Hierna
een extract uit een oud geschiedenisboek dat ik een tijd terug in een
antiquariaat kon aankopen.
De
Griekse geschiedschrijvers kenden de namen der grote Assyrische koningen van de
achtste eeuw v. Chr. niet, en dachten met hun gewone lichtzinnigheid een gehele
reeks van onbetekenende koningen uit, die zij van Ninus en Semiramis lieten
afstammen. Als de laatste dezer koninklijke fantasiebeelden noemden zij Sardanapallos. Deze, zo verdichtten
zij, bracht de meeste tijd in zijn harem door, droeg zelfs vrouwen-klederen en
vond smaak in vrouwelijke arbeid. Hij was een wellusteling zoals niemand voor
hem, en gaf zich over aan natuurlijke en onnatuurlijke zonden. Zinnelijk genot
was zijn enig levensdoel, en dit gaf hij ook onverholen te kennen, o.a. in een
opschrift op zeker gedenkteken. Dit opschrift luidde: Sardanapallos, zoon van
Anaxeyndaraxas, heeft Anchiale en Tarsos op één dag gebouwd. Eet, drink en bemin, want al het overige is
niet veel waard.
Twee
belastingplichtige vorsten, Arbakes
van Medië en Belyses van Babylon,
waren in opstand gekomen. Dit wekte Sardanapallos uit zijn lethargie op, en de
dapperheid van zijn geslacht herleefde in zijn gemoed. Hij was de
opstandelingen tegemoet getrokken, had hen verscheidene malen verslagen en zou
hen vernietigd hebben, zo niet uit Baktrië teruggekeerde Assyrische troepen, in
plaats van hem bijstand te bieden, tot de vijanden waren overgelopen. Hij werd
binnen Nineveh belegerd, doch bood twee jaar tegenstand. In het derde jaar was
de Tigris buiten zijn oevers getreden en had daardoor de stadsmuur zodanig
ondermijnd, dat twintig stadiën daarvan in puin stortten. Nu herinnerde
Sardanapallos zich een orakel, dat hem zolang de zegepraal beloofde totdat de
rivier zich tegen hem zou keren. Om de vijanden niet levend in handen te
vallen, besloot hij zich met zijn vrouwen, zijn paleis en zijn kostbaarste
bezittingen te verbranden. Op een 125 meter hoge brandstapel liet hij een kamer
van 32 meter lengte en een gelijke breedte voor zich inrichten. Honderdvijftig
gouden, met tapijten bedekte rustbedden warden daarin neergelegd, en aan het
einde der zaal onwaardeerbare schatten van edel metaal, vonkelende stenen en
kunstwerken opgehoopt. Toen dit gereed was, nam hij met zijn vrouwen op de
rustbedden plaats, en liet door gesnedenen, de enigen die met zijn voornemen
bekend waren, de brandstapel aansteken. Veertien dagen duurde de brand. Het
volk merkte niet van dit alles, en meende dat de rook kwam van een groot offer.
Welhaast werd nu Nineveh ingenomen en verwoest. Dat gehele verhaal is een
verdichtsel. (P.H. Witkamp, De Sagen-tijd der Oude Volken, 1889)

Alhoewel
de hierboven geciteerde auteur het gehele verhaal als een verdichtsel
bestempeld plaatst hij wel in zijn studie Sardanapallos op de tijdslijn tussen
de regeerperioden van Assur Nirari en Tiglath Pileser III in, in de achtste
eeuw v. Chr.
De
geleerde P.H. Witkamp leefde en werkte voor de tijd dat de Assyrische koningslijst
te Khorsabad in Irak in de eerste helft van de twintigste eeuw, ontdekt werd.
Tegenwoordig wordt Sardanapallos door de orthodoxe Assyriologie met de
Assyrische koning Assurbanipal geïdentificeerd. Dit is echter ook gissen door
de Assyriologie. De beschrijving die we van de historische Assurbanipal hebben
komt nergens overeen met de beschrijving die de oude Grieken aan Sardanapallos
toedachten.
Ik meen
nochtans dat er een graad van historische werkelijkheid in het Griekse verhaal
zit en in mijn werk De Assyriologie herzien, 2012 plaatste ik het verhaal
over Sardanapallos ten tijde van de profeet Jona. Sardanapallos is hier een mogelijke
kandidaat voor de Bijbelse koning van Assur die gevolg gaf aan de
oordeelaankondiging van Jona:
Jona 3:1
En het woord des HEEREN geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende: 2 Maak
u op, ga naar de grote stad Nineve;
en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek. 3 Toen maakte zich Jona
op, en ging naar Nineve, naar het woord des HEEREN. Nineve nu was een grote
stad Gods, van drie dagreizen. 4 En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis;
en hij predikte, en zeide: Nog veertig dagen, dan zal Nineve worden omgekeerd. 5
En de lieden van Nineve geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit,
en bekleedden zich met zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe. 6 Want
dit woord geraakte tot den koning van
Nineve, en hij stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed van
zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder in de as. 7 En hij liet
uitroepen, en men sprak te Nineve, uit bevel des konings en zijner groten,
zeggende: Laat mens noch beest, rund noch schaap, iets smaken, laat ze niet
weiden, noch water drinken. 8 Maar mens en beest zullen met zakken bedekt zijn,
en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van
zijn bozen weg, en van het geweld, dat in hun handen is. 9 Wie weet, God mocht
Zich wenden, en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns
toorns, dat wij niet vergingen! 10 En God zag hun werken, dat zij zich
bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij
gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet. (Statenvertaling)
In mijn
geciteerde werk dateer ik het afwenden van de aangekondigde catastrofe; in het
jaar 776 v. Chr., het jaar van de Olympische Spelen, spelen die toen voor de
eerste maal georganiseerd werden, uit dank naar hun goden toe, voor het
afwenden van de ramp.
