Exodus
7:8 Toen kwam Amalek en streed tegen
Israël te Refidim. 9 En Mozes zeide
tot Jozua: Kies ons mannen uit, trek uit, strijd tegen Amalek, morgen zal ik op
de heuveltop staan met de staf Gods in mijn hand. 10 Jozua nu deed, zoals Mozes
tot hem gezegd had en streed tegen Amalek; maar Mozes, Aäron en Chur hadden de
heuveltop bestegen. 11 En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de
overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand. 12
Toen de handen van Mozes zwaar werden, namen zij een steen, legden die onder
hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten; en Aäron en Chur ondersteunden zijn
handen, de een aan de ene en de ander aan de andere zijde, zodat zijn handen
onbeweeglijk bleven tot zonsondergang. 13 Zo overwon Jozua Amalek en diens volk
door de scherpte des zwaards. 14 En de HERE zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en
prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig
zal uitwissen. 15 Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: de HERE is
mijn banier. 16 En hij zeide: De hand op de troon des HEREN! De HERE heeft een strijd tegen Amalek, van geslacht tot
geslacht. (NBG Vertaling 1951)

De
hiervoor beschreven strijd dateren we in het jaar van de Exodus uit Egypte in
1483 v. Chr. Na de doortocht van de Rode Zee toen de Israëlieten door de
wildernis naar de berg Gods in Midian trokken, werden zij datzelfde jaar te
Refidim door de Amalekieten overvallen.
De
stamvader Amalek gaat volgens het Bijbelboek Genesis terug tot Esau, de zoon
van Jacob en tweelingbroer van Jakob. Hun woongebied was het gebergte Seïr in
het gebied van Edom.
Genesis
36:1 Dit zijn de nakomelingen (TOLEDOTH) van Esau, dat is Edom. 2 Esau nam zijn vrouwen uit de dochters van
Kanaän, Ada, dochter van de Hethiet Elon, en Oholibama, dochter van Ana,
dochter van de Chiwwiet Sibon, 3 en Basemat, dochter van Ismaël, zuster van
Nebajot. 4 En Ada baarde aan Esau Elifaz,
en Basemat baarde Reüel, 5 en Oholibama baarde Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren
de zonen van Esau, die hem in het land Kanaän geboren zijn. 6 Esau nu nam zijn
vrouwen, zijn zonen, zijn dochters en al de lieden die tot zijn huis behoorden,
zijn kudde, al zijn vee en al zijn have, die hij in het land Kanaän verworven
had, en hij ging van zijn broeder Jakob weg, naar een (ander) land. 7 Want hun
have was te veel dan dat zij konden samenwonen, en het land hunner
vreemdelingschap kon hen niet onderhouden vanwege hun kudden. 8 Daarom ging Esau op het gebergte Seïr
wonen; Esau, dat is Edom.
9 Dit
zijn de nakomelingen (TOLEDOTH) van Esau,
de vader van de Edomieten, op het gebergte Seïr. 10 Dit zijn de namen der
zonen van Esau: Elifaz, de zoon van
Esaus vrouw Ada; Reüel, de zoon van Esaus vrouw Basemat. 11 En de zonen van
Elifaz waren Teman, Omar, Sefo, Gatam en Kenaz. 12 Timna was een bijvrouw van Elifaz, de zoon van Esau, en zij baarde aan
Elifaz Amalek;
dit waren de zonen van Esaus vrouw Ada. 13 En dit waren de zonen van Reüel:
Nachat, Zerach, Samma en Mizza; dit waren de zonen van Esaus vrouw Basemat. 14
En dit waren de zonen van Esaus vrouw Oholibama, dochter van Ana, dochter van
Sibon, zij baarde aan Esau Jeüs, Jalam en Korach.
