In het artikel op dit blog van 02-10-2014: EDWIN R. THIELE
en 2 Koningen 18:9-13, beschreef ik het dilemma van Thiele betreffende zijn
keuze tussen de Bijbelse chronologie zoals in het Bijbelboek 2 Koningen
hoofdstuk 18 gebracht, en de Assyrische chronologie. De titel van zijn boek; The
Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951, heb ik altijd mysterieus
gevonden. Na vele jaren van studie, ben ik van mening dat de chronologische
gegevens betreffende de Assyrische koningen van de oudheid, veel mysterieuzer
zijn dan die van de Hebreeën. Hierna volgt het Bijbelcitaat dat voor Thiele
onmogelijk in de Assyrische gegevens in te passen viel en hem tot zijn spijtige
keuze bracht.
2 Koningen 18:9 In het vierde jaar van koning Hizkia dat is het zevende jaar van Hosea, de zoon van Ela, de
koning van Israël trok Salmanassar, de
koning van Assur, op tegen Samaria en sloeg het beleg ervoor. 10 Men
nam het in na verloop van drie jaren; in het zesde jaar van Hizkia dat is het negende jaar van Hosea, de koning van Israël
werd Samaria ingenomen. 11 De koning van Assur voerde Israël in ballingschap
naar Assur en bracht hen naar Chalach, Chabor, de rivier van Gozan en de steden
der Meden, 12 omdat zij niet hadden geluisterd naar de HERE, hun God, maar zijn
verbond hadden overtreden: al wat Hij aan Mozes, de knecht des HEREN, had
geboden; zij hadden er niet naar geluisterd en het niet gedaan. 13 In het veertiende jaar van koning Hizkia
trok Sanherib,
de koning van Assur, op
tegen alle versterkte steden van Juda en bezette ze. (NBG Vertaling 1951)
En hierna volgen ter vergelijking de relevante Assyrische
Eponiemgegevens voor deze Bijbelse periode. Tussen rechte haken staan de
jaartallen van de orthodoxie, gevolgd door mijn gereviseerde jaartalen in vette
cijfers. Zie DE ASSYRIOLOGIE HERZIEN, 2012, ISBN 978 16 1627 424 5, NUR 703.
[727/726] 735/734 Tijdens het eponiem van
Bêl-Harran-bêla-usur, de gouverneur van Guzana, veldtocht tegen [...].almaneser [V] beklom de troon.
[726/725] 734/733 Tijdens het eponiem van Marduk-bêla-usur,
de gouverneur van Amedi, de koning bleef in het land.
[725/724] 733/732 Tijdens het eponiem van Mahde,
de gouverneur van Nineveh, veldtocht tegen [Shamarain].
[724/723] 732/731 Tijdens het eponiem van
Aur-imanni, de gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen [Shamarain].
[723/722] 731/730 Tijdens het eponiem van
almaneser, de koning van Assyrië, veldtocht tegen [Shamarain].
[722/721] 730/729 Tijdens het eponiem van
Inurta-ilaya, de opperbevelhebber.
[721/720] 729/728 Tijdens het eponiem van
Nabû-taris, de gouverneur van [...]ti.
[720/719] 728/727 Tijdens het eponiem van
Aur-nirka-da'in, de gouverneur van [...]ru.
-
HIAAT VAN TIEN JAAR IN DE
EPONIEMLIJSTEN -
[719/718] Tijdens het
eponiem van Sargon [II], de koning
van Assyrië ging binnen [...].
