behandeld in het artikel
van 17-12-2014: de
sabbat- en jubeljaren vanaf 27/28 AD terug de tijd in. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1418598000&stopdatum=1419202800
Met het vermelde jubeljaar door de profeet Jesaja van
okt709/sep708 v. Chr. kan men dit jaar als ankerpunt voor het herschikken van
de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda op de tijdsbalk,
gebruiken. Het is namelijk het correct
chronologisch hanteren van de jubeljaren dat de sleutel is tot een nieuwe
betrouwbare Bijbelse chronologie. Zie TIJD
en TIJDEN, 2015, appendix 4, blz. 471.
De dood van Salomo en de splitsing van het koninkrijk bijvoorbeeld krijgt op basis van de
jubeljaren het jaartal 967 voor Christus.
Het eerste jubeljaar van oct1395/sep1394 v. Chr. volgde na 7 x 7 (apr/mrt)
sabbatjaren vanaf 1443 v. Chr. het jaar van de intocht van Kanaän onder leiding
van Jozua, na veertig jaar verblijf van de twaalf stammen van Israël in de
wildernis. Het jaartal van de Exodus was dan april 1483 v. Chr.
Vierhonderdtachtig jaar later plaatsen we het vierde regeringsjaar
(oct1004/sep1003) van Salomo op de tijdsbalk en dit op basis van het volgende
Bijbelgedeelte:
1 Koningen 6:1 In het vierhonderd tachtigste jaar na de
uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van Salomo s
regering over Israël, in de maand Ziw, dat is de tweede maand, bouwde hij het
huis voor de HERE.
De overige regeerperioden van de koningen van Juda en
Israël laten zich alle logisch vanaf dit ankerjaar op de tijdsbalk, zoals
uiteengezet in mijn uitgave TIJD en TIJDEN, invoegen. De overige ankerjaren
zijn het veertiende regeringsjaar van Hizkia in okt710/sep709 v. Chr. en de val
van Jeruzalem in 586 v. Chr.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|