15 Dit
waren de stamhoofden der zonen van Esau: de zonen van Elifaz, de eerstgeborene
van Esau, waren de stamhoofden Teman, Omar, Sefo, Kenaz, 16 Korach, Gatam,
Amalek; dit waren de stamhoofden van Elifaz in het land Edom; dit waren de
zonen van Ada. 17 En dit waren de zonen van Reüel, de zoon van Esau: de
stamhoofden Nachat, Zerach, Samma en Mizza; dit waren de stamhoofden van Reüel
in het land Edom; dit waren de zonen van Esaus vrouw Basemat. 18 En dit waren
de zonen van Esaus vrouw Oholibama; de stamhoofden Jeüs, Jalam en Korach; dit
waren de stamhoofden van Esaus vrouw Oholibama, dochter van Ana. 19 Dit waren
de zonen van Esau en dit waren hun stamhoofden; dat is Edom.
Dat de
strijd van de HERE God tegen Amalek van geslacht tot geslacht zou doorgaan werd
door Mozes nog aangekondigd kort voor diens dood in 1443 v. Chr. In het hierna
volgende Bijbelgedeelte waarschuwt Mozes het volk Israël dat zij later opnieuw
ten strijde zouden geroepen worden om Amalek uit te roeien. Want toen het volk Israël
op zijn zwakst was na de uittocht uit Egypte en hun trek door de wildernis, had
Amalek de achterhoede van Israël; de zwaksten van de groep aangevallen.
Deuteronomium
25:17 Gedenk wat Amalek u gedaan
heeft op uw tocht, toen gij uit Egypte getrokken waart; 18 hoe hij u onderweg
tegenkwam en al de zwakken in uw achterhoede afsneed, terwijl gij vermoeid en
uitgeput waart, en hoe hij God niet vreesde. 19 Als dan de HERE, uw God, u rust
gegeven heeft van al de vijanden rondom u in het land, dat de HERE, uw God, u
ten erfdeel geven zal om het te bezitten, dan zult gij de herinnering aan
Amalek onder de hemel uitwissen; vergeet het niet.
Vierhonderdvierendertig
jaar later ten tijde van de regering van Saul werd Israël opnieuw opgeroepen de
strijd tegen Amalek finaal te beslechten.
1
Samuël 15:1 Samuël zeide tot Saul: Mij heeft de HERE gezonden om u tot koning
te zalven over zijn volk, over Israël; nu dan, luister naar de woorden des
HEREN. 2 Zo zegt de HERE der heerscharen: Ik doe bezoeking over wat Amalek
Israël heeft aangedaan, hoe hij zich hem in de weg heeft gesteld, toen het uit
Egypte trok. 3 Ga nu heen, versla Amalek, slaat al wat hij bezit met de ban en
spaar hem niet. Dood man en vrouw, kind en zuigeling, rund en schaap, kameel en
ezel. 4 Saul riep het volk op en monsterde het te Telaïm, tweehonderdduizend man voetvolk; daarbij tienduizend
Judeeërs. 5 Toen Saul de stad van
Amalek bereikt had, legde hij in het dal een hinderlaag. 6 Saul nu zeide
tot de Kenieten: Gaat heen, verwijdert u, trekt weg uit het midden der
Amalekieten, opdat ik u niet met hen verdelg; gij hebt immers trouw bewezen aan
alle Israëlieten, toen zij uit Egypte trokken. Daarop verwijderden zich de
Kenieten uit het midden van Amalek. 7 En Saul versloeg Amalek van Chawila af tot in de nabijheid van Sur, dat ten oosten van Egypte ligt. 8 Agag, de koning van Amalek, greep hij
levend, maar het gehele volk sloeg hij met de ban door de scherpte des zwaards.
9 Saul echter en het volk spaarden Agag en het beste van het kleinvee en van de
runderen, ook het naastbeste, verder de lammeren, kortom al wat waardevol was;
dat wilden zij niet met de ban slaan. Maar al het vee dat waardeloos was en
ondeugdelijk, sloegen zij met de ban.