Volgens de eponiemlijsten en de daarmee door de
Assyriologie verbonden regeerperioden, regeerde Salmaneser V van het voorjaar
van 727/726 tot het voorjaar van het jaar 719/718 v. Chr. of een
totaal van slechts acht jaar. Deze vermelde chronologische informatie is echter
niet compatibel met de Bijbelse chronologie. Zo leert de Bijbel onder andere,
dat er co-regentschappen in Assyrië tijdens deze periode voorkwamen, dat er
aldus meer dan één koning op de troon zat. Zie het artikel op dit blog van 28-05-2014: binnen nog
vijfenzestig jaar zal Efraïm verbroken worden, zodat het geen volk meer is
In het hierna volgende betoog wil ik verder op de zwakheden
van het beschikbare Assyrische materiaal wijzen. Het beschikbare archeologische
materiaal over Salmaneser V is tot nu toe schaars gebleven. Vermoedelijk is er
een damnatio memoriae door zijn opvolger Sargon II uitgevoerd. De enige
schriftelijke verwijzing (buiten de eponiemlijsten) naar Salmaneser V vanuit de
Assyrische bronnen, is een fragment van een kleine cilinder dat heden in het
British Museum (K.38345) bewaard wordt. Het is een memoriaal tekstcilinder die
te Borsippa in de tempel van Nabu geplaatst werd. De inscriptie zelf is
beschadigd en niet volledig. De eindtekst maakt echter duidelijk dat we een
schriftelijk document van Salmaneser V in ons bezit hebben. Hierna de tekst,
zoals gepubliceerd door Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926:
829.
who did
not bow in submission at his feet
the mention of his name
his word (?)
bringing
hastely before him
those not obedient to my (?) command
that
he
caused to be surrounded, surrounding the town
the god in whom he trusted
with
his help not draw my (?) yoke
who carried off
and was turning (them, it) to
himself (his known use)
his word and the mention of his name they did not
fear, and did not dread his rule
overflowed his land (?) and laid it low like
a deluge
his own
fell upon him and his life was no more
I (?) carried off
and brought to Assyria. 830. I am
Salmaneser the mighty king, king of the universe, king of Assyria, king of the four regions of the
world, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad, son of
, king of Assyria; most precious scion of Assyria, seed of Royalty, of the
eternal days
of Borsippa, whose site (?) had been damaged by the violence
of the mighty floods
its damage I repaired and strengthened its structure.
May Nabu look
upon the temple with delight.
Over de regeerperiode van Salmaneser V is er aldus buiten de Bijbel en de
werken van Flavius Josephus niet veel informatie beschikbaar.
Wat de Bijbel betreft, wil de orthodoxe Assyriologie wel aannemen dat
Salmaneser V, Samaria belegerd heeft, maar maakt daarnaast echter een foute
identificatie vanuit de eponiemlijst, met Samaria. Men gaat er namelijk van uit
dat het vermelde Shamarain in de Eponiemlijst, Samaria zou zijn.
Tijdens de eponiemjaren van Mahde, Assur-ishmeani en Salmaneser wordt er gewag
gemaakt van een campagne tegen Shamarain. Hoewel deze plaatsnaam afwijkt van
het Assyrische Samerinaja, heeft men
toch voor de identificatie van Shamarian voor Samaria gekozen. Tegen deze
identificatie spraken al eerder historici met grote naam zoals o.a. Albright
(geciteerd door Merrill F. Unger, Israel and the Aramaeans of Damascus, Chapter
X, voetnoot 33).
Shamarain of beter Shabarain
is echter te identificeren met Sibraim terwijl Samaria; Samarinaja blijft. De
belegering en inname van Samaria door Salmaneser V,besloeg drie jaar, die aldus
in de Eponiemlijsten ontbreken. De conclusie zou dus moeten zijn dat er hiaten
in de Eponiemlijsten voorkomen. Maar dit is voor de Assyriologen ondenkbaar, en wordt niet in vraag gesteld. Voor
Edwin R. Thiele was het blijkbaar ook ondenkbaar dat er hiaten in de
Eponiemlijsten zouden kunnen voorkomen.
De val van Samaria vond volgens de
Bijbelse chronologie, plaats in 717 v. Chr. Zie het artikel op deze blog 31-01-2014: Honderddertig jaar, zes maanden
en tien dagen. Drie jaar
eerder in 720 v. Chr. begon de belegering van Samaria door de Assyriërs. Na de
val van Samaria, begon Salmaneser V een campagne tegen Syrië en Fenicië, dat
leert de Joodse historicus Flavius Josephus:
1.
