Micha 1:1
Het woord des HEREN, dat tot Micha, de Morastiet, kwam in de dagen van Jotham,
Achaz, Jehizkia, koningen van Juda, hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en
Jeruzalem.
De naam
van de profeet Micha is een verkorte vorm van de naam Michajah wat betekent: Hij
die is als de HERE". Zoals het eerste vers hierboven geciteerd, trad de
profeet op in dagen van de koningen van Juda: Jotham, Achaz en Jehizkia. Op de
tijdsbalk zitten we voor deze koningen in de jaren van 750 tot 694 v. Chr. Zie het artikel
op deze blog van 15-05-2014 over de chronologie van de koningen Jotham en Achaz
en
het artikel van 22-05-2014 voor de kroniek van de koning van Juda: Hizkia.
Dat maakt van de profeet Micha een tijdgenoot van de profeet Jesaja. De
bediening van Jesaja duurde langer in tijd aangezien deze profeet zijn
bediening al een generatie eerder, in de dagen van koning Uzzia van Juda,
begon.
Jesaja
1:1 Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en
Jeruzalem in de dagen van Uzzia,
Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.
In het
eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Micha lijkt het dat Micha (1:2-4) zijn
bediening begon ten tijde van een meganatuurcatastrofe. Ik vermoed dat het de
catastrofe van het jaar 748 v. Chr. was (Genesis versus Egyptologie, hoofdstuk
22) die de bediening van Micha zag aanvangen. Het was dan nog 31 jaar tot de
val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in Assyrische
ballingschap (Micha 1:5-7). Zie ook het artikel op deze blog van 31-01-2014:
Honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen.
Sommige
van de oordeel-aankondigingen over Juda en Samaria zijn bij de profeten Micha
en Jesaja dezelfde. Dit was voer voor de Bijbelkritiek, wanneer deze in de
tweede helft van de negentiende eeuw echt op gang kwam. De profeten zouden van
elkaar gekopieerd hebben enz. Voor iemand die gelooft dat de Bijbel het Woord
van God is, is dit uiteraard onzin. Het gaat hier tenslotte niet om de woorden
van de profeten maar om het Woord van God dat Hij via deze mensen doorgaf.
Paulus
aan de Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele
malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2
heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij
gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld
geschapen heeft.
Net
zoals Paulus eertijds aan de Hebreeën schreef dat God vele malen en op vele
wijzen tot de profeten sprak, is het logisch dat dezelfde boodschap met
dezelfde woorden is doorgegeven.
De
brief van Paulus aan de Hebreeën is overigens nog zo een voorbeeld van ijdel
gepraat van de Bijbelkritiek. Aangezien de brief aan de Hebreeën in ons Nieuwe
Testament geen afzender opgeeft mag/moet/kan er getwijfeld worden aan de
identiteit van Paulus als briefschrijver. En de brief van Paulus aan de
Hebreeën waar de apostel Petrus naar verwijst, zou dan verloren gegaan zijn?
2
Petrus 3: 14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting,
onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, 15 en houdt de
lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u
geschreven heeft, 16 evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen
spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en
onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de
overige schriften.
Dit is bij
de studie van de Bijbelboeken niet mijn uitgangspunt. Met dit artikel wil ik een
bijzonder chronologisch onderdeel van de profeet Micha behandelen. De tijdskloof namelijk die er zit in tussen
vers 2b en vers 3 van het hierna volgende citaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt
gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een
heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der
eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren
zal, gebaard heeft.
(
Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het overblijfsel zijner broederen
terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal
Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam
des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn
tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
De
profetie van Micha over de geboorteplaats van de Messias of Christus is
wereldwijd bekend vanwege het Kerst-gebeuren. Het gehucht Bethlehem is de
plaats waar de Heiland in het jaar vijf voor Christus in de vijfde maand Ab
(juli/augustus) geboren werd. (zie het artikel op deze blog van 28-01-2014: Wanneer
werd de Heiland geboren?) Toen de Magi uit het Oosten aan het hof
van Herodes de Grote navraag kwamen doen naar de geboorte van de Koning der
Joden werd op bevel van Herodes de Joodse Schriftgeleerden er bij gehaald die
daarop aan Herodes de Boekrol van de profeet Micha citeerden:
Matteüs
2:1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van
koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2 en vroegen:
Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het
Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3 Toen koning
Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4 En hij
liet al de over-priesters en Schriftgeleerden van het volk vergaderen en
trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5 Zij zeiden
tot hem: Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6 En gij, Betlehem, land van Juda, zijt
geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman
voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.
De
evangelist Matteüs die zijn geschiedenis van de eerste komst van de Christus in
het Grieks neerschreef gebruikte voor het citaat van de profeet Micha, de
Griekse Septuagint LXX vertaling, en vandaar het verschil in schrijfwijze
tussen het citaat van Micha uit het Hebreeuwse Oude Testament zoals het door de
Masoreten is overgeleverd en de Griekse vertaling van de LXX.