De
regeerperiode van koning Saul heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
hoofdstuk: Saul veertig jaar koning, blz. 179, behandelt. Zie link: Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

Wanneer
men onderzoek doet naar de juiste ligging van TELAIM, de plaats waar Saul het leger van Israël tot verzameling
riep, blijkt dat de meningen verdeeld zijn. De orthodoxe verklaring plaatst het
Bijbelse Telaïm, wat betekent de jonge lammeren, in het zuiden van Judea te
Telam. Deze gedachtegang komt voort vanuit de veronderstelling dat de Bijbelse
Amalekieten slechts Bedoeïen of nomaden waren die vooral zuidelijk van Judea
hun woongebied hadden. De Bijbel echter noemt Amalek tijdens deze periode: Eerste der volken. Dr. I. Velikovsky
identificeerde ze terecht met de Hyksos die met de Exodus in 1483 v. Chr., na
de vernietiging van farao s leger in de Rode Zee, eerst tegen Israël in de
woestijn streden, en daarna Egypte overrompelden, hun dynastieën vestigden, en
gedurende vier eeuwen vanuit Avaris over het Midden Oosten heersten.

Waar
Telaïm op de landkaart geplaatst moet worden, leert Flavius Josephus en de
Septuagint LXX Griekse vertaling van het Oude Testament duidelijk. Beide
bronnen plaatsen Telaïm te Gilgal,
een plaats oostelijk van Jericho aan
de Jordaan. Het was te Gilgal dat Saul achtendertig jaar eerder door Samuel tot
koning gezalfd was, met de twaalf stammen, heel Israël dus, aldaar verzameld.
Het is dan ook logisch dat de twaalf stammen, Juda incluis, te Gilgal ter
verzameling geroepen werden voor de strijd tegen Amalek. Deze identificatie
laat tegelijkertijd zien langs waar Saul met zijn leger hoogstwaarschijnlijk
opgetrokken is. Met zijn leger is hij de Jordaan overgestoken en via de
zogenaamde Koninklijke Weg oostelijk van de Dode Zee naar de stad van Amalek opgerukt. De stad van Amalek in de Bijbel is te
identificeren met Sjaroehen, een
plaats die we vanuit Egyptische bron kennen. Het leger van farao belegerde
namelijk de vermaledijde Hyksos gedurende drie jaar te Sjaroehen. Velikovsky
plaatst Sjaroehen in de buurt van Petra.
Het is naar deze plaats dat zowel het leger van Saul als het leger van farao
Ahmose oprukten en het daarop drie jaar belegerden. De verwijzing in 1 Samuel
15 krijgt nu echt zin: En Saul versloeg
Amalek van Chawila af tot in de nabijheid van Sur, dat ten oosten van Egypte
ligt. Met Saul s leger in de buurt van Petra merken we ook waar het
Bijbelse Chawila te plaatsen is: namelijk noordelijk van de Arabische woestijn.
En Sur of Shur ligt met zekerheid oostelijk van de Egyptische grens wanneer men
de Nijl-delta richting oosten verlaat. Het is de natuurlijke berg-muur ten
oosten en ten westen van de huidige golf van Akaba. Ook Josephus bevestigt deze
denkpiste. Josephus plaatst de woonplaats van de Amalekieten vanaf Pelusium aan
de Egyptische grens tot aan de Rode Zee en Midian. De rivier waar Josephus naar
verwijst waar Saul een hinderlaag tegen Amalek legde, is volgens mijn revisie
de Wadi el Araba die ten tijde van het regenseizoen met water gevuld was maar gedurende
de andere seizoenen droog stond.

Als een
gevolg van het gebruik van de gegevens die Flavius Josephus verstrekt, kunnen
we op de kaart nauwkeurig het offensief van Saul en farao schilderen. Na
oostelijk van de Dode Zee naar het zuiden opgerukt te zijn, liet Saul Sjaroehen
links liggen en rukte verder van oost naar west, van Chawila naar Sur, naar
Avaris, het huidige El Arisj op. Velikovsky s identificatie van Avaris, de
hoofdstad van de Hyksos, met El Arisj in de Sinaïwoestijn is hiermee gebleken
correct te zijn. Te Avaris arriveerde ook het leger van farao Ahmose van de
achttiende dynastie. In bondgenootschap met Saul rukte het Egyptische leger
daarop naar Sjaroehen in de buurt van het huidige Petra en begon een belegering
die, volgens Egyptische bronnen, drie jaar zou duren. De stad van Amalek uit de Bijbel en de plaats Sjaroehen uit
Egyptische bron, zijn hiermee op de landkaart van heden geplaatst.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|