Het was
met mijn boek KRONOS isbn 9073739101, dat in 2000 AD door de uitgeverij
Aksent werd gepubliceerd, dat ik het jaar 1483 v. Chr. als jaartal voor de
Exodus introduceerde. In eerdere uitgaven zoals Kroniek van het Oude Israël,
1993, isbn 9073739071 en Van Noach tot Christus, 1987, isbn 9071688011,
hanteerde ik nog het algemeen meer aanvaarde jaartal van 1447 v. Chr. Dit
laatste jaartal is het resultaat van het onderzoek van Edwin R. Thiele
(1895/1986). (zie het artikel op dit blog van 03-05-2014: 931 v. Chr.: het
jaartal van de deling van het verenigd koninkrijk van Israël?) Heel
wat Bijbelvorsers hanteren het bekomen jaartal van Thiele. De Stichting BGA, Bijbel, geschiedenis
en Archeologie te Barneveld o.l.v. drs. J.G. van der Land, hanteert dan weer 1401 v. Chr. en een recentere studie van anno 2005: Floyd Nolen Jones (in
The Chronology of the Old Testament isbn 089051416) plaatst de exodus in 1491
v. Chr. Vanwaar deze verschillen?
Alles
draait om de bepaalde ankerpunten die men verkiest op de tijdsbalk. Het is
zoals bij het navigeren op zee of in de lucht (voor de era van de GPS
uiteraard). Men heeft meerdere navigatiepunten nodig ter berekening van waar je
bent en waar je naartoe wilt. En hoe meer navigatiepunten ter beschikking met nog
een kruispeiling erbij, hoe beter. Op een tijdsbalk dient men op een zelfde
manier te werk te gaan, vooral wanneer we enkele millennia terug, de tijd
ingaan. We hebben navigatiepunten nodig die historische gebeurtenissen verbinden
met de westerse jaartelling en waarover geen discussie mogelijk is. Zulke
jaartallen zijn bijvoorbeeld naar mijn mening, het jaar 70 AD wanneer de
Romeinen, Jeruzalem en de herbouwde Tempel met de grond gelijk maakten en de
Joden in ballingschap wegvoerden, en/of het jaartal van de val van Babylon in
539 v. Chr., een jaar dat dan weer verbonden is met het jaar 586 v. Chr. en de
verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs. Het jaar ook dat de Tempel van
Salomo door de Babyloniërs met de grond gelijk gemaakt werd.
Mijn
eerder vermeldde boek Kronos had als voorbereiding mijn studie van de werken
van Flavius Josephus volgens de vertaling naar het Engels door de geleerde
William Whiston (1667/1752 AD). In een toegevoegde Dissertation V geeft Whiston
een opgave van de Joodse sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786
v. Chr. tot 27/28 AD. Het Jubeljaar oct27/sep28 AD zag bij de aanvang, de Heer
Jezus Christus in de synagoge te Nazareth na het voorlezen uit de Bijbelrol
Jesaja hoofdstuk 61, het aangename jaar des HEREN uitroepen. Een
bijzonderheid waar William Whiston op wees, was de wijze van het correcte
tellen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar
van april tot maart zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven
maal zeven sabbatjaren. Tijdens het 49ste jaar begon met de Grote Verzoendag
(Jom Kippoer) het jubeljaar, dat dus van oktober tot september van het volgende
jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking
van april (nisan) tot maart door. Over de juiste wijze van het tellen van de
jubeljaren bestaat er verschil van mening, ook in het Jodendom. In de Seder Olam word dit ook vermeld. (SEDER OLAM,
the Rabbinic View of Biblical Chronology, translated and with commentary by
Heinrich W. Guggenheimer, 1998, ISBN 9780765760210, page 143)
William
Whiston geeft in zijn dissertatie V meerdere verwijzingen naar historische
gebeurtenissen die verankerd zijn met sabbat- en jubeljaren, die vermeldt staan
in de werken van Josephus en in het apocriefe Makkabeeënboek, tot in
de tweede eeuw voor Christus. Deze verankeringen zijn alleen mogelijk op basis
van het beschreven tellen van de sabbat- en jubeljaren. Hierna volgt een
opsomming van alle jubeljaren naar de opgave van Whiston.