De
Statenvertaling is de Hebreeuwse grondtekst trouw gebleven en geeft het citaat
als het volgt weer:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van
Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en
Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De NBG
Vertaling van 1951 heeft hier de Statenbijbel gevolgd.
NBG 5:1
En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong
is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De
juiste vertaling is belangrijk voor het eenvoudig herkennen van juist wie in de
profetie, de beloofde Heerser is. Het is namelijk de Messias/ Gezalfde/ Christus,
de Zoon van God, de HERE God zelf, die mens werd en het kleinste dorp van Juda
uitkoos voor Zijn geboorte in de wereld.
Micha
5: 2
Daarom zal Hij hen prijsgeven tot
de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft.
De
voorzegging van de profeet Micha was nochtans een oordeel-aankondiging voor
zijn tijdgenoten. Het volk van Juda dat zijn eigen weg ging zou in ballingschap
naar Babylon weggevoerd worden. Zij zouden prijs gegeven worden:
Micha
4:10 Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want
thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, en gij zult
naar Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden; daar zal de HERE u
verlossen uit de macht van uw vijanden.
De
profeet Jesaja, de tijdgenoot van de profeet Micha had dezelfde boodschap voor
het volk:
Jesaja
39: 6 zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw
vaderen opgestapeld hebben tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd.
Niets zal er overblijven, zegt de HERE. 7 En van uw zonen, die uit u voortkomen
zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het
paleis van de koning van Babel.
Ik
herhaal nogmaals; dit is geen plagiaat, maar twee profeten die vanwege de ernst
van de zaak, hetzelfde oordeel aankondigen. En de profeet Micha verwittigde het
volk dat zij door God prijsgegeven zouden worden tot de tijd, dat zij die baren
zal, gebaard heeft.
En dit is in de geschiedenis van Israël letterlijk
uitgekomen. Na Babylon, namen de Meden en de Perzen de heerschappij over,
gevolgd door de Grieken en daar vanaf 63 v. Chr. de Romeinen.
Micha 3:12
Daarom zal om uwentwil Sion als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal
worden tot steenhopen, ja de tempelberg tot woudhoogten.
Er
waren in de lange periode vanaf de Babylonische Ballingschap (605/536 v. Chr.)
tot aan de Romeinse periode (63 v. Chr.) af en toe lichtpuntjes zoals de
terugkeer van een overblijfsel uit de ballingschap, de herbouw van de tempel
onder Ezra en Nehemia tijdens de Perzische heerschappij. Maar het koningschap
was verdwenen. Wat bleef was de belofte van het herstel. Voor een gelovig
overblijfsel van Israël was het nu wachten op degene die baren zou, op de geboorte van de Gezalfde, de Koning
der koningen.
De
profeet Jesaja had degene die baren zou eveneens voorspeld:
Jesaja
7: 14
Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden
en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.
In het
Nieuwe Testament wordt deze profetie vervuld in Maria van het huis van David.
Zie Lucas 1:26-38 en Matteüs 1;18-25
En de
profeet Jesaja geeft twee verschillende facetten van de verwachte Heerser door;
een Heerser namelijk maar tegelijkertijd ook een Knecht.
Jesaja
53: 1
Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN
geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een
wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem
zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. 3
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met
ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en
wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen,
en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door
God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was
op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen
dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE
heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld,
maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat
ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn
scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
Maar nu
verder met de profetie van Micha. Ik herhaal voor de goede orde nogmaals het
Bijbelcitaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is
van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die
baren zal, gebaard heeft
(
Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het
overblijfsel zijner broederen terugkeren
met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan
en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN,
zijns Gods; en
zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de
einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
Het
profetisch Bijbelgedeelte van vers 2b en verder is tot op heden niet vervuld
geworden. De Heer Jezus Christus werd als Gezalfde, als Messias bij zijn eerste
komst door zijn generatie afgewezen met als een gevolg dat de belofte van
herstel uitgesteld werd. Zie het artikel op deze blog van 02-06-2014: DE JOODSE
JAARTELLING ANNO MUNDI 5774. In de tussentijd wordt al bijna
gedurende twintig eeuwen de EKKLESIA uitgeroepen, en kennen we daarnaast het
verdeelde Christendom.
De
belofte van een derde herstel van het koningschap van Israël van de profeten
zoals o.a. Micha, blijft echter geldig. De Joden die in 70 AD in een
wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in deze volken-zee bewaard gebleven (wat
in wezen wonderlijk is), zij het dikwijls onder heel zware verdrukking. Sinds
1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude land der vaderen:
Israël. Een nationaal herstel dat echter onder grote moeilijkheden gehandhaafd
wordt. De belofte van de profeet Micha:
en zij zullen rustig wonen, want nu
zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn., ligt
nog ver weg. Hier gelden namelijk andere wetmatigheden.
Onder
diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de
Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de seculiere
staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van het derde
millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. En regelmatig loopt
men de laatste zestig+ jaar, op de te verwachten feiten vooruit. Zie het artikel
op deze blog van 20-05-2014: DE PROFEET JOEL EN DE TETRADE VAN BLOEDRODE MAANSVERDUISTERINGEN
IN 2014/2015?
