De
jubeljaren 28 tot 24.
Met dit
artikel vervolgen we onze reeks schema s op dit blog begonnen op 17-12-2014. Het is mijn intentie om in
de nog te volgen afleveringen de sabbat- en jubeljaren van het oude Israël
chronologisch op de tijdsbalk te verankeren. De gebruikte schema s werden door
mij samengesteld met het oog op een nieuw boek dat in het voorjaar van 2015 DV
zal worden gepubliceerd. Elk schema beslaat veertien jaar met bovenaan de
jaartallen volgens de westerse kalender. Elk jaar beslaat twintig millimeter
(of twee centimeter zo u wil) verdeeld in vier kwartalen van elk vijf
millimeter. Onder de jaartelling volgens de westerse tijdsrekening op het
schema, ziet u de Joodse sabbat- en jubeljaren in een afzonderlijke balk
uitgetekend. De sabbatjaren lopen van april tot maart ononderbroken door in een
cyclus van zeven maal zeven jaar. In het negenenveertigste jaar begon in
oktober het Jubeljaar, dat liep tot september van het jaar daarop, waar het
eerste jaar van een nieuwe sabbatjaarcyclus al in april aangevangen was. Dit is
de wijze van tellen, waar William Whiston in zijn werk op wees. Zie het artikel
op dit blog van 08-04-2014: De
Jubeljaren van okt.23/sep.22 v. Chr. en van okt.709/sep.708 v. Chr. onder de
loep. Zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396821600&stopdatum=1397426400 en
scrol naar beneden.
Het
eerste schema dat we behandelen gaat over de periode van het jaar 79 tot 66 v. Chr.

Bovenaan
ons schema zien we in de blauwe balk de sabbatjaren en in het jaar okt72/sep71
v. Chr. het 28ste jubeljaar, afgebeeld. Van dit jubeljaar bestaat er
geen historische vermelding. In feite moeten we wachten tot het jubeljaar van
709/708 v. Chr. vooraleer we in de Bijbel (Jesaja 37:30-35) een duidelijke
verwijzing naar een jubeljaar vinden.
De
reden heeft ongetwijfeld dat de Israëlieten zich zelden aan het sabbat- en
Jubeljaar (Leviticus 25) -gebod gehouden hebben. Er werd door de HERE God van
de Bijbel verlangd dat ieder zeven jaar het land rust zou kennen, dat er dat
jaar niet geploegd werd noch gezaaid. In het zesde jaar beloofde de God van de
Bijbel een dubbele zegen over het land zodat het sabbatjaar overbrugd kon
worden. Het Jubeljaar vergde nog meer geloof en gehoorzaamheid aan God, want in
het vijftigste jaar moest er vrijheid voor alle bewoners van het land Israël
afgekondigd worden. Wat dit betekende lezen we in:
Leviticus
25:13 In dit jubeljaar zal ieder van u
zijn bezitting terugkrijgen. 14 Wanneer gij iets aan uw volksgenoot
verkoopt of iets van hem koopt, dan zal de een de ander niet benadelen. 15
Rekening houdend met de jaren na een jubeljaar, zult gij het van uw volksgenoot
kopen; rekening houdend met de oogstjaren zal hij het u verkopen. 16 Bij een
groter aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding hoger stellen; bij een
geringer aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding lager stellen: want
het getal der oogsten verkoopt hij u. 17 Gij zult elkander niet benadelen, maar
voor uw God vrezen, want Ik ben de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)
Zoals
opgemerkt vinden we weinig verwijzingen naar het houden van dit gebod. De
zeventigjarige Babylonische Ballingschap (605/535 v. Chr.) was overigens daarom
bedoelt, om het land Israël zeventig jaar sabbatrust te geven.
Tijdens
de periode die we nu behandelen regeerden de Hasmoneeërs over Judea. Drie namen
zien we op ons schema: Alexander Janneus, Hyrcanus II en Aristobulus. Over deze
laatste heerser vermeldt Josephus dat Aristobulus zich tot koning uitriep en
dat dit geschiedde 471 jaar en 3 maanden, na de Babylonische Ballingschap.
Flavius
Josephus, Joodse oorlogen, Boek I, iii.
1. FOR after the death of their father, the elder of
them, Aristobulus, changed the
government into a kingdom, and was the first that put a diadem upon his head, four hundred seventy and one years and
three months after our people came down into this country, when they were
set free from the Babylonian slavery.
Now, of his brethren, he appeared to have an affection for Antigonus, who was
next to him, and made him his equal; but for the rest, he bound them, and put them
in prison. He also put his mother in bonds, for her contesting the government
with him; for John had left her to be the governess of public affairs. He also
proceeded to that degree of barbarity as to cause her to be pined to death in
prison.
De historicus
Flavius Josephus geeft ons hier een mogelijkheid tot het uitvoeren van een
kruispeiling op de tijdsbalk. Vanaf het eerste jaar van Aristobulus zijn het op
de tijdsbalk inderdaad 471 jaar en 4 maanden tot de val van Babylon in 539 v.
Chr. Een kruispeiling die niet alleen de schikking van de sabbat- en jubeljaren
op de tijdsbalk volgens William Whiston bevestigd, maar ook de correctheid van
de bekende Ptolemeüs-canon. Zie het artikel op dit blog van 16-10-2014: De Ptolemeüs canon. Zie
link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1413151200&stopdatum=1413756000
Tot
slot merken we geheel onderaan de inmiddels vertrouwde gele tijdsbalk op ons
schema, voorstellende de 69 jaarweken van de profeet Daniël.
We gaan
nu naar het volgende schema met de periode van 93 tot 80 v. Chr.