WHEN Shalmaneser, the king of Assyria,
had it told him, that [Hoshea] the king of Israel had sent privately to So, the
king of Egypt, desiring his assistance against him, he was very angry, and made
an expedition against Samaria, in
the seventh year of the reign of Hoshea; but when he was not admitted [into the
city] by the king, (24) he besieged
Samaria three years, and took it by force in the ninth year of the reign of
Hoshea, and in the seventh year of Hezekiah, king of Jerusalem, and quite
demolished the government of the Israelites, and transplanted all the people
into Media and Persia among whom he took king Hoshea alive; and when he had
removed these people out of this their land he transplanted other nations out
of Cuthah, a place so called, (for there is [still] a river of that name in
Persia,) into Samaria, and into the country of the Israelites.
2.
And now the king of Assyria invaded
all Syria and Phoenicia in a hostile
manner. The name of this king is also set down in the archives of Tyre, for he made an expedition against
Tyre in the reign of Eluleus; and
Menander attests to it, who, when he wrote his Chronology, and translated the
archives of Tyre into the Greek language, gives us the following history: One
whose name was Eluleus reigned
thirty-six years; this king, upon the revolt of the Citteans, sailed to
them, and reduced them again to a submission. Against these did the king of
Assyria send an army, and in a hostile manner overrun all Phoenicia, but soon
made peace with them all, and returned back; but Sidon, and Ace, and Palsetyrus
revolted; and many other cities there were which delivered themselves up to the
king of Assyria. Accordingly, when the Tyrians would not submit to him, the king returned, and fell upon them
again, while the Phoenicians had furnished him with threescore ships, and eight
hundred men to row them; and when the Tyrians had come upon them in twelve
ships, and the enemy's ships were dispersed, they took five hundred men
prisoners, and the reputation of all the citizens of Tyre was thereby
increased; but the king of Assyria returned, and placed guards at their rivers
and aqueducts, who should hinder the Tyrians from drawing water. This continued for five years; and
still the Tyrians bore the siege, and drank of the water they had out of the
wells they dug." And this is what
is written in the Tyrian archives concerning Shalmaneser, the king of Assyria.
(Volgens
de vertaling van het Grieks naar het Engels door William Whiston:
http://sacred-texts.com/jud/josephus/ant-9.htm )
Flavius
Josephus verhaalt dat Salmaneser V
na de val van Samaria, een beleg van Tyrus begon dat vijf jaar zou duren. Dit vijfjarige
beleg van Tyrus wordt in de eponiemlijsten evenmin net als het beleg van
Samaria, vermeld. Een totaal van acht jaar, dat historisch gedocumenteerd vast
staat, vind men in de betreffende eponiemlijsten niet terug en toont in feite
aan dat de eponiemlijsten historisch/chronologisch onbruikbaar zijn. We kunnen
gerust de gegevens van Josephus historisch hanteren, en op de tijdsbalk invoegen.
De belegering van Tyrus die volgde na de inname van Samaria liep van het jaar 717
tot 712 v. Chr.
En er doet zich met deze
invulling nog een opmerkelijk chronologisch feit voor. De regeringsduur van de
Tyreense vorst Eluleüs van 36 jaar, die Flavius Josephus opgeeft, past chronologisch
alleen, wanneer we willen aannemen dat er hiaten en/of co-regentschappen, in de
Assyrische koningslijst voorkomen. De Feniciër Eluleüs regeerde tot 704 v. Chr.
waarna hij opgevolgd werd door Ethbaal II. Met het jaar 704 v. Chr. als
ankerpunt arriveren we in terugrekenend in het jaar 740 v. Chr. voor het eerste
regeringsjaar van Eleleüs. De voorganger van Eluleüs in Fenicië was Hiram of het
Assyrische Hiru um mu waar Tiglath Pileser III, de voorganger van Salmaneser
V, in zijn annalen naar verwijst.
