2 Koningen 18:9 In het vierde jaar van koning Hizkia dat
is het zevende jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israël trok Salmanassar, de koning van Assur, op tegen
Samaria en sloeg het beleg ervoor. 10 Men nam het in na verloop van drie jaren;
in het zesde jaar van Hizkia dat is het negende
jaar van Hosea, de koning van Israël werd Samaria ingenomen. 11 De
koning van Assur voerde Israël in ballingschap naar Assur en bracht hen naar
Chalach, Chabor, de rivier van Gozan en de steden der Meden, 12 omdat zij niet
hadden geluisterd naar de HERE, hun God, maar zijn verbond hadden overtreden:
al wat Hij aan Mozes, de knecht des HEREN, had geboden; zij hadden er niet naar
geluisterd en het niet gedaan. 13 In het
veertiende jaar van koning Hizkia trok Sanherib, de koning van Assur, op tegen alle versterkte steden van Juda en
bezette ze. (NBG Vertaling 1951)
Het geciteerde Bijbelcitaat verankert de
chronologie van de koningen van Israël en Juda op de tijdsbalk met elkaar en
met twee Assyrische koningen: Salmaneser V en Sanherib. Als men dit
Schriftwoord herleest, blijft er weinig stof tot eventuele chronologische discussie
over. In het vierde regeringsjaar van koning Hizkia van Juda, staat er
geschreven, trok de Assyriër Salmaneser met zijn leger op tegen Samaria en begon
een belegering die drie jaar zou duren. Het vierde jaar van Hizkia van Juda was
gelijk aan het zevende jaar van Hosea van Israël. Samaria, de hoofdstad van het
tienstammenrijk, werd door de Assyriërs ingenomen in het negende jaar van Hosea
wat het zesde jaar van Hizkia was of 717 v. Chr. (Over het chronologisch
berekenen van dit jaartal op de tijdsbalk schreef ik al eerder op dit blog op
31-01-2014 een artikel: Honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen.)
In het veertiende regeringsjaar van Hizkia (709 v. Chr.) trok de Assyriër
Sanherib met zijn leger tegen Jeruzalem op.
Nochtans werd dit duidelijk Schriftgedeelte door
de chronoloog Edwin R. Thiele in zijn boek: The
Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951, afgewezen.
Thiele verkondigde zondermeer, dat het Bijbelcitaat van 2 Koningen 18 fout is
en als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd.
Waarom deze gedurfde drieste uitspraak van
Thiele? De reden was dat het Bijbelcitaat van 2 Koningen niet paste in de
Assyrische koningslijst en haar chronologische gegevens, die in de eerste helft
van de twintigste eeuw door de archeologie tevoorschijn was gebracht. Een bijna
volledige lijst van Assyrische koningen kwam te Khorsabad in het gebied van het
oude Assur, van onder het zand te voorschijn en werd astronomisch via een
vermelding naar een vermeende zonsverduistering over Nineveh, verankerd op de
tijdsbalk met het jaar 763 v. Chr.
Het was in het tiende regeringsjaar van koning
Assur Dan, ten tijde van het eponiem van Bur Sagale dat een zonsverduistering
over Nineveh opgetekend stond. Astronomen berekenden vervolgens dat in het jaar
763 v. Chr. er een zonsverduistering over het gebied van Nineveh was geweest.
Vanaf deze datum werden alle eponiemen naar voor en naar achter, op de
tijdsbalk geplaatst. Men ging er van uit dat een eponiem een ambtenaar was naar
wie een bepaald jaar genoemd werd, met de belangrijkste gebeurtenis van dat
jaar, er aan verbonden. En men ging er (foutieve-lijk) van uit dat er geen
Assyrische koningen in de lijst ontbraken, dat er aldus nooit een
Damnatio-Memoriae in Assyrië was uitgevoerd.
Eponiemlijsten zijn samengesteld vanaf het jaar 892
tot het jaar 648 v. Chr., een belangrijke periode ook in de geschiedenis van de
Bijbelse koningen van Israël en Juda. De ordening van de Assyrische koningen op
de tijdsbalk verwierf zulk een wetenschappelijk gezag dat deze voor Thiele meer
autoriteit had dan de Bijbel. Thiele had dus niet als vertrekbasis dat de
Bijbel door God geïnspireerd is en historisch correct. Niettemin worden de
jaartallen van Thiele in vele naslagwerken gehanteerd en dit omdat ze handig
zijn en in overeenstemming met de gezaghebbende wetenschap; de Assyriologie. Vele
bekende en gehanteerde data, zoals de dood van Salomo in 931 v. Chr. en de
Exodus in het jaar 1447 v. Chr., zijn het resultaat van Thiele s
chronologische constructie.
De Bijbelse chronologische gegevens zoals onder
andere het citaat uit 2 Koningen hoofdstuk 18 staan echter haaks op de
Assyrische gegevens. Edwin R. Thiele (1895/1986) maakte niettemin zijn spijtige
keuze: het Bijbelcitaat van 2 Koningen
18 is fout is en laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd.
Het is nochtans mogelijk een correcte
chronologie op te bouwen. Het vertrekpunt moet echter zijn dat de Bijbelse
gegevens correct zijn, en dat er fouten in de Assyrische gegevens zitten.