Begin
sabbatjaartelling: het jaar 1443 v. Chr., bij de intocht van de Israëlieten in
Kanaän:
Aantal
en jaartallen
v.
Chr.: Historische
periode van:
1. 1395/1394 Richter Othniël
2. 1346/1345 Richter
Ehud & Samgar, Ruth 6:6
3. 1297/1296 Richter Ehud
4. 1248/1247 verdrukking Jabin
5. 1199/1198 Richter Thola
6. 1150/1149 verdrukking Ammon
7. 1101/1100 Richter en profeet Samuël
8. 1052/1051 Saul
9. 1003/1002 Salomo
10. 954/953 Rehabeam
11. 905/904 Josafat
12. 856/855 Joas
13. 807/806 Amazia
14. 758/757 Uzzia
15. 709/708 Het 14de regeringsjaar van Hizkia_______
16. 660/659 Manasse
17. 611/610 Josia
- Val Nineveh
18. 562/561 Het 37ste jaar der ballingschap van
Jojachin
19. 513/512 Haggaï
20. 464/463 Ezra
21. 415/414 Nehemia
22. 366/365 Perzische periode
23. 317/316 Griekse periode
24. 268/267 Griekse periode
25. 219/218 Griekse periode
26. 170/169 Griekse periode
27. 121/120 Makkabeeën
28. 72/71 Makkabeeën
29. 23/22 Hongersnood Herodes
30. 27/28 AD Messias
Jezus Lucas 4:14-21
Na dit
alles op een tijdsbalk op mm-papier uitgetekend te hebben merkte ik dat het door
Whiston opgegeven achttiende Jubeljaar van 562/561 v. Chr., gelijk viel met het
37ste jaar der gevangenschap/ballingschap van koning Jojachin van
Juda. Dat jaar zag een regeringswissel in Babylon wanneer na de dood van
Nebukadnezar diens zoon Evil Merodach het koningschap overnam en tegelijkertijd
Koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis verloste. Deze ontdekking was
nieuw en een aanzet om de aangereikte tijdsketting van William Whiston verder
te onderzoeken. Een kruispeiling met de Ptolemeüs-canon bevestigde het jaar 561
v. Chr. voor de regeringswissel te Babylon. Zie het artikel op dit blog van 16-10-2014: de
Ptolemeüs-canon.
Een
schijnbare moeilijkheid was aanvankelijk het
vijftiende jubeljaar in 709/708 v. Chr. dat in de Bijbel gelijk is aan het
veertiende regeringsjaar van Hizkia.
In dat jaar rukte namelijk de Assyriër Sanherib
tegen Jeruzalem op. Tijdens de periode van het leven van Whiston (1667/1752 AD)
vormde het bekomen jaartal 709/708 v. Chr. geen probleem aangezien de
wetenschap der Assyriologie toen nog van start moest gaan. In de twintigste
eeuw echter leverde de archeologie in het oude gebied van Assyrië heel wat
materiaal op, waaronder de bekende Assyrische Khorsabad-lijst. Dit is een lijst
van Assyrische koningen die door de Assyriologie gedateerd werd van de negende
eeuw tot de zevende eeuw v. Chr. Daarenboven werden deze koningen op de
tijdsbalk verankerd op basis van een genoteerde zonsverduistering over Nineveh
in 763 v. Chr. De regeerperioden van de Assyrische koningen werden aldus ook
verankerd op de tijdsbalk, en waren niet meer bespreekbaar. De Bijbel moest
wijken. Zie ook het
recente artikel op dit blog van 06-11-2014: De Assyriër Sanherib. De
regeerperioden van de koningen van Israël en Juda dienden aangepast te worden aan
de nieuwe Assyrische gegevens. Dit werd het opus magnum van Edwin R. Thiele die
de regeerperiode van de Bijbelse koningen aan de hand van enkele toegepaste
technieken, verkortte. Zie het artikel op dit blog van 02-10-2014: Edwin R. Thiele
en 2 Koningen 18:9-13.