De werkelijke
regeerperiode van Salmaneser V besloeg een langere periode dan die de
Eponiemlijsten laten verstaan. Zoals uiteengezet in DE ASSYRIOLOGIE HERZIEN,
2012, isbn 978 16 1627 424 5, was Salmaneser V al in 735 v. Chr. door Tiglath
Pileser III als co-regent aangesteld.
Ik verwees al eerder
naar het kleine cilinder in het British Museum (K.38345) met een inscriptie van
Salmaneser V. Dit fragment verwijst naar mijn mening ook naar een natuurcatastrofe
die de oude wereld getroffen heeft:
830. I am Salmaneser the mighty king, king of the universe, king of
Assyria, king of the four regions of the world, viceroy of Babylon, king of
Sumer and Akkad, son of
, king of Assyria; most precious scion of Assyria,
seed of Royalty, of the eternal days
of Borsippa, whose site (?) had been
damaged by the violence of the mighty floods
its damage I repaired and
strengthened its structure.
May Nabu look
upon the temple with delight.
Ik vermoed dat de
verwijzing naar het geweld van machtige vloeden naar de meganatuurcatastrofe
verwijst, die in 722 v. Chr. de wereld trof. Er was namelijk een aantoonbare
cyclus van meganatuurcatastrofes aan de hand, die gedurende een lange periode de
wereld trof. Het jaar van de beschadiging van de tempel van Nabu te Borsippa
dateer ik in het jaar 722 v. Chr., met de meganatuurcatastrofe die de wereld
toen, in het sterfjaar van koning Achaz van Juda, trof. Zie het artikel op dit
blog van 20-01-2014: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor
Christus. Dertien jaar eerder in het jaar 735
v. Chr. begon Salmaneser V zijn co-regentschap met Tiglath Pileser III en in
dat jaar trof bovendien ook al een meganatuurcatastrofe de oude wereld.
Een
reconstructie van de regeerperiode van Salmaneser V geeft met de informatie die
we uit de Bijbel hebben, samen met de historische gegevens van Flavius Josephus
en de gereviseerde Eponiemlijst, het volgende:
735/734 Tijdens het eponiem van
Bêl-Harran-bêla-usur, de gouverneur van Guzana, veldtocht tegen [...].almaneser [V] beklom de troon.
Voorjaar 735:
meganatuurcatastrofe
734/733 Tijdens het eponiem van
Marduk-bêla-usur, de gouverneur van Amedi, de koning bleef in het land.
733/732 Tijdens het eponiem van Mahde,
de gouverneur van Nineveh, veldtocht tegen [Shamarain].
732/731 Tijdens het eponiem van
Aur-imanni, de gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen [Shamarain].
731/730 Tijdens het eponiem van
almaneser, de koning van Assyrië, veldtocht tegen [Shamarain].
730/729 Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya,
de opperbevelhebber.
729/728 Tijdens het eponiem van
Nabû-taris, de gouverneur van [...]ti.
728/727 Tijdens het eponiem van
Aur-nirka-da'in, de gouverneur van [...]ru.
- HIAAT VAN RUIM TIEN JAAR IN DE
EPONIEMLIJSTEN TOT OP SARGON II -
721/720 Sargon I tot co-regent van
Salmaneser V aangesteld.
Voorjaar 720: begin belegering van
Samaria
720/717 Belegering Samaria door het
leger van Salmaneser V. De co-regent Sargon II rukt met een tweede Assyrisch
leger naar de Middellandse Zeekust op en belegerd Asdod.
717 Val van Samaria
717/712 Belegering van Tyrus door
Salmaneser V
In mijn studie DE
ASSYRIOLOGIE HERZIEN laat ik Salmaneser V op post blijven tot het voorjaar van
686 v. Chr. Zijn opvolger Sargon II regeerde vanaf 720 v. Chr. als co-regent.