Wanneer
we het hoofdstuk 3 van de profeet Jona met de beschrijving van de koning van
Nineveh vergelijken met de Griekse legende mogen we vraagtekens plaatsen bij
een mogelijk identificeren van de twee als een en dezelfde persoon. De ene koning
roept bij een crisis een vasten uit en keert zich tot de God van Israël voor
uitredding en de andere zijn motto is: Eet, drink en bemin, want al het
overige is niet veel waard.
Het
Griekse verhaal of sage, zo u wilt, bevat nochtans heel wat (schijnbaar?)
historische details. Zo worden de twee antagonisten van Sardanapallos bij naam en
plaatsnaam genoemd: Arbakes van Medië en Belyses van Babylon. Twee
tegenstanders van Sardanapallos die tegen hem in opstand kwamen. Wat ook in het
verleden al mijn aandacht trok was de vermelding, bij de belegering van Nineveh
door Arbakes en Belyses, over het buiten de oevers treden van de rivier de
Tigris, in het derde jaar van de belegering. In mijn studie Genesis versus
Egyptologie bracht ik dit in verband met de cyclus van meganatuurcatastrofes,
met intervallen van dertien jaar in de achtste eeuw v. Chr. In Egyptische
bronnen lezen we over hetzelfde fenomeen (buiten het seizoensgebonden
overlopen) dat dan ook met de rivier de Nijl gebeurde.

De
Engelse kunstschilder Ford Maddox Brown (1821/1893) uit de negentiende eeuw,
maakte een prachtig schilderij over de dood van Sardanapallos en voegde met
zijn penseel terecht in de linkerbovenhoek een eclips, een kosmisch fenomeen
aan de zon, aan zijn afbeelding toe.
De
Bijbel door monde van de profeet Hosea, vermeldt voor deze periode nog een
Assyrische koning bij naam, die ook niet in de Assyrische koningslijst van
Khorsabad voorkomt: Jareb.
Hosea 5:8 Blaast de
bazuin in Gibea, de trompet in Rama! Maakt alarm in Bet-Awen! Achter u,
Benjamin! 9 Tot een woestenij zal Efraïm worden ten dage des oordeels. Over de
stammen Israëls maak Ik bekend wat vast besloten is. 10 De vorsten van Juda
zijn als zij die de grenzen verleggen. Op hen zal Ik mijn verbolgenheid
uitgieten als water. 11 Verdrukt is Efraïm, verpletterd door het recht, omdat
hij heeft verkozen het ijdele te volgen. 12 Daarom ben Ik voor Efraïm als een
mot, en als een beeneter voor het huis van Juda. 13 Toen Efraïm zijn krankheid
zag, en Juda zijn gezwel, ging Efraïm naar Assur
en zond boden naar koning Jareb (sv)
(NBG: Strijdlust). Deze echter kan u geen genezing schenken, en zal het gezwel
van u niet wegnemen. (NBG Vertaling)
Hosea 10:1 Israël is
een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt; naarmate hij meer vrucht verkreeg,
maakte hij meer altaren; naarmate het zijn land beter ging, maakte hij mooiere
gewijde stenen. 2 Bedrieglijk was hun hart, nu zullen zij hun schuld boeten:
Hij zal hun altaren verwoesten, hun gewijde stenen vernielen. 3 Nu zeggen zij
wel: Wij hebben geen koning maar, wanneer wij de HERE niet vrezen, wat zou
dan de koning voor ons kunnen doen? 4 Zij spreken holle woorden: zweren valse
eden, sluiten maar verbonden. En het gericht schiet op als een gifplant in de
voren van de akker. 5 Om dat kalf van Bet-Awen zijn de inwoners van Samaria
bezorgd; ja, daarover treurt het volk, daarover maken de afgodspriesters
misbaar, omdat de heerlijkheid daarvan is geweken. 6 Ja, het wordt zelf naar Assur gebracht als een geschenk voor koning (sv)Jareb (NBG: Strijdlust).
In de Hebreeuwse grondtekst
van de Bijbel staat er Jareb wat de SV Statenvertaling correct als een
eigennaam doorgaf. De NBG Vertaling (1951) vertaalde JAREB met Strijdlust en
de NBV vertaling (2004) maakte er kemphaan van.
De profeet Hosea
(1:1) trad in Israël op ten tijde van koning Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia,
koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van
Israël. Het begin van deze tijdspanne is dezelfde als de tijd wanneer de
profeet Jona naar Nineveh gezonden werd. De profetische woorden aangaande JAREB werden uitgesproken/vervuld na de
dood van Jerobeam II tijdens de periode van 775 tot 764 v. Chr. wanneer het
tienstammenrijk zonder koning zat. Deze tussenperiode in de lijn van de koningen
van het tienstammenrijk, werd eveneens door Hosea voorspeld:
Hosea 3:4
Want vele
dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst,
zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.
Volgens het studiewerk van Dr. Arie Dirkzwager is Arbakes
uit het Griekse verhaal over Sardanapallos, met de Bijbelse koning Jareb te
identificeren. Zie: C&AH
Catastrophism and Ancient History, 1988, Volume X, part 1 Sardanapallus and
Arbaces. Zie link: http://www.dirkzwagerarie.be/joomla/files/Sardanapallus%20and%20Arbaces.PDF
Zo zien
we dat het Griekse verhaal over Sardanapallos toch heel wat historische details
bevat en dat we deze beschreven koning aldus op de tijdsbalk kunnen
onderbrengen.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke
groet,
Robert De Telder
|