Ik nam
met deze stand van zaken echter geen vrede en besloot heel de zaak verder te
bestuderen. De Assyriologie verlangt dat men aanneemt, dat de Assyrische
koningslijst compleet is en dat er geen namen in de lijst ontbreken. Dit laatste
is echter te veel verlangd, aangezien de Bijbel Assyrische koningen vermeldt
die in de Khorsabad-lijst niet voorkomen. Het resultaat was een definitief
breken met de Assyriologie en het opstellen van een alternatieve Assyrische
koningslijst met gereviseerde regeerperioden, die ditmaal aan de Bijbelse
gegevens gekoppeld werden. Zie het artikel op dit blog van 12-01-2014: de Assyriologie
herzien.
Van de
eerder vermeldde dertig Jubeljaren zijn er in de Bijbel niet veel verwijzingen
naar te vinden. De reden is ongetwijfeld dat de Israëlieten zich zelden aan het
sabbat- en Jubeljaar (Leviticus 25) -gebod gehouden hebben. De zeventigjarige
Babylonische Ballingschap (605/535 v. Chr.) was overigens daarom bedoelt, om
het land Israël zeventig jaar sabbatrust te geven. De HERE God van Israël van
Zijn kant houdt zich aan de Jubeljaren. De vrijlating van Jojachin door de
Babyloniër Evil Merodach aan het begin van het achttiende Jubeljaar van 562/561
v. Chr. was een teken van Boven aan Israël, dat God te vertrouwen is. Zo ook
herkennen we het begin van het dertigste jubeljaar in oktober van het jaar 27
AD wanneer de Heer Jezus Christus zich in de synagoge als de Gezalfde bekend
maakte en het Aangename jaar des HEREN, uitriep.
Het
vijftiende jubeljaar van oktober 709 tot september 708 v. Chr. staat heel
duidelijk in de Bijbel herkenbaar beschreven. Hierna het Bijbelcitaat van de
profeet Jesaja, dat de gebeurtenissen verhaalt ten tijde van het veertiende
regeringsjaar van Hizkia met de belegering van Jeruzalem door de Assyriër
Sanherib:
Jesaja
37:30 En dat zij u een teken, dat men in dit
jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant
wijngaarden, en eet hun vruchten. 31 Want het ontkomene, dat overgebleven is
van het huis van Juda, zal wederom nederwaarts wortelen, en het zal opwaarts
vrucht dragen. 32 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het
ontkomene van den berg Sion; de ijver des HEEREN der heirscharen zal dit doen.
33 Daarom, zo zegt de HEERE van den koning van Assyrie: Hij zal in deze stad
niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor
komen, en zal geen wal daartegen opwerpen. 34 Door den weg, dien hij gekomen
is, door dien zal hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de
HEERE. 35 Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil,
en om Davids, Mijns knechts wil. (Statenvertaling)
In vers
30 herkennen we het sabbatjaar van
apr709/mrt708 v. Chr., een jaar waarin het land moest rusten en men alleen
mocht oogsten wat vanzelf opkwam. In de maand oktober van 709 v. Chr. begon het
Jubeljaar dat doorliep tot september 708 v. Chr., het tweede jaar aldus waarvan geschreven staat en in het tweede
jaar, wat daarvan weder uitspruit. Dit was mogelijk vanwege de zegen van Boven
over het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus, dat naar de Belofte een dubbele
oogst opleverde. En in het derde jaar
begon de cyclus van zaaien en oogsten opnieuw zoals er geschreven staat: maar
zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
De
verbinding van het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia met het sabbat-
en jubeljaar van 710/709 v. Chr. heeft ook als
resultaat dat het zesde regeringsjaar (oct718/sep717 v. Chr.) van Hizkia, de
val Samaria en de wegvoering van de tien stammen in ballingschap, zag. En dit
jaar was gelijk aan het negende regeringsjaar (apr718/mrt717 v. Chr.) van
koning Hosea van Israël. De val van Samaria
en de wegvoering van de tien stammen van Israël in ballingschap valt aldus op
de tijdsbalk in het jaar 717 v. Chr.