In het jaar 710 v. Chr. werd het zelfs een waar triumviraat wanneer Sanherib
eveneens als co-regent aantrad. De Bijbel verwijst voor deze periode enkele
malen naar de koningen van Assyrië, in het meervoud. In het 736 v. Chr. schreef
koning Achaz van Juda een brief aan de koningen van Assur in het meervoud:
2 Kronieken 28:16
In
die tijd zond koning Achaz het verzoek tot de koningen van Assur om hem te
helpen.."
Ten tijde van het
hulpverzoek van Achaz zat dus meer dan één vorst op de troon van Assur. In mijn
variant waren dit Tiglath Pileser III en Salmaneser V. En in het jaar 709 v.
Chr. verwees koning Hizkia van Juda naar de koningen van Assur in het meervoud:
2 Kronieken 32:1-4
Na
deze gebeurtenissen, waarin Jehizkia 's trouw bleek, rukte Sanherib, de koning
van Assur, op. Hij trok Juda binnen
en zeide: Waarom zouden de koningen van
Assur bij hun komst zoveel water vinden
Volgens mijn variant
waren de koningen van Assur in 709 v. Chr.: Sanherib, Sargon II en Salmaneser
V. Sanherib belegerde dat jaar Jeruzalem en Sargon zat achter Merodach Baladan
van Babylon, aan.
De orthodoxie meent ook
Salmaneser V te kunnen identificeren met de Babylonische koning Uloulaios van
de Ptolemeüs-canon. Hierna volgt het relevante gedeelte van de canon:
Nabonassar 14 feb747/feb733
Naboe
nadin zir 2 feb733/feb731
Ukinzer,
Poros 5 feb731/feb726
Uloulaios 5 feb726/feb721
Merodach
Baladan 12 feb721/feb709
Arkeanos 5 feb709/feb704
Maar op basis van wat we
uit de Bijbel en de werken van Flavius Josephus weten, is er geen reden meer om
de moeilijke identificatie met Uloulaios te zoeken. We kunnen gerust Uloulaios
als een Babyloniër op de troon van Babylon laten. Hoogstwaarschijnlijk volgde
Salmaneser V de politiek van zijn voorganger Tiglath Pileser III die met een
schatplichtig Babylon vrede nam.
Er doet zich in deze
revisie van de geschiedenis van de oudheid nog een merkwaardigheid voor. In de
geciteerde Ptolemeüs-canon kwamen we de naam Merodach Baladan tegen, die twaalf
jaar over Babylon regeerde van 20 februari 721 tot 16 februari 709 v. Chr.
Koning Merodach Baladan van Babylon wordt in de Bijbel vermeld:
2 Koningen 20: 12 Te
dien tijde zond Berodak-Baladan, de zoon
van Baladan, de koning van Babel, gezanten met een brief, en een geschenk
aan Hizkia, want hij had gehoord, dat deze ziek geweest was. 13 En Hizkia
hoorde naar hen en hij liet hun zijn gehele schathuis zien: het zilver en het
goud, de specerijen en de kostbare olie, zijn gehele tuighuis en alles wat zich
onder zijn schatten bevond. Er was niets in zijn paleis en in zijn gehele rijk,
dat Hizkia hun niet liet zien. (NBG Vertaling 1951)
Chronologisch plaatsen
we deze beschreven gebeurtenis op de tijdsbalk, na de belegering van Jeruzalem
door de Assyriër Sanherib in het veertiende regeringsjaar van Hizkia. Het is
daarna dat Hizkia ziek werd en er daarop door de HERE God, vijftien jaar aan
zijn leven werden toegevoegd. Het bezoek van de gezanten van de koning van
Babel Merodach Baladan geschiedde aldus in het jaar okt709/sep708 v. Chr. en
valt aldus binnen de opgegeven regeerperiode volgens de Ptolemeüs-canon.
In de constructie van
Edwin R. Thiele bezoekt het Babylonische gezantschap Hizkia in het jaar 701/700
v. Chr. wat volledig buiten de regeerperiode van Merodach Baladan valt. Een
anomalie waar in ordening van de koningen van Israël en Juda door Thiele op de
tijdsbalk geen verklaring voor is en waar stilzwijgend aan voorbij wordt gegaan.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|