Er zijn
namelijk wetmatigheden die bepalen wanneer de profetie(en) hun volledige
vervulling zullen zien. Zie o.a. mijn werk: De Apocalyps: de zeventigste
jaarweek van Daniël: http://www.shopmybook.com/nl/ROBERT-DE-TELDER/APOCALYPS%2C-de-70ste-jaarweek-van-Dani%C3%ABl
Het
hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Hosea verklaart in een notendop hoe
het allemaal in de toekomst in zijn werk zal gaan.
Micha
5:15b.. Ik
zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer
het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de
HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal
ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage
zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij
willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is
zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land
besproeit. (NBG Vertaling 1951)
De
uitleg van dit Bijbelcitaat zou als het volgt kunnen gegeven worden: in vers
15b wordt de Hemelvaart van de Messias in 30 AD beschreven: Ik zal heengaan,
Ik wil wederkeren naar mijn plaats. Het woord: totdat slaat op de tijdskloof
van inmiddels 1984 jaar. Wanneer het hun bang te moede is, slaat op een
komende verdrukking waaruit zij op God zullen roepen. Hoofdstuk 6:1 leert de
collectieve bekering op één dag van een rest van Israël. En volgens vers 2 is
er onder de rest van Israël dan een kennen, een weten van wat er twee dagen of
tweeduizend jaar eerder in het jaar 30 AD gebeurd is en beseft men vanaf dat
ogenblik dat de derde dag van de wederoprichting aller dingen nabij is.
Dan pas
zal ook de profetie van Joël haar volledige vervulling kennen:
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen
mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde,
bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon
zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en
geduchte dag des HEREN komt. 32 En het
zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden,
want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd
heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG
1951 vertaling)
De
geciteerde profetie van Joël gaat pas in vervulling op het einde van de
Bijbelse eindtijd-periode en aldus niet anno 2014/2015 zoals een aantal
data-hoppers tegenwoordig beweren. Al de profetische Bijbelcitaten van dit
artikel hebben trouwens betrekking op de eindtijd-periode met een duur van zeven
jaar. Deze periode is dan nog eens verdeeld in twee schijven van 3 ½ jaar. De
Grote Verdrukking of Jacob s benauwdheid vangt aan in de helft van de
zevenjarige eindtijd-periode.
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien
tijde, wanneer
Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal
Ik alle volken verzamelen en
afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht
treden
(NBG 1951 vertaling)
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd.
Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige
eindtijdperiode, de 70ste jaarweek van de profeet Daniël. Zie het artikel
van 04-04-2014 op deze blog: DE 70 JAARWEKEN VAN DANIEL.
En het hierna
volgende citaat is niet het al lang gehoopte Utopia, maar een in de Bijbel
beloofd Vrederijk dat pas werkelijkheid zal worden bij de komst van de Messias.
Micha 4:1 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de
berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal
verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen, 2 en
vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des
HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen
en opdat wij zijn paden bewandelen. Want
uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal
richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre
landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot
snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij
zullen de oorlog niet meer leren. 4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder
zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de
mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken.
Dan pas
zal de volledige profetie van Micha hoofdstuk 5, waar we momenteel een
tijdskloof van 2700 jaar in herkennen, in vervulling gaan. De lange tijdskloof
wordt door de profeet Hosea duidelijk weergegeven:
Hosea
3: 4
Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder
vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. 5 Daarna
zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun
koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil in de dagen der toekomst.
Maar
eens, op Gods tijd, wordt de profetie van Micha werkelijkheid:
Micha 5:2b.. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de
Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en
hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns
Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden
der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt.
Wanneer
we dit Bijbelcitaat vers per vers in ogenschouw nemen dan merken we vooreerst
de uiteindelijke terugkeer van een overblijfsel van alle stammen van Israël
naar het land. Een land dat dan vrede kent nadat de Assyriër van de eindtijd er
door geraasd heeft. Vers vier van het Bijbelcitaat hierboven, heeft zich in de
geschiedenis van het oude Israël nooit voorgedaan. Dit betekent, wanneer naar
onze tijd getransponeerd, dat er noordelijk van de moderne staat Israël in de
toekomst nog een nieuwe staat tot stand zal komen: het Assyrië van de eindtijd
met aan het hoofd de koning van het Noorden van de profeet Daniël (11:40-45).
Sefanja
2:13 En Hij zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur
te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn.
Het
slot van het Bijbelboek Micha is hoopgevend:
Micha
7: 19
Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden
vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. 20 Gij
zult trouw bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van
oude dagen af aan onze vaderen hebt gezworen.
In het
geprofeteerde Vrederijk zal ook een overblijfsel van de Volken hun plaats en
hun herstel vinden:
Jesaja
19:23 Te dien dage zal er een
heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in
Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de
derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat
de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn
volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|