Volgens de orthodoxe Assyrische chronologie zit de verovering van Samaria in
722 v. Chr. Een verschil van vijf jaar op de tijdsbalk.
Het
jaartal 717 v. Chr. levert nochtans een kruispeiling op met de val van
Jeruzalem in 586 v. Chr. De Joodse historicus Flavius Josephus schrijft dat er
exact honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen op de tijdsbalk zitten
tussen de val van Jeruzalem door de Babyloniërs en de val van Samaria door de
Assyriër Salmaneser V:
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden Hoofdstuk X, ix.7b
En aldus
betekende dit het einde van de Hebreeuwse natie, zoals het ons is overgeleverd,
tweemaal zijn zij voorbij de Eufraat weggevoerd, de bevolking van de tien
stammen werd door de Assyriërs weggevoerd in de dagen van koning Hosea waarna
de bevolking van de twee stammen die te Jeruzalem achterbleven weggevoerd werden
door Nebukadnezar, de koning van Babylon
en Chaldea. Nu wat betreft Salmaneser
(V), hij voerde de Israëlieten uit hun land weg en plaatste daar in de plaats
het volk der Cutheërs, die vroeger in het binnenland van Medië en Perzië
vertoefd hadden, zij werden later Samaritanen genoemd, daarbij de naam nemende
van het land waar ze terecht gekomen waren, maar de koning van Babylon, die de
twee stammen wegvoerde, plaatste geen andere volken in het land zodat Judea en
Jeruzalem gedurende zeventig jaar een woestijn werden; maar de volledige tijd interval die er ging vanaf de ballingschap van
de Israëlieten tot op het wegvoeren van de twee stammen bedroeg honderd en
dertig jaar, zes maanden en tien dagen.
Zie het artikel op
dit blog van 31-01-2014: Honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen.
Na deze
kruispeiling was ik er van overtuigd dat de regeerperioden van de betrokken
Assyrische koningen aan een revisie toe waren en ditmaal aan de Bijbelse
chronologische gegevens dienden aangepast te worden.
Nu het
voor mij duidelijk was dat het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia
verbonden is met het sabbatjaar van apr709/mrt708 v. Chr. gevolgd door het
Jubeljaar, volgde de taak de regeerperioden van de voorgangers van koning
Hizkia van Juda op de tijdsbalk uit te tekenen. Het resultaat leidde naar het
negende jubeljaar van okt1003/sep1002 v. Chr. voorafgegaan door het sabbatjaar
van apr1003/mrt1002 v. Chr., dat verbonden is met het vierde regeringsjaar van Salomo (okt1004/sep1003 v. Chr.) en de
start van de bouw van de Tempel in Jeruzalem. (Zie ook het artikel op dit blog van 03-05-2014: 931
v. Chr.: het jaartal van de deling van het verenigd koninkrijk van Israël?)
Tussen de beide ankerpunten 709 en 1003 v. Chr. vullen de overige
regeerperioden van de koningen van Israël en Juda op de tijdsbalk zich passend
in. Deze constructie levert een kruispeiling op via de tijdsperiode van 390
jaar van de profeet Ezechiël. Zie het artikel op dit blog van 06-10-2014: EZECHIEL 4:1-8
de tijdsperiode van 390 jaar en de tijdsperiode van 40 jaar.
1
Koningen 6:1 In het vierhonderd tachtigste jaar na de uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar
(okt1004/sep1003 v. Chr.) van Salomo s regering over Israël, in de maand Ziw,
dat is de tweede maand (april/mei), bouwde hij het huis voor de HERE.
Dit
Bijbelcitaat plaatst een periode van 480 jaar tussen het vierde regeringsjaar
van Salomo en het jaar van de Exodus. Het resultaat is 1483 v. Chr. als jaartal
voor de Exodus.
Een
kruispeiling op de tijdsbalk vanuit de Jubeljaren voorafgaand aan het negende
jubeljaar, levert hetzelfde resultaat op. Het eerste Jubeljaar viel in okt1395/sep1394
v. Chr. ten tijde van Richter Othniël. Het zevende sabbatjaar in de cyclus van
zeven maal zeven sabbatjaren tot aan het eerste jubeljaar, viel in apr1395/mrt
1394 v. Chr. Vanaf dit jaartal rekenen we 49 jaar terug en arriveren op de
tijdsbalk in 1443 v. Chr. voor het eerste jaar van de sabbatjaarcyclus, een
cyclus die toen bij de intocht in Kanaän van start ging. Zie ook het artikel op dit blog van
13-11-2014: Jozua. Vanaf het jaar 1443 v. Chr. rekenen we de periode
van veertig jaar in de wildernis en arriveren we alzo exact in 1483 v. Chr.
voor het jaartal van de Exodus.
Het
jaartal voor de exodus uit Egypte zit alzo op de tijdsbalk verankerd in het
jaar 1483 v. Chr.
Dit
verkregen jaartal levert een groot verschil van 36 jaar op met het jaartal
volgens Thiele s constructie: 1447 v. Chr. En een verschil van slechts 8 jaar
met Floyd Nolen Jones constructie: 1491 v. Chr. Ik heb het boek nog niet
gelezen maar kan op basis van het opgegeven jaartal veel van zijn constructie
al verklaren. 1491 v. Chr. min de tijdsperiode van 480 jaar tot het vierde jaar
van Salomo levert 1011 v. Chr. op. Salomo regeerde veertig jaar en sterft aldus
in 975 v. Chr. Floyd Nolen Jones heeft aldus met de tijdsperiode van 390 jaar
van de profeet Ezechiël vanaf de dood van Salomo tot aan de val van Jeruzalem,
gerekend. De profetie van de 390 jaar van Ezechiël 4:1-8 heeft echter als
ankerpunt op de tijdsbalk niet de val van Jeruzalem, maar het vijfde jaar van
de ballingschap van koning Jojachin van Juda in 593 v. Chr. Zie het eerder
vermeldde artikel op dit blog van 06-10-2014: EZECHIEL 4:1-8 de tijdsperiode
van 390 jaar en de tijdsperiode van 40 jaar. Het enige zekere ankerpunt in Floyd
Nolen Jones constructie is de val van Jeruzalem in 586 v. Chr. Van hieraf in
de tijd terugrekenen op basis van de regeerperioden van de koningen van Juda
levert alleen circa data op. Men heeft namelijk meer dan één navigatiepunt en
kruispeiling nodig. De sabbat- en jubeljaren leveren deze navigatieankerpunten.
Waarom
is dit alles chronologisch gezien, zo belangrijk?
Omdat met
de publicatie van Dr. Immanuël Velikovsky s werk in de jaren vijftig van de
vorige eeuw er sindsdien wereldwijd aan de herziening van de geschiedenis van
de Oudheid en vooral dan van Egypte, wordt gewerkt. Vele (meestal seculiere) onderzoekers hanteren
hierbij de Bijbel als een historisch boek en gebruiken de jaartallen die Edwin
R. Thiele heeft uitgewerkt. Dit levert echter op de tijdsbalk foute
constructies op, gaande van 7 jaar tot 36 jaar.
Daarnaast
hebben we vooral vanuit de Verenigde Staten, theologen en Bijbelvorsers die via
de gefabriceerde jaartallen van Thiele tot een berekening menen te kunnen komen
wat betreft het toekomstige jaartal van de (weder)komst van de Messias. Dit
laatste is sowieso een onmogelijke taak en leidt alleen maar tot verlegenheid
bij zowel de auteurs als bij de mensen die hieraan geloof willen hechten (tot
het tegendeel bewezen is). Alhoewel uiteraard eenmaal iemand met zijn of
haar berekening gelijk zal krijgen.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert De Telder
|