Ons
schema toont slechts één regeerperiode, die van de Hasmoneeër Alexander
Janneus, een vorst van het verbond, volgens het Bijbelboek Daniël 11:22. De
vorsten van het verbond zijn een Joodse priesterdynastie, die teruggaat tot het
begin van de Makkabeeënperiode in 167 v. Chr. toen de Joden zich van het
Grieks-Syrische juk vrijvochten.
Een
merkwaardigheid die ik op dit schema heb aangebracht is de geboorte van de
profetes Hanna in 89 v. Chr. Zij is één van de twee getuigen die aanwezig was
bij het opdragen van Jezus in de Tempel met Rosj Hasjanah in het jaar 5 v.
Chr., door zijn jonge ouders. Zie het artikel op dit blog van 15-03-2014: de twee getuigen. Zie link:
http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800

Het
volgende schema dat we behandelen gaat over de periode van 107 tot 94 v. Chr.
Bovenaan het schema merkt u de vertrouwde blauwe balk met de sabbatjaarcyclus
op. Van de vorsten van het verbond zien we de namen Alexander Janneus,
Aristobulus en Hyrcanus I. De regeerperioden van dit priestergeslacht hebben we eveneens van Josephus.
Hierna de opgave van Antigonus terug tot Simon:
Naam: regeringsduur:
Simon 8 jaar
Hyrcanus
I 31
Aristobulus
I 1
Alexander 27
Hyrcanus II 9
Aristobulus
II 3 ¼
Hyrcanus
II (opnieuw) 24
Antigonus 3 ¼

Het
volgend schema met de periode van 108 tot 121 v. Chr. heeft slechts een naam: De
Hasmoneeër Hyrcanus I. En we merken bovenaan ons schema, het zevenentwintigste
jubeljaar in okt121/sep120 v. Chr.

Het
daarop volgende schema met de periode van 122 tot 135 v. Chr. toont het begin
van de lange regeerperiode van de Hasmoneeër Hyrcanus I. Dit begin wordt door
Flavius Josephus (Joodse Oudheden, Boek XIII, viii, 1-2) verbonden met een
sabbatjaar. William Whiston in zijn vertaling van Flavius Josephus naar het
Engels, geeft het volgende commentaar:
Hence we
learn, that in the days of this excellent high priest, John Hyrcanus, the observation of the Sabbatic year, as Josephus
supposed, required a rest from war, as did that of the weekly sabbath from
work; I mean this, unless in the case of necessity, when the Jews were attacked
by their enemies, in which case indeed, and in which alone, they then allowed
defensive fighting to be lawful, even on the sabbath day, as we see in several
places of Josephus, Ant. B. XII. ch. 6. sect. 2; B. XIII. ch. 1. sect. 2; Of.
the War, B. I. ch. 7. sect. 3. But then it must be noted, that this rest from
war no way appears in the First Book of Maccabees, ch. 16., but the direct
contrary; though indeed the Jews, in the days of Antiochus Epiphanes, did not
venture upon fighting on the Sabbath day, even in the defense of their own
lives, till the Asamoneans or Maccabees decreed so to do, 1 Macc. 2:32-41;
Antiq. B. XII. ch. 6. sect. 2.
Het
sabbatjaar van apr135/mrt134 v. Chr. is het vierde sabbatjaar sinds 27/28 AD
dat we op de tijdsbalk historisch kunnen verankeren. Een bewijs dat de wijze
van het tellen van de sabbatjaren door William Whiston correct is. Zonder
onderbreking gaan we via de sabbatjaren in schijven van zeven jaar de tijd in.

Met het
volgende schema behandelen we de periode van het jaar 136 tot 149 v. Chr. Twee namen
van Joodse hogepriesters die het bestuur over het land hadden worden vermeld:
Jonatan en Simon, met een regeringswissel in het jaar 143 v. Chr.
We zetten vervolgens onze reis in de tijd verder met
het schema met de jaren 163/150 v. Chr.

De belangrijke historische namen: Judas Makkabeüs en
Jonathan, bemerken we op het schema, met de bestuurswissel in het jaar 160 v.
Chr. Judas de Makkabeeër was een leider in de zogenaamde Makkabeese opstand
tegen de Grieks-Seleucidische overheersing van Judea. De eindoverwinning heeft
Judas niet meegemaakt. Hij sneuvelde in de strijd tegen het
Grieks-Seleucidische leger in 160 v. Chr. Na zijn dood nam zijn broer Jonathan
Makkabeüs de leiding over.
Met ons volgende schema met de tijdsperiode van
177/164 v. Chr. zien we het begin van de opstand der Makkabeeën tegen het
Grieks-Syrische bestuur.

Bovenaan ons schema zien we het 26ste
jubeljaar van okt170/sep169 v. Chr., gemarkeerd. Het is in de eerstvolgende
jaarweek in het jaar 167 v. Chr. dat de verdrukking begon. De aanleiding was
een bevel van de Grieks-Syrische vorst Antiochus IV Epiphanes (die de Joden
smalend Epimanes noemden) dat men ook in Judea aan de god Zeus zou offeren.
Volgens het apocriefe boek 1 Makkabeeën 2:1-28, zond Antiochus ambtenaren naar
Judea ter afdwinging van dit bevel. Te Modeïn, de woonplaats van de Joodse
priester Mattatias, werd ook het uitvoeren van het bevel tot het offeren aan de
god Zeus geëist, wat Mattatias weigerde en daarop de religieuze ambtenaren van
Antiochus IV doodde. Mattatias trok zich daarop met zijn zonen terug in de
woestijn en begon van daar uit de zogenaamde Makkabeese opstand.
Mattatias behoorde tot een Joodse priesterfamilie van
de orde van Jojarib, een van de 24 priestergroepen die volgens rol-beurt dienst
deden in de Tempel te Jeruzalem. Volgens Flavius Josephus heette Mattatias' vader Johannes, zijn grootvader Simon
en zijn overgrootvader Asmoneüs. Naar deze overgrootvader is de familie van de
Hasmoneeën genoemd en vandaar de naam Hasmoneeërs voor de latere
priester-heersers over Judea.
Nadat Mattatias in 165 v. Chr.
overleed, nam Judas de Makkabeeër de leiding van de opstand over, een opstand
die inmiddels in een ware guerrillaoorlog ontaard was. De Tempel te Jeruzalem
was intussen door Antiochius IV verontreinigd.
Deze onheilstijd was al in het
jaar 554 v. Chr. door de profeet Daniël (8:1) voorzegd:
Daniël 8:
9 En uit één daarvan kwam weer
een horen voort, die klein begon,
maar die zeer groot werd tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het
Sieraad, 10 ja, zijn grootheid reikte tot aan het heer des hemels, en hij deed
er van het heer, namelijk van de sterren, ter aarde vallen, en vertrapte ze. 11
Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn
heilige woning werd neergeworpen. 12 En
een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer;
en hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem. 13 Toen
hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zeide tot degene die
gesproken had: Hoelang zal dit gezicht gelden het dagelijks offer en de
ontzettende overtreding, het prijsgeven van het heiligdom en het vertrappen van
het heer? 14 En hij zeide tot mij: Tweeduizend
driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld
worden.
Vers 14 werd in december van
het jaar 164 v. Chr. door Judas de Makkabeeër vervult. Dat werd dan ook zijn
belangrijkste wapenfeit in de opstand tegen de Griekse overheersing. Het Joodse
Chanoeka-feest dat tot op heden jaarlijks gevierd word, heeft hier zijn
oorsprong. Ook de Heer Jezus Christus vierde dit feest (Johannes 10:22) in december
van het jaar 29 AD. Zie het artikel op dit blog van 05-05-2014: Het
chronologische openbaar optreden van Jezus Christus in de evangeliën. Zie link:
http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1399240800&stopdatum=1399845600 en scrol naar beneden.
Chronologisch gezien rekenen
we op de tijdsbalk vanaf december 164 v. Chr. 1150 dagen terug voor voor het
begin van de verontreining van de Tempel door Antiochus IV.
De twee apocriefe boeken der
Makkabeeën bevatten heel wat jaartallen. De Makkabeeënschrijver volgde de
Seleucidische manier van jaartelling. De Seleuciden begonnen hun kalenderjaar in
de herfst en het vertrekpunt van hun telling was 7 oktober 312 voor Christus. Volgens
deze kalender valt de gruwel der verwoesting (1 Makkabeeën 1, 54) in het jaar
145, de dood van Mattatias in het jaar 146 (1 Makkabeeën 2, 70); de inwijding
van de tempel in het jaar 148 (1 Makkabeeën 4, 52) en de dood van Antiochus IV
in het jaar 149 (1 Makkabeeën 6,16).

Het volgende schema met de
periode van 191/178 v. Chr. brengt ons in de lange periode van vreemde
overheersing voor het land Judea. En dit sinds de terugkeer uit Babylonische
Ballingschap. Dit schema en de volgende die de revue nog zullen passeren tonen
de Griekse overheersing, die in het jaar 331 v. Chr. met Alexander de Grote te
Jeruzalem is begonnen.
Na de dood van Aexander de
Grote in het jaar 323 v. Chr. werd zijn rijk onder vier generaals of diadochen
verdeeld. Voor het land Judea werden twee diadochen heel belangrijk. De profeet
Daniël duidt ze aan als de koning van het Noorden en de koning van het Zuiden.
Het zuiden was het Grieks-Ptolemeïsche Rijk dat vanuit Alexandrië/Egypte zijn
macht uitbreidde en het Noorden was het Grieks-Syrische Rijk dat zich
noordelijk van Judea over een groot gebied uitstrekte. De hoofdstad van het
noordelijke rijk was Antiochië.
Op onze tijdsbalk vinden we de
koningen van het noorden in een grijze tijdsbalk vermeldt en de koningen van
het zuiden onderaan het schema in een groene tijdsbalk.
De profeet Daniël heeft in
zijn elfde hoofdstuk van het gelijknamige Bijbelboek haarfijn de geschiedenis
van de koningen van het zuiden en hjet noorden (ten opzichte van Judea) vooraf
beschreven. Zo haarfijn, dat de Bijbelkritiek zondermeer stelt dat dit
hoofdstuk na de historische feiten geschreven moet zijn?

Hierboven het schema met de periode van 205/192 v.
Chr. Met in wezen hetzelfde commentaar als het vorige schema. We vermelden
alleen de koningen van het zuiden en van het noorden zoals de profeet Daniël ze
aanduidt. Onderaan het schema volgen we de 69 jaarweken.

En verder vervolgen we met het schema met de periode
van 219/206 v. Chr. Bovenaan in de sabbatjaarbalk zien we het 25ste
jubeljaar in okt219/sep218 v. Chr. afgebeeld. En daaronder de Grieks-Syrische
heersers en de Grieks-Ptolemeeërs in Egypte.
Het is de stille periode tussen het zogenaamde Oude
Testament en het Nieuwe Testament. Sinds de laatste profeet Maleachi zou het
tot aan het optreden van Johannes de Doper zijn vooraleer er nog een profeet in
Israël zou opstaan.
Een belangrijke verbindingsschakel voor deze periode die
deze tijd overbruggen, zijn de 69 jaarweken van de profeet Daniël. En een
andere constante zijn de sabbat- en jubeljaren die ons verder te tijd
inloodsen.

Het volgende schema toont de periode van 233 tot 220
v. Chr. met geen andere bijzonderheden dan het vorige schema. Het is de periode
van de Diadochen-strijd. De Koningen van het Noorden die de Koningen van het
Zuiden bestrijden en het land Judea beurtelings bezetten. Het zijn oorlogen die
de profeet Daniël in detail in het elfde hoofdstuk van het Bijbelboek Daniël,
heeft beschreven.

Een wereldkaart zoals het Nabije Oosten eruit zag ten
tijde van de regeerperiode van de Grieks-Syrische Antiochus III. Het land
Israël was een twistappel tussen de koningen van het Noorden en van het Zuiden.

Het volgende schema behandelt de jaren 247 tot 234 v.
Chr. In 246 v. Chr. stierf Ptolemeüs II en begint de regeerperiode van
Ptolemeüs III Euergetes over Egypte. Tijdens de regeerperiode van Ptolemeüs II
neemt men aan dat de Griekstalige Egyptenaar Manetho zijn geschiedenis van het
oude Egypte heeft neergeschreven. Het boek Aigyptiaka maakte deel uit van de
beroemde bibliotheek van Alexandrië. Het werk bracht de geschiedenis van Egypte
vanaf de voortijd tot aan Alexander de Grote. De noodlottige indeling van de Egyptische
dynastieën in drie perioden door Manetho is tegenwoordig nog altijd de algemeen
door de Egyptologie aanvaarde indeling van de Egyptische geschiedenis in een Oude
Rijk, een Midden-Rijk en een Nieuwe Rijk met telkens lange tussenperiodes. De
bedoeling van Manetho was om aan te tonen dat de Egyptische geschiedenis de
oudste van heel de oudheidwereld was. Een flink aantal van zijn farao-namen en
veronderstelde dynastieën werden door de moderne archeologie niet bevestigd en
zijn vermoedelijk een fabricatie van hem. Het originele werk van Manetho is
verloren gegaan bij de brand van de bibliotheek van Alexandrië in 642 AD.
Belangrijke fragmenten zijn bewaard gebleven in het werk van Flavius Josephus
uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Later hebben ook christelijke
chronografen zoals Julius Africanus, Eusebius en Syncellus gedeelten van het
werk van Manetho gekopieerd.

Een artistieke voorstelling van de bibliotheek te
Alexandrië. In deze stad stichtte Ptolemeüs I rond 290 v. Chr. het Museion, een
soort cultuurcentrum. De bibliotheek werd hier later een onderdeel van. De
bibliotheek bestond vermoedelijk uit een lange, hoge zaal-gang. De wanden waren
voorzien van nissen met boekenrollen. Men schat dat er tot 700.000 boekrollen
bewaard werden waaronder bijvoorbeeld de werken van Aristoteles. Aan deze
bibliotheek werd ook het werk van Manetho toevertrouwd. Ook de bekende
Septuagintbijbel, een vertaling van het Oude Testament in de Griekse taal was
in deze bibliotheek te vinden. De bibliotheek kwam aan haar definitieve einde
bij de inval van de Arabische moslims in 642 AD. Dit is echter de laatste
versie die er over het einde van de bibliotheek bestaat. Andere versies leggen
de schuld bij onverdraagzame christenen, wanneer het christendom in de vierde
eeuw na Christus staatsgodsdienst werd. Zij zouden deze bibliotheek met vuur hebben
willen vernietigen, omdat het niet strookte met hun godsdienstleer. De ware oorzaak blijft aldus in nevelen gehuld. Een
ding is zeker; vuur vernietigde de onschatbare werken. Vuur dat door fanatici
aangestoken werd.

Het hierboven afgebeelde schema gaat over de periode
261/248 v. Chr.

En tot slot hierboven het schema met de periode van
275/262 v. Chr. Bovenaan zien we het 24ste jubeljaar van
okt268/sep267 v. Chr. Met de volgende aflevering gaan we naar het begin van de
Griekse overheersing van Israël, met Alexander de Grote te Jeruzalem.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|