Volgens het Bijbelcitaat van 2 Koningen 18 is de
Assyrische koning Salmaneser V de
veroveraar van Samaria en is hij verantwoordelijk voor de wegvoering van de
tienstammen in ballingschap. Volgens de Assyrische annalen is Sargon II echter, de opvolger van Salmaneser V, degene die
de tien stammen in ballingschap wegvoerde. Wie heeft hier gelijk? De aantoonbare
geschiedvervalser Sargon II of de Kroniekschrijver van het Bijbelboek 2
Koningen? Sargon II was een usurpator die
verantwoordelijk is voor het aanpassen van de geschiedenis van Assur. Sargon s
naam betekent: de legitieme koning, wat achterdocht zou moeten opwekken. Niet
hij voerde de tien stammen van Israël in ballingschap weg, maar Salmaneser V.
Daar waar men in de Bijbel meerdere
chronologische verankeringen met de koningen van Babylon Nebukadnezar en diens
opvolger Ewil Merodach vindt, is er geen enkel
Bijbelcitaat dat de koningen van Israël en Juda met een Assyrische koning echt
chronologisch op de tijdsbalk verbindt. Waarom niet? Ik vermoed omdat er in de
achtste eeuw voor Christus één en al chaos en anarchie in Assyrië heerste. In
het jaar 776 v. Chr. was er volgens de Bijbel, een Assyrische koning geweest
die zich op de prediking van de Hebreeuwse profeet Jona, tot de God van Israël
voor uitredding had gekeerd. De aangekondigde ramp werd toen afgewend maar in
een cyclus van meganatuurcatastrofes zouden er nog rampen volgen. De Assyrische
koning ten tijde van het jaar 776 v. Chr. werd ongetwijfeld uit de lijst van
Assyrische koningen verwijderd, een damnatio memoriae uitgevoerd. Zie het artikel
op dit blog van 29-01-2014: de profeet Jona te Nineveh. Daarnaast leert
de Bijbel dat ten tijde van koningen Achaz en Hizkia van Juda er meer dan één
koning op de troon van Assyriër zat. De koningen van Assur worden in de
betreffende Bijbelgedeelten, in het meervoud vermeld.
De Assyriologie heeft als wetenschap inmiddels
zo een groot gezag verworven dat het zelfs nieuwe Bijbelvertalingen beïnvloed.
Een voorbeeld zijn de Bijbelse Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser III
die volgens de Statenvertaling op basis van de Hebreeuwse grondtekst, terecht
twee onderscheiden koningen zijn. De nieuwe vertaling echter, NBG 1951 en NBV
2004, heeft op basis van de Assyriologie ze als één en dezelfde koning
vertaald. Daar waar de grondtekst wel degelijk en heeft zoals de SV
weergeeft. Hierna de betreffende Bijbelcitaten:
1 Kronieken 5:26 Zo
verwekte de God Israëls den geest van Pul, den koning van Assyrië, en
den geest van Tiglath-Pilnéser, den koning van Assyrië, die voerde hen
gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven
stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de
rivier Gozan, tot op dezen dag. (Statenvertaling)
1 Kronieken 5:26 wekte
de God van Israël de geest op van Pul, de koning van Assur, namelijk de geest van Tillegatpilneser,
de koning van Assur, en deze voerde hen weg: de Rubenieten, de Gadieten en de
helft van de stam Manasse. En hij bracht hen naar Chalach, Chabor, Hara en de
rivier van Gozan, waar zij zijn tot op de huidige dag. (NBG Vertaling 1951)
1 Kronieken 5:26
..Daarom zette de God van Israël koning Pul van Assyrië, ook bekend als Tiglatpileser,
ertoe aan om hen als ballingen weg te voeren. Hij bracht hen naar Chalach,
Chabor, Hara en de rivier van Gozan, en daar wonen ze tot op de dag van
vandaag. (De Nieuwe Bijbelvertaling NBV 2004)
Een ander voorbeeld is de Bijbelse Assyrische
koning Jareb die door de profeet Hosea vermeld wordt. De Statenvertaling hield
zich aan de Hebreeuwse grondtekst en vermeldde Jareb als eigennaam. Het is echter
een naam die niet in de Assyrische koningslijst voorkomt en dus maakte de NBG
Vertaling er een metafoor van: Strijdlust. En de NBV vertaalde het Hebreeuwse
JAREB met Kemphaan. Alsof de Assyrische koningsnaam Sargon, wat de legitieme
koning betekent uit de Assyrische koningslijst, geen metafoor zou zijn?
Hosea 5:13 Als Efraïm zijn krankheid zag, en
Juda zijn gezwel, zo toog Efraïm tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die zal ulieden
niet kunnen genezen, en zal het gezwel van ulieden niet helen.
(Statenvertaling)
Hosea 5:13 Toen Efraïm zijn krankheid zag, en
Juda zijn gezwel, ging Efraïm naar Assur en zond boden naar koning Strijdlust. Deze echter kan u
geen genezing schenken, en zal het gezwel van u niet wegnemen. (NBG Vertaling
1951)
Hosea 5:13 Toen Efraïm merkte hoe ziek het was,
en Juda zijn zwerende wonden zag, wendde Efraïm zich tot Assyrië om hulp te
zoeken bij koning Kemphaan. Maar die
kan geen genezing brengen, die heeft geen middel tegen hun kwalen. (NBV
Vertaling 2004)
De conclusie moet zijn
dat de Assyrische Khorsabad-koningslijst niet volledig is. Dat er namen
ontbreken, dat er meer dan één keer een damnatio memoriae, door Assyrische
kroniekschrijvers is toegepast geworden. En aldus moeten we de verkorte
chronologie van de koningen van Israël en Juda, door Thiele gefabriceerd ter
inlassing in het Assyrische model, opgeven en terugkeren naar de normale
chronologie van de Bijbelse koningen, zoals de historische boeken van de Bijbel
het leert. De Assyrische chronologische gegevens dienen aangepast aan de
Bijbelse gegevens en niet